Regeling vervallen per 01-07-2013

Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Putten Hoofdstuk 4a Uitwisselen van arbeidsvoorwaarden

Geldend van 01-01-2012 t/m 30-06-2013

Intitulé

Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Putten 2012

Burgemeester en wethouders van de gemeente Putten:

gelet op artikel 125 van de ambtenarenwet en artikel 147 van de Gemeentewet;

gelet op het besluit van de raad der gemeente Putten, van 6 juni 1996;

besluiten:

vast te stellen de arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Putten 2012

4a Uitwisselen van arbeidsvoorwaarden

Artikel 4a:1 Vakantie-uren uitwisselen tegen geld

  • 1. De ambtenaar kan bij het college voor 1 november (tenzij lokaal anders is geregeld) een verzoek indienen om gedurende het daaropvolgende kalenderjaar de duur van de vakantie - als bedoeld in artikel 6:2, eerste lid - te verminderen in ruil voor een vergoeding als bedoeld in het vijfde lid.

  • 2. Voor de ambtenaar met een volledige betrekking bedraagt het aantal vakantie-uren –na vermindering op grond van het eerste lid – minimaal 144 uren. Voor de ambtenaar die is aangesteld voor een formele arbeidsduur van minder dan 36 uur per week en voor de ambtenaar die gebruikmaakt van de seniorenregeling bedoeld in artikel 5:1 of 5:3 , geldt een naar evenredigheid lager aantal uren als minimum.

  • 3. Voor de ambtenaar met een volledige betrekking bedraagt het aantal te verminderen vakantie-uren op grond van het eerste lid maximaal 72 uren. Voor de ambtenaar die is aangesteld voor een formele arbeidsduur van minder dan 36 uur per week en voor de ambtenaar die gebruikmaakt van de seniorenregeling bedoeld in artikel 5:1 of 5:3 , geldt een naar evenredigheid lager aantal uren als maximum.

  • 4. Het college wijst een verzoek als bedoeld in het eerste lid toe, tenzij zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen zich daartegen verzetten.

  • 5. Tenzij op lokaal niveau anders is overeengekomen ontvangt de ambtenaar voor elk op grond van het eerste lid verminderd vakantie-uur een vergoeding overeenkomend met de hoogte van het salaris per uur dat hij geniet bij de aanvang van het kalenderjaar waarop het verzoek betrekking heeft.

Artikel 4a:1:1:1

Verrekening van de conform artikel 4a:1, lid 1 toegekende dagen vindt plaats in februari van het daarop volgende jaar.

Artikel 4a:1:1:2

Ter uitvoering van lid 1 van artikel 4a:1 kan na toestemming van de directie afgeweken worden van de in artikel 4a:1, lid 1 genoemde deadline van 1 november.

Artikel 4a:2 Geld uitwisselen tegen vakantie-uren

  • 1. De ambtenaar kan bij het college voor 1 november (tenzij lokaal anders is geregeld) een verzoek indienen om gedurende het daaropvolgende kalenderjaar de duur van de vakantie - als bedoeld in artikel 6:2 , eerste lid - te vermeerderen tegen inlevering van een vergoeding als bedoeld in het vierde lid.

  • 2. Voor de ambtenaar met een volledige betrekking bedraagt het aantal op grond van het eerste lid te vermeerderen vakantie-uren maximaal 72 uren. Voor de ambtenaar die is aangesteld voor een formele arbeidsduur van minder dan 36 uur per week en voor de ambtenaar die gebruikmaakt van de seniorenregeling bedoeld in artikel 5:1 of 5:3 , geldt een naar evenredigheid lager aantal uren als maximum.

  • 3. Het college wijst een verzoek als bedoeld in het eerste lid toe, tenzij zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen zich daartegen verzetten.

  • 4. Tenzij op lokaal niveau anders is overeengekomen, wordt op het salaris van de ambtenaar voor elk op grond van het eerste lid meer verkregen vakantie-uur een vergoeding ingehouden overeenkomend met de hoogte van het salaris per uur dat hij geniet bij aanvang van het kalenderjaar waarop het verzoek betrekking heeft.

Artikel 4a:2:1:1

Verrekening van de conform artikel 4a:2, lid 1 toegekende dagen vindt plaats in februari van het daarop volgende jaar. Indien de medewerker dit wenst kan er ook gekozen worden voor betaling in meerdere termijnen met dien verstande dat het volledige bedrag in het zelfde boekjaar voldaan dient te zijn.

Artikel 4a:3 Inhouding op bezoldiging, eindejaarsuitkering, vakantietoelage of urenvergoeding

  • 1. Het college kan op verzoek van de ambtenaar zijn bezoldiging als bedoeld in artikel 3:1 , zijn eindejaarsuitkering als bedoeld in artikel 3:6 , zijn vakantietoelage als bedoeld in artikel 6:3 of zijn vergoeding als bedoeld in artikel 4a:1 , vijfde lid, verlagen voor door het college vastgestelde bestedingsmogelijkheden.

  • 2. Bij regeling van het college kunnen voor de uitvoering van het bepaalde in het eerste lid nadere voorschriften worden gesteld.

Artikel 4a:3:1:1 Bestedingsdoelen

De regelingen Vakbondscontributie, Aanschaf fiets en de Regeling uitruil salaris, vakantiegeld, eindejaarsuitkering of levensloopbijdrage voor een vergoeding woon- werkverkeer worden geacht erkende bestedingsdoelen te zijn zoals bedoeld in artikel 4a:3, lid 1 van deze regeling, een en ander voor zover fiscale regelgeving dit toelaat.

Artikel 4a:3:2:1 Begripsbepaling

In deze regeling wordt verstaan onder:

vakbond:

Een organisatie zoals omschreven in artikel 12:1, lid 3, 4 of 5 van deze regeling

vakbondslid: Medewerker die lid is van een plaatselijk werkende groepering van de landelijke verenigingen van overheidspersoneel zoals omschreven in artikel 12:1, lid 1c van deze regeling.

contributiebedrag: Het bedrag dat het betreffende vakbondslid in het betreffende jaar aan contributie heeft betaald aan de vakbond.

Artikel 4a:3:2:2 Deelname

Medewerkers die vakbondslid zijn, kunnen deelnemen aan deze regeling.

Artikel 4a:3:2:3 Administratieve verwerking

Administratief wordt de inhouding van vakbondscontributie als volgt verwerkt:

  • -

    In de tweede helft van het jaar ontvangen leden verbonden aan een vakbond een opgave van de vakbond met daarin het totale bedrag van de contributie over het lopende jaar;

  • -

    De leden van de vakbond kunnen deze opgave, samen met het hiervoor bestemde en ondertekende formulier uiterlijk op 1 december van het betreffende jaar inleveren bij de afdeling Bestuur, Personeel, Organisatie en Burgerzaken;

  • -

    Door ondertekening van het formulier zoals bedoeld in lid 2 van dit artikel verzoekt de medewerker de werkgever een uitruil plaats te laten vinden in de maand december tussen werkgever en medewerker waarbij de medewerker de werkgever verzoekt dit bedrag aan hem onbelast te verstrekken. De medewerker doet, om een uitruil tot stand te laten komen, voor het betaalde bedrag aan contributie afstand van zijn/haar brutosalaris, eindejaarsuitkering of levensloopbijdrage.

Artikel 4a:3:3:1 Aanschaf door de werkgever

Aanvragen voor fietsen worden in behandeling genomen als ze aan de volgende voorwaarden voldoen:

  • -

    De medewerker overlegt een offerte van een fiets met eventuele accessoires voor eigen gebruik welke door de werkgever aangeschaft zou kunnen worden. De offerte is uitgebracht door een bij de Kamer van Koophandel ingeschreven onderneming.

  • -

    Het bedrag voor de fiets en eventuele bedragen voor accessoires zijn inclusief btw niet hoger dan de in de belastingwetgeving gestelde maximum bedragen.

Artikel 4a:3:3:2 Goedkeuring door de werkgever

  • 1. De werkgever keurt de offerte goed indien:

    • -

      De aanvraag voldoet aan de gestelde fiscale voorwaarden en eventuele voorwaarden voor het opvoeren van de factuur in het ‘BTW compensatiefonds’.

    • -

      Er fiscale ruimte is om tot overdracht zoals bedoeld in artikel 4a:3:3:3 over te kunnen gaan.

    • -

      De medewerker geen recht heeft op een vergoeding conform artikel 15:1:22:6 van deze regeling.

    • -

      De laatste verstrekking minimaal 3 jaar geleden is.

    • -

      de fiets wordt gebruikt ten behoeve van de overbrugging van (een gedeelte van) de woon- werkafstand, waarbij de medewerker verklaart dat hij of zij de fiets voor minimaal 50% van zijn werkdagen per jaar gebruikt om de woon-werkafstand te overbruggen.

  • 2. De aanvraag wordt dan als volgt afgehandeld:

    • -

      De medewerker ontvangt een machtiging waarmee hij namens de werkgever opdracht kan verstrekken aan de onderneming om de geoffreerde fiets te leveren aan de werkgever.

    • -

      De onderneming dient een op naam van de Gemeente Putten gespecificeerde factuur in uitgaande van de voorwaarden die in artikel 4a:3:3:2, lid 1a genoemd zijn.

Artikel 4a:3:3:3 Uitruil

  • 1. De werkgever draagt het eigendom van de fiets over aan de medewerker. De medewerker verklaart in te stemmen met een verlaging van zijn salaris, vakantiegeld, eindejaarsuitkering of levensloopbijdrage, waarbij het volledig in te houden bedrag binnen 36 maanden ingehouden dient te zijn.

  • 2. De medewerker verklaart dan tevens dat:

    • -

      hij/ zij kennis genomen heeft van het feit dat de verlaging van zijn salaris, vakantiegeld, eindejaarsuitkering of levensloopbijdrage gevolgen heeft voor de hoogte van premies en dergelijke.

    • -

      Dat hij/ zij bij tussentijdse beëindiging van het dienstverband in de laatste maand van het dienstverband afziet van zijn salaris zijnde het aankoopbedrag minus de reeds toegepaste verlaging(en).

  • 3. Na ondertekening van de verklaring verstrekt de werkgever als ruil een fiets met eventuele accessoires aan de medewerker.

Artikel 4a:3:3:4 Misbruik

Indien in de toekomst blijkt dat geen, dan wel onvoldoende, sprake is geweest van mede gebruik van de fiets voor woon-werkverkeer (bijv. aan de hand van declaraties woon-werkverkeer reiskostenforfait of overlegde bewijzen Openbaar Vervoer) zal een eventuele naheffingsaanslag van de Belastingdienst, opgelegd aan de werkgever, bij de medewerker worden verhaald.

Artikel 4a:3:4:1 Begripsomschrijving

Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:

  • -

    Woon-werkverkeer: De afstand van het woonadres tot de standplaats volgens de kortste route van de digitale routeplanner van Routenet. Wanneer redelijkerwijs aannemelijk kan worden gemaakt dat de kortste route niet kan worden afgelegd is het feitelijke aantal kilometers leidend.

  • -

    Woonadres: Het adres waar de medewerker staat ingeschreven bij de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (GBA).

  • -

    Standplaats: De gemeente of het met name genoemde gedeelte van de gemeente, waar de medewerker gewoonlijk zijn werkzaamheden op aanwijzen van de werkgever verricht.

Artikel 4a:3:4:2 Flexibele voorzieningenregeling

De medewerker die wenst deel te nemen aan deze regeling, vermindert zijn salaris, vakantiegeld, eindejaarsuitkering of levensloopbijdrage met hetzelfde bedrag dat hij of zij ontvangt voor een vergoeding voor woon-werkverkeer. Deze mogelijkheid is geregeld in artikel 4a:3 van deze regeling.

Artikel 4a:3:4:3 Vergoeding kosten woon-werkverkeer

  • 1. De medewerker kan op zijn verzoek maximaal zijn volledige salaris, vakantiegeld, eindejaarsuitkering of levensloopbijdrage inzetten voor een vergoeding in de kosten van woon-werkverkeer. Hierdoor heeft de medewerker een fiscaal voordeel.

  • 2. De medewerker dient schriftelijk te verklaren dat hij voor de vergoeding woon-werkverkeer afstand doet van (een deel van) zijn salaris, vakantiegeld, eindejaarsuitkering of levensloopbijdrage. Daartoe dient hij het aanvraag formulier volledig in te vullen en te ondertekenen.

  • 3. Voor woon-werkverkeer,is een maximum aantal kilometers van toepassing indien dit in de Wet op de Loonbelasting 1964 wordt voorgeschreven. Hierbij wordt uitgegaan van het in de Wet op de Loonbelasting 1964 weergegeven maximaal aantal werkbare dagen per jaar voor een vijfdaagse werkweek. Of de route al dan niet met een vervoermiddel wordt afgelegd evenals het type vervoermiddel, is niet relevant voor de bepaling van het aantal kilometers.

  • 4. Om deel te kunnen nemen dient de medewerker doorgaans naar dezelfde arbeidsplaats te reizen. Er is sprake van doorgaans heen en weer reizen wanneer de medewerker de arbeidsplaats op jaarbasis tenminste 32 weken (60% van 52 weken) bezoekt.

  • 5. Voor medewerkers die minder werken dan vijf dagen per week, wordt voor de berekening van aantal kilometers uitgegaan van het feitelijk aantal dagen dat per week wordt gereisd naar de standplaats.

  • 6. Voor de berekening wordt geen rekening gehouden met kortstondige ziekte of afwezigheid. Van kortstondige ziekte of afwezigheid is sprake als een afwezigheid van maximaal zes aansluitende weken in redelijkheid is te verwachten.

  • 7. De vergoeding per kilometer is gelijk aan de maximaal onbelaste kilometervergoeding zoals vastgesteld door de belastingdienst.

  • 8. De kilometers waarvoor de medewerker reeds een vergoeding ontvangt, worden in mindering gebracht op het in lid 3 van dit artikel bedoelde aantal kilometers.

Artikel 4a:3:4:4 Gevolgen van de keuze

  • 1.

    Indien aan de belastingvrije uitbetaling door de belastingdienst bijzondere voorwaarden worden verbonden, is de medewerker gehouden aan deze voorwaarden te voldoen en dit desgewenst aan te tonen. Een eventuele naheffing als gevolg van het niet voldoen aan deze voorwaarden, komt voor rekening van de medewerker.

  • 2.

    De medewerker verklaart schriftelijk op de hoogte te zijn van de mogelijke consequenties die een verlaging van zijn salaris, vakantiegeld, eindejaarsuitkering of levensloopbijdrage kan hebben, doordat deze worden uitgewisseld tegen een bestedingsdoel. Zonder uitputtend te zijn gaat het dan om:

    • -

      een verlaging van de grondslag voor de berekening van het pensioen/FPU en de uit die hoofde verschuldigde premies;

    • -

      een verlaging van het loon in het kader van de sociale verzekeringswetten;

    • -

      een verlaging van het inkomen in het kader van inkomensafhankelijke subsidies;

Deze gevolgen zijn voor rekening en risico van de medewerker.

Artikel 4a:3:4:5 Fiscale wijzigingen

De toepassing van deze regeling dient te passen binnen de (fiscale) wet- en regelgeving. Het college behoudt het recht de regeling aan te passen op grond van fiscale wijzigingen.

Artikel 4a:3:4:6 Onrechtmatig gebruik

Wanneer de medewerker onjuiste gegevens verstrekt en/of onrechtmatig gebruik maakt van deze regeling, wordt de eventuele naheffingsaanslag (inclusief de boete en heffingsrente) van de belastingdienst met terugwerkende kracht op de medewerker verhaald.

Artikel 4a:3:4:7 Berekeningtijdvak

Het aantal woon-werk kilometers wordt berekend over de periode van 1 januari t/m 31 december van enig kalenderjaar. Voor de berekening van het aantal kilometers woon-werkverkeer is de feitelijke situatie leidend. Wanneer iemand tussentijds in of uit dienst treedt, wordt dit in de berekening verdisconteerd.

Artikel 4a:3:4:8 Betaling

De vergoeding woon-werkverkeer wordt uitbetaald in de maand december. Tegelijkertijd wordt dan zijn salaris, vakantiegeld, eindejaarsuitkering of levensloopbijdrage verminderd.

Artikel 4a:3:4:9 Onvoorziene omstandigheden

Het college is bevoegd om in gevallen waarin deze regeling niet of niet in redelijkheid voorziet een voorziening te treffen.