Regeling vervallen per 14-06-2013

Handhavingsverordening Werk en Inkomen 2010

Geldend van 12-07-2010 t/m 13-06-2013

Intitulé

Handhavingsverordening Werk en Inkomen 2010

De raad van de gemeente Purmerend,

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d.,

gelet op de Wet werk en bijstand (WWB), de Wet investeren in jongeren (WIJ), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ)

overwegende, dat de gemeenteraad op grond van het bepaalde in artikel 8a WWB, artikel 12 WIJ, artikel 35 IOAW en artikel 35 IOAZ verplicht is bij verordening regels te stellen voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van uitkeringen, alsmede van misbruik en oneigenlijk gebruik van deze wetten;

besluit:

vast te stellen de "Handhavingsverordening Werk en Inkomen 2010"

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepaling

  • 1. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand (WWB), de Wet investeren in jongeren (WIJ), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

  • 2. In deze verordening wordt verstaan onder uitkering: algemene bijstand, bijzondere bijstand en langdurigheidstoeslag ingevolge de WWB of een inkomensvoorziening ingevolge de WIJ, de IOAW en de IOAZ.

Hoofdstuk 2 Fraudepreventie en controle

Artikel 2 Voorlichting, communicatie en controle bij aanvraag

Het college stelt een uitvoeringsplan van de afdeling Werk en Welzijn vast, waarin onder meer aandacht wordt besteed aan fraudepreventie. Onderdeel daarvan is de wijze waarop het college belang¬hebbenden informeert over de rechten en plichten die aan het ontvangen van een uitkering zijn verbonden, en over de consequenties van misbruik en oneigenlijk gebruik. Daarnaast beschrijft het college in het uitvoeringsplan ten minste de wijze van controle bij de aanvraag, de handelwijze bij inconsistenties in de aanvraag, alsmede het gebruik van risicoprofielen bij de beoordeling van de aanvraag. Het college stelt tevens beleidsregels vast voor het terugvorderen en het verhaal van bijstand en van de kosten van inkomensvoorzieningen.

Artikel 3 Controle tijdens en na beëindiging van de bijstand

Het college voert onderzoeken uit om de rechtmatigheid van de uitkering te controleren, alsmede onderzoeken naar de wederzijdse verplichtingen na beëindiging van de uitkering, binnen door het college nader te bepalen termijnen en neemt op basis daarvan besluiten met betrekking tot de rechtmatigheid van de uitkering en de wederzijds tussen het college en de belanghebbende resterende verplichtingen en de afhandeling daarvan.

Artikel 4 Controlemiddelen

  • 1. Het college voert bestandsvergelijkingen uit waarbij actuele gegevens worden gecontroleerd. Op grond hiervan kunnen uitkeringen na verificatie aan veranderde omstandigheden worden aangepast.

  • 2. Het college onderzoekt overige signalen en tips die relevant zijn voor het recht op de uitkering.

Hoofdstuk 3 Gevolgen bij fraude

Artikel 5 Verlaging van de uitkering

Indien belanghebbende onjuiste, onvolledige of in het geheel geen inlichtingen verstrekt die van belang zijn of kunnen zijn voor de hoogte, de duur of de voortzetting van de uitkering, verlaagt het college de uitkering, conform hetgeen hierover is bepaald in de Afstemmingsverordening Wet werk en bijstand 2009 en de Afstemmingsverordening Wet investeren in jongeren 2010, onverminderd de mogelijkheid tot terugvordering van de eventueel ten onrechte ontvangen uitkering.

Artikel 6 Aangifte bij het Openbaar Ministerie

Indien een gedraging van belanghebbende als bedoeld in artikel 5 leidt tot benadeling van de gemeente, doet het college, onverminderd de mogelijkheid de uitkering te verlagen en de ten onrechte ontvangen uitkering terug te vorderen, aangifte bij het Openbaar Ministerie, in overeenstemming met de door het Openbaar Ministerie op dit punt gehanteerde uitgangspunten.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 7 Nadere regels

Het college is bevoegd nadere regels te stellen met betrekking tot het bepaalde in deze verordening.

Artikel 8 Onvoorziene omstandigheden

In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 9 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 10 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: "Handhavingsverordening Werk en Inkomen 2010".

Artikel 11 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking op de dag na die van publicatie.

  • 2. Op deze datum wordt de Handhavingsverordening Wet werk en bijstand 2009 ingetrokken.

    Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 1 juli 2010

    de griffier, J.F. Kamminga

    de voorzitter, D. Bijl

    Toelichting

    Algemeen.

    In de Wet werk en bijstand (WWB) is de verplichting tot handhaving van regels, zoals die golden in de Algemene bijstandswet (Abw), losgelaten en omgezet in een "kan bepaling". Hiermee krijgt de gemeente de bevoegdheid om haar eigen regels te bepalen omtrent handhaving. De raad stelt op hoofdlijnen

    het beleid rond handhaving vast door middel van de Handhavingsverordening Wet werk en bijstand

    en geeft daarmee de gelegenheid om nadere invulling te geven aan de verordening in de vorm van

    een uitvoeringsplan. Voor vordering en verhaal zijn beleidsregels geformuleerd, welke op 7 september 2008 in werking zijn getreden.

    De verordening sluit zoveel mogelijk aan op de huidige wet en gemeentelijk beleid. Bij het bepalen

    van het uitvoeringsplan van de Gemeentelijke Sociale Dienst zal een verdieping plaatsvinden van de verordening, die zal zijn toegespitst op een sluitende aanpak van fraude.

    In deze toelichting wordt per hoofdstuk nader ingegaan op de Handhavingsverordening Wet werk en bijstand.

    Hoofdstuk 2 gaat over fraudepreventie en controle. Het bestrijden van fraude verlegt zich meer en meer naar het moment waarop de potentiële klant een beroep doet op bijstand. Een goede controle op de aanvraag voorkomt dat klanten ten onrechte in de bijstand komen. De controle wordt voorafgegaan door voorlichting en heldere communicatie over het fraudebeleid van de dienst.

    Controle op de aanvraag kan onder andere vorm worden gegeven door huisbezoeken en het gebruik van het Structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (SUWI)-net, waarin actuele gegevens staan van potentiële klanten met betrekking tot inkomen uit loon of uitkering. Ook gaat het in dit hoofdstuk over de controle tijdens de bijstandsuitkering en na de beëindiging. In het uitvoeringsplan van de afdeling zullen de termijnen waarbinnen deze onderzoeken moeten worden verricht en de voorwaarden waaronder, worden beschreven. Dit uitvoeringsplan beslaat meerdere jaren en wordt aangepast op het moment dat daar vanuit de uitvoering aanleiding toe is.

    Verder bepaalt dit hoofdstuk de wijze waarop fraude wordt bestreden tijdens de uitkering. Middelen die hiervoor worden ingezet, zijn de bestandkoppelingen met de belastingen en het Inlichtingenbureau.

    Ook worden bij de bestrijding risicoprofielen ingezet. Zodoende kunnen voor de koppeling klanten

    worden geselecteerd die passen binnen een risicoprofiel. Deze aspecten worden in het uitvoeringsplan van de afdeling opgenomen.

    Hoofdstuk 3 regelt de verlaging van de uitkering, conform de Afstemmingsverordening, als betrokkene niet aan verplichtingen voldoet of ten onrechte bijstand heeft ontvangen. Daarnaast wordt aangifte van fraude gedaan bij het Openbaar Ministerie. De voorwaarden voor aangifte zijn in overleg met het Openbaar Ministerie door de landelijke overheid vastgesteld.