Algemene verordening welzijnssubsidies Putten

1. Deze verordening is de grondslag voor het verstrekken van subsidies voor activiteiten op het terrein van sport, cultuur en welzijn, waaronder in ieder geval worden begrepen de terreinen die zijn omschreven in artikel 2 van de Welzijnswet 1994.

2. De raad kan nadere beleidsregels vaststellen voor het aanvragen en verstrekken van subsidies op de in lid 1 bedoelde terreinen.

3. Beleidsregels voor het verstrekken van subsidies worden zoveel mogelijk opgenomen in het gemeentelijk subsidieprogramma welzijn.

1. De raad kan jaarlijks, bij de vaststelling van het subsidieprogramma welzijn, voor één of meer categorieën subsidies een subsidieplafond vaststellen, zoals bedoeld in artikel 4:25 van de wet.

2. Bij het besluit waarbij het subsidieplafond wordt vastgesteld, wordt tevens aangegeven hoe het beschikbare bedrag wordt verdeeld.

3. Bij overschrijding van het subsidieplafond wordt als regel de overschrijding pondspondsgewijs gekort op de subsidie van de betreffende instellingen.

4. Jaarlijks kunnen burgemeester en wethouders het totaal beschikbare subsidiebudget en de eventuele subsidieplafonds verhogen met het prijsindexcijfer voor gezinnen.

1. Subsidie wordt slechts verstrekt voor de bekostiging van activiteiten van de aanvrager die meerwaarde hebben voor de gemeente Putten en/of haar inwoners.

2. Subsidie wordt slechts verstrekt voor activiteiten die geen partijpolitieke, godsdienstige of levensbeschouwelijke vorming beogen.

3. Subsidie wordt slechts verstrekt aan rechtspersonen met of aan een onderdeel van een zodanige rechtspersoonlijkheid bezittende organisatie, die zonder winstoogmerk werkzaam zijn.

4. Instellingen ontvangen uitsluitend subsidie op basis van hun aantal woonachtig in de gemeente Putten.

5. Om voor subsidie in aanmerking te komen dient minimaal 75% van de leden van de instelling woonachtig te zijn in de gemeente Putten.

6. Bij het verstrekken van incidentele subsidies kan van het in lid 3 bepaalde worden afgeweken.

1. De raad beslist over het verlenen van subsidies, zoals bedoeld in afdeling 4.2.3 van de wet, tenzij deze bevoegdheid aan burgemeester en wethouders is gedelegeerd.

2. Burgemeester en wethouders beslissen over het verlenen van incidentele subsidies, wanneer de raad voor de betreffende categorie subsidies een budget heeft vastgesteld.

3. De raad kan ook in andere dan de in lid 2 bedoelde gevallen aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid toekennen om te beslissen over het verlenen van subsidies.

4. Burgemeester en wethouders beslissen voorts over:

• -

  de subsidievaststelling, zoals bedoeld in afdeling 4.2.5 van de wet;

• -

  intrekking en wijziging, zoals bedoeld in afdeling 4.2.6 van de wet;

• -

  betaling, terugvordering en het verlenen van voorschotten, zoals bedoeld in afdeling 4.2.7 van de wet.

1. Voor zover in deze verordening, bij de subsidieverlening of bij de vaststelling van het subsidieprogramma welzijn niet anders is bepaald, is afdeling 4.2.8 van de wet van toepassing op het aanvragen en verstrekken van structurele subsidies, met dien verstande dat de aanvraag voor een structurele subsidie, in afwijking van artikel 4:60, dient te worden ingediend vóór 1 april van het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.

2. Burgemeester en wethouders kunnen een afwijkende termijn vaststellen of ontheffing verlenen van de verplichting om een aanvraag voor de in lid 1 bedoelde termijn in te dienen.

1. De subsidieontvanger behoeft toestemming van burgemeester en wethouders voor de in artikel 4:71 lid 1 onder a tot en met j van de wet genoemde handelingen.

2. Bij de subsidieverlening kan vrijstelling van het toestemmingsvereiste voor één of meer van de genoemde handelingen worden verleend.

3. Bij de subsidieverlening kan tevens worden bepaald dat ook voor andere dan de hiervoor bedoelde handelingen toestemming van burgemeester en wethouders nodig is.

1. Tenzij bij de subsidieverlening anders is bepaald, geldt voor subsidies van minder dan € 22.689,01 per boekjaar niet de verplichting tot het afgeven van een accountantsverklaring, zoals bedoeld in artikel 4:78 van de wet.

2. Artikel 4:79 van de wet geldt slechts voor zover dit bij de subsidieverlening is bepaald.

3. Indien geen accountantsverklaring wordt verlangd, kunnen bij de subsidieverlening andere voorschriften worden gesteld met betrekking tot het onderzoek van het financiële verslag. Wanneer de subsidieontvanger een vereniging is, kan dit inhouden dat het verslag van de kascommissie, zoals bedoeld in artikel 2:48, lid 2, van het Burgerlijk Wetboek, dient te worden overgelegd.

1. Indien de hoogte van de te verlenen subsidie voor een bepaalde categorie subsidies, blijkens de voor die categorie eerder vastgestelde en gehanteerde subsidiemethodiek, niet afhangt van door de subsidieontvanger in te dienen begrotingsgegevens voor het komende jaar, zijn van afdeling 4.2.8 van de wet alleen de artikelen 4:61 tot en met 4:69 rechtstreeks van toepassing, met uitzondering van artikel 4:64 lid 2.

2. De subsidieontvanger behoeft in de in lid 1 bedoelde gevallen toestemming van burgemeester en wethouders voor de in artikel 4:71 lid 1 onder a, b, i en j genoemde handelingen. Artikel 9 van deze verordening is verder van overeenkomstige toepassing.

3. De subsidieaanvraag dient in de in lid 1 bedoelde gevallen te worden ingediend vóór 1 oktober van het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.

4. Burgemeester en wethouders kunnen een afwijkende termijn vaststellen of ontheffing verlenen van de verplichting om een aanvraag voor de in lid 3 bedoelde termijn in te dienen.

5. De beschikking tot subsidieverlening en de beschikking tot subsidievaststelling kan bij de in dit artikel bedoelde gevallen samenvallen.