Nota integrale handhaving

Geldend van 04-07-2013 t/m heden

Intitulé

Vastgesteld bij besluit van de raad van 29 maart 2012 nr. 255134 en gewijzigd bij besluit van de raad van 25 april 2013 nr. 302942 (geamendeerd) (1e)

De raad der gemeente Putten;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 16 april 2013, nr. 300573;

gelet op het bepaalde in artikel 125 van de Gemeentewet;

besluit:

het Integraal Handhavingsbeleid "Handhaven met hart en verstand", zoals vastgesteld op 29 maart 2012 als volgt te wijzigen:

Hoofdstuk 1 Inleiding

Artikel 1 Aanleiding

Er zijn meerdere redenen om het handhavingsbeleid integraal vorm te geven:

  • -

    De rekenkamercommissie heeft in 2011 geconstateerd dat gemeente Putten op de goede weg is met de uitvoeringspraktijk van de handhaving. Wel wordt geadviseerd om de handhaving qua beleid, programmering en uitvoering integraal in te bedden. Op diverse beleidsterreinen zijn er al de nodige beleidsnota's en programma's gemaakt, maar dit is nog niet in één document geïntegreerd.

  • -

    Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) in werking getreden. Deze wet zorgt er voor dat voor meerdere activiteiten ten behoeve van hetzelfde project nog maar één vergunningprocedure nodig is: De omgevingsvergunning. De Wabo zorgt er ook voor dat de toezicht op de Wabo en de betrokken wetten integraal wordt opgepakt. De Wabo en het Besluit Omgevingsrecht (hierna: Bor) beschrijven hoe het toezicht moet worden ingericht.

  • -

    Bij de rapportage Onderzoek taakuitvoering risico's leefomgeving wordt op 9 november 2011 door de VROM-Inspectie geadviseerd om het gemeentelijk handhavingsbeleid op onderdelen uit te werken

 

Met deze nota willen wij antwoord geven op de volgende vragen:

  • -

    Wat is de handhavingsomvang van gemeente Putten?

  • -

    Waar liggen onze prioriteiten?

  • -

    Op welke wijze oefenen wij toezicht uit?

  • -

    Hoe implementeren wij het handhavingsbeleid?

  • -

    Hoe borgen wij het handhavingsbeleid en houden we het beleid actueel?

De handhavingsnota zal het uitgangspunt vormen voor de jaarlijks te maken handhavingsprogramma's waarin de middelen en concrete doelstellingen worden geborgd en het handhavingsjaarverslag waarin de verantwoording van de resultaten en (eventueel) de noodzakelijk bijstelling van het beleid of het programma wordt besproken.

Artikel 1.2 Waarom is handhaven nodig?

Het gemeentebestuur is verantwoordelijk voor het handhaven van regels in wetten, verordeningen en bestemmingsplannen en van voorschriften die zijn verbonden aan vergunningen. Regels worden gesteld om bepaalde doelen te bereiken op bijvoorbeeld de gebieden leefbaarheid, veiligheid en gezondheid. Goede naleving is een voorwaarde voor het bereiken van deze doelen. Met handhaving worden in ieder geval de volgende doelen gediend:

  • -

    Belang dat de betreffende regel tracht te beschermen

    De wettelijke regels verliezen kracht wanneer onvoldoende wordt gehandhaafd. Dit gaat ten koste van hetgeen de regels proberen te beschermen. Door te handhaven wordt in ieder geval het doel van de betreffende regelgeving nagestreefd

  • -

    Normbevestiging

    Door te handhaven wordt getoond dat het niet loont om de regels te overtreden (normbevestiging). Wij zien dit als een algemeen belang van handhaving

  • -

    Eerlijke concurrentieverhoudingen

  • Het naleven van regels betekent voor ondernemingen vaak dat maatregelen getroffen moeten worden. Dit kost geld en tijd en drukt derhalve op het ondernemingsresultaat. Hierdoor kan overtreding van bepaalde regels een competitief voordeel hebben.

Artikel 1.3 Waarom is handhavingsbeleid nodig?

Goede handhaving verloopt volgens plan. Het zijn dan niet de incidenten die bepalen wanneer het gezag achteraf met handhavingsproblemen wordt geconfronteerd, maar dan bepaalt het gezag vooraf het beleid. Een professionele handhavingsorganisatie moet handelen op grond van een analyse van de problemen, de effecten van niet-naleving en de kansen op niet-naleving om sturing te kunnen geven aan de handhavinginspanningen. In het beleidsplan moeten keuzes worden gemaakt omdat vanwege de omvang van de handhavingstaak en de beschikbare middelen het niet mogelijk is om alle regels en vergunningen constant te controleren. Vanuit de gemaakte keuzes, de te volgen nalevingsstrategie en de vastlegging van de beschikbare middelen, wordt jaarlijks het handhavingsprogramma vastgesteld. Hierin worden jaarlijks de doelen zo concreet mogelijk beschreven. De resultaten worden jaarlijks geëvalueerd. Deze worden teruggekoppeld aan het bestuur, die hiermee kan bepalen of de eerder gemaakte keuzes op het gebied van prioritering, middelen, strategie en doelstellingen moeten worden bijgestuurd. Schematisch ziet deze cyclus er (inclusief verwijzingen naar Bor) als volgt uit:

cyclus

Artikel 1.4 Beschrijving huidige situatie

1.4.1. Bestaande beleidsnota's

In de jaren voorafgaand aan de invoering van de Wabo zijn er al de nodige beleidsnota's gemaakt. De gemeenteraad heeft in 2004 de nota "Handhaving 2004" vastgesteld. Deze nota was het resultaat van de wens om het algemene handhavingsbeleid te versterken. Met de betreffende nota heeft de gemeente de wijze waarop handhaving wordt nageleefd vorm willen geven en inzichtelijk proberen te maken. In de nota is allereerst de visie op handhaving uiteengezet. Regelgeving wordt als belangrijk instrument gezien om doelen te bereiken.

In 2004 is de handhavingsnota milieu opgesteld. Voor de bouwregelgeving is in 2007 een handhavingsnota opgesteld. De nota's voor bouwregelgeving/RO en voor milieu geven de strategieën, protocollen en prioriteringen per taakveld weer. Er is echter onvoldoende onderlinge samenhang tussen deze nota's. Met de nieuwe nota wordt beoogd meer samenhang te brengen. Sinds 2010 worden de doelstellingen van de handhaving op het gebied van milieu en bouwregelgeving integraal verwoord in het Handhavingsuitvoeringsprogramma. Daarnaast worden de doelstellingen op het gebied van handhaving concreet verwoordt in de gemeentelijke begroting. Jaarlijks vindt er aan de gemeenteraad verantwoording plaats in de jaarrekening en het handhavingsjaarverslag. Deze verslagen vormen de basis voor de nieuwe programma.

1.4.2. Positie Regionale Uitvoeringsdienst

Ten behoeven van het Besluit tot herziening van het Omgevingsrecht is landelijk een zogenaamde "package deal" gesloten tussen het Rijk, de koepelorganisatie IPO en de VNG, waarin afspraken en intenties zijn vastgelegd ten behoeve van de verbetering van het omgevingsrecht. Onderdeel van de "package deal" is dat er in het kader van de uitvoering van de Wabo regionale uitvoeringsdiensten (RUD's) zullen moeten worden opgericht. Op de Noord-Veluwe zijn de gemeenten en de provincie Gelderland aan de slag gegaan om de mogelijkheden van een regionale uitvoeringsdienst te onderzoeken. De discussie over de reikwijdte en invulling van deze RUD moet op het moment van schrijven van deze nota nog worden gevoerd. Omdat het uitoefenen van toezicht op het gebied van één of meerdere Wabo-taken één van de onderdelen is die door een dergelijke RUD wellicht zal worden uitgevoerd, bestaat de kans dat de vorming van een RUD invloed zal hebben de inrichting van de toezicht- en nalevingsstrategie.

Hoofdstuk 2 Reikwijdte en doelstelling

Artikel 2.1 Wat valt er binnen het bereik van deze nota?

In de commissie RZ van 15 november 2011 is verzocht om de nota zo integraal mogelijk op te zetten, met name in verband met het uitoefenen van toezicht. Door zoveel mogelijk taakvelden in het toezicht te combineren moet worden beoogd om met een minimale inspanning het maximale te bereiken. Met integrale controle worden eigenaren minder vaak gecontroleerd en heeft men minder snel te maken met tegenstrijdige regels. De nota gaat uit van de toezicht en handhaving van de taakvelden die betrekking hebben op locatiegebonden taakvelden: Milieu, Brandveiligheid, Bouwtoezicht, Ruimtelijke Ordening, APV.

De integrale inzet van het toezicht op deze taakvelden heeft de meeste kans op efficiencywinst.

Overigens zullen, waar mogelijk de toezichthouders uiteraard ook voor andere taakvelden een oog- en oorfunctie behouden!

Artikel 2.2 Kwaliteitseisen

Met het handhavingsbeleid willen we in ieder geval voldoen aan de kwaliteitseisen die in het Besluit Omgevingsrecht (Bor) worden genoemd:

  • 1.

    Handhavingsbeleid: Er is een handhavingsbeleid voor alle beleidsvelden die in de Wabo worden geïntegreerd of erbij aanhaken. Daarin staat een beschrijving van de prioriteiten, de doelen, de strategieën en de activiteiten, gebaseerd op een probleemanalyse. Het beleid is afgestemd met andere betrokken bestuursorganen en strafrechtelijke partners.  (7.2 Bor en 10.3 Mor)

  • 2.

    Uitvoeringsprogramma: De organisatie stelt jaarlijks een uitvoeringsprogramma vast en maakt dit bekend. Dit uitvoeringsprogramma is afgestemd met andere betrokken bestuursorganen en strafrechtelijke partners. (7.3 Bor en 10.4 Mor)

  • 3.

    Uitvoeringsorganisatie: De inrichting van de organisatie waarborgt een adequate en behoorlijke uitvoering van het beleid. In ieder geval ligt de personeelsformatie vast. De organisatie is ook buiten kantooruren bereikbaar en beschikbaar. Werkprocessen zijn vastgesteld. Voor zover er sprake is van toezicht op inrichtingen zijn vergunning-verlening en handhaving gescheiden en is er een roulatieschema. (7.4 Bor en 10.5 Mor)

  • 4.

    Borging van de middelen: Financiële en personele middelen zijn in de begroting gewaarborgd. (7.5 Bor)

  • 5.

    Monitoring: De organisatie bewaakt en registreert resultaten en voortgang van de uitvoering van het programma.  Er wordt gecontroleerd of de overeengekomen werkzaamheden conform de afspraken worden uitgevoerd. (7.6 Bor en 10.6 Mor)

  • 6.

    Rapportage: De organisatie rapporteert over de uitvoering van het programma en over het bereiken van de gestelde doelen. (7.7 Bor)

Hoofdstuk 3 Prioritering taakvelden

Artikel 3.1 Toelichting taakvelden

In dit hoofdstuk wordt per taakveld onze prioritering aangegeven. De prioritering biedt een handvat bij het jaarlijks op te stellen handhavingsprogramma waarin zo concreet mogelijk de jaarlijkse doelstellingen en de beschikbare capaciteit worden weergegeven. Afhankelijk van de prioritering kunnen in de jaarprogramma's accenten worden gelegd in de intensiteit van toezicht. De prioritering komt tot stand door het beoordelen van het effect van een overtreding en de kans op herhaling. Omdat het effect van een overtreding per taakveld een andere impact heeft, waardoor we appels met peren zouden vergelijken, is er per taakveld een risico-analyse gemaakt. De risico-analyses zijn in de bijlage opgenomen.

Artikel 3.2 Taakveld Brandveiligheid

Tabel 3.2

De prioritering voor de brandveiligheid is gebaseerd op de landelijke handleiding PrevaP.

Alleen die categorieën zijn meegenomen die in Putten ook meespelen. De prioritering is van invloed op de controlefrequentie van de betreffende functies. De controlefrequentie wordt jaarlijks vastgesteld in het handhavingsuitvoeringsprogramma (HUP).

Artikel 3.3 Taakveld Milieu

[Klik hier om het document te downloaden]

Clusters

Onderverdeling

Prioritering

Vleesverwerkende en (vee)voedingsmiddelen industrie

Top

Divers (drukkerijen en chemie)

Hoog

Bouw- en houtbedrijven

Hoog

Garagebedrijven en carrosserieherstel

Hoog

Dienstverlening t.b.v. land- en tuinbouw

incl. akkerbouw

Hoog

Fokken en houden van dieren

intensieve bedrijven en > 50 mve

Hoog

Fokken en houden van dieren

nertsenhouders

Hoog*

Tankstations

Hoog

Horeca

Midden

Metaalbewerkende bedrijven

Midden

Fokken en houden van dieren

niet-intensieve bedrijven en < 50 mve

Laag

Sportinrichtingen

Laag

Transport

Laag

Opslag en groothandel

Laag

Woon- en verblijfsgebouwen

Laag

Nutsbedrijven (incl. windturbines)

Laag

Detailhandel- en ambachtsbedrijven

Laag

Recreatiebedrijven

Laag

Vuurwerkbedrijven en munitieopslag (neven activiteit)

Jaarlijks terugkerend project (vuurwerk)

Laag

TAKEN

Taken

Wetgeving

Bouwstoffenbesluit

Wet bodembescherming

Laag

Verbranden afvalstoffen

Wet milieubeheer

Laag

De prioritering is van invloed op de controlefrequentie van de betreffende clusters en taken.

De controlefrequentie wordt jaarlijks vastgesteld in het handhavingsuitvoeringsprogramma (HUP).

*Het toezicht op nertsenbedrijven een hogere prioriteit gekregen vanwege de invloed die deze bedrijven hebben op de omgeving.

Artikel 3.4 Taakveld Bouwen, Monumenten en Ruimtelijke Ordening

Omschrijving

Prioriteit

Constructieve veiligheid bestaande bouwwerken

(o.a. gebouwen, zwembaden, bruggen)

Hoog

Slopen zonder/afwijking van melding (met asbest)

Hoog

Activiteiten ten behoeve van de met het bestemmingsplan strijdige bewoning van panden

Hoog

Monumenten

Midden

Bouwen zonder/in afwijking omgevingsvergunning

Midden

Strijdig gebruik bestemmingsplan

Midden

Onderhoud panden (niet constructief)

Laag

Slopen zonder/in afwijking melding (zonder asbest)

Laag

Strijdigheid excessenregeling welstandsnota

Laag

In stand houden van bouwwerken die door de huidige eigenaar zijn opgericht of gewijzigd zonder of in afwijking van een vereiste omgevingsvergunning voor 1 januari 1993

Zeer laag

De prioriteit is van invloed op de wijze waarop overtredingen worden opgepakt. In het Handhavingsuitvoeringsprogramma wordt deze prioritering vertaald en afgewogen tegen de beschikbare capaciteit.

Optreden tegen het bouwen of in stand houden van bouwwerken die door de huidige eigenaar voor 1993 zijn opgericht of gewijzigd zonder of in afwijking van een vereiste omgevingsvergunning heeft een zeer lage prioriteit.

Dit geldt niet voor bouwwerken die na 1993 meer dan in het kader van het normale onderhoud zijn gewijzigd. Dit is in ieder geval zo wanneer sprake is van een vergroting van het bouwwerk of van het mogelijk maken van het gebruik voor een andere functie.

Ook geldt dit niet wanneer door deze bouwwerken de veiligheid in geding komt of wanneer deze bouwwerken worden gebruikt voor een doel dat in strijd is met het bestemmingsplan of voor een doel waartegen handhavend optreden wel prioriteit heeft, worden gebruikt . Ook wanneer door een derde om handhaving wordt verzocht zal geen sprake zijn van een lage prioriteit.

Optreden tegen het bouwen of in stand houden van bouwwerken die zijn opgericht of gewijzigd zonder of in afwijking van een vereiste omgevingsvergunning welke door de huidige eigenaar zijn verkregen voor 1 april 2007 heeft een zeer lage prioriteit.

Dit geldt niet voor bouwwerken die op of na 1 april 2007 meer dan in het kader van het normale onderhoud zijn gewijzigd. Dit is in ieder geval zo wanneer sprake is van een vergroting van het bouwwerk of van het mogelijk maken van het gebruik voor een andere functie.

Ook geldt dit niet wanneer door deze bouwwerken de veiligheid in geding komt of wanneer deze bouwwerken worden gebruikt voor een doel dat in strijd is met het bestemmingsplan of voor een doel waartegen handhavend optreden wel prioriteit heeft . Ook wanneer door een derde om handhaving wordt verzocht zal geen sprake zijn van een lage prioriteit.

Wanneer een dergelijk bouwwerk wordt verkocht zal geen sprake meer zijn van een zeer lage prioriteit. Kopers en verkopers kunnen hier derhalve rekening mee houden. Dit wordt anders wanneer de erven het bouwwerk verkopen.

Artikel 3.5 Taakbelden Openbare Werken

Verordening

Taak

Prioriteit

Verordening aanleg telecommunicatiekabels

instemmingsbesluit

Midden

Afvalstoffenverordening

inzamelmiddel/inzamelvoorziening

Hoog

Afvalstoffenverordening

plaats/wijze huishoudelijke afvalstoffen

Hoog

Afvalstoffenverordening

gewicht inzamelmiddel

Hoog

Afvalstoffenverordening

eisen inzamelmiddel

Hoog

Afvalstoffenverordening

wijze huishoudelijke afvalstoffen zonder inzamelmiddel

Hoog

Afvalstoffenverordening

inzameldienst/inzamelaars

Laag

Afvalstoffenverordening

dagen/tijden huishoudelijke afvalstoffen

Midden

Aansluitverordening riolering

rioolvergunning

Laag

APV

aanleggen van/ graven in weg

Hoog

APV

aanleggen uitweg

Hoog

APV

fiets/bromfiets markt/kermis

Hoog

APV

parkeren weggedeelte werkzaamheden reiniging

Hoog

APV

Kappen/herplant bomen

Midden

APV

parkeren recreatievoertuig

Midden

APV

uitzichtbelemmerende en overhangende beplanting

Hoog

APV

parkeren grote voertuigen

Hoog

De prioriteit is van invloed op de wijze waarop overtredingen worden opgepakt. In het Handhavingsuitvoeringsprogramma wordt deze prioritering vertaald en afgewogen tegen de beschikbare capaciteit.

Artikel 3.6 Taakveld openbare orde en veiligheid

Grondslag

Omschrijving

Prioritering

APV

APV bepalingen in verband met overlast tijdens uitgaansuren

Hoog

APV

Handelen zonder of in afwijking van een evenementvergunning

Hoog

APV

Toezicht op drugsgebruik

Hoog

APV

Handelen in strijd met de voorgeschreven horecasluitingstijden

Hoog

APV

Hond laten lopen onaangelijnd of daar waar het niet mag

Hoog

APV

Hond laten poepen zonder dit op te ruimen op plaatsen waar dit niet is toegestaan

Hoog

Drank/Horeca

Handelen in strijd met materiële verplichtingen Drank- en Horecawet

Midden

APV

Zonder of in afwijking van vergunning voorwerpen op of aan de weg plaatsen (waaronder sandwichborden en spandoeken)

Midden

APV

Geprepareerde voorwerpen bij zich hebben om winkeldiefstal te vergemakkelijken

Laag

APV

Overige APV bepalingen

Laag

Drank/Horeca

Handelen in strijd met administratieve verplichtingen Drank- en Horecawet

Laag

Wet op de Kansspelen

Handelen in strijd met de Wet op de Kansspelen in het algemeen

Laag

Winkeltijdenwet

Handelen in strijd met de Winkeltijdenwet in het algemeen

Laag

De prioritering is van invloed op de controlefrequentie van de taken. De controlefrequentie wordt jaarlijks opgenomen in het handhavingsuitvoeringsprogramma (HUP).

In de loop van 2012 wordt de gemeentelijke taak tot het toezicht houden op de uitvoering van de Drank- en Horecawetgeving uitgebreid. Dit zal gevolgen hebben voor de inzet van de beschikbare handhavingscapaciteit.

Artikel 3.7 Taakveld Samenleving

Voor taakveld samenleving wordt de toezicht en handhaving op de verschillende taken vastgesteld in het jaarverslag/beleidsplan Wet Werk Bijstand c.a.

Artikel 3.8 Integrale projecten

Projecten

Betrokken taakvelden

 

Handhaving jongerenketen

Bestemmingsplan, brandveiligheid, jongerenbeleid, APV, drank- en horecabeleid.

Hoog

Handhaving recreatieterreinen

Bestemmingsplan, brandveiligheid, recreatie, APV, volkshuisvesting, Wet Werk Bijstand.

Hoog

Hoofdstuk 4 Nalevingstrategie De nalevingstrategie geeft aan op welke wijze de naleving van de regelgeving en de gestelde doelen wordt bereikt. Hierbinnen is een verdeling gemaakt tussen: preventiestrategie, toezichtstrategie, sanctiestrategie en gedoogstrategie.

De nalevingstrategie geeft aan op welke wijze de naleving van de regelgeving en de gestelde doelen wordt bereikt. Hierbinnen is een verdeling gemaakt tussen: preventiestrategie, toezichtstrategie, sanctiestrategie en gedoogstrategie.

Artikel 4.1 Preventieve handhaving

Voorkomen is beter dan genezen. Wij kunnen op verschillende manieren proberen om overtredingen te voorkomen:

  • a:

    Communicatie

    Om iedereen zo goed mogelijk te informeren worden burgers en professionals via de gemeentelijke website, publicaties in de krant en diverse folders op de hoogte gehouden van de relevante regelgeving. Bovendien is het via de mail of tijdens kantooruren altijd mogelijk om contact op te nemen met de medewerkers voor het stellen van vragen over zaken als APV, milieuvoorschriften, brandveiligheid, het Bouwbesluit, het bestemmingsplan of de welstandsnota.

    Om duidelijk te maken dat het bestuur daadwerkelijk handhaaft, wordt maandelijks in de krant weergegeven of en in welke straten er lastgevingen zijn opgelegd.

 

  • b:

    Vooroverleg

    Voordat een aanvraag om vergunning wordt ingediend, kan in het kader van vooroverleg een principeverzoek worden ingediend. Het principeverzoek wordt, voorzover het voldoende informatie bevat, alvast getoetst aan de geldende regels. Naar aanleiding van de uitslag van de toetsing kan het plan worden aangepast en kan het worden omgezet naar een vergunningaanvraag.

 

  • c:

    Toetsing aanvragen aan regelgeving

    Om misverstanden achteraf te voorkomen is het slim om in de vergunningprocedure helder te krijgen wat er wordt gevraagd, waar er vergunning voor wordt verleend en aan welke voorschriften de vergunninghouder zich moet houden.

    Bij de ontvangst van de aanvraag wordt zo snel mogelijk bekeken of de aanvraag voldoende informatie bevat op grond waarvan wij het plan kunnen toetsen aan de relevante voorschriften. De aanvraag wordt beoordeeld door de ter zake deskundige (interne en externe) adviseurs. De vergunning en de bijhorende voorschriften zijn helder geformuleerd, waardoor de vergunninghouder vooraf weet wat hem te doen staat

Artikel 4.2 Toezichtstrategie

Onder toezicht wordt hier verstaan de werkzaamheden die door of namens een bestuursorgaan worden verricht om na te gaan of voorschriften worden nageleefd. Deze werkzaamheden zullen in de praktijk bestaan uit het uitvoeren van controles, zonder dat van een overtreding van een wettelijk voorschrift hoeft te zijn gebleken.

Er kan worden gecontroleerd door (al dan niet met afspraak) een bezoek te brengen. Dit kan ook een "ongepland" bezoek zijn naar aanleiding wat tijdens een algemene inspectieronde wordt geconstateerd. Ook kan op het gemeentehuis worden gecontroleerd door beschikbare informatie door te nemen en waar mogelijk te vergelijken.

Het spreekt voor zich dat toezicht niet alleen staat. Toezicht is de eerste stap in het handhavingtraject. Bij toezicht heeft men te maken met het routinematige, ad hoc en projectmatig toezicht. Toezicht vindt onder meer plaats op basis van programma's, in het kader van projecten en naar aanleiding van meldingen en calamiteiten. De aard van het toezicht kan per taakveld verschillen. Doel is om deze zo integraal mogelijk op te pakken.

4.2.1. periodieke controles

Deze controles zijn vanuit het jaarprogramma met name gericht op de verschillende inrichtingen in het kader van (clustergericht) milieutoezicht en brandveiligheid. Voor het brandveilig gebruik van de inrichtingen wordt het jaarprogramma opgezet. Het doel van het clustergericht aanpakken van de inrichtingen is een bewuster gedragontwikkeling door het uitvoeren van gerichte controles die afgestemd zijn op de milieubelasting van een cluster van gelijksoortige bedrijven. De controlefrequentie is afgestemd op de potentiële milieubelasting van een cluster en het naleefgedrag. Het cluster wordt middels steekproeven bezocht. Door de controleresultaten te communiceren naar de gehele cluster zal naar verwachting de kans op overtreding binnen een gehele cluster afnemen doordat de (potentiële) overtredingen onder de aandacht van de gehele cluster wordt gebracht.

4.2.2. controles naar aanleiding van meldingen/calamiteiten

Uitgangspunt is dat bij een melding of bij het bekend worden van ongevallen of incidenten op een zo kort mogelijke termijn een bezoek wordt gebracht. Er wordt een inschatting gemaakt van de mate van urgentie. Is de urgentie beperkt dan wordt binnen vier weken een toezichtbezoek uitgevoerd. Is er sprake van een urgente situatie dan zal in elk geval dezelfde dag respons moeten komen. Een urgente situatie kan betrekking hebben op een overtreding die een hoge prioriteit kent of waarbij er, door het direct stilleggen van de activiteiten, een vergroting van de overtreding kan worden voorkomen. Voorbeelden zijn het opleggen van een bouw/sloopstop of het staken van een bomenkap. De klachtenregistratie en afhandeling vindt plaats op grond van het hiervoor opgestelde protocol.

4.2.3. controles naar aanleiding van vergunningen

Het hebben van een vergunningstelsel is zinloos als de uitvoering van de vergunningen niet wordt gecontroleerd. Toezichthouders kunnen feitelijke of administratieve controles uitvoeren. Afhankelijk van de omvang van het project wordt de uitvoering eenmalig of meerdere keren gecontroleerd. Door controle in een vroeg stadium kan er vroegtijdig kan worden ingegrepen om te voorkomen dat de afwijking wordt vergroot. Controles worden ingepland of steekproefsgewijs uitgevoerd.

4.2.4. projectmatige controles

Projectmatig toezicht is het toezicht dat plaats vindt in het kader van een project. Dit kan betrekking hebben op een categorie inrichtingen/vergunninghouders, bepaalde wetgeving of in het kader van de regionale samenwerking. Voorbeelden zijn het project permanente bewoning, en de jongerenketen.

4.2.5. integraal toezicht houden

Bij de uitvoering van de bovengenoemde varianten van toezicht is het onze doelstelling om met zo klein mogelijke inspanning een maximaal resultaat te bereiken. Het ideaalbeeld is om per locatie één toezichthouder te hebben die kan toezien op de uitvoering van alle taakvelden. Per bezoek kunnen door deze toezichthouder meerdere aspecten tegelijk worden uitgevoerd. Elkaar tegensprekende voorschriften komen dan eerder in beeld. Hierdoor blijft ook het aantal bezoeken beperkt, en heeft de eigenaar/gebruiker te maken met slechts één toezichthouder.

Wij beschikken echter niet over toezichthouders die alle taakvelden volledig kunnen beoordelen. Gelet op de vaak specifieke regelgeving waaraan moet worden getoetst is het ook de vraag of deze kennis beschikbaar komt. In de uitvoering van het toezicht wordt sinds enkele jaren al wel samengewerkt tussen de toezichthouders, waarbij er zoveel mogelijk voor elkaar wordt gecontroleerd en/of gesignaleerd.

In onderstaande figuur zijn de vier vormen van toezicht weergegeven die aan de orde zijn binnen gemeente Putten:

 Modellen integrale controles

Voor elkaar controleren

Hierin wordt de integrale controle van meerdere aandachtsvelden, door één toezichthouder uitgevoerd. Dit heeft voornamelijk betrekking op situaties die worden gekenmerkt door een geringe complexiteit. Het voor elkaar controleren vergt afstemming. De toezichthouders hebben maandelijks overleg en voegen zo veel mogelijk controles samen tot één bezoek per perceel. De toezichthouder beschikt over de nodige hulpmiddelen, zoals een checklist met controlepunten en een protocol.

Voorbeelden: In de bouwfase controleert Bouwtoezicht voor Brandweer of bepaalde brandwerende voorzieningen zijn aangebracht. Bij het bezoek van horeca controleert de preventiemedewerker of er nog steeds wordt voldaan aan de AMVB-melding.

 

Na elkaar controleren

De doelstelling is om de controles van de verschillende taakvelden zo veel mogelijk te combineren tot één bezoek. Gelet op de aard van de vergunning is dit echter nog lang niet altijd mogelijk. Verschillende toezichthouders, afhankelijk van de fase van toezicht, voeren dan een inspectie uit. Waar mogelijk wordt in de verschillende fasen wel controlepunten van elkaar meegenomen. Deze vorm van controleren is de klassieke vorm van toezicht en volgt vaak uit de aard van de vergunning. Bij een omgevingsvergunning voor het vervangen van een woning zal bijvoorbeeld in eerste instantie controle plaatsvinden op de sloopwerkzaamheden, en pas daarna kan de bouwplaats worden bezocht in het kader van de bouwwerkzaamheden.

Voor elkaar signaleren

Wanneer de toezichthouder "buitenshuis" is, is hij niet slechts gefixeerd is op datgene waartoe hij op locatie is, maar hij houdt zijn ogen ook open ten behoeve van de andere taakvelden. Het voordeel van deze aanpak is dat overtredingen in een eerder stadium worden gesignaleerd. Voorbeelden:

  • -

    Als bouwtoezicht onderweg naar een bouwcontrole ziet dat er bomen worden gekapt, dan geeft hij dit signaal door aan de administratief medewerker. Deze kan in het systeem direct zien of er vergunning is verleend, waarna (indien nodig) direct kan worden ingegrepen.

  • -

    Vanuit burgerzaken wordt een signaal afgegeven als er een GBA-inschrijving plaatsvindt op een recreatieverblijf, waarna direct de benodigde procedure kan worden gestart.

  • -

    Vanuit het BAG kan worden geconstateerd dat ergens een nieuw verblijfsobject is ontstaan zonder dat er een omgevingsvergunning of bestemmingsplanwijziging heeft plaatsgevonden.

 

Controleren met elkaar

In sommige complexe gevallen kan het nodig zijn dat vanwege de gevraagde deskundigheid een tweede toezichthouder mee te nemen, maar dit wordt tot een minimum beperkt.

Een voorbeeld is het toezicht in het kader van Besluit risico's zware ongevallen door brandweer, arbeidsinspectie en provincie. Ook wordt jaarlijks tijdens de handhavingsestafette gezamenlijk controles uitgevoerd.

Artikel 4.3 Sanctiestrategie

In de sanctiestrategie staat hoe de bestuursrechtelijke en/of strafrechtelijke handhaving in principe plaatsvindt.In de sanctiestrategie staat hoe de bestuursrechtelijke en/of strafrechtelijke handhaving in principe plaatsvindt.

4.3.1. Toepassing handhavingsinstrumenten

De volgende instrumenten kunnen worden ingezet om de naleving van regels te bevorderen:

  • -

    Last onder dwangsom (afdeling 5.3.2 Awb)

Dit instrument wordt doorgaans toegepast zolang de overtreding nog ongedaan kan worden gemaakt door de overtreder. Een last onder dwangsom strekt er volgens artikel 5:32 Awb toe de overtreding ongedaan te maken of verdere overtreding, dan wel een herhaling van de overtreding te voorkomen. Door een vooraankondiging wordt de overtreder in het kader van het vooronderzoek geïnformeerd over de geconstateerde overtreding en het voornemen om een last onder dwangsom op te leggen. waarbij hij tevens de uitnodiging krijgt om mondeling of schriftelijk zijn zienswijze kenbaar te maken. Bij het gesprek wordt met de overtreder de eventuele oplossingen van het probleem besproken. Een vooraankondiging blijft achterwege als er sprake is van een spoedeisend belang. Als uit het vooronderzoek blijkt dat er mogelijkheden tot legalisatie zijn, wordt dit ook in de vooraankondiging meegedeeld waarbij de overtreder in overweging wordt gegeven om hiervoor de nodige stappen te zetten (bijvoorbeeld door aanpassing van een bouwwerk of door het alsnog indienen van de benodigde vergunning). Wanneer na afloop van het vooronderzoek is gebleken dat een lasgeving nodig is om de kwestie op te lossen, krijgt de overtreder een termijn om de overtreding te beëindigen voordat een dwangsom wordt verbeurd. De termijn en de hoogte van de dwangsom zijn afhankelijk van de aard en omvang van de overtreding. In principe worden alle verbeurde dwangsommen ingevorderd. Wanneer een aangekondigde sanctie als puntje bij paaltje niet wordt uitgevoerd, verflauwt na verloop van tijd de effectiviteit van dit instrument. Wanneer toch wordt afgezien van invordering van een dwangsom dan moet dit expliciet worden besloten, waarbij duidelijk wordt gemotiveerd waarom van invordering wordt afgezien. De enkele omstandigheid dat na het verbeuren van dwangsommen alsnog aan de last is voldaan is op zich geen reden van invordering af te zien.

 

  • -

    Last onder bestuursdwang (afdeling 5.3.1 Awb)

Slechts in bijzondere omstandigheden zal worden gekozen voor bestuursdwang. Onder bestuursdwang wordt verstaan de bevoegdheid om door "feitelijk handelen" op te treden tegen met de wet strijdige situaties. Voorbeelden: het slopen of verzegelen van panden. De feitelijke beëindiging zal in al haar aspecten zorgvuldig voorbereid en uitgevoerd moeten worden. Bestuursdwang kan onder meer aan de orde zijn als de overtreder niet bekend is of wanneer hij niet (meer) in staat is om de overtreding op te heffen. Het heeft dan weinig zin om hem onder dreiging van een dwangsom te gelasten om de overtreding te beëindigen. In dat geval zal het bestuursorgaan zelf maatregelen nemen. Het uitgangspunt van het bestuur is dat de overtreder daadwerkelijk de door de gemeente gemaakte kosten vergoedt. Wanneer de gemeente ervan afziet de kosten daadwerkelijk in rekening te brengen of in te vorderen zal dit expliciet moeten worden besloten en moeten worden gemotiveerd.

 

  • -

    Bestuurlijke boete (afdeling 5.4.1 en 5.4.2 Awb)

In afdeling 5.4 van de Awb wordt de mogelijkheid geboden in bepaalde gevallen een bestuurlijke boete op te leggen. Dit is een sanctie met een "punitief" karakter, in tegenstelling tot de lastgeving welke die tot het voorkomen of beëindigen van een onrechtmatige situatie. Bij een lastgeving wordt de overtreder geacht iets te doen. Bij een administratieve boete wordt de overtreder bestraft voor het begaan van de overtreding. Dit kan aan de orde zijn bij onomkeerbare situaties, zoals het illegaal kappen van bomen of het slopen van gebouwen. Een bestuurlijke boete wordt niet opgelegd als tegen de overtreder wegens dezelfde gedraging al een strafvervolging is ingezet.

  • -

    Strafrechtelijke sancties

Situaties die in aanmerking komen voor strafrechtelijk optreden worden doorgegeven aan strafrechtelijke partners (OM, politie en de buitengewone opsporingsambtenaren). Er kan dan proces verbaal worden opgemaakt. Net als de bestuurlijke boete heeft dit instrument een punitief karakter.

 

Intrekken vergunning (5.19 Wabo)

De Wabo biedt de mogelijkheid om de omgevingsvergunning in te trekken als achteraf blijkt dat:

  • -

    De vergunning ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is verleend;

  • -

    Niet overeenkomstig de (regels van de) vergunning wordt gehandeld;

  • -

    Niet overeenkomstig de vergunning verbonden voorschriften niet worden nageleefd;

Dit instrument wordt nog weinig toegepast. Doorgaans wordt eerst gepoogd om middels (de dreiging van) een lastgeving de overtreder ertoe te bewegen om alsnog te voldoen aan de vergunde situatie. Het college kan echter besluiten om ook dit instrument toe te passen. Het zal vooral aan de orde zijn als de vergunning blijkt te zijn gebaseerd op onjuiste informatie, bijvoorbeeld er een bedrijfswoning wordt aangevraagd, terwijl achteraf blijkt dat sprake is van een particuliere bewoning, en de noodzakelijkheid van de bedrijfswoning is gebaseerd op onjuiste gegevens.

4.3.2. Regeling voor optreden tegen overtredingen van eigen organisatie en andere overheden

Ook eigen organisatieonderdelen en andere overheden hebben zich te houden aan de geldende regels. Als er een overtreding wordt geconstateerd waarvoor ze verantwoordelijk zijn, moet daar tenminste op vergelijkbare wijze op worden gereageerd als op overtredingen die door burgers of bedrijven worden begaan. De overheid dient immers uit het oogpunt van geloofwaardigheid het goede voorbeeld te geven.

Overtredingen bij de eigen organisatie worden direct aan de verantwoordelijke collega gemeld en het afdelinghoofd wordt van de overtredingen op de hoogte gebracht. Indien er geen hersteltermijn kan worden afgesproken dan wel een hersteltermijn niet wordt nagekomen zal het management over de overtredingen in kennis worden gesteld. Het management of het bestuur zorgt er voor dat passende maatregelen worden genomen om de overtreding te beëindigen, deze in de toekomst te voorkomen en zo nodig de schade te herstellen. Indien de overtreding na hercontrole niet is verholpen, stelt het afdelingshoofd het OM en de VROM-inspectie op de hoogte van de overtreding en de afhandeling. Indien strafrechtelijk optreden gewenst blijkt, dient dit niet door een eigen BOA te worden uitgevoerd.

Artikel 4.4 Gedoogstrategie

In paragraaf 1.2 staat waarom het belangrijk is om toezicht te houden op de naleving van de geldende voorschriften, en om handhavend op te treden als de vastgestelde normen worden overschreden. Daarom wordt er alleen besloten om (tijdelijk) afgezien van handhavend optreden in het geval van bijzondere omstandigheden. Bij een dergelijk besluit moet expliciet worden vermeld wat deze bijzondere omstandigheden zijn en waarom deze omstandigheden aanleiding geven niet op te treden. Wanneer duidelijk wordt dat tegen bepaalde overtredingen, of in bepaalde omstandigheden niet wordt opgetreden zal dit moeten worden weergegeven in de jaarlijkse verantwoording en worden meegenomen in het handhavingsprogramma.

Het kan dus gebeuren dat op basis van prioritering, doelstellingen en/of de handhavings-capaciteit bepaalde overtredingen niet direct worden opgepakt. Dit wordt aan de overtreder gemeld. Hierbij wordt vermeld wanneer deze middelen naar verwachting wel beschikbaar zijn en wanneer naar verwachting dus wel wordt opgetreden. Een belanghebbende die een handhavingsverzoek heeft ingediend ontvangt bericht binnen een termijn van acht weken.

Hoofdstuk 5 Organisatie

Artikel 5.1 Personele middelen

De capaciteit wordt in het HUP vastgesteld en middels de begroting geborgd. De beschikbare uren worden jaarlijks ingezet met een verdeling over reguliere controles en overige toezichtstaken. De capaciteit is voldoende om de in het HUP opgenomen doelstellingen uit te kunnen voeren. Voor specifieke deskundigheid is structureel een beperkt budget beschikbaar voor het inhuren van externe capaciteit. Het RNV levert ook een structurele ondersteuning. Budgetten en capaciteit worden jaarlijks vastgelegd. De beschikbare uren worden uitgewerkt in een afdelingsplan. De daadwerkelijk ingezette uren worden door de medewerkers afzonderlijk geregistreerd overeenkomstig een tijdsregistratie-systeem.

Artikel 5.2 Kwaliteit van de handhavingscapaciteit

Om een adequate handhaving te kunnen garanderen beschikt de toezichthouder over een op de functie afgestemd kennis- en vaardigheidsniveau. Het minimaal vereiste niveau is vastgelegd in bestuurlijk vastgestelde functiebeschrijvingen. Door veranderingen bestaat de kans dat de toezichthouder ten aanzien van bepaalde aspecten tekort schiet in kennis en/of vaardigheden. Voor het borgen van de kwaliteit zijn de volgende hulpmiddelen.

  • -

    Competentieprofielen

Voor de diverse te onderscheiden functiegroepen zijn competentieprofielen ontwikkeld waarnaar bij de functiebeschrijving wordt verwezen.

  • -

    Functiebeschrijvingen

Per functie is, om inzicht te hebben in de deskundigheden welke vereist zijn, een document opgesteld waarin op eensluidende wijze de analyse resultaten worden vastgelegd aangevuld met het vereiste opleidingsniveau.

  • -

    Persoonlijk Ontwikkelingsplan

Met iedere medewerker is nagedacht over het functioneren in relatie tot de functie-beschrijving. Verbeterpunten worden vastgelegd. Voorzover daarvoor het volgen van een opleiding nodig is, wordt dit gemeld in het strategisch opleidingsplan. Minimaal één maal per twee jaar vindt een POP gesprek plaats. Daar waar niet voldaan wordt aan een competentie en/of deskundigheid, worden afspraken gemaakt om binnen een nader te bepalen termijn alsnog daar aan te voldoen. Na afloop wordt getoetst of de afspraken zijn nagekomen en welk resultaat dat heeft. Het POP wordt op basis van de bevindingen bijgesteld.

  • -

    Opleidingsplan

De organisatie stelt jaarlijks een strategisch opleidingsplan vast. Daarin wordt zorggedragen voor borging van het in tijd uitzetten van gewenste opleidingen en voor borging van financiële middelen voor het kunnen volgen van opleidingen, trainingen of andere cursussen welke benodigd zijn om de kwaliteit op het gewenste niveau te brengen c.q. ten.n.

Artikel 5.3 Scheiding vergunningverlening en handhaving op personeelsniveau

Eén van de belangrijke uitgangspunten is de scheiding van de vergunningverlening en de handhaving op persoonsniveau. Dit betekent dat een persoon geen combinatiefunctie mag vervullen van handhaving en vergunningverlening. In de functieomschrijvingen van deze medewerkers staan hun taken omschreven. Het komt niet voor dat de toezichthouder zich bezig houdt met vergunningverlening of dat de vergunningverleners zich bezig houden met controles.

Artikel 5.4 Roulatiesysteem

Om te voorkomen dat er een te nauwe band ontstaat tussen een handhaver en een milieu-inrichting is het van belang dat bij deze inrichtingen waar frequent en intensief controles worden uitgevoerd een roulatie van de handhavers plaatsvindt. Intensieve en frequente controles vinden alleen plaats bij de bedrijven met een topprioriteit. Bij bedrijven die jaarlijks worden gecontroleerd en waarbij dezelfde controleur werkzaam is geweest zal na een periode van drie jaar een andere controleur worden ingezet. Daar waar in de regel een persoon van het RNV controleerde zal of een andere medewerker van RNV of een toezichthouder van de gemeente actief zijn en visa versa. In het HUP zal hier verder op in worden gegaan.

Artikel 5.5 Bereikbaarheid buiten kantooruren

  • -

    De gemeente Putten heeft een calamiteitendienst voor milieu-incidenten. De calamiteitenlijn is dag en nacht bereikbaar voor politie en brandweer. Preventief toezicht vindt alleen plaats binnen de kantooruren. Naar aanleiding van een melding van een overtreding of klacht wordt eerst gekeken naar de ernst van de overtreding en of de constatering ook binnen kantoortijden kan plaatsvinden. Zo niet dan overleg plaatsvinden met de politie en de gemeentelijke BOA. In geval van geluidsklachten en de noodzaak van een meting wordt de geluidsspecialist ingeschakeld van het RNV. Pas in laatste instantie wordt de gemeentelijke toezichthouder ingeschakeld om buiten de kantoortijden actief te zijn.

  • -

    Via de gemeentelijke website kan via een e-formulier 24 uur per dag meldingen worden ingediend op het gebied van de openbare ruimte (verlichting, tegels, enz.).

Artikel 5.6 Regeling voor het uitbesteden van handhavingstaken

Het uitvoeren van de reguliere controles en het beoordelen van rapporten over geluid, lucht en bodem in het kader van de handhaving worden soms uitbesteed aan externe organisaties. Voor deze werkzaamheden zijn gelden vrijgemaakt in de begroting.

De RNV verricht werkzaamheden bij een aantal bedrijven binnen de gemeente in de vorm van handhaving. Jaarlijks wordt vooraf besproken welke bedrijven dit zijn. Deze bedrijven kenmerken zich door een hogere milieubelasting en vallen binnen de top of hoge prioritering. Dit betreft een vast aantal uren op jaarbasis. Als door onvoorziene omstandigheden een beroep moet worden gedaan op een extern adviesbureau voor het uitvoeren van controles heeft dit alleen betrekking op preventieve handhaving. Indien deze zijn uitgevoerd en het repressieve traject moet worden gestart wordt de zaak overgedragen aan de gemeentelijke handhavers.

De protocollen voor het uitvoeren van controles en dergelijke gelden ook voor externe bureaus. De externe bureaus zijn primair verantwoordelijk dat de kwaliteit van hun producten voldoet aan de door de gemeente gehanteerde kwaliteitseisen. Voordat het werk wordt uitbesteed worden er duidelijke werkafspraken gemaakt die per project schriftelijk worden vastgesteld.

Artikel 5.7 Aansturing BOA's

Het strafrechtelijk optreden gaat via het Openbaar Ministerie en de politie.

Artikel 5.8 Uitvoeringsondersteunende voorzieningen

De handhaving beschikt over de nodige hulpmiddelen om toezicht en handhaving uit te voeren. In Putten wordt als informatiesysteem gebruik gemaakt van Squit XO en Verseon. Digitalisering van het toezicht is een voortdurend proces.

Hoofdstuk 6 Implementatie

Artikel 6.1 Handhavingsuitvoeringsprogramma (HUP)

Jaarlijks wordt een handhavingsuitvoeringsprogramma vastgesteld waarin zo concreet mogelijk de doelstellingen worden vastgelegd. In het jaarlijkse vast te stellen HUP wordt onder meer aangegeven:

  • -

    hoeveel controles er zijn gepland en hoeveel uren hiervoor zijn geraamd;

  • -

    welke clusters van bedrijven in een bepaald jaar worden bezocht in het kader van een routinematige controle;

  • -

    het aantal uren voor de juridische handhaving bestaande uit het maken van vooraankondigingen, handhavingsbeschikkingen en bezwaar en beroep;

  • -

    de invloed van de prioritering vanuit het handhavingsbeleid op de planning van controles en afhandeling van meldingen.

Artikel 6.2 Interne afstemming

In het HUP is aan de hand van een overzicht van alle criteria schematisch aangegeven met wie intern en extern afstemming plaatsvindt.

6.2.1. Interne afstemming met vergunningverlening

Gemeente Putten is een kleine organisatie zodat overleg/afstemming direct plaatsvindt. Vergunningverlening en handhaving zijn op één afdeling ondergebracht. Bij constatering van niet vergunde situaties wordt eventueel samen met de vergunningverleners gezocht naar legalisatiemogelijkheden.

Naar aanleiding van controles vindt terugkoppeling plaats met de vergunningverleners als er iets is aan te merken op de handhaafbaarheid van voorschriften.

6.2.2. Interne afstemming met andere organisatieonderdelen

Meerdere keren per jaar vindt er een lokaal handhavingsoverleg plaats. Aan het overleg nemen handhavers van BRM en de politie deel. De doelstellingen van dit overleg zijn: uitwisselen van informatie en afstemmen van gezamenlijke acties. Naar behoefte zullen er deelnemers zijn van andere afdelingen of clusters. Twee keer per jaar nemen alle handhavers van de gemeente deel met inbegrip van de brandweer. Van het overleg wordt een verslag met actiepunten gemaakt. De verslagen worden aan de hoofden van de betrokken afdelingen en overige instanties toegezonden.

In die gevallen dat er ook andere overheden betrokken moeten worden bij het lokaal handhavingsoverleg worden deze op de hoogte gesteld dan wel uitgenodigd voor een nader overleg. Daarnaast is in het Milieu Incidenten Plan uitgewerkt welke instanties bij incidenten moeten worden ingeschakeld en/of geïnformeerd. Conform de Gelderse Handhavingsstrategie dan van de handhavingsbrieven afschrift gezonden aan het OM. Als er direct geflankeerd wordt neemt de politie hierover contact op met de afdeling BRM. Er wordt dan afgestemd in hoeverre er gezamenlijk gehandhaafd zal worden. Het Openbaar Ministerie wordt op de hoogte gehouden door na de (her)controle(s) de afschriften van verzonden brieven te sturen. In de protocollen die zijn opgenomen in het HUP is dit nader uitgewerkt.

Artikel 6.3 Externe afstemming

6.3.1. Bestuursovereenkomst

In 2009 is de "intentieverklaring samenwerking handhaving Regio Noord-Veluwe" ondertekend. De overeenkomst legt de VROM-Inspectie, Provincie, gemeenten, waterschap, AID en de politie een samenwerkingsverplichting op. Hiertoe is een overlegstructuur opgezet bestaande uit een Regionaal Bestuurlijk Handhavingsoverleg en een Regionaal Ambtelijk Handhavingsoverleg waaraan onze gemeente deelneemt. Wat de onderlinge samenwerking tussen de gemeenten betreft loopt het project "Samenwerking door taakoverdracht" waaraan de meerdere regiogemeenten deelnemen. Het is de bedoeling dat één of meerdere toezichthouders bepaalde categorieën van bedrijven in deze gemeenten gaan controleren.

6.3.2. Afstemming bij handhavingsbevoegdheid na elkaar

Wanneer meerdere organisaties na elkaar handhavingsbevoegd zijn kan gesproken worden over ketenbeheer. De instantie die niet meer handhavingsbevoegd is, stelt de instantie die handhavingsbevoegd is geworden hiervan op de hoogte. Tussen de instanties vindt afstemming en informatie uitwisseling plaats. Ook moet rekening gehouden worden met de doorzendplicht (2:3 Awb). Als met een landelijke Handhavings Uitvoerings Methodiek afspraken zijn vastgelegd (zoals bijvoorbeeld voor vuurwerk en grondstromen) dan wordt conform deze landelijke afspraken gehandeld. Als onduidelijkheid bestaat over de vraag welke instantie de handhavingsbevoegdheid moet toepassen vindt overleg plaats tussen vertegenwoordigers van de in aanmerking komende instanties. Komen deze instanties er niet uit, dan wordt de geschillenregeling op grond van de bestuursovereenkomst toegepast. Instanties moeten in gezamenlijk overleg het probleem oplossen.

6.3.3. Gezamenlijke programmering

Het regionale jaarprogramma van de RNV vindt zijn oorsprong in voornoemde intentieverklaring, het meerjarenprogramma en de door de partners aangedragen suggesties voor projecten op basis van hun probleemanalyses. Daarnaast wordt er aansluiting gezocht bij het Landelijk Handhavingsprogramma van het Landelijk Overleg Milieuhandhaving en worden de aanbevelingen uit het voorgaande jaarverslag Handhavingssamenwerking verwerkt.

6.3.4. Overleg Groennetwerk

Het Groennetwerk Noord-Veluwe bestaat uit vertegenwoordigers van politie, de grotere terreinbeherende organisaties (Natuurmonumenten, Geldersch landschap, Staatsbosbeheer), particuliere terreineigenaren, gemeenten, provincies, Koninklijke Marechaussee, Recreatie gemeenschap Veluwe, etc.

In totaal omvat het netwerk ca 65 personen met een opsporingsbevoegdheid welke actief zijn in het buitengebied, vooral op het gebied van de groene wetgeving.

Een werkgroep bestaande uit 7 vertegenwoordigers van diverse gelederen uit het netwerk komt driemaal per jaar samen, bespreekt knelpunten, bereid projecten voor en verzorgt het 'groene' jaarprogramma voor 2012 en het jaarverslag over 2011.

Artikel 6.4 Protocollen

Met het oog op uniformiteit, transparantie en continuïteit zijn protocollen en werkinstructies opgesteld. Deze protocollen worden vastgesteld door het college van b&w. De protocollen hebben ondermeer betrekking op werkinstructies, communicatie, informatiebeheer en informatie-uitwisseling.

Artikel 6.5 Monitoring/Boring/Evaluatie

Beleid maken is één ding, maar het is belangrijker om het beleid actueel te houden. Daarom is het belangrijk om regelmatig te beoordelen hoe het beleid wordt uitgevoerd, en of bijsturing noodzakelijk is. Er moet regelmatig worden getoetst of de werkprocessen conform afspraken verlopen. Doorvoor zijn meerdere (technische) instrumenten beschikbaar.

  • -

    Binnen de afdeling BRM voert het afdelingshoofd maandelijks voortgangsgesprekken met de betrokken medewerkers, waarbij de voortgang van de zaken worden besproken en bijgestuurd. Eventuele knelpunten kunnen direct worden opgepakt.

  • -

    De van de toezicht- en handhavingsprocedures worden vastgelegd in de beschikbare applicaties. Vanuit deze applicaties kan het management (steekproefgewijs) de benodigde rapportages laten samenstellen, of beoordelen of een procedure op de juiste wijze is afgehandeld.

  • -

    Via de tijdregistratie wordt vastgelegd hoeveel tijd aan toezicht en handhaving wordt besteed.

 

Jaarlijks zal aan de gemeenteraad een handhavingsjaarverslag worden voorgelegd waarin de resultaten worden verantwoord. Dan is ook helder of de doelen uit het programma zijn behaald, met een analyse van de afwijkingen. De resultaten worden ook meegenomen in de jaarrekening. De resultaten worden gebruikt voor de vraag of het beleid dan wel het HUP voor het volgende jaar moet worden geactualiseerd.

Bijlage A Risicoanalyses

1. Toelichting gebruik risicoanalyses

De in het beleid (behalve de op de landelijke prevap normen gebaseerde priortering voor brandveiligheid) opgenomen prioritering zijn afgeleid van gemeentelijke risico-analyses.

Geprobeerd is om in beeld te krijgen wat het effect is van het overtreden van een voorschrift, en de kans dat deze overtreding zich voordoet.

Om te kunnen prioriteren moeten we eerst bepalen welke risico´s bepaalde overtredingen met zich meebrengen. Voor taakvelden bouwtoezicht, Openbare Werken en Openbare Orde en Veiligheid is dezelfde matrix toegepast. Het model is een globaal wegingsmethode om diverse overtredingen met elkaar te vergelijken. Het risico dat een bepaalde overtreding met zich meebrengt wordt bepaald aan de hand van het effect dat een overtreding heeft op de thema´s milieu, veiligheid, economie en aanzicht omgeving en de kans dat een overtreding zal plaatsvinden. Hoe hoger de score, des te hoger de urgentie om er een hoge prioriteit aan toe te kennen bij het toezicht op het voorschrift. De scores bieden een handvat, maar het hoeft niet één-op-één te worden overgenomen. Een uitkomst van een rekenmodel kunnen er redenen zijn om af te wijken en een bepaalde

De overtredingen worden in het tabel getoetst aan de diverse thema´s en de kans op niet-naleving.

  • -

    Kans op niet naleving: In welke mate is men geneigd om "in de fout" te gaan?

    Mogelijke indicatoren: bekendheid met regelgeving, het (financieel) voordeel dat een overtreding oplevert, kans dat overtreding door overheid wordt geconstateerd, kans dat daadwerkelijk wordt opgetreden.

  • -

    Aanzicht omgeving: In welke mate heeft de overtreding invloed op omgeving qua aanzicht? Mogelijke indicatoren: Is het zichtbaar voor de omgeving, "vloekt" het met omgeving?

  • -

    Milieu: In welke mate loopt het milieu/omgeving "schade" op? Mogelijke indicatoren: bodemverontreiniging, geluidsoverlast, stankoverlast, enz.

  • -

    Economie: In welke mate kan sprake zijn van ontwrichting van de plaatselijke economie? Mogelijke indicatoren: Oneerlijke concurrentie.

  • -

    Veiligheid: In welke mate is door de overtreding de veiligheid/gezondheid van gebruiker/omwonenden in het geding (asbest, brandveiligheid, instortingsgevaar)?

 

Voor taakveld Milieu is vanuit het handhavingsbeleid Milieu een eigen matrix gebruikt die hier is overgenomen.

Bijlage A1 Risicomatrix Milieu

Bijlage A1 Risicomatrix Milieu

Omschrijving vakgebied

Op grond van de Wet Milieubeheer heeft de gemeente een aantal taken voor de handhaving van de milieuregelgeving.

 

Taken voortvloeiend uit direct werkende regelgeving voor burgers (niet inrichtingen) en inrichtingen

Niet alle milieubelastende activiteiten vinden plaats binnen inrichtingen als bedoeld in de Wet milieubeheer. Te denken valt onder andere aan verbranden van afval, storten van afval in bermen en bijvoorbeeld activiteiten van particulieren zoals mestopslag. Deze werkzaamheden worden aangeduid als niet-inrichtingsgebonden taken en objecten. Handhaving van de milieuregels bij deze categorie is lastiger dan bij inrichtingen, aangezien deze groep niet regelmatig kan worden bezocht. Overtredingen komen meestal naar voren bij klachten van omwonenden of door een constatering van een gemeente-ambtenaar bij zijn reguliere taken (bezoeken bedrijven of inventarisatieronde). Op de meeste niet inrichting gebonden overtredingen is de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) van toepassing. Op enkele overtredingen is specifieke wetgeving van toepassing.

In de verschillende milieuwetten zijn algemene zorgplichtbepalingen opgenomen, die bepalen dat een ieder voldoende zorg moet dragen ten aanzien van:

  • -

    het milieu (artikel 1.1a Wet milieubeheer);

  • -

    handelingen met betrekking tot afvalstoffen waardoor nadelige gevolgen voor het milieu ontstaan of kunnen ontstaan (artikel 10.1 Wet milieubeheer);

  • -

    de bodem en het grondwater (artikel 13 Wet bodembescherming)

  • -

    handelingen met stoffen of preparaten die gevaar kunnen opleveren voor mens of milieu (artikel 2 Wet milieugevaarlijke stoffen).

Deze voorschriften hebben een zogenaamde "vangnetbepaling" en gelden rechtstreeks voor zowel burgers als inrichtingen. De bepalingen zijn van betekenis in het kader van handhavend optreden tegen (potentieel) verontreinigende of gevaarlijke handelingen of situaties waarvoor geen expliciete vergunningvoorschriften of algemeen werkende regels zijn gesteld, omdat de betreffende handelingen of situaties volgens de gangbare, maatschappelijke opvatting getuigen van onvoldoende zorg voor mens en/of milieu. In het HUP is een overzicht opgenomen van clusters van bedrijven en  de direct voor burgers/inrichting werkende regelgeving (taken) weergegeven waar door de gemeente handhavend op dient te worden toegezien. Dit zijn taken die vastgelegd zijn in de Wet bodembescherming (bouwstoffenbesluit) en hoofdstuk 10 van de Wet milieubeheer (storten/verbranden van afvalstoffen buiten de inrichting).

 

4. Taken opgenomen in de Algemene plaatselijke verordening (Apv)

Taken die voortvloeien uit de Apv zijn: artikelen 4.1.2 en 4.1.3 (geluidhinder tijdens festiviteiten), 4.4.3 (afvalbakken bij cafetaria's), 4.7.1 en 1a (opslag mest particulieren) en 5.5.1 (verbod vuur te stoken). In het overzicht dat is opgenomen in het HUP zijn deze taken weergegeven.

 

5. Prioriteiten van inrichtingsgebonden taken en objecten

De reden voor een clustergerichte toezicht is dat de gemeente op deze manier een uniforme aanpak van de controles kan garanderen waarbij de controles met een zelfde kwaliteit worden uitgevoerd en de bedrijven gelijkwaardig worden behandeld. Verder is een clustergerichte aanpak efficiënter en dus ook tijd- en kostenbesparend. Per cluster is naar aanleiding van de probleemanalyse bekend wat de feitelijke en potentiële overtredingen en de effecten zijn naast de kans op overtreding. In de probleemanalyse is aangegeven in welke mate een milieuthema speelt (licht, middel en zwaar) en vertaalt in de cijfers 1, 2 en 3.

Aan elk milieuthema is vervolgens een urgentieklasse verbonden met de navolgende verdeling.

De urgentieklasse bepaalt de mate waarin de zwaarte van een bepaald milieuthema wordt vermenigvuldigd. Zo is het thema veiligheid een thema met een vermenigvuldigingsfactor 3 zodat bijvoorbeeld een vuurwerkbedrijf met een zwaarte 3 uiteindelijk 9 punten scoort. Indien de urgentieklasse 2 is zal de score bij een cluster op dit thema vermenigvuldigd worden met 2.

Gemeente Putten kiest ervoor om het thema externe veiligheid en de kans op overtreding de hoogste waarde van 3 toe te kennen. Indien de kans groot is dat er een overtreding gaat plaatsvinden is er alle reden hier vaker op toe te zien. Externe veiligheid heeft betrekking op het gevaarsaspect voor mensen en goederen in de directe omgeving van het bedrijf. Vanwege de omvangrijke en onherstelbare schade heeft dit aspect de hoogste prioriteit. De middelzware categorie met een zwaarte van 2 bestaat uit de thema´s bodem/grondwater, afvalwater en lucht. Vaak is het zo dat de schade moeilijk tot niet herstelbaar is. De lichtste categorie betreft verruimde reikwijdte, interne veiligheid, lichthinder, geluid en geur. Interne veiligheid is eveneens geregeld via andere regelgeving. De andere aspecten zijn relatief makkelijker herstelbaar. Daarbij is rekening gehouden met het feit dat indien er klachten zijn dit altijd leidt tot een controle en in geval van een overtreding er conform de handhavingsstrategie zal worden opgetreden. Bedrijven waarover veel klachten zijn komen hierdoor sowieso vrij snel in de zwaarste categorie van aandachtsbedrijven terecht.

De controlefrequentie is afhankelijk van de totaalscore. De score varieert per cluster van 10 tot en met 39. De categorieën zijn onderverdeeld in vier verschillende klassen. De hoogste prioriteit krijgt de groep boven de 35, daarna de groep van 28 tot 35, daarna 20 tot 28 en de laagste prioriteit de groep tot 20. Bij de verdeling in groepen is gekeken naar het aantal bedrijven zoals deze in de VNG categorieverdeling aanwezig waren. Aan de prioriteitsstelling is de controlefrequentie gekoppeld zodat de bedrijven met de hoogste prioriteit het meest bezocht worden. Het VNG model met de vier categorieën wordt hiermee losgelaten om vervangen te worden door een andere systematiek. Het voordeel van deze benadering is dat clustergewijs kan worden gewerkt en meer flexibiliteit is om bepaalde bedrijven meer aandacht te geven. Zo is het mogelijk om naar aanleiding van een jaarlijks evaluatie wijzigingen door te voeren. Bijvoorbeeld als de urgentieklasse wijzigt. Ook kan het naleefgedrag nu worden meegenomen.

De bedrijven met een topprioriteit worden allen bezocht. Zo ook alle clustergroepen met minder dan 10 bedrijven. De resterende clusters worden onderworpen aan een nieuwe toezichtstrategie waarbij gewerkt wordt met steekproeven en een zwaardere inzet op het communicatie-instrument.

 

6. Prioriteiten niet-inrichtingsgebonden taken en objecten

In de probleemanalyse is vermeld dat er weinig zicht is op het naleefgedrag van de verschillende niet-inrichtingsgebonden milieuaspecten. Een prioriteitstelling kan hier dan ook moeilijk in worden aangebracht. Op de niet inrichting gebonden milieuaspecten kan worden toegezien tijdens controles, inspectierondes door de gemeente of bij klachtenafhandeling. In algemene zin is het niet mogelijk via een projectmatige aanpak deze illegale activiteiten op te sporen. Wel is het zinvol om bij overtredingen de BOA/milieupolitie in te schakelen.

 

7. Gezamenlijk landelijk handhavingsprogramma

Jaarlijks wordt via een gezamenlijke handhavingsprogramma enkele onderwerpen aangegeven welke een hoge prioritering krijgen. In het jaarverslag komt dit aan de orde en wordt bekeken op welke manier dit gevolgen heeft op het nieuwe jaarprogramma, het zogenaamde handhavingsuitvoeringsprogramma. Het is de afspraak dat in het jaarprogramma rekening wordt gehouden met de landelijke prioriteiten.

Bijlage A2 Risicomatrix Bouwen, Monumenten en Ruimtelijke Ordening

Bijlage A2

Toezicht op Monumenten verkrijgt op basis van matrix een lage prioriteit. Wegens het belang op het algemeen belang om monumenten te behouden, en de onomkeerbaarheid van een verstoord monument, wordt hier een hogere prioriteit toegekend.

Bijlage A3 Openbare Orde en Veiligheid

Bijlage A3

Omschrijving vakgebied

Verschillende regelingen geven het college de bevoegdheid, en daarmee de verantwoordelijkheid, op te treden ten behoeve van de openbare orde en veiligheid. Een belangrijke regeling in de verband is onze eigen Apv. Daarnaast zijn er nog de bijzondere wetten zoals Drank- en Horecawet en de Wet op Kansspelen. De gemene deler van deze regelingen is dat overtredingen over het algemeen in het openbaar gebied plaatsvinden en daarmee in het oog springen en al snel als overlast zullen worden beleefd.

Daarnaast ondersteunt de toezichthouder/BOA de politie in haar taken.

Bijlage A4 Risicomatrix Openbare Werken

Bijlage A4

A: Aansluitverordening riolering gemeente Putten OW3/1999/4762

Artikel 2 lid 1:

Het is verboden zonder een daartoe verleende aansluitvergunning een aansluiting van een particulier riool op het openbare riool tot stand te brengen of te wijzigen.

B: Verordening inzake werkzaamheden in verband met de aanleg, instandhouding en opruiming van kabels ten dienste van een openbaar elektronisch communicatienetwerk in of op openbare gronden (OW/2008/4671 of 123395)

Artikel 2:

Een aanbieder die werkzaamheden wil verrichten, meldt dit voornemen ten minste acht weken voor de aanvang aan het college met een door het college vastgesteld formulier.

C: Afvalstoffenverordening/uitvoeringsbesluit Afvalstoffenverordening

  • C1

    Artikel 9 lid 2: Het college kan aanwijzen via welk al dan niet van gemeentewege verstrekt inzamelmiddel of via welke inzamelvoorziening de inzameling van een bepaalde categorie huishoudelijke afvalstoffen ten behoeve van de gebruiker van een perceel plaatsvindt.

  • C2

    Artikel 14 lid 2: Het college kan de inzameldienst en andere inzamelaars aanwijzen aan wie de in het eerste lid aangewezen categorieën huishoudelijke afvalstoffen moeten worden aangeboden.

  • C3

    Artikel 15 lid 3: Het college kan regels stellen omtrent de plaatsen en wijze waarop huishoudelijke afvalstoffen via een inzamelmiddel ter inzameling moeten worden aangeboden.

  • C4

    Artikel 15 lid 4: Het college kan regels stellen met betrekking tot het maximale gewicht van de afvalstoffen per inzamelmiddel en het maximale aantal inzamelmiddelen dat per keer kan worden aangeboden.

  • C5

    Artikel 15 lid 5: Indien van gemeentewege een inzamelmiddel aan de gebruiker van een perceel is verstrekt kan het college regels stellen omtrent de voorwaarden waaronder het inzamelmiddel is verstrekt, het gebruik en het reinigen daarvan.

  • C6

    Artikel 15 lid 6: Indien het inzamelmiddel niet van gemeentewege is verstrekt, kan het college eisen stellen aan het te gebruiken inzamelmiddel.

    Artikel 17 lid 2: Het college kan regels stellen omtrent de wijze waarop huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling kunnen worden aangeboden via een inzamelvoorziening op wijkniveau

    Artikel 18 lid 2: Het college kan regels stellen omtrent de wijze waarop huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling kunnen worden aangeboden bij het brengdepot op lokaal of regionaal niveau.

    Artikel 19 lid 1: Het college kan categorieën huishoudelijke afvalstoffen aanwijzen die zonder inzamelmiddel als bedoeld in artikel 9 van deze verordening ter inzameling kunnen worden aangeboden.

    Artikel 19 lid 2: Het college kan regels stellen over de wijze waarop deze categorieën huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling moeten worden aangeboden.

  • C7

    Artikel 20 lid 1: Het college stelt de dagen en tijden vast waarop categorieën huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling kunnen worden aangeboden.

    Artikel 22: Het college kan categorieën bedrijfsafvalstoffen aanwijzen die door de inzameldienst worden ingezameld.

    Artikel 23: Het college kan regels stellen omtrent de dagen, tijden, wijzen en plaatsen waarop de krachtens artikel 22 aangewezen bedrijfsafvalstoffen aan de inzameldienst ter inzameling kunnen worden aangeboden.

D: Apv artikel 2.11 lid 1 (omgevings)vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg

Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning een weg aan te leggen, de verharding daarvan op te breken, in een weg te graven of te spitten, aard of breedte van de wegverharding te veranderen of anderszins verandering te brengen in de wijze van aanleg van een weg.

E: Apv artikel 2:12 lid 1 Maken, veranderen van een uitweg

Het is verboden zonder vergunning van het college een uitweg te maken naar de weg, een uitweg te hebben naar de weg en/of verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg.

F: Apv artikel 2:15 Hinderlijke beplanting of gevaarlijk voorwerp

(uitvoeringsregels beplanting/uitzichthoeken)

Het is verboden beplanting of een voorwerp aan te brengen of te hebben op zodanige wijze dat aan het wegverkeer het vrije uitzicht wordt belemmerd of daaraan op andere wijze hinder of gevaar oplevert.

G. Apv artikel 2:52 Overlast van fiets of bromfiets op markt en kermisterrein e.d.

Het is verboden op de door het college of de burgemeester aangewezen uren en plaatsen zich met een fiets of bromfiets te bevinden op een door het college of de burgemeester aangewezen terrein, mits dit verbod kenbaar is aan de bezoekers van het terrein.

H: Apv artikel 4:7 Straatvegen

Het is verboden op een door het college ten behoeve van de werkzaamheden van de gemeentelijke reinigingsdienst aangewezen weggedeelte, een voertuig te parkeren of enig ander voorwerp te laten staan gedurende een daarbij aangeduide tijdsperiode.

I: Apv artikel 4.10a lid 1 Kapverbod

Het is verboden zonder vergunning van het college houtopstand te vellen of te doen vellen.

J: Apv artikel 4:11b lid 1 Bijzondere vergunningvoorschriften

Tot aan de vergunning te verbinden voorschriften kan behoren het voorschrift dat binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig de door het college te geven aanwijzingen moet worden herplant.

K: Apv artikel 4:12 lid 1 Herplant-/instandhoudingsplicht

Indien houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze afdeling van toepassing is, zonder vergunning van het college is geveld dan wel op andere wijze tenietgegaan, kan het college aan de zakelijke gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevond dan wel aan degene die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herbeplanten overeenkomstig de door zijn te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn.

L: Apv artikel 4:12 lid 2 Herplant-/instandhoudingsplicht

Wordt een verplichting als bedoeld in het eerste lid opgelegd, dan kan daarbij worden bepaald binnen welke termijn na de herbeplanting en op welke wijze niet geslaagde beplanting moet worden vervangen.

M: Apv artikel 5:6 lid 1 Kampeermiddelen e.a.

Het is verboden een voertuig dat voor de recreatie of anderszins voor andere dan verkeersdoeleinden wordt gebruikt:

  • a.

    langer dan op 3 achtereenvolgende dagen te plaatsen of te hebben op een door het college aangewezen weg, waar dit naar zijn oordeel buitensporig is met het oog op de verdeling van beschikbare parkeerruimte of schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van de gemeente;

  • b.

    op een door het college aangewezen plaats te parkeren, waar dit naar zijn oordeel schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van de gemeente.

N: Apv artikel 5:8 lid 1 Parkeren van grote voertuigen

Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van de lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter te parkeren op een door het college aangewezen plaats, waar dit naar zijn oordeel schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van de gemeente.

O: Apv artikel 5:8 lid 2 Parkeren van grote voertuigen

Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van de lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter te parkeren op een door het college aangewezen weg, waar dit parkeren naar zijn oordeel buitensporig is met het oog op de verdeling van beschikbare parkeerruimte.

P: Apv artikel 5:9 lid 1 Parkeren van uitzichtbelemmerende voertuigen

Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,6 meter, op de weg te parkeren bij een voor bewoning of ander dagelijks gebruik bestemd gebouw op zodanige wijze dat daardoor het uitzicht van bewoners of gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt belemmerd of hun anderszins hinder of overlast wordt aangedaan.