Regeling vervallen per 18-11-2010

Verordening inzake de subsidiering van godsdiensten levensbeschouwelijk vormingsonderwijs op deScholen voor openbaar basisonderwijs in degemeente Putten

Geldend van 01-01-1994 t/m 17-11-2010

Intitulé

Verordening inzake de subsidiering van godsdiensten levensbeschouwelijk vormingsonderwijs op deScholen voor openbaar basisonderwijs in degemeente Putten. Vastgesteld bij besluit van de raad van 2 december 1993, nr. 3278b

VERORDENING INZAKE DE SUBSIDIERING VAN GODSDIENSTEN LEVENSBESCHOUWELIJK VORMINGSONDERWIJS OP DE SCHOLEN VOOR OPENBAAR BASISONDERWIJS IN DE GEMEENTE PUTTEN

Artikel 1

  • 1. Onder godsdienstonderwijs wordt voor de toepassing van deze verordening verstaan, het onderricht in bijbelkennis, bijbelse geschiedenis, godsdienstgeschiedenis en cultuurgeschiedenis van het christendom en andere godsdienstige stromingen.

  • 2. Onder vormingsonderwijs wordt voor de toepassing van deze verordening verstaan het leveren van een bijdrage aan de geestelijke vorming van de leerlingen vanuit een levensbeschouwelijke grondslag.

Artikel 2

Aan kerkelijke gemeenten, plaatselijke kerken of rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid, die zich blijkens hun statuten het geven van godsdienstonderwijs ten doel stellen, alsmede aan organisaties op geestelijke grondslag met volledige rechtsbevoegdheid, als bedoeld in artikel 31 van de Wet op het basisonderwijs, wordt op hun verzoek ten laste van de gemeente een subsidie toegekend in de kosten verbonden aan het geven van godsdienst- en/of vormingsonderwijs aan leerlingen van de scholen voor openbaar basisonderwijs in de gemeente Putten, zulks met inachtneming van het bepaalde in deze verordening.

Artikel 3

De voor het godsdienst- en/of vormingsonderwijs bestemde uren vallen binnen de in het schoolwerkplan vermelde schooltijden. Van de tijd daaraan te besteden worden ten hoogste de in artikel 30 van de Wet op het basisonderwijs genoemde uren per week meegeteld voor het aantal uren onderwijs dat de leerlingen krachtens artikel 11, vierde lid, van deze wet moeten ontvangen.

Artikel 4

  • 1. De organisatie of instelling die voor de eerste maal voor een tegemoetkoming in aanmerking wenst te komen dient vóór 1 februari van het schooljaar waarvoor de tegemoetkoming wordt verlangd, een aanvraag daartoe in bij burgemeester en wethouders.

  • 2. Bij de aanvraag dient een verklaring te worden overgelegd waaruit blijkt aan hoeveel groepen leerlingen, als bedoeld in artikel 8, het onderwijs zal worden verzorgd.

  • 3. Burgemeester en wethouders besluiten vóór 1 juni volgend op de datum van indiening van de aanvraag.

Artikel 5

De tegemoetkoming gaat voor de eerste maal in aan het begin van een schooljaar en eindigt aan het einde van een schooljaar.

Artikel 6

  • 1. De godsdienst-/vormingsleraar dient in het bezit te zijn van:

    • a.

      een verklaring omtrent het gedrag als bedoeld in de Wet op de justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag;

    • b.

      een geneeskundige verklaring, dat hij/zij geen ziekte of gebreken heeft, welke hem/haar voor de uitoefening van de functie ongeschikt maken.

  • 2. Het voor het geven van godsdienst- en/of vormingsonderwijs aangewezen personeel onthoudt zich ervan iets te leren, te doen of toe te laten, wat strijdig is met de eerbied, verschuldigd aan de overtuiging van andersdenkenden.

  • 3. Zij gedragen zich naar de aanwijzingen door de directeur van de basisschool te geven en stellen de plaats en het tijdstip der lessen in overleg met de directeur der school vast.

  • 4. Zij verstrekken desgevraagd alle gewenste inlichtingen aan de directeur der basisschool.

  • 5. De uiteindelijke verantwoording voor de inhoud van het godsdienst- en/of vormingsonderwijs, de wijze waarop dit onderwijs wordt gegeven, alsmede de keuze van de leermiddelen die worden gebruikt berusten bij de organisatie of instelling, die het godsdienst- en/of vormingsonderwijs verzorgt.

Artikel 7

Het subsidie wordt berekend naar het wettelijk salaris, waarop de godsdienst- en/of vormingsleraar aanspraak zou hebben gemaakt, indien hij/zij als vakonderwijzer, bezoldigd naar salarisnummer U12 van schaal 1 van bijlage 1A, behorende bij het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel in dienst van de gemeente was geweest en naar het aantal wekelijkse lesuren, dat godsdienst- en/of vormingsonderwijs wordt gegeven.

Artikel 8

Voor de berekening van het subsidie, bedoeld in artikel 2 komen in aanmerking:

  • a.

    elk lesuur van tenminste 45 minuten, gedurende welke het godsdienst- en/of vormingsonderwijs gegeven wordt;

  • b.

    de lessen, welke gevolgd worden door tenminste 6 leerlingen.

  • c.

    de lessen, welke gegeven worden door personen, die verbonden zijn aan de in artikel 2 bedoelde instellingen en naar het oordeel van burgemeester en wethouders de bevoegdheid bezitten, welke voor het geven van godsdienst- en/of vormingsonderwijs nodig is;

  • d.

    de lessen, welke uitsluitend bezocht worden door leerlingen van wie de ouders, voogden of verzorgers er geen bezwaar tegen maken, dat hun kind godsdienst- en/of vormingsonderwijs ontvangt.

Artikel 9

Een aanvraag om subsidie als vermeld in artikel 2 dient door de in dat artikel bedoelde instantie binnen acht weken na afloop van het schooljaar te worden ingediend bij burgemeester en wethouders, onder opgave van:

  • a.

    de naam en bevoegdheden van degenen, die met het geven van het godsdienst- en/of vormingsonderwijs belast zijn geweest in het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft;

  • b.

    voor elke basisschool afzonderlijk het aantal lesuren gedurende welke dit onderwijs werd gegeven;

  • c.

    de dagen en uren, gedurende welke deze lessen werden gegeven;

  • d.

    de aantallen leerlingen, die per groep de lessen hebben bijgewoond.

Deze opgave wordt vóór inzending door de directeur van de desbetreffende school voor akkoord getekend.

Artikel 10

Na ontvangst en akkoordbevinding van de in het vorige artikel bedoelde bescheiden stellen burgemeester en wethouders het subsidie binnen acht weken na ontvangst van een aanvraag als bedoeld in artikel 9 vast met inachtneming van het bepaalde in artikel 8 van deze verordening. Subsidie wordt verleend voor zover door de raad hiervoor gelden beschikbaar zijn gesteld en de goedkeuring van gedeputeerde staten daarop is verkregen.

Artikel 11

De tegemoetkoming mag middellijk noch onmiddellijk aan de school zelf ten goede komen.

Artikel 12

De tegemoetkoming kan worden ingetrokken wegens het niet naleven van de bepalingen van deze verordening en/of de aan de subsidieverlening verbonden voorwaarden dan wel wegens het opzettelijk verstrekken van onjuiste gegevens welke, indien zij juist waren geweest, tot afwijzing van de subsidieaanvraag zouden hebben geleid.

Artikel 13

Burgemeester en wethouders kunnen ter uitvoering van deze verordening nadere regels vaststellen.

Artikel 14

In gevallen waarin deze verordening niet voorziet beslissen burgemeester en wethouders.

Artikel 15 Inwerkingtreding en overgangsbepaling

  • 1. Bij het inwerking treden van deze verordening wordt de Verordening subsidiëring godsdienst- en levensbeschouwelijk vormingsonderwijs openbare basisscholen gemeente Putten, vastgesteld d.d. 6 juni 1985 geacht te zijn ingetrokken met dien verstande dat zij van toepassing blijft op besluiten die zijn genomen op grond van de in dit artikel genoemde verordening.

  • 2. De verordening treedt in werking op 1 januari 1994.

  • 3. De verordening kan worden aangehaald als: Verordening subsidiëring godsdienst- en levensbeschouwelijk vormingsonderwijs openbare basisscholen gemeente Putten.