Regeling vervallen per 18-03-2014

Vergoedingsregeling voor het verrichten van consignatiediensten

Geldend van 20-08-1999 t/m 17-03-2014

Intitulé

Vergoedingsregeling voor het verrichten van consignatiediensten

Burgemeester en wethouders van Purmerend;

gelezen het voorstel van de directeur Gemeentewerken;

gelet op artikel C4, lid 2 van het Algemeen Ambtenaren Reglement;

gehoord de commissie voor Georganiseerd Overleg en de commissie Personeel, Organisatie, Informatievoorziening en Automatisereng;

besluiten:

vast te stellen

Vergoedingsregeling voor het verrichten van consignatiediensten

Artikel 1

Definities

Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:

  • 1.

    ambtenaar: degene, die consignatiedienst als bedoeld in lid 2, moet verrichten;

  • 2.

    consignatiedienst: de verplichting van de ambtenaar zich volgens rooster buiten zijn normale werktijden binnen door het diensthoofd te bepalen grenzen beschikbaar te houden voor het vervullen van opdrachten als nader door of vanwege de afdelingsmanager te bepalen. Deze consignatiedienst begint op vrijdag aansluitend aan de voor de betreffende ambtenaar geldende werktijd en eindigt de daaropvolgende vrijdag op hetzelfde tijdstip; danwel deze consignatiedienst begint op maandag aansluitend aan de voor de betreffende ambtenaar geldende werktijd en eindigt de daaropvolgende maandag op hetzelfde tijdstip.

  • 3.

    winterseizoen: de periode van de eerste vrijdag na 1 november tot en met de vrijdag die volgt na 21 maart, waarin de daarvoor aangewezen ambtenaren zich beschikbaar dienen te houden voor het verrichten van consignatiediensten als bedoeld in lid 2, ten behoeve van de gladheidsbestrijding.

Artikel 2

  • 1. Voor het verrichten van consignatiediensten wordt door of namens de afdelingsmanager minimaal één maand tevoren een rooster vastgesteld, telkens voor een tijdvak van ten minste drie maanden, zodanig, dat niet iedere week door dezelfde ambtenaar consignatiedienst hoeft te worden verricht.

  • 2. Door of namens de afdelingsmanager kan in het vastgestelde rooster wijzigingen worden aangebracht.

Artikel 3

  • 1. De ambtenaar ontvangt voor elke verrichte consignatiedienst een bruto vergoeding, te weten:

    als uitvoerende medewerker:

    15% x 62 x max. schaal 4, bijlage A-IIa

                         156

    (Nieuwe salarisstructuur per 1 augustus 1996= CAR bijlage IIa)

    als coördinator:

    15% x 62 x max. schaal 8, bijlage A-IIa

                         156

    (Nieuwe salarisstructuur per 1 augustus 1996= CAR bijlage IIa)

  • 2. Voor het verrichten van een gedeeltelijke consignatiedienst bedraagt de vergoeding voor elk etmaal waarin consignatiedienst wordt verricht één tiende deel van de gehele consignatiedienstvergoeding, met dien verstande, dat indien deze gedeeltelijke consignatiedienst plaatsvindt tussen zaterdag 00.00 uur en zondag 24.00 uur, de vergoeding voor deze periode wordt vastgesteld op de helft van de vergoeding voor een volledige consignatiedienst, dan wel op een evenredig deel daarvan, indien gedurende een deel van die periode consignatiedienst wordt verricht.

  • 3. Onverminderd het bepaalde bij de artikelen 9 en 10 behoudt de ambtenaar bij arbeidsongeschiktheid het recht op de in de vorige leden bedoelde vergoeding.Voor toepassing van het bepaalde bij artikel 10, wordt de ambtenaar geacht regelmatig bij de consignatiedienst betrokken te zijn geweest gedurende de periode van zijn arbeidsongeschiktheid.

Artikel 4

Voor de in artikel 3 bedoelde vergoeding komt niet in aanmerking de ambtenaar voor wie, naar het oordeel van de algemeen directeur, bij de vaststelling van zijn bezoldiging of anderszins bij de regeling van zijn rechtstoestand rekening is gehouden met het verrichten van consignatiediensten.

Artikel 5

  • 1. Voor het verrichten van werkzaamheden tijdens de consignatiedienst wordt aan de als uitvoerende medewerker dienstdoende ambtenaar een vergoeding toegekend op grond van artikel 3:2 van de CAR.

  • 2. Voor de als coördinator dienstdoende ambtenaar is de in lid 1 genoemde vergoeding gefixeerd op 3,5 uren per consignatiedienst. De hoogte van het bedrag van de vergoeding wordt op grond van artikel 3:2:1, lid 5, vastgesteld op het maximum van salarisschaal 8 bijlage A-IIa (nieuwe salarisstructuur per 1 augustus 1996 = CAR bijlage IIa).

  • 3. Het hoofd van dienst kan de in lid 1 genoemde vergoeding op basis van de werkelijke tijdsbesteding toekennen, in bijzondere omstandigheden, waarin deze regeling naar redelijkheid niet voorziet.

Artikel 6

In afwijking van het bepaalde in artikel 6:2:1, lid 4, van de UWO, wordt de duur van het vakantieverlof van de ambtenaar die consignatiedienst heeft, voor elke verrichte consignatiedienst vermeerderd met 3,6 uur, met dien verstande dat de vermeerdering nooit minder bedraagt dan het aantal uren, waarop krachtens genoemd artikel 6:2:1, lid 4, aanspraak bestaat.

Artikel 7

Indien in een consignatiedienst op de dagen maandag tot en met vrijdag, één van de volgende dagen voorkomt, te weten: nieuwjaarsdag, tweede Paasdag, Hemelvaartsdag, tweede Pinksterdag, één of beide kerstdagen, de dag waarop de verjaardag van de Koningin wordt gevierd, 5 mei en een, ook voor de dienstdoende ambtenaar geldende, keuzedag, dan wordt bovengenoemde dag gecompenseerd door het aanwijzen van een vervangende vrije dag.

Artikel 8

Indien door het verrichten van consignatiediensten de voorschriften en regels van de Rijtijdenwet 1936 en het daarbij behorende Rijtijdenbesluit ten aanzien van de diensttijd, rijtijd, rusttijd en nachtarbeid het noodzakelijk maken, dat de betreffende ambtenaar vóór het aanvangen van zijn normale dagtaak eerst een rustpauze in acht neemt, dan geschiedt dit in diensttijd met behoud van bezoldiging en zonder aantasting van de vergoedingen.

Artikel 9

De consignatiedienst kan op aanvraag van de ambtenaar worden beëindigd bij het bereiken van de 55-jarige leeftijd.

Artikel 10

  • 1. De ambtenaar die buiten eigen schuld of toedoen of op aanvraag bij het bereiken van de 55-jarige leeftijd de consignatiedienst moet beëindigen, ontvangt een garantie-consignatiedienstvergoeding, te weten:

    • a.

      degene, die 15 jaren of langer regelmatig bij de consignatiedienst is betrokken, ontvangt tot de datum van zijn ontslag een garantievergoeding; deze garantievergoeding bedraagt voor elk vol jaar verrichte consignatiedienst 4% van de laatst genoten consignatiedienstvergoeding met een maximum van 100%;

    • b.

      degene, die minder dan 15 jaren regelmatig bij de consignatiedienst is betrokken, ontvangt gedurende een periode, gelijk aan het volle aantal maanden waarover laatstelijk onafgebroken een consignatiedienstvergoeding werd genoten, een garantievergoeding van 50% van de laatst genoten consignatiedienstvergoeding, met dien verstande, dat degene die de consignatiedienst wegens het bereiken van de 55-jarige leeftijd moet beëindigen, de garantievergoeding in ieder geval ontvangt tot de datum van zijn ontslag; ook degene die de leeftijd van 55 jaren bereikt tijdens de garantieperiode, blijft de garantievergoeding ontvangen tot de datum van zijn ontslag.

Artikel 11

De in deze regeling genoemde vergoedingen worden bij de algemene salarismaatregelen, zoals deze worden vastgesteld in het LOGA overeenkomstig aangepast.

Artikel 12

  • 1. Deze regeling treedt in werking op de eerste dag van de maand volgende op die, waarin zij is vastgesteld en werkt terug tot en met 1 januari 1987.

  • 2. Met ingang van de dag van inwerkingtreding van deze regeling vervalt de vergoedingsregeling voor het verrichten van wachtdiensten, vastgesteld in onze vergadering van 25 april 1978, sedertdien gewijzigd.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van 7 januari 1992
de loco-secretaris,
A.C. van de Veire
de burgemeester,
Th. van dam