Beleidsregels Damocles

Geldend van 31-07-2019 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels Damocles

Hierbij besluit ik, H.A. Lambooij, burgemeester van de gemeente Putten, de bijgevoegde beleidsregels "Beleidsregels Damocles" met bijbehorende toelichting vast te stellen. Deze beleidsregels geven aan hoe ik met mijn bevoegdheid op grond van artikel 13b Opiumwet omga, en gewijzigd bij besluit van de burgemeester van 18 juli 2019 nr. 1071143 (1e wijziging)

Deze beleidsregels treden de dag na bekendmaking in werking.

Beleidsregels over het gebruik van de bevoegdheid van de burgemeester tot het opleggen van een last, als bedoeld in artikel 13b van de Opiumwet.

Artikel 1 Begrippen

    • a.

      Harddrugs:

      Middelen als bedoeld in lijst I bij de Opiumwet.

    • b.

      Softdrugs:

      Middelen als bedoeld in lijst II bij de Opiumwet.

    • c.

      Hoeveelheid voor eigen gebruik:

      de volgende hoeveelheden worden in het kader van dit beleid als hoeveelheid voor eigen gebruik gezien:

      • 1.

        harddrugs:

        0,5 gram of minder:

        1 tablet, c.q. 1 pil, c.q.,1 ampule, c.q. 1 gemiddelde consumptie eenheid harddrugs wordt gelijkgesteld met 0,5 gram. Voor GHB geldt 5 ml als gemiddelde consumptie eenheid;

      • 2.

        softdrugs:

        • i.

          0,5 gram of minder gedroogde paddo’s als bedoeld in lijst II bij de Opiumwet;

        • ii.

          5 gram of minder van de overige softdrugs;

        • iii.

          hennepplanten: 5 planten of minder;

    • d.

      Woning:

      Woning als bedoeld in artikel 13b van de Opiumwet.

    • e.

      Lokaal:

      Lokaal als bedoeld in artikel 13b van de Opiumwet.

    • f.

      Drugshandel:

      het verkopen, afleveren, of verstrekken, dan wel daartoe aanwezig zijn van harddrugs of softdrugs, dan wel het daartoe voorhanden hebben van voorwerp(en) en/of stof(fen) als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3° of artikel 11a van de Opiumwet.

    • g.

      Overtreder(s):

      de personen, die al dan niet actief participeerden in de drugshandel en de eigenaren en/of verhuurders van woningen of lokalen, dan wel van bij woningen, of zodanige lokalen behorende erven, die wisten, of hadden kunnen weten dat in de woningen, of lo-kalen, dan wel in of, op bij de woningen, of zodanige lokalen behorende drugshandel plaatsvond.

    • h.

      Toegelaten instellingen:

      instellingen als bedoeld in artikel 19 van de Woningwet.

    • i.

      Exploitant:

      degene die het lokaal ten behoeve van zijn bedrijfsvoering, anders dan als verhuur gebruikt.

    • j.

      Herstelsanctie:

      een last onder bestuursdwang, of een last onder dwangsom.

Artikel 2 Doel beleid

  • 1.

    De toepassing van de bevoegdheid als bedoeld in artikel 13b Opiumwet is gericht op een of meer van de volgende doelen:

    • a.

      het tegengaan van (verdere) verstoring van de openbare orde;

    • b.

      het herstel van de openbare orde;

    • c.

      de bekendheid van de woning, of het lokaal als drugspand doorbreken;

    • d.

      de bekendheid van de woning, of het lokaal in het drugscircuit doorbreken;

    • e.

      het verhinderen dat de woning, of het lokaal wordt, of weer wordt gebruikt ten behoeve van het drugscircuit.

  • 2.

    Het zichtbaar sluiten van een pand dient met name om de ongewenste situatie ten aanzien van de openbare orde in en rondom het pand te beëindigen, de loop uit het gebied te halen en een signaal af te geven, zodat duidelijk wordt dat het ongeoorloofd is dat een pand als locatie dient om drugs te verbouwen of te verkopen.

Artikel 3 Drugshandel

  • 1.

    Bij de aanwezigheid van een hoeveelheid drugs, die groter is dan de hoeveelheid voor eigen gebruik, acht de burgemeester het in beginsel aannemelijk dat die drugs bestemd zijn voor drugshandel.

  • 2.

    Daarnaast kunnen er andere signalen zijn die duiden op drugshandel, zoals de aanwezig-heid van verpakkingsmateriaal, grote som(men) (handels)geld, weegschaal, assimilatielampen en dergelijke, welke signalen van belang zijn bij de beoordeling of sprake is van drugshandel.

  • 3.

    Bij drugshandel beschouwt de burgemeester verstoring van de openbare orde als een gegeven.

Artikel 4 Wijze van optreden bij woningen

  • 1.

    Indien in woningen, dan wel in, of op bij woningen behorende erven drugshandel in harddrugs plaatsvindt dan volgt in principe:

    • a.

      bij een eerste constatering hiervan een sluiting van de woning en het bijbehorende erf van 3 maanden;

    • b.

      bij een tweede constatering hiervan binnen drie jaar na de eerste constatering, een sluiting van de woning en het bijbehorende erf van 6 maanden;

    • c.

      bij een derde constatering hiervan binnen drie jaar na de tweede constatering, een sluiting van de woning en het bijbehorende erf van een jaar.

  • 2.

    Indien in woningen, dan wel in, of op bij behorende erven drugshandel in softdrugs plaatsvindt, dan volgt een last onder dwangsom om de overtreding te beëindigen en/of herhaling te voorkomen.

  • 3.

    In afwijking van het tweede lid vindt bij constatering van drugshandel een sluiting van de woning en het bijbehorende erf plaats van 3 maanden wanneer:

    • a.

      een hoeveelheid van meer dan 3 gram gedroogde paddo’s, 30 gram overige softdrugs, of 25 hennepplanten of meer is aangetroffen, of

    • b.

      aannemelijk is, of gebleken is dat een opgelegde last onder dwangsom niet het gewenste effect heeft.

  • 4.

    Een woning en het bijbehorende erf worden gesloten door het opleggen van een last onder bestuursdwang. Hierbij wordt gelast de woning te sluiten en gesloten te houden. Er wordt een begunstigingstermijn gehanteerd van 1 maand wanneer geen minderjarige kinderen in de woning wonen, of wanneer wel minderjarige kinderen in de woning wonen, die echter ook elders wonen en een begunstigingstermijn van 2 maanden, indien minderjarige kinderen in de woning wonen die niet ook elders wonen.

  • 5.

    Factoren die onder meer meewegen bij de vraag of van het in dit artikel genoemde principe wordt afgeweken zijn:

    • a.

      bijzondere belangen aan de kant van bewoners en/of eigenaars/verhuurders;

    • b.

      er is een combinatie van harddrugs en softdrugs;

    • c.

      er is sprake van een grote rol in het lokale drugscircuit;

    • d.

      er is sprake van een bijzonder grote overlast voor de omgeving.

Artikel 5 Wijze van optreden bij lokalen

  • 1.

    Indien in lokalen, dan wel in, of op bij lokalen behorende erven drugshandel in harddrugs plaatsvindt dan volgt in principe:

    • a.

      bij een eerste constatering hiervan een sluiting van het lokaal en het bijbehorende erf van 4 maanden;

    • b.

      bij een tweede constatering hiervan binnen drie jaar na de eerste constatering, een sluiting van het lokaal en het bijbehorende erf van 9 maanden;

    • c.

      bij een derde constatering hiervan binnen drie jaar na de tweede constatering, een sluiting van het lokaal en het bijbehorende erf van anderhalf jaar.

  • 2.

    Indien in lokalen, dan wel in, of op bij lokalen behorende erven drugshandel in softdrugs plaatsvindt dan volgt:

    • a.

      bij een constatering hiervan een sluiting van het lokaal en het bijbehorende erf van een maand;

    • b.

      bij een tweede constatering hiervan binnen drie jaar na de eerste constatering, een sluiting van het lokaal en het bijbehorende erf van 4 maanden;

    • c.

      bij een derde constatering hiervan binnen drie jaar na de tweede constatering, een sluiting van het lokaal en het bijbehorende erf van 9 maanden.

  • 3.

    Een lokaal en het bijbehorende erf worden gesloten door het opleggen van een last onder bestuursdwang. Hierbij wordt een begunstigingstermijn gehanteerd van 2 weken.

  • 4.

    Factoren die onder meer meewegen bij de vraag of van het bovengenoemde principe wordt afgeweken zijn:

    • a.

      bijzondere belangen aan de kant van bewoners en/of eigenaars/verhuurders;

    • b.

      er is een combinatie van harddrugs en softdrugs;

    • c.

      er is sprake van een grote rol in het lokale drugscircuit;

    • d.

      er is sprake van een bijzonder grote overlast voor de omgeving.

Artikel 6 Afzien van sluiting

  • 1.

    Wanneer bewoner(s) en/of eigenaar/verhuurder en/of exploitant van het lokaal, of de woning voldoende aannemelijk maken dat de betreffende doelen, als bedoeld in artikel 2 van deze beleidsregels op korte termijn ook zonder het opleggen van een last onder bestuursdwang tot sluiting van het lokaal of de woning zullen worden bereikt, legt de burgemeester niet een last onder bestuursdwang, maar een last onder dwangsom op, of in uitzonderlijke gevallen in het geheel geen herstelsanctie op.

  • 2.

    Bij het bepalen of aannemelijk is dat deze doelen op korte termijn worden bereikt spelen onder meer de volgende factoren een rol:

    • a.

      in hoeverre is sprake van een eigenaar/verhuurder, exploitant, of van gezaghebbende bewoners die zelf geen overtreder zijn;

    • b.

      in hoeverre blijft een overtreder wonen in de betreffende woning, c.q. kan de overtreder het lokaal blijven gebruiken;

    • c.

      welke aantoonbare en door de burgemeester, de politie en het Openbaar Ministerie te controleren maatregelen treffen de overtreder en/of eigenaar;

    • d.

      in hoeverre werken en/of werkten eigenaar/verhuurder, exploitant, of (gezaghebbende) bewoners (al) actief mee om deze doelen te bereiken, waarbij onder actief meewerken ook valt het aan de politie openheid geven over afnemers en leveranciers, zodanig dat de doelen vrij eenvoudig door politieoptreden en/of gemeentelijke optreden kunnen worden bereikt;

    • e.

      in hoeverre zijn al eens een of meerdere overtredingen in de betreffende woning, of lokaal, dan wel in, of op bij woningen of zodanige lokalen behorende erven geconstateerd;

    • f.

      in hoeverre zijn of waren eigenaar/verhuurder, exploitant of bewoners betrokken bij overtredingen van de Opiumwet op een andere locatie.

  • 3.

    De betrokken eigenaar/verhuurder, exploitant en bewoners wordt schriftelijk een termijn van twee weken geboden om aannemelijk te maken dat de gestelde doelen ook zonder het op-leggen van een last onder bestuursdwang zullen worden bereikt. Deze termijn kan worden geboden in het voornemen om handhavend op te treden.

  • 4.

    Wanneer de overtreding is geconstateerd op aangeven van de bewoner, exploitant, of eigenaar zelf wordt in principe afgezien van het opleggen van een herstelsanctie.

Artikel 7 Samenloop met andere maatregelen

  • 1.

    De burgemeester stemt met het college van burgemeester en wethouders af of en zo ja, welke herstelsancties het college op grond van andere regelgeving neemt met betrekking tot de geconstateerde overtreding.

    Indien het college met het oog op de geconstateerde overtreding handhavend optreedt, vanwege afwijking van het bestemmingsplan zal de burgemeester geen gebruik maken van de bevoegdheid om op te treden op grond van de Opiumwet tegen de geconstateerde overtreding, zolang het college handhavend optreedt.

  • 2.

    Indien het college optreedt op grond van artikel 14 van de Woningwet, of op grond van andere wettelijke bepalingen, dan zal de burgemeester wel gebruik maken van zijn bevoegdheid om op te treden op grond van de Opiumwet. Hij zal de wijze waarop hij gebruik maakt van zijn bevoegdheid afstemmen met het college. Het is mogelijk dat hij vanwege de noodzaak tot goede afstemming afwijkt van deze beleidsregels.

  • 3.

    Wanneer de burgemeester gezien de gedraging de Drank- en Horecawet vergunning met betrekking tot de betreffende locatie intrekt, zal de burgemeester voor de betreffende gedraging niet tevens gebruik maken van de bevoegdheid als bedoeld in de Opiumwet.

  • 4.

    De burgemeester stemt met het Openbaar Ministerie af welke maatregelen het Openbaar Ministerie neemt. Wanneer de samenloop van strafrechtelijke maatregelen en bestuurlijke maatregelen contraproductief zijn, zal in overleg met het Openbaar Ministerie worden bepaald welke maatregelen geen doorgang zullen vinden.

Artikel 8 Tussentijdse intrekking van de last

Wanneer eigenaar en/of overtreder en/of de exploitant na het opleggen van de herstelsanctie aannemelijk maken dat de betreffende doelen, als bedoeld in artikel 2 daadwerkelijk duurzaam zijn bereikt, zal de burgemeester op verzoek de last intrekken. Artikel 6 van de beleidsregels is hierbij van overeenkomstige toepassing.

Artikel 9 Uitzonderingen

  • 1.

    Aangezien de gemeente en de toegelaten instellingen samen een bijzondere verantwoordelijkheid hebben op grond van de Huisvestingswet worden woningen, die worden verhuurd door toegelaten instellingen en die tot de sociale huurwoningvoorraad behoren wegens overtreding van de Opiumwet niet met een last onder bestuursdwang gesloten, mits de be-treffende toegelaten instelling actief probeert overtredingen te voorkomen en een geconstateerde overtreding actief beëindigt door zo spoedig mogelijk na constatering de huur op te zeggen. Wel wordt een last onder dwangsom opgelegd, zij het alleen voor de betreffende woning.

  • 2.

    Lokalen, die een bijzondere maatschappelijke openbare functie van algemeen nut vervullen, zoals openbare bibliotheken, onderwijsinstellingen en overheidsgebouwen worden wegens overtreding van de Opiumwet niet gesloten, voor zover zij actief proberen overtredingen te voorkomen en aantoonbaar en controleerbare maatregelen nemen, om herhaling van geconstateerde overtredingen te voorkomen. Wel wordt een last onder dwangsom opgelegd om herhaling te voorkomen.

Artikel 10 Kostenverhaal

De kosten van het uitvoeren van de last onder bestuursdwang worden bij de aangeschreven overtreder(s) in rekening gebracht.

Artikel 11 Bepalen of de eigenaar/verhuurder overtreder is

Onder meer, maar niet uitsluitend, zijn de volgende omstandigheden van belang bij het bepalen in hoeverre de eigenaar/verhuurder wist, of redelijkerwijs had kunnen weten dat de woning, of het lokaal, dan wel in, of op bij woningen of zodanige lokalen behorende erven een middel als bedoeld in lijst I of II werd verkocht, afgeleverd, of verstrekt, dan wel daartoe aanwezig was:

  • a.

    de hoogte van de huurprijs in verhouding tot huurprijzen van soortgelijke objecten ter plaatse en in vergelijking tot het beschikbaar inkomen of omzet van huurder;

  • b.

    het al dan niet opvragen van loonstroken, dan wel een werkgeversverklaring van huurder(s);

  • c.

    het al dan niet bekend zijn met de herkomst van de huurbetalingen;

  • d.

    de wijze waarop de huurbetalingen plaatsvonden;

  • e.

    het al dan niet doen van navraag bij de Kamer van Koophandel in het geval gebruiker ondernemer is;

  • f.

    het al dan niet opnemen in de huurovereenkomst van een inspectiebevoegdheid.

Artikel 12 Citeertitel

Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als “Beleidsregels Damocles”.

Putten,18 juli 2019

Burgemeester gemeente Putten,

H.A. Lambooij

Ondertekening