Regeling vervallen per 01-07-2013

Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Putten Hoofdstuk 4 Arbeidsduur en werktijden

Geldend van 01-01-2012 t/m 30-06-2013

Intitulé

ARBEIDSVOORWAARDENREGELING GEMEENTE PUTTEN

Burgemeester en wethouders van de gemeente Putten;

Gelet op artikel 125 van de ambtenarenwet en artikel 147 van de Gemeentewet;

Gelet op het besluit van de raad der gemeente Putten, van 6 juni 1996;

besluiten:

vast te stellen de Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Putten 2012.

Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2012

HOOFSTUK 4 Arbeidsduur en werktijden

Artikel 4:1 Arbeidsduur en werktijden

  • 1. Het college kan in overleg de feitelijke arbeidsduur per week vaststellen op een andere omvang dan de formele arbeidsduur per week. De voor de ambtenaar geldende arbeidsduur per jaar mag hierdoor niet worden overschreden.

  • 2. De arbeidsduur bedraagt ten hoogste 11 uur per dag en 50 uur per week.

  • 3. Bij de brandweer en de wat betreft de van toepassing zijnde dienstroosters daarmee vergelijkbare onderdelen, kunnen van het eerste en het tweede lid afwijkende afspraken worden overeengekomen, met dien verstande dat het bepaalde in de laatste volzin van het eerste lid van toepassing blijft.

Artikel 4:2 Arbeidsduur en werktijden

  • 1. In een nader door het college vast te stellen regeling worden algemene regels omtrent de werktijden vastgesteld.

    Voor zover ingevolge deze regeling wisselende werktijden gelden, wordt daarvoor een rooster opgesteld.

  • 2. Bij de regeling van de werktijd wordt in acht genomen:

    • a.

      dat geen arbeid wordt verricht op zaterdagen en zondagen, tenzij afwijking van deze regel in het belang van de dienst noodzakelijk is;

    • b.

      dat de werktijden ten minste één maand voor aanvang aan de ambtenaar bekend worden gemaakt;

    • c.

      dat de werktijd behoorlijk door pauze wordt onderbroken;

    • d.

      dat de werktijd van een ambtenaar niet uitsluitend wordt vastgesteld om het bepaalde in artikel 3:3 , derde lid te ontwijken.

  • 3. Bij de brandweer, en de wat betreft de van toepassing zijnde dienstroosters daarmee vergelijkbare onderdelen, kan een van het tweede lid afwijkende regeling worden getroffen.

Artikel 4:2:1 Arbeidsduur en werktijden

  • 1. Bij de regeling van de werktijd en haar toepassing wordt zoveel mogelijk gezorgd, dat de ambtenaar op zondag en de voor hem geldende kerkelijke feestdagen zijn kerk kan bezoeken en dat hij in zijn zondagsrust zo weinig mogelijk wordt beperkt.

  • 2. Een afwijking van de regeling van de werktijd, bedoeld in artikel 4:2 , tweede lid, onder a, is voor wat betreft de zondag slechts mogelijk voor ten hoogste 26 zondagen per jaar.

  • 3. Hetgeen in dit artikel ten aanzien van het verrichten van arbeid op zondag is bepaald, geldt mede voor het verrichten van arbeid op de nieuwjaarsdag, de tweede Paasdag, de Hemelvaartsdag, de tweede Pinksterdag, de beide Kerstdagen en de dag waarop de verjaardag van de koningin wordt gevierd.

  • 4. Voor zover het dienstbelang niet anders vereist, geldt, hetgeen in dit artikel ten aanzien van het verrichten van arbeid op zondag is bepaald, ook voor kerkelijke of nationale, landelijke, regionale of plaatselijk erkende feest- of gedenkdagen die door het college zijn aangewezen als dagen, waarop de openbare dienst van de gemeente is gesloten.

  • 5. Het bepaalde in dit artikel vindt voor hem die tot een kerkgenootschap behoort dat de wekelijkse rustdag op de sabbat of de zevende dag viert, overeenkomstige toepassing indien hij een daartoe strekkend verzoek heeft ingediend.

Artikel 4:2:2 Arbeidsduur en werktijden

Indien door de ambtenaar, bedoeld in artikel 3:3 , arbeid op zaterdag of zondag wordt verricht, wordt hem voor elke zaterdag of zondag waarop hij arbeid heeft verricht een werkdag ter vrije beschikking toegekend.

Artikel 4:3 Spaarmogelijkheid

  • 1.

    • 1.

      Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:

      • a.

        opgebouwde verloftegoed: het voor 1 april 2006 opgebouwde verlof in het kader van de voormalige verlofspaarmogelijkheid;

      • b.

        kapitalisatie van het opgebouwde verloftegoed: het omzetten van het opgebouwde verloftegoed in een geldbedrag. Per verlofuur wordt een bedrag uitgekeerd ten hoogte van het op het moment van uitbetalen geldende uurloon van de ambtenaar.

  • 2. Het opgebouwde verloftegoed wordt op verzoek van de ambtenaar door het college verleend, tenzij de belangen van de dienst zich daartegen verzetten. De ambtenaar geniet het verlof zoveel als mogelijk in een aaneengesloten periode.

  • 3. De ambtenaar kan verzoeken om kapitalisatie van het opgebouwde verloftegoed. Het college beslist of aan dit verzoek kan worden voldaan. Het verloftegoed kan enkel worden gekapitaliseerd wanneer de ambtenaar deelneemt aan de levensloopregeling en wanneer het gekapitaliseerde verloftegoed wordt gestort op zijn levenslooprekening. Bij de kapitalisatie van het opgebouwde verloftegoed gelden de randvoorwaarden zoals opgenomen in de wettelijke bepalingen omtrent de levensloopregeling. Wanneer in een bepaald jaar het opgebouwde verloftegoed niet volledig kan worden gekapitaliseerd kan de ambtenaar in een volgend jaar opnieuw een verzoek indienen tot kapitalisatie van het resterende opgebouwde verloftegoed. Het college beslist dan of aan dit verzoek kan worden voldaan.

  • 4. In geval van ontslag op grond van artikel 8:1 wordt het resterende opgebouwde verloftegoed zoveel mogelijk opgenomen gedurende de opzegtermijn. In overeenstemming met de ambtenaar kan hiervoor de maximale opzegtermijn zonodig worden verlengd. Indien het voor de ambtenaar, in verband met het aanvaarden van een andere betrekking, niet mogelijk is om de opzegtermijn te verlengen, wordt het niet opgenomen resterende opgebouwde verloftegoed uitbetaald ingevolge het bepaalde in het tiende lid.

  • 5. In geval van ontslag op grond van artikel 8:3 , 8:6 , 8:7 , 8:8 , 8:10 of 8:11 wordt de ambtenaar in de gelegenheid gesteld om voorafgaand aan het ontslag het resterende opgebouwde verloftegoed op te nemen. Indien dit niet mogelijk is, wordt het niet opgenomen opgebouwde verloftegoed uitbetaald ingevolge het bepaalde in het tiende lid.

  • 6. In geval van ontslag op grond van artikel 8:5a of 8:13 is de ambtenaar verplicht het resterende opgebouwde verloftegoed op te nemen met ingang van de dag dat het voornemen tot ontslag aan de ambtenaar is meegedeeld. Het ontslag gaat in op de eerste dag na afloop van de opname van het opgebouwde verloftegoed

  • 7. In geval van ontslag op grond van artikel 8:4 en 8:5 of 8:9 wordt het resterende opgebouwde verloftegoed uitbetaald op grond van het tiende lid.

  • 8. In het geval van overlijden van de ambtenaar wordt aan de nabestaanden, met inachtneming van het bepaalde van artikel 8:16:2 , het resterende opgebouwde verloftegoed uitbetaald ingevolge het bepaalde in het tiende lid.

  • 9. In geval het ontslag als bedoeld in de voorgaande leden een gedeeltelijk ontslag betreft, worden tussen de ambtenaar en het college nadere afspraken gemaakt over de opname van het resterende opgebouwde verloftegoed.

  • 10. Indien het opgebouwde verloftegoed wordt uitbetaald, wordt dit uitbetaald naar het op het moment van uitbetalen geldende uurloon van de ambtenaar.

Artikel 4:3:1:1

  • 1. Medewerkers hebben recht op verlof met behoud van bezoldiging op Goede Vrijdag, Bevrijdingsdag (5 mei) en op de namiddagen van hun verjaardag en oudejaarsdag voor zover deze dagen binnen hun afgesproken werkuren vallen.

  • 2. Voor een volledige betrekking wordt de arbeidsduur per jaar als volgt vastgesteld:

    • a.

       Gerekend wordt met het totaal aantal werkdagen per jaar maal 7,2

    • b.

       Wettelijke feestdagen, het verlof zoals toegekend conform artikel 6:2 van deze regeling, het verlof zoals bedoeld in lid 1 van dit artikel en het verlof zoals bedoeld in artikel 6:2:1:1 en 6:2:1:2 van deze regeling worden van het conform lid 2a van dit artikel vastgestelde aantal uren afgetrokken.

    • c.

       Indien een medewerker vakantie-uren uitgewisseld heeft tegen geld conform artikel 4a:1 van deze regeling wordt het aantal uitgewisselde uren bij het saldo opgeteld.

    • d.

       Indien een medewerker geld heeft uitgewisseld tegen vakantie-urenconform artikel 4a:2 van deze regeling wordt het aantal uitgewisselde uren van het saldo afgetrokken.

    • e.

       Indien een medewerker vakantiedagen overschrijft conform artikel 6:2:1:5 van deze regeling worden afspraken gemaakt over de wijze van opname van deze extra beschikbare vakantiedagen. Indien vakantiedagen in het betreffende jaar worden opgenomen wordt het aantal op te nemen uren afgetrokken van het saldo.

    • f.

       Eventueel toegekende uren conform artikel 4:3:1:2 van deze regeling worden afgetrokken van het saldo. Andere vormen van verlof die zijn toegekend aan de medewerker worden afgetrokken van het saldo.

Artikel 4:3:1:2 Leeftijdsbewust Personeelsbeleid

Leeftijdsbewust Personeelsbeleid wordt naast de in artikel 6:2:1:3 weergegeven leeftijdsverlofdagen vorm gegeven door twee onderdelen.

  • 1.

    Voor medewerkers tot en met schaal VI die een dienstverband van 36 uur per week hebben is er de mogelijkheid om vanaf 60 jaar een half uur per dag korter te gaan werken, een en ander na toestemming van het diensthoofd en voor zover de dienst het toelaat.

  • 2.

     Toestemming zoals bedoeld in lid 1 van dit artikel wordt alleen verleend wanneer door gebruik te maken van de gevonden mogelijkheid er voor de medewerker daadwerkelijk dagelijks een vermindering van de werkbelasting plaatsvindt.

  • 3.

     Voor medewerkers vanaf schaal VII is er vanaf 55 jaar de mogelijkheid om gebruik te maken van demotie. Dit betekent dat zij een door burgemeester en wethouders aangeboden lager ingeschaalde functie accepteren met behoud van bezoldiging, een en ander voor zover de dienst het toelaat. De nieuw te accepteren functie mag maximaal twee functieschalen lager zijn dan de huidige functie van de medewerker.

  • 4.

     In voorkomende gevallen kunnen burgemeester en wethouders besluiten om ten gunste van de medewerker af te wijken van de in lid 1 en lid 3 genoemde leeftijdsgrenzen.

Artikel 4:3:2:1 Deelnemers

  • 1. Deelnemers aan deze regeling zijn alle medewerkers, met uitzondering van diegenen, die hiervan zijn uitgezonderd door burgemeester en wethouders.

  • 2. Afdelingshoofden hebben de mogelijkheid om individueel en/of per functie of functiegroep vaste start en/of eindtijden vast te stellen indien de aard van de werkzaamheden en/of de mate van bezetting binnen de afdeling dit vraagt.

Artikel 4:3:2:2 Registratie en registratiekaart

  • 1. Aan de medewerker wordt met in acht name van het navolgende de vrijheid gelaten de aankomst-, vertrek- en middagpauzetijden zelf te bepalen. De gewerkte uren dienen door middel van een registratieklok te worden vastgelegd.

  • 2. De tijdregistratiekaart is voor een ieder verplicht en dient persoonlijk gehanteerd te worden. De registratie moet, behoudens nadere regeling, plaatsvinden bij:

    • -

      de aanvang en het einde van de werktijd;

    • -

      het begin en het einde van de lunch en/of dinerpauze.

  • 3. Is de registratie verzuimd, dan worden de bloktijden aangehouden.

  • 4. Het verlaten van het gebouw voor dienstzaken behoeft niet te worden geregistreerd, mits de periode tussen uitgaan en binnenkomst binnen de normale aankomst- en vertrektijden valt.

  • 5. Indien wegens bijzondere omstandigheden de werkzaamheden buiten het gebouw aanvangen (hierbij horen ook dienstreizen) dan wel worden beëindigd en geen digitale tijdregistratie mogelijk is , worden de tijden van aanvang en einde doorgegeven aan de afdeling Bestuur, Personeel, Organisatie en Burgerzaken door middel van een mutatie in de webmodule tijdregistratie. Deze mutatie wordt na goedkeuring van het afdelingshoofd automatisch verwerkt in het tijdregistratiesysteem.

Artikel 4:3:2:3 Bloktijd

  • 1. Er geldt een bloktijd waarbinnen iedereen aanwezig behoort te zijn. De bloktijden zijn vastgesteld gedurende de maandag tot en met de vrijdag van 09.00 - 12.00 uur en van 13.30 - 16.00 uur. De tweede bloktijd is niet van toepassing in de maanden juni, juli en augustus van elk jaar.

  • 2. Voor ambtenaren die ingeroosterd zijn voor de avondopenstelling worden de onder lid 1 genoemde bloktijden uitgebreid voor de dag waarop de avondopenstelling plaatsvindt van 19.00 uur tot 20.30 uur.

  • 3. De onder lid 2 genoemde ambtenaren mogen hun werk een halfuur voor 19.00- ter voorbereiding van de werkzaamheden beginnen en een halfuur na 20.30 uur ter afronding van de werkzaamheden beëindigen.

  • 4. De onder lid 2 genoemde ambtenaren mogen op de dag waarop de avondopenstelling plaatsvindt niet meer werken dan 12 uur.

  • 5. De direct leidinggevende van de afdeling die tijden de avondopenstelling beschikbaar is voor publiek stelt een rooster op voor een kalenderjaar. De leidinggevende reikt dit rooster uit aan de betrokken medewerker voor 1 december geldend voor het jaar hierop volgend. Een afschrift hiervan wordt verzonden aan de afdeling .

  • 6. Lid 1, 2, 3, 4 en 5 van dit artikel is niet van toepassing op de ambtenaren die tijdens de avondopenstelling van Burgerzaken werkzaam zijn gedurende de periode dat alleen de afdeling Burgerzaken is opengesteld voor publiek gedurende de avonduren. Als vergoeding voor het werken tijdens deze avondopenstelling is de regeling voor overwerkvergoeding van toepassing, tenzij een andere regeling van toepassing is.

  • 7. Lid 6 van dit artikel wordt geacht te zijn vervallen zodra één of meerdere afdelingen, andere dan Burgerzaken, gedurende de avonduren opengesteld zijn voor de burgers.

  • 8. Het hoofd van de afdeling kan aan een medewerk(st)er toestemming geven om af te wijken van de in lid 1 genoemde bloktijden in verband met opvang van kinderen tot en met 12 jaar, indien het dienstbelang niet wordt geschaad.

Artikel 4:3:2:4 Lunchpauze

Medewerkers die tussen 12.00 uur en 13.30 werkzaam zijn dienen binnen deze tijden lunchpauze te nemen. De duur van de pauze is minimaal een half uur.

Artikel 4:3:2:5 Werktijden

  • 1. Voor de deelnemers met een volledige werkweek vangt de ochtendwerktijd in de maanden september tot en met mei van elk jaar niet eerder aan dan 07.30 uur, met dien verstande dat op wettelijke gronden voor personen beneden de 18 jaar een andere aanvangstijd kan gelden. Voor de deelnemers met een volledige werkweek vangt de ochtendwerktijd in de maanden juni, juli en augustus van elk jaar niet eerder aan dan 07.00 uur, met dien verstande dat op wettelijke gronden voor personen beneden de 18 jaar een andere aanvangstijd kan gelden. Het einde van de werktijd is niet later dan 18.00 uur.

  • 2. Voor de deelnemers met een onvolledige werkweek en die alleen gedurende de ochtend werken vangt de ochtendwerktijd niet eerder aan dan 7.30 Het einde van de ochtendwerktijd is niet later dan 13.00 uur.

  • 3. Voor de deelnemers met een onvolledige werkweek en die alleen gedurende de middag werken vangt de middagwerktijd niet eerder aan dan 12.30 uur. Het einde van de middagwerktijd is niet later dan 18.00 uur.

Artikel 4:3:2:6 Bodes en medewerker huishoudelijke zaken

  • 1. Voor de bodes en medewerker huishoudelijke zaken gelden andere tijden dan genoemd in de artikelen 4:3:2:3, 4:3:2:4 en 4:3:2:5.

  • 2. De in lid 1 genoemde tijden zijn voor de bodes en medewerker huishoudelijke zaken als volgt vastgesteld:

    Omschrijving

    Vroege dienst

    Dagdienst

    Late dienst zonder avond

    Avonddienst

    Variabel

    06.00 – 07.30

    08.00 – 09.30

    9.00 – 9.30

    13.30 – 14.30

    Bloktijd

    07.30 – 10.30

    09.30 – 12.30

    9.30 – 12.30

    14.30 – 17.00

    Middagpauze

    10.30 – 12.30

    12.30 – 13.30

    12.30 – 15.30

    17.00 – 18.00

    Bloktijd

    12.30 – 15.00

    13.30 – 16.00

    15.30 – 18.00

    18.00 – 21.00

    Variabel

    15.00 - 16.00

    16.00 – 18.00

    18.00 – 19.30

    21.00 – 24.00

  • 3. Bij de in lid 2 genoemde tijden worden de volgende spelregels in acht genomen:

    • a.

      Standaard wordt er bij de bodes een vroege dienst, een dagdienst en een late dienst zonder avond of een avonddienst ingeroosterd.

    • b.

      Verlof bij de bodes wordt te allen tijden zo gepland dat er in elk geval een vroege dienst en een late dienst aanwezig is. Bij ziekte of verlof vervalt de dagdienst. De betreffende bode die op dat moment ingeroosterd staat voor de dagdienst schuift door naar de opengevallen dienst.

    • c.

      Bij avondvergaderingen kan besloten worden om de late dienst op te schuiven naar de avonddienst.

    • d.

      Bij de avondopenstelling zoals bedoeld in artikel 4:3:2:3, lid 2 van deze regeling schuift op het moment dat naast de avondopenstelling avondvergaderingen zijn de dagdienst door naar de late dienst en schuift de late dienst door naar de avonddienst.

    • e.

      Op dagen waarbij de schoonmaakwerkzaamheden vervroegd zijn en er verder geen activiteiten zijn kan de direct leidinggevende besluiten om de variabele eindtijd van de late dienst te vervroegen.

    • f.

      De medewerker huishoudelijke zaken werkt standaard een dagdienst. Bij ziekte of verlof kan de direct leidinggevende besluiten om de medewerker huishoudelijke zaken ook een vroege dienst of een late dienst over te laten nemen van een bode.

    • g.

      Bij afwezigheid van de medewerker huishoudelijke zaken nemen de bodes de noodzakelijk taken van de medewerker huishoudelijke zaken waar.

    • h.

      Bij alle diensten is het uitgangspunt dat er behoudens bijzonderheden maximaal 12 uur per dag gewerkt wordt. Na 12 werkuren stopt automatisch de opbouw van spaaruren.

  • 4. De direct leidinggevende van de afdeling stelt een rooster op voor een kalenderjaar. Bij dit rooster wordt onderscheid gemaakt in vroege dienst, dagdienst, late dienst en avonddienst. De leidinggevende reikt dit rooster aan de betrokken medewerker uit voor 1 december geldend voor het jaar hierop volgend en een afschrift hiervan wordt verzonden aan de afdeling Bestuur, Personeel, Organisatie en Burgerzaken.

  • 5. Voor de inroostering in een vroege dienst, een late dienst en een avonddienst hebben de bodes en de medewerker huishoudelijke dienst recht op een vergoeding conform artikel 3:3:0:1 van deze regeling. De vergoeding wordt voor een jaar berekend op grond van het in lid 4 genoemde rooster.

  • 6. Het in lid 5 genoemde recht vervalt voor de bodes die een vergoeding krijgen conform artikel 3:8:0:4 van deze regeling.

Artikel 4:3:2:7 Saldo uren

  • 1. De gewerkte uren worden dagelijks gesaldeerd. De gespaarde uren bedragen maximaal 100 uur. Dit maximum wordt naar rato van het aantal te werken uren vastgesteld. Het tekort ten opzichte van de feitelijke arbeidsduur mag op de laatste werkdag van de maand niet meer bedragen dan 10 uren. Bij een tekort van meer dan 10 uren is sprake van onrechtmatig verzuim.

  • 2. Medewerkers die per week meer dan 50% werken van de formele arbeidsduur kunnen de gespaarde uren nimmer opnemen in de bloktijd, met uitzondering van:

    • a.

      de vrijdagmiddag en gedurende maximaal 12 dagen in de vorm van hele of halve dagen, het laatste in overleg met de direct leidinggevende of

    • b.

      gedurende maximaal 24 dagen in de vorm van hele of halve dagen in overleg met de direct leidinggevende

  • 3. Medewerkers die per week 50% of minder werken van de formele arbeidsduur kunnen de gespaarde uren nimmer opnemen in de bloktijd, met uitzondering van:

    • a.

      de vrijdagmiddag en gedurende maximaal 6 dagen in de vorm van hele of halve dagen of

    • b.

      gedurende maximaal 12 dagen in de vorm van hele of halve dagen in overleg met de direct leidinggevende.

  • 4. Medewerkers moeten voor 1 december van een bepaald jaar hun keuze voor de in de leden 2 en 3 genoemde alternatieven, onder de letters a en b, kenbaar maken bij hun direct leidinggevende voor het kalenderjaar hierop volgend.

  • 5. Burgemeester en wethouders kunnen na overleg met de Ondernemingsraad maximaal drie dagen zijnde 21,6 uren aanwijzen waarop de gespaarde uren genoemd onder lid 2, letter a en b en onder lid 3, letter a en b moeten worden opgenomen. Medewerkers die geen gebruik maken van de mogelijkheid om te sparen zijn verplicht om de uren die gemoeid zijn met de in dit lid genoemde drie dagen vooraf te sparen.

  • 6. Een negatief saldo kan niet met overuren worden gecompenseerd.

Artikel 4:3:2:8 Fictieve diensttijd

  • 1.

    • 1.

      De fictieve diensttijd is bepaald van 08.25 - 12.00 uur en 12.30 tot 16.07 uur.

  • 2. Bij afwezigheid wegens:

    • -

      vakantie, verlof en ziekte wordt de fictieve diensttijd berekend;

    • -

      dienstreis, congressen, seminars en kortlopende cursussen worden de werkelijke uren aangemerkt, met een aftrek van de lunchtijd van minimaal 30 minuten, terwijl het maximaal aantal uren 9 per dag bedraagt, ongeacht of deze ook in de avond vallen;

    • -

      het bezoeken van een arts, specialist e.d. wordt als fictieve diensttijd aangemerkt, de tijden gelegen tussen 08.25 en 16.07 uur. Bij voorkeur dient dit bezoek in de glijtijden te worden afgelegd;

    • -

      opleiding die onder de studiefaciliteiten valt worden de fictieve werktijden gehanteerd.

  • 3. In afwijking van de in lid 1 genoemde fictieve tijd zijn bij de in artikel 4:3:2:6, lid 2 genoemde functies de volgende fictieve tijden van toepassing:

    Omschrijving

    Vroege dienst

    Dagdienst

    Late dienst zonder avond

    Avonddienst

    Fictieve tijd vroeg

    07.39 – 11.15

    09.09 – 12.45

    10.09 – 13.45

    13.39 – 17.15

    Fictieve tijd laat

    11.45 – 15.21

    13.15 – 16.51

    14.15 – 17.51

    17.45 – 21.21

     

Artikel 4:3:2:9 Controle

Het diensthoofd kan voorzover het belang van de dienst dit vordert beperkingen aanbrengen in de keuze van werktijd.

  • -

    Indien een deelnemer deze regeling niet naleeft en dit gesignaleerd wordt door de afdeling Bestuur, Personeel, Organisatie en Burgerzaken dan wordt dit na afloop van een maand doorgegeven aan het desbetreffende hoofd van de afdeling.

  • -

    Deze ziet toe dat de bepalingen van deze regeling worden nageleefd.

Artikel 4:3:2:10 Bezetting

De direct leidinggevende draagt er zorg voor dat er voldoende capaciteit is op de afdeling gedurende de openingstijden van het gemeentehuis en de bloktijden.

Artikel 4:3:2:11 Misbruik

Burgemeester en wethouders kunnen de deelnemers, die misbruik maken van de mogelijkheden, welke de regeling flexibele werktijden biedt, voor een door hen te bepalen termijn uitsluiten van deelneming aan deze regeling. In dat geval gelden voor de duur van de uitsluiting de in artikel 4:3:2:8 vermelde fictieve werktijden."

Artikel 4:3:1 Vervallen

(Vervallen)

Artikel 4:3:2 Vervallen

(Vervallen)

Artikel 4:3:3 Vervallen

(Vervallen)