Regeling vervallen per 01-01-2015

VERORDENING VOORZIENINGEN GEHANDICAPTEN GEMEENTE PUTTEN

Geldend van 01-10-2004 t/m 31-12-2014

Intitulé

VERORDENING VOORZIENINGEN GEHANDICAPTEN GEMEENTE PUTTEN

Vastgesteld bij besluit van de raad van 9 september 2004, nr. WZI/2004/10574

Afdeling I Algemeen

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a.

Voorziening:

een woonvoorziening, een vervoersvoorziening of een rolstoel.

b.

Inkomen:

1.

het bruto-inkomen van de gehandicapte indien de gehandicapte 18 jaar of ouder is en geen echtgenoot heeft in de zin van artikel 1, lid 2 t/m 7 Wvg;

2.

het gezamenlijk bruto-inkomen, van de ouders of pleegouders van de gehandicapte indien de gehandicapte jonger is dan 18 jaar en geen echtgenoot heeft in de zin van artikel 1 lid 2 t/m 7 Wvg;

3.

het gezamenlijk bruto-inkomen, van de gehandicapte en zijn echtgenoot indien de gehandicapte een echtgenoot heeft in de zin van artikel 1, lid 2 t/m 7 Wvg; verminderd met de over het bruto-inkomen verschuldigde belasting, sociale verzekeringspremies en pensioenpremies, met uitzondering van de procentuele premie voor de verplichte ziekenfondsverzekering.

c.

Hoofdverblijf:

de woonruimte, bestemd en geschikt voor permanente bewoning, waar de gehandicapte zijn vaste woon- en verblijfplaats heeft en in de gemeentelijke basisadministratie staat ingeschreven dan wel zal staan ingeschreven, dan wel het feitelijk woonadres indien de gehandicapte met een briefadres is, dan wel zal staan ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie.

d.

Gemeenschappelijke ruimte:

gedeelte(n) van een woongebouw, niet behorende tot de onderscheiden woningen, bestemd en noodzakelijk om de woning van de gehandicapte vanaf de toegang tot de woning te bereiken (dit kan uitgebreid worden met: en ruimten die onder het gehuurde vallen en/of waarvan de gehandicapte gebruik moet kunnen maken).

e.

Woningaanpassing:

ingreep van bouw- of woontechnische aard die gericht is op het opheffen of verminderen van ergonomische belemmeringen die een gehandicapte ondervindt bij het normale gebruik van zijn woonruimte en waarvan de kosten een bedrag van € 45.378,-- niet te boven gaan.

f.

Wet:

de Wet voorzieningen gehandicapten.

g.

Financiële tegemoetkoming:

een tegemoetkoming in de kosten van een voorziening welke kan worden afgestemd op het inkomen van de gehandicapte.

h.

Forfaitaire vergoeding:

een bijdrage ineens die los van het inkomen en los van de werkelijke kosten van een voorziening wordt verstrekt, al dan niet met inachtneming van de inkomensgrens.

i.

Gemaximeerde vergoeding

een vergoeding in de kosten van een voorziening die tot een vastgesteld maximum wordt verstrekt, al dan niet met in achtneming van de inkomensgrens.

j.

Eigen bijdrage:

een door het college van burgemeester en wethouders vast te stellen bijdrage, die bij de verstrekking van een voorziening in natura betaald moet worden en op welk bedrag de bepalingen van de Regeling inzake financiële tegemoetkomingen en eigen bijdragen Wvg van toepassing zijn.

k.

Voorziening in natura:

een voorziening die in eigendom, in bruikleen of in huur wordt verstrekt.

Artikel 1.2 Wettelijk kader/uitsluitingen

  • 1. Een voorziening kan slechts worden toegekend voor zover:

    • a.

      deze in overwegende mate op het individu is gericht;

    • b.

      deze langdurig noodzakelijk is om de ondervonden belemmeringen op het gebied van het wonen of het zich binnen of buiten de woning verplaatsen op te heffen of te verminderen;

    • c.

      deze, naar objectieve maatstaven gemeten, als de goedkoopst adequate voorziening kan worden aangemerkt.

  • 2. Geen voorziening wordt toegekend:

    • a.

      indien de voorziening voor een persoon als de aanvrager algemeen gebruikelijk is;

    • b.

      voor zover op grond van enige andere wettelijke regeling aanspraak op de voorziening bestaat;

    • c.

      voor zover de ondervonden ergonomische belemmeringen in de woning voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte materialen.

HOOFDSTUK 2 WOONVOORZIENINGEN

Artikel 2.1 Typen woonvoorzieningen

  • 1. De door burgemeester en wethouders te verstrekken woonvoorziening kan bestaan uit een financiële tegemoetkoming in de kosten van:

    • a.

      verhuizing en inrichting;

    • b.

      woningaanpassing;

    • c.

      woonvoorzieningen van niet-bouwkundige en woontechnische aard;

    • d.

      onderhoud, keuring en reparatie;

    • e.

      tijdelijke huisvesting;

    • f.

      huurderving.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen de in het eerste lid onder b en c genoemde voorziening ook als voorziening in natura verstrekken.

Artikel 2.2 Het primaat van de verhuizing

  • 1. Een gehandicapte kan voor een woonvoorziening als bij artikel 2.1, onder a genoemd in aanmerking worden gebracht, wanneer aantoonbare beperkingen van ergonomische aard, het normale gebruik van de woning belemmeren.

  • 2. Een gehandicapte kan voor een woonvoorziening als bij artikel 2.1, aanhef en onder b en c genoemd in aanmerking worden gebracht indien de in het eerste lid genoemde voorziening niet te realiseren is of niet de goedkoopst adequate oplossing is.

Artikel 2.3 Woon- of verblijfsruimten waar geen woonvoorziening voor wordt verstrekt

De bepalingen van hoofdstuk 2 zijn niet van toepassing op het treffen van voorzieningen aan hotels/pensions, kloosters, trekkerswoonwagens, bejaardenoorden, vakantiewoningen, tweede woningen, kamerverhuur en specifiek op gehandicapten en ouderen gerichte woongebouwen voor wat betreft voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten of voorzieningen die bij (nieuw)bouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten meegenomen kunnen worden.

Artikel 2.4 Hoofdverblijf

  • 1. Burgemeester en wethouders verlenen slechts een financiële tegemoetkoming in de gemaakte kosten indien de gehandicapte zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben in de woonruimte waaraan de voorziening wordt getroffen.

  • 2. In afwijking van het gestelde in het eerste lid kan een financiële tegemoetkoming worden verleend in de kosten van het aanpassen van één woonruimte indien de gehandicapte zijn hoofdverblijf heeft in een AWBZ-inrichting.

  • 3. De financiële tegemoetkoming betreft slechts een tegemoetkoming in de kosten van het bezoekbaar maken van de in het tweede lid bedoelde woonruimte tot een maximum van de vergoeding zoals genoemd in het op grond van deze Verordening vastgestelde Financieel besluit.

  • 4. Onder bezoekbaar maken wordt uitsluitend verstaan dat de gehandicapte de woonruimte, de woonkamer en een toilet kan bereiken.

Artikel 2.5 Situaties waarvoor geen woonvoorziening wordt verstrekt

De aanvraag voor een woonvoorziening als bedoeld in artikel 2.1 wordt geweigerd indien:

  • a.

    de noodzaak tot het treffen van deze woonvoorziening het gevolg is van een verhuizing waartoe op grond van belemmeringen bij het normale gebruik van de woning ten gevolge van ziekte of gebrek geen aanleiding bestond en er geen andere belangrijke reden aanwezig was;

  • b.

    de gehandicapte niet is verhuisd naar de voor zijn of haar beperkingen op dat moment beschikbare meest geschikte woning, tenzij tevoren schriftelijk toestemming is verleend door burgemeester en wethouders.

Artikel 2.6 Gemeenschappelijke ruimten

Burgemeester en wethouders kunnen een financiële tegemoetkoming verlenen voor het treffen van uitsluitend de volgende voorzieningen aan een gemeenschappelijke ruimte:

  • a.

    het verbreden van de toegangsdeuren;

  • b.

    het aanbrengen van voorzieningen in verband met de bediening van de deuren;

  • c.

    de aanleg van een hellingbaan van de openbare weg naar de toegang van het gebouw mits de woningen te bereiken zijn met een rolstoel;

  • d.

    drempelhulpen of vlonders;

  • e.

    het aanbrengen van extra trapleuning bij een portiekwoning;

  • f.

    een opstelplaats voor een rolstoel bij de toegangsdeur van het woongebouw.

Artikel 2.7 Verhuis- en inrichtingskosten

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen een financiële tegemoetkoming, ten bedrage van het op grond van deze Verordening vastgestelde Financieel besluit, verstrekken aan de gehandicapte of een persoon die op verzoek van de gemeente, ten behoeve van een gehandicapte de woonruimte, bestemd voor permanente bewoning, heeft ontruimd.

  • 2. Burgemeester en wethouders verlenen slechts een financiële tegemoetkoming indien de gehandicapte niet voor het eerst zelfstandig gaat wonen, de gehandicapte niet verhuisd is vanuit of naar een woonruimte die niet geschikt is om het hele jaar door bewoond te worden, de gehandicapte niet verhuisd is naar een AWBZ-inrichting en indien in de te verlaten woonruimte problemen met het normale gebruik van de woning zijn ondervonden, tenzij het een verhuizing naar een ADL-woning betreft.

  • 3. Burgemeester en wethouders verlenen slechts een financiële tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten indien de gehandicapte niet verhuisd is op een moment dat op basis van leeftijd, gezinssituatie of woonsituatie de verhuizing ook zonder handicap algemeen gebruikelijk geacht zou zijn.

Artikel 2.8 Anti-speculatiebeding

  • 1. De eigenaar-bewoner, die krachtens deze verordening een financiële tegemoetkoming in de kosten van het treffen van een voorziening heeft ontvangen en die binnen een periode van tien jaar na de datum van gereedmelding van de werkzaamheden de woning verkoopt is gehouden om binnen een week na het passeren van de akte burgemeester en wethouders hiervan schriftelijk op de hoogte te stellen. De meerwaarde die door het treffen van de voorziening is ontstaan dient, eventueel gedeeltelijk, aan de gemeente te worden teruggestort.

  • 2.

    • a.

      De restitutie als bedoeld in het eerste lid bedraagt:

      • -

        voor het eerste en tweede jaar 100% van de meerwaarde;

      • -

        voor het derde en vierde jaar 80% van de meerwaarde;

      • -

        voor het vijfde en zesde jaar 60% van de meerwaarde;

      • -

        voor het zevende en achtste jaar 40% van de meerwaarde en

      • -

        voor het negende en tiende jaar 20% van de meerwaarde.

    • b.

      De restitutie wordt in alle gevallen verminderd met het bedrag dat voor rekening van de eigenaar van de woonruimte is gekomen.

HOOFDSTUK 3 VERVOERSVOORZIENINGEN

Artikel 3.1 Algemene omschrijving

De door burgemeester en wethouders te verstrekken vervoersvoorziening kan bestaan uit:

  • a.

    een voorziening in natura in de vorm van:

    • 1.

      een al dan niet aangepaste bruikleenauto;

    • 2.

      een al dan niet aangepaste gesloten buitenwagen;

    • 3.

      een open elektrische buitenwagen;

    • 4.

      een ander verplaatsingsmiddel;

  • b.

    een financiële tegemoetkoming in de kosten van:

    • 1.

      aanpassing van een eigen auto;

    • 2.

      gebruik van een bruikleenauto;

    • 3.

      gebruik van een taxi;

    • 4.

      gebruik van een eigen auto, mits de gehandicapte in het bezit is van een rijbewijs;

    • 5.

      gebruik van een rolstoeltaxi;

    • 6.

      aanschaf of gebruik van een ander verplaatsingsmiddel;

    • 7.

      medisch noodzakelijke begeleiding tijdens het vervoer.

Artikel 3.2 Het recht op een vervoersvoorziening

  • 1. Een gehandicapte kan voor een vervoersvoorziening als in artikel 3.1 onder a en b vermeld in aanmerking worden gebracht, wanneer aantoonbare beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek

    • a.

      het gebruik van het openbaar vervoer of

    • b.

      het bereiken van dit openbaar vervoer onmogelijk maken.

  • 2. Bij het vaststellen van de hoogte van de vervoerskostenvergoeding, als bedoeld in artikel 3.1 onder b sub 2, 3, 4 en 5 kan rekening worden gehouden met de individuele vervoersbehoefte van de gehandicapte.

  • 3. Voor zover de behoeften van echtgenoten niet samenvallen, wordt niet meer dan anderhalf maal een enkele vergoeding toegekend.

  • 4. Indien het inkomen zoals bedoeld onder artikel 1.1 onder b hoger is dan 1,5 maal het norminkomen, wordt geen financiële tegemoetkoming in de kosten van vervoersvoorzieningen als bedoeld in artikel 3.1 onder b sub 2 t/m 5 toegekend.

  • 5. Bij de te verstrekken vervoersvoorziening wordt ten aanzien van de vervoersbehoefte uitsluitend rekening gehouden met de verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving in het kader van het leven van alledag, tenzij zich een uitzonderingssituatie voordoet waarbij het gaat om een bovenregionaal contact, dat uitsluitend door de gehandicapte zelf bezocht kan worden, terwijl het bezoek noodzakelijk is voor de gehandicapte om dreigende vereenzaming te voorkomen.

  • 6. Indien het inkomen meer bedraagt dan 1,5 x het norminkomen, terwijl uitsluitend gebruik gemaakt kan worden van een rolstoeltaxi, wordt het verschil tussen een taxikostenvergoeding en de vergoeding voor gebruik van de rolstoeltaxi vergoed.

HOOFDSTUK 4 ROLSTOELEN

Artikel 4.1 Algemene omschrijving

De door burgemeester en wethouders te verstrekken rolstoelvoorziening kan bestaan uit:

  • a.

    een rolstoel voor verplaatsing binnen, dan wel voor verplaatsing binnen en buiten de woonruimte, dan wel een aanpassing daaraan;

  • b.

    een sportrolstoel;

  • c.

    onderhoud, gebruik en reparatie;

  • d.

    accessoires.

Artikel 4.2 Het recht op een rolstoel

  • 1. Een gehandicapte kan voor een rolstoel in aanmerking worden gebracht wanneer de aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek dagelijks zittend verplaatsen in en om de woning noodzakelijk maken en hulpmiddelen die verstrekt worden op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten een onvoldoende oplossing bieden.

  • 2. In tegenstelling tot het gestelde in het eerste lid kan een gehandicapte in aanmerking voor een sportrolstoel worden gebracht indien hij zonder sportrolstoel niet in staat is tot sportbeoefening.

Artikel 4.3 Bruikleen of eigendom

  • 1. Een rolstoel wordt in bruikleen verstrekt.

  • 2. In tegenstelling tot het gestelde in het eerste lid vindt de verstrekking van een sportrolstoel plaats in de vorm van een forfaitaire of gemaximeerde vergoeding waarmee voor een periode van drie jaar een rolstoel aangeschaft en onderhouden kan worden.

HOOFDSTUK 5 EIGEN BIJDRAGEN, FINANCIËLE TEGEMOETKOMINGEN EN FORFAITAIRE, DAN WEL GEMAXIMEERDE VERGOEDINGEN

Artikel 5.1 Financiële tegemoetkomingen en eigen bijdragen

  • 1. Burgemeester en wethouders stellen de hoogte van de financiële tegemoetkomingen voor woonvoorzieningen, vervoersvoorzieningen en rolstoelen vast en nemen dit op in het Financieel besluit voorzieningen gehandicapten.

  • 2. Burgemeester en wethouders stellen de hoogte van de eigen bijdrage voor voorzieningen in natura vast en nemen dit op in het Financieel besluit voorzieningen gehandicapten.

Artikel 5.2 Bepaling ten aanzien van de verstrekking

Met betrekking tot in bruikleen verstrekte voorzieningen in natura kan een overeenkomst worden gesloten.

Afdeling II Procedures

HOOFDSTUK 6 HET VERKRIJGEN VAN EEN VOORZIENING

Artikel 6.1 Aanvraagprocedure

Een aanvraag voor een voorziening dient te worden ingediend door middel van een door burgemeester en wethouders beschikbaar gesteld formulier.

Artikel 6.2 Gronden voor weigering

Burgemeester en wethouders kunnen de gevraagde voorzieningen in ieder geval weigeren:

  • a.

    voor zover de aanvraag een financiële tegemoetkoming betreft in kosten die de aanvrager vóór het moment heeft gemaakt waarop wordt beschikt;

  • b.

    indien een middel als waarop de aanvraag betrekking heeft reeds eerder krachtens deze verordening is vergoed of verstrekt en de normale afschrijvingsduur voor dat middel nog niet is verstreken, tenzij het eerder vergoede of verstrekte middel geheel of gedeeltelijk verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de aanvrager zijn toe te rekenen;

Artikel 6.3 Bijzondere bepalingen

  • 1. Indien een financiële tegemoetkoming wordt verleend, wordt in de beschikking vermeld op welke kosten de tegemoetkoming betrekking heeft.

  • 2. Indien een periodieke tegemoetkoming wordt verleend, wordt in de beschikking tevens vermeld: de geldingsduur, de uitkeringsmaatstaf, alsmede de voorschriften waaraan de rechthebbende dient te voldoen alvorens tot uitbetaling van de tegemoetkoming kan worden overgegaan.

HOOFDSTUK 7 VERPLICHTINGEN EN BEVOEGDHEDEN VAN RECHTHEBBENDE EN HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS

Artikel 7.1 Inlichtingen, onderzoek, advies

  • 1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om, voor zover dit van belang kan zijn voor de beoordeling van het recht op een voorziening, degene door wie een aanvraag is ingediend:

    • a.

      op te roepen in persoon te verschijnen op een door burgemeester en wethouders te bepalen plaats en tijdstip en hem te ondervragen;

    • b.

      op een door burgemeester en wethouders te bepalen plaats en tijdstip door een of meer daartoe aangewezen deskundigen te doen ondervragen en/of onderzoeken.

  • 2. Burgemeester en wethouders vragen een daartoe door hen aangewezen adviesinstantie om advies indien:

    • a.

      het handelt om een aanvraag die een gehandicapte betreft die nog niet eerder een aanvraag heeft ingediend in het kader van deze regeling en de voorziening naar verwachting een bedrag van € 250,-- te boven zal gaan;

    • b.

      de aanvraag betrekking heeft op ten minste twee van de drie terreinen woonvoorzieningen, vervoersvoorzieningen of rolstoelen;

    • c.

      burgemeester en wethouders dat overigens gewenst vinden.

  • 3. De adviseur dient te beschikken over kennis op de volgende gebieden:

    • a.

      medische kennis op het niveau van een arts;

    • b.

      sociale kennis;

    • c.

      ergonomische kennis en

    • d.

      technische kennis.

  • 4. Bij een volgende aanvraag voor een voorziening hebben burgemeester en wethouders de bevoegdheid aan te geven, dat opnieuw advies dient te worden uitgebracht.

  • 5. Een gehandicapte is verplicht aan burgemeester en wethouders of de door hen aangewezen adviesinstantie die gegevens te (doen) verschaffen die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de aanvraag.

Artikel 7.2 Wijzigingen in de situatie

Degene aan wie krachtens deze verordening een voorziening is verstrekt, is verplicht aan burgemeester en wethouders mededeling te doen van feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening.

Artikel 7.3 Intrekking van een besluit tot verlening van een voorziening

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen een beschikking genomen op grond van deze verordening geheel of gedeeltelijk intrekken indien:

    • a.

      niet is voldaan aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens deze verordening;

    • b.

      op grond van gegevens beschikt is en gebleken is dat de gegevens zodanig onjuist waren dat, waren de juiste gegevens bekend geweest, een andere beslissing zou zijn genomen.

  • 2. Een besluit tot verlening van een financiële tegemoetkoming, een gemaximeerde vergoeding dan wel een forfaitaire vergoeding, kan worden ingetrokken indien blijkt dat de tegemoetkoming of vergoeding binnen zes maanden na de uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van het middel waarvoor deze was verleend.

Artikel 7.4 Terugvordering

  • 1. Ingeval een voorziening is ingetrokken, kan een op basis daarvan reeds uitbetaalde financiële tegemoetkoming worden teruggevorderd.

  • 2. Ingeval een in eigendom verstrekte voorziening is ingetrokken kan de voorziening worden teruggevorderd indien de voorziening is verstrekt op grond van valselijk verstrekte gegevens.

Afdeling III Slot

HOOFDSTUK 8 SLOTBEPALINGEN

Artikel 8.1 Afwijken van bepalingen/hardheidsclausule

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen ten gunste van de gehandicapte of de woningeigenaar afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

  • 2. Indien een bouwkundige aanpassing het bedrag van € 45.378,-- te boven gaat, het orgaan, bedoeld in art. 9 a van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten de noodzaak van deze aanpassing heeft vastgesteld en weigering van deze voorziening, gelet op het belang dat de wet beoogt te beschermen zou leiden tot onbillijkheden van overwegende aard, kunnen burgemeester en wethouders, ondanks het gestelde in artikel 1, onder i., besluiten tot verstrekking van deze voorziening.

Artikel 8.2 Beslissing burgemeester en wethouders in gevallen waarin de verordening niet voorziet

In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslissen burgemeester en wethouders.

Artikel 8.3 Indexering

Burgemeester en wethouders kunnen jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze verordening geldende bedragen verhogen of verlagen conform de ontwikkelingen van de prijsindex volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek.

Artikel 8.4 Overgangsbepalingen

  • 1. Aanvragen voor voorzieningen, die voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding van deze Verordening zijn ingediend, zullen worden beoordeeld naar de regels van de ingetrokken Verordening voorzieningen gehandicapten 2000 van de gemeente Putten.

  • 2. Indien de in het vorige lid bedoelde beoordeling voor de aanvrager minder gunstig is dan een beoordeling naar de regels van deze Verordening, zal beoordeling plaatsvinden naar de regels van deze Verordening.

  • 3. Voor het verlagen c.q. beëindigen van onder de Verordening voorzieningen 2000 van de gemeente Putten gehandicapten toegekende tegemoetkomingen, zoals genoemd in artikel 3.1, onder b, sub 2 tot en met 5 van deze verordening, wordt een overgangs-regeling getroffen.

  • 4. De in het vorige lid genoemde regeling houdt in dat de daar genoemde tegemoetkomingen met ingang van 1 oktober 2004 periodiek worden verlaagd.

    • a.

      Voor het gebruik van een bruikleenauto (artikel 3.1 onder b sub 2) bedraagt de verlaging:

      • -

        € 35,00 in de eerste drie maanden na 1 oktober 2004 en

      • -

        € 35,75 in de daaropvolgende drie maanden (na 1 januari 2005).

    • b.

      Voor het gebruik van een taxi (artikel 3.1 onder b sub 3) bedraagt de verlaging bij een inkomen van meer dan 1,5 x het minimuminkomen:

      • -

        € 90,19 in de eerste drie maanden na 1 oktober 2004 en

      • -

        wordt de tegemoetkoming beëindigd per 1 januari 2005.

    • c.

      Voor het gebruik van een eigen auto (artikel 3.1 onder b sub 4) bedraagt de verlaging bij een inkomen van minder dan 1,5 x het minimuminkomen:

      • -

        € 75,50 in de eerste drie maanden na 1 oktober 2004 en

      • -

        € 75,00 in de daaropvolgende drie maanden (na 1 januari 2005).

    • d.

      Voor het gebruik van een eigen auto (artikel 3.1 onder b sub 4) bedraagt de verlaging bij een inkomen van meer dan 1,5 x het minimuminkomen:

      • -

        € 37,75 in de eerste drie maanden na 1 oktober 2004 en

      • -

        wordt de tegemoetkoming beëindigd per 1 januari 2005.

    • e.

      Voor het gebruik van een rolstoeltaxi (artikel 3.1 onder b sub 5) bedraagt de verlaging bij een inkomen van meer dan 1,5 x het minimuminkomen:

      • -

        € 41,50 in de eerste drie maanden na 1 oktober 2004 en

      • -

        € 41,50 in de daaropvolgende drie maanden (na 1 januari 2005).

Artikel 8.5 Citeertitel; inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening wordt aangehaald als Verordening voorzieningen gehandicapten gemeente Putten.

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 oktober 2004.