Regeling vervallen per 20-01-2016

Leidraad Wet Werk en Bijstand 2013 - 2014

Geldend van 02-07-2013 t/m 19-01-2016

Intitulé

Leidraad Wet Werk en Bijstand 2013 - 2014

1 Inleiding

1.1 Doel

De leidraad WWB beschrijft op welke wijze de gemeente Raalte invulling geeft aan het beleid dat op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) is vastgesteld. Zo wordt duidelijk weergegeven hoe de ‘Notitie gemeentelijk minimabeleid 2012-2014’ uitgevoerd zal worden. Daarnaast worden de gemeentelijke regelingen weergegeven, waarmee Raalte voorziet in situaties waarbij noodzakelijke kosten van het bestaan niet uit de algemene bijstand of een vergelijkbaar inkomen betaald kunnen worden. De leidraad biedt voor deze regelingen een kader waarmee de uitvoering geregeld en vastgelegd wordt. Door deze zaken vast te leggen in een leidraad wordt een eenduidige uitvoering bevorderd en draagt het bij aan een eenduidige informatieverschaffing over en uitvoering van de mogelijkheden binnen het minimabeleid.

Tot slot draagt de leidraad ook bij aan het inzicht van de gemeente hoe er ingezet kan worden op het vergemakkelijken van het aanvragen door bijstandsgerechtigden, op het verbeteren van de kwaliteit van de te leveren voorzieningen/regelingen en op het verlagen van de doorlooptijden voor het afhandelen van aanvragen. Zo kan er ook in het kader van de klanttevredenheidsonderzoeken gericht gestuurd worden op thema’s, waarvan onze cliënten vinden dat wij hier zaken in kunnen verbeteren.

1.2 Opbouw leidraad

De leidraad is in een aantal hoofdstukken opgedeeld.

In hoofdstuk 2 worden de algemene kaders voor de uitvoering weergegeven. Wie behoort tot de doelgroep? Welke inkomens- en vermogensgrenzen zijn er? Hoe wordt de draagkracht berekend? Hoe gaan we om met bewijsstukken? Moet de klant de kosten eerst zelf betalen? Hoofdstuk 2 biedt onder andere een antwoord op deze vragen.

De hoofdstukken 3, 4 en 5 geven weer welke regelingen de gemeente Raalte kent op basis van het eigen minimabeleid en daarnaast hoe de regelingen binnen de (categoriale) bijzondere bijstand vormgegeven zijn en hun oorsprong vinden in de WWB. De beleidskaders voor deze hoofdstukken zijn weergegeven in de ‘Notitie gemeentelijk minimabeleid 2012-2014’. In deze hoofdstukken komt ook Stichting Leergeld aan de orde en wordt kort ingegaan op de doelstelling van en samenwerking met deze stichting.

Tot slot gaat hoofdstuk 6 in op de langdurigheidstoeslag. Deze toeslag vindt zijn oorsprong in artikel 36 WWB en is vormgegeven in de Verordening Langdurigheidstoeslag Raalte 2012.

2 Algemeen – uitleg over werkwijze bij bepaling recht

2.1 Toepassing van de wet

2.1.1 Incidentele bijstand

Incidentele bijzondere bijstand betreft bijstand voor kosten welke slechts eenmalig worden gemaakt. Bij het indienen van de aanvraag moeten wij weten wat de kosten zijn om een goed besluit te kunnen nemen. Als de kosten nog niet kunnen worden opgegeven, wordt de klant in de gelegenheid gesteld om de aanvraag op dit punt aan te vullen. Als het besluit is genomen en de eventueel toegekende bijstand is uitbetaald dan is de aanvraag en de gehele procedure afgewerkt.

2.1.2 Periodieke bijstand

 

Periodieke bijzondere bijstand betreft bijstand voor kosten met een open eind. Echter kan eventuele bijstand uiterlijk tot het eind van het jaar toegekend worden, omdat dan opnieuw het recht voor het nieuwe jaar vastgesteld moet worden. De periode waarover periodiek bijstand toegekend wordt in principe dan ook nooit langer dan 1 jaar (en einddatum is dus 31 december), omdat in een nieuw jaar eventueel nieuwe regels gelden. Een cliënt moet dan ook opnieuw aanvragen. Als het besluit is genomen dan is de aanvraag afgewerkt maar begint de procedure feitelijk pas te lopen. Er volgen immers periodieke betalingen van de bijstand welke zijn gebaseerd op door de klant ingediende nota's. Als de kosten eindigen dan moet de bijstand via een rapportage met advies en een beschikking worden beëindigd.

2.1.3 Beperking voor jongeren – ophoging norm algemene bijstand

 

In artikel 12 WWB is opgenomen dat een persoon van 18, 19 of 20 jaar slechts recht heeft op bijzondere bijstand voor zover zijn noodzakelijke kosten van het bestaan boven de bijstandsnorm uitgaan en hij voor deze kosten geen beroep kan doen op zijn ouders omdat:

- de middelen van de ouders daartoe niet toereikend zijn;

- hij redelijkerwijs zijn onderhoudsplicht ten opzichte van zijn ouders niet te gelde kan maken.

Bij bijstandverlening aan zelfstandig wonende jongeren dient een terughoudend beleid te worden gevoerd. Hierbij dient er aandacht voor te zijn of het zelfstandig wonen wel noodzakelijk is of dat terugkeer naar de ouders tot de mogelijkheden behoort. Terugkeer is niet mogelijk indien:

- Beide ouders zijn overleden;

- Er sprake is van een langdurig verstoorde relatie en de jongere woont voordat bijstand wordt aangevraagd al langer dan een jaar niet thuis;

- De jongere is op grond van een officiële maatregel uit huis geplaatst;

- De jongere is niet officieel uit huis geplaatst, maar het is niet verantwoord om bij de ouders te wonen;

- De jongere woont zelfstandig en heeft de zorg voor een of meer kinderen.

In artikel 13 lid 2 onder a is opgenomen dat een persoon van 18, 19 of 20 jaar die in een inrichting verblijft geen recht heeft op algemene bijstand. Indien in een dergelijke situatie toch bijstand verstrekt moet worden zal dit worden gedaan als bijzondere bijstand naar de norm zak- en kleedgeld waarbij bovengenoemd artikel 12 van toepassing is.

Bij bijstandverlening aan een jongere dient altijd de ouderlijke onderhoudsplicht te worden onderzocht. Allereerst dient de jongere zelf de ouders op hun onderhoudsplicht aan te spreken (indien mogelijk). Indien dat niet mogelijk is dient de gemeente de ouder(s) te benaderen en op hun onderhoudsplicht te wijzen. Een verhaalsformulier dient aan de ouder(s) te worden toegezonden. Als de ouders weigeren mee te werken is verhaal conform de daarvoor geldende regels van toepassing.

Ophoging van norm bij jongere – belaste bijzondere bijstand

Aan de jongere wordt de norm verstrekt gelijk aan de norm die van toepassing is en daarnaast verhoogd met (belaste) bijzondere bijstand tot de norm van personen van 21 jaar. Voor de alleenstaande ouder geldt dat deze verhoogd wordt met de van toepassing zijnde toeslag volgens de toeslagenverordening. Om de hoogte van de bijzondere bijstand te bepalen wordt het verschil genomen tussen de norm waar een 21-jarige recht op zou hebben en de norm waar de jongere recht op heeft.

Rekenvoorbeeld (bij normen per 1 juli 2012)

Norm alleenstaande 21 jaar en ouder € 668,44

Toeslag 20% € 267,37

Verlaging 20% (i.v.m. leeftijd van 21 jaar) -/- € 267,37

Norm alleenstaande < 21 jaar  -/- € 230,98

Te verstrekken bijzondere bijstand (art.12) € 437,46

Let op! Over de wettelijke norm wordt vt ingehouden (en in mei/juni uitbetaald). Over het deel van de bijzondere bijstand wordt dit niet ingehouden. Een cliënt zal in deze situatie dus per saldo per maand iets meer netto bijstand ontvangen, maar in mei/juni een lager saldo vakantiegeld uitbetaald krijgen.

2.1.4 Noodzakelijke kosten

 

Op grond van artikel 14 worden de volgende kosten in ieder geval niet tot de noodzakelijke kosten van het bestaan gerekend.

- de voldoening aan alimentatieverplichtingen;

- de betaling van een boete;

- geleden of toegebrachte schade;

- vrijwillige premiebetaling in het kader van een publiekrechtelijke verzekering;

- kosten van medische handelingen en verrichtingen die gerekend kunnen worden tot de ontwikkelingsgeneeskunde.

Voor de andere kosten moet individueel worden beoordeeld in hoeverre zij voldoen aan artikel 35 WWB. Hierbij kan worden aangesloten bij de opsomming van bijzondere kosten zoals deze in deze leidraad is opgenomen. Indien kosten niet zijn vermeld in deze leidraad of indien afwijkend wordt geadviseerd wordt de beslissing in overleg met de specialist van het cluster en/of de kwaliteitsmedewerker/juridisch adviseur genomen.

2.1.5 Voorliggende voorziening

 

Op grond van artikel 15 bestaat geen recht op bijzondere bijstand voor zover een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening die, gezien aard en doel, wordt geacht voor de belanghebbende toereikend en passend te zijn. Er bestaat ook geen recht op bijstand voor kosten die in de voorliggende voorziening als niet noodzakelijk worden aangemerkt.

Bij veel kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt gevraagd spelen medische aspecten een rol. Uitgangspunt is dat voor medische kosten die bij de zorgverzekeraar niet worden vergoed, of gedeeltelijk voor eigen rekening blijven, bijstandsverlening niet mogelijk is.

De inwoners van de gemeente Raalte met een laag inkomen (tot 110% van de geldende bijstandsnorm) hebben de mogelijkheid om deel te nemen aan een collectieve ziektekostenverzekering: zie paragraaf 3.4. Dit is echter geen verplichting: cliënten hebben keuzevrijheid in het bepalen waar zij verzekerd zijn. Echter de consequentie van het geen gebruik maken van de collectieve regeling, is dat er ook geen aanspraak bestaat op bijzondere bijstand voor kosten waarvoor binnen het Gemeente Pakket (GEP) een vergoeding plaatsvindt. Cliënten zijn (en worden) hier uitdrukkelijk over geïnformeerd.

Er zijn echter twee uitzonderingssituaties: Cliënten die gedurende het lopende jaar een aanvraag doen en niet de mogelijkheid hebben gehad om over te stappen naar onze collectieve regeling, kunnen toch in aanmerking komen voor een vergoeding waarvoor binnen de collectieve regeling een vergoeding plaatsvindt. Daarnaast kan iemand met een inkomen boven 110% van de geldende bijstandsnorm zich niet verzekeren via de collectieve regeling, maar is er eventueel wel bijstandsverlening onder aftrek van draagkracht mogelijk. Deze twee situaties worden nader toegelicht in paragraaf 5.4.6.

2.2 Werkwijze

2.2.1 Aanvraagprocedure

 

Bijzondere bijstand wordt aangevraagd door middel van een aanvraagformulier. Deze wordt, samen met een inlichtingenformulier en vergezeld van de nodige bewijsstukken, ingeleverd. Bestaande klanten, dit zijn klanten die al een periodieke uitkering voor algemene of bijzondere bijstand van ons ontvangen, kunnen volstaan met een volledig ingevuld en ondertekend aanvraagformulier. Op dit aanvraagformulier wordt ook naar de hoogte van het vermogen op het moment van aanvragen gevraagd.

Wanneer de aanvrager niet alle benodigde gegevens inlevert, wordt hem de gelegenheid geboden om dit aan te vullen. Dit gebeurt door een informele termijn van orde te geven.

Een termijn van orde kent geen rechtsgevolgen. Indien dit geen of onvoldoende reactie oplevert wordt een formele hersteltermijn volgens de Algemene wet bestuursrecht geboden. Hierin moet precies worden opgenomen wat wij van de aanvrager verwachten en voor wanneer hij de gevraagde informatie moet verstrekken. Wanneer ook dit geen of onvoldoende reactie oplevert wordt de aanvraag niet in behandeling genomen.

Daarnaast moet een aanvraag aan een aantal voorwaarden voldoen:

- Aanvraag tijdig ingediend (dus uiterlijk 1 maand na afloop kalenderjaar: zie ook 2.2.2);

- De identificatie wordt vastgesteld;

- Er wordt vastgesteld of alle benodigde bewijsstukken zijn ingeleverd;

- De vraagstelling van aanvrager wordt vastgesteld;

- De ingangsdatum waarop de kosten zijn begonnen wordt vastgesteld;

- De noodzakelijkheid van het gevraagde wordt vastgesteld;

- Vastgesteld wordt in hoeverre een beroep gedaan kan worden op een andere voorliggende voorziening;

- Vastgesteld wordt of de aanvrager deelneemt aan de collectieve ziektekostenverzekering. Wanneer dit niet het geval is, wordt cliënt uitgelegd dat hij/zij deze in de (nabije) toekomst af zou kunnen sluiten;

- Vastgesteld wordt wat de vergoeding van de collectieve ziektekostenverzekering is, dan wel zou kunnen zijn;

- Vastgesteld wordt wat het totaalbedrag van de noodzakelijk geachte ongedekte kosten is met betrekking tot het draagkrachtjaar;

- De draagkracht over het kalenderjaar wordt berekend en deze wordt in mindering gebracht op de vastgesteld ongedekte noodzakelijke kosten.

Bestaande klanten kunnen volstaan met het bijvoegen van de nota's van de kosten waarvoor bijstand wordt gevraagd, naast het ingevulde en ondertekende aanvraagformulier (inclusief vraag over het vermogen).

Nieuwe klanten leveren daarnaast de volgende bijlagen in:

- Volledig ingevuld en ondertekend inlichtingenformulier;

- Geldig legitimatiebewijs, bij een echtpaar van beide partners;

- Alle bankafschriften van de laatste 3 maanden, voorafgaande aan de datum waarop de kosten gemaakt zijn/ zijn begonnen en de laatste bankafschriften voor het saldo op dat moment;

- Bewijsstukken van alle opgegeven inkomsten en uitgaven;

- Bewijsstukken van alle opgegeven vermogen, zowel positief als negatief;

- Nota's van de kosten waarvoor bijstand wordt gevraagd.

Als aanvraagdatum wordt de datum aangemerkt waarop een volledig ingevuld en ondertekend aanvraagformulier voor nieuwe klanten, dan wel een volledig ingevuld en ondertekend aanvraag-/declaratieformulier voor bestaande klanten, door ons is ontvangen. Het op elke andere wijze kenbaar maken van de intentie om bijstand aan te willen vragen levert geen aanvraag op. Als iemand melding maakt van bijzondere kosten wordt in overleg een aanvraagformulier toegezonden.

2.2.2 Inleverdatum en datum ingang / beëindiging

 

Een aanvraag of declaratie om bijzondere bijstand moet formeel worden ingediend voordat de kosten worden gemaakt. Om praktische reden wordt er voor gekozen om toe te staan dat mensen gemaakte kosten gedurende een kalenderjaar opsparen.

Binnen 1 maand na afloop van het kalenderjaar waarin de incidentele kosten zijn gemaakt, of de periodieke kosten zijn begonnen, moet de aanvraag of declaratie zijn ingediend. De fatale datum voor het indienen van een aanvraag of declaratie is dus 31 januari: op deze datum moet een schriftelijke aanvraag bij ons binnen zijn. Dit is opgenomen in de Verordening Maatschappelijke Participatie WWB en er is voor gekozen om dit voor alle aanvragen van toepassing te laten zijn om zo een eenduidige werkwijze te hanteren. Indien de schriftelijke aanvraag dus ontvangen wordt op 1 februari of later, betekent dit dat alle rechten op bijzondere bijstand over het voorgaande kalenderjaar zijn vervallen.

De ingangsdatum voor periodieke bijstand is de datum waarop de kosten beginnen, dus niet wanneer de rekening wordt ontvangen. Indien bijvoorbeeld gezinszorg wordt verleend vanaf 1 januari en de eerste rekening is gedateerd 1 juli, dan is 1 januari de ingangsdatum van de kosten. Bijzondere bijstand kan slechts worden verleend over een periode waarop de cliënt in Raalte woont. De beëindigingsdatum zal in deze gevallen in principe niet voor de datum van de beschikking liggen. Wanneer er door onjuist handelen van de klant, of anderszins, teveel bijstand is verstrekt zal de bijstand over een voorliggende periode worden herzien.

2.2.3 Vaststelling vermogen

 

Bij de vaststelling van het vermogen, zowel bij een aanvraag om algemene als bij bijzondere bijstand wordt rekening gehouden met de waarde van alle bezittingen waarover de aanvrager(s) beschikt of redelijkerwijs kan beschikken, verminderd met de aanwezige schulden. De waarde van de bezittingen wordt vastgesteld op de waarde in het economische verkeer bij vrije oplevering. Ook gelden welke voor een bepaalde tijd zijn vastgezet behoren tot het vermogen, hierbij kan worden gedacht aan een spaarloonrekening of een verzekering. Het saldo van de spaarloonrekening behoort geheel tot het vermogen. Bij een verzekering behoort de contante waarde bij afkoop tot het vermogen.

Een uitzondering hierop zijn de bezittingen in natura die naar hun aard en waarde algemeen gebruikelijk zijn dan wel, gelet op de omstandigheden, noodzakelijk zijn. Hierbij moet worden gedacht aan een gebruikelijke inrichting van de woning en een auto welke past bij de situatie van de aanvrager. Indien de inrichting van de woning luxer is dan gebruikelijk of indien er sprake is van kostbaarheden zoals bijvoorbeeld kunst, antiek of verzamelingen van bijv. postzegels, dan is er reden voor een nader onderzoek.

Bij het bezit van een auto wordt geen rekening gehouden met de waarde hiervan, voor zover deze lager is dan € 2.500,00. Wanneer de auto meer waard is dan wordt alleen het meerdere bij het vermogen opgeteld. De waarde van de auto wordt vastgesteld op de prijs welke er volgens de ANWB koerslijst voor ontvangen zou worden bij verkoop ten tijde van de vaststelling van het vermogen. Mocht de ANWB echter geen uitkomst bieden, kan dit praktisch nagelopen worden door middel van bijvoorbeeld een gemiddelde waarde via Autotrader, etc. te bepalen.

Daarnaast is er ook een situatie waarbij de waarde van de auto moet worden meegenomen als inkomen in natura. Dit geldt bij de situatie waarin er sprake is van een auto waarvan men niet de eigenaar is (kenteken staat niet op naam), maar waarover men grotendeels de beschikking heeft: dit wordt gezien als inkomen in natura. Voor het vaststellen van de hoogte hiervan worden de ANWB normen gehanteerd: wat kost de auto per maand? Hierop kunnen eventueel de afschrijvingskosten in mindering worden gebracht als de auto minder waard is dan € 2.500,00 en andere kosten die de cliënt voor eigen rekening neemt.

In de WWB zijn bedragen opgenomen welke bij de verschillende uitkeringsnormen vrijgelaten mogen worden. Deze vrijlating geldt ook voor het bepalen van het recht op bijzondere bijstand en/of regelingen op grond van het minimabeleid.

Wanneer een eigen woning wordt bewoond geldt hiervoor een aparte vrijlating. Er moet dan beoordeeld worden of je cliënt een krediethypotheek laat afsluiten, alleen is het de vraag of cliënt hieruit vermogen kan halen binnen de woningmarkt. Is dit wel het geval, dan is het nog de vraag of dit aan te bevelen is. Er moet dus per individueel geval beoordeeld worden of het verstandig is om een krediethypotheek voor bijzondere bijstand aan te bevelen. Hiervoor kan volgend ‘stappenplan’ doorlopen worden:

1) Zijn er eigen mogelijkheden om de kosten te voldoen? Door inkomsten of directe aanspraak op (ander) vermogen?

2) Zijn er mogelijkheden om in het netwerk e.e.a. te regelen (bijvoorbeeld een lening)?

3) Kan er een krediethypotheek gevestigd worden? Hierbij moet afgewogen worden of dit qua kosten opweegt tegen wat aangevraagd wordt en of er daadwerkelijk vermogen uit de woning te verwachten is.

4) Geen mogelijkheden conform bovenstaande punten en voldoet wel aan verdere voorwaarden voor bijzondere bijstand? Dan is bijzondere bijstandsverlening mogelijk op individuele gronden. Richtlijn is dan maximaal eenmaal de voor cliënten geldende bijstandsnorm per maand.

2.2.4 Vaststelling middelen

 

Tot de middelen worden alle vermogens- en inkomensbestanddelen gerekend, waarover iemand beschikt of redelijkerwijs over kan beschikken. In paragraaf 3.4 WWB, artikelen 31 tot en met 34, is hieraan een nadere uitwerking gegeven. Vrijlating van vermogen (artikel 34 lid 2) is niet van toepassing bij bijzondere bijstandsverlening op grond van artikel 35 WWB. Het college bepaalt op basis van artikel 35 lid 1 WWV hoe en over welke periode het vermogen in aanmerking wordt genomen. Het college van Raalte stelt dat voor bijzondere bijstand dezelfde regels gelden als voor de algemene bijstand. Daarnaast zijn er enkele bijzondere situaties bij het vaststellen van de middelen.

2.2.5 Drempelbedrag

 

Het invoeren van een drempelbedrag is de bevoegdheid van het college. In het beleid bijzondere bijstand is opgenomen dat geen drempelbedrag is ingevoerd. Daarnaast kan een betaling van bijzondere bijstand van minder dan € 2,00 per maand achterwege blijven. Dit geldt zowel voor periodieke als voor incidentele bijzondere bijstand.

2.2.6 Bepalen van de draagkracht

 

Uitgangspunt voor de vaststelling van de draagkracht bij individuele bijstandsverlening is dat rekening wordt gehouden met het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm, evenals met vermogen voor zover dit het vrij te laten bescheiden vermogen overtreft. Hierbij wordt uitgegaan van alle inkomen en vermogen waarover daadwerkelijk wordt beschikt, dan wel redelijkerwijs kan worden beschikt. De draagkracht wordt vastgesteld voor het kalenderjaar waarin de bijzondere kosten worden gemaakt. Hierbij is niet van belang wanneer in een kalenderjaar de kosten worden gemaakt. De draagkrachtruimte is dus altijd 12 keer het verschil tussen in aanmerking te nemen maandinkomen en 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm. Uit oogpunt van doelmatigheid wordt bij de toetsing van het netto inkomen aan het bijstandsniveau een marge van € 2,00 per maand aangehouden.

Let op!

Voor het bepalen van de draagkracht wordt niet alleen rekening gehouden met het ‘extra’ maandinkomen waarover iemand beschikt. In de berekening moet ook rekening gehouden worden met de huurtoeslag die men minder ontvangt ten opzichte van een cliënt die 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm ontvangt. Bij het bepalen van de draagkracht moet dan ook het ‘misgelopen’ deel aan huurtoeslag en zorgtoeslag verminderd worden op de aanwezige draagkracht op basis van het maandinkomen.

Draagkrachtpercentage

Het invoeren van draagkracht is de bevoegdheid van het college. Voor de kosten welke als bijzonder noodzakelijk op grond van de individuele situatie zijn aan te merken geldt een draagkrachtpercentage van 70% van het inkomen boven 110% van de geldende bijstandsnorm.

Draagkrachtperiode

Als draagkrachtperiode geldt een heel kalenderjaar, dus van 1 januari tot en met 31 december van het betreffende jaar.

Verrekenen draagkracht

De jaardraagkracht wordt volledig verrekend met alle bijzondere kosten welke in een kalenderjaar worden gemaakt en die in aanmerking komen voor bijstandsverlening onder aftrek van draagkracht. Bij de categoriale regelingen is namelijk op de grond van de WWB geen toekenning onder aftrek van de draagkracht mogelijk en deze kosten kan dan ook niet verrekend worden met eventueel aanwezige draagkracht. Pas nadat de jaardraagkracht in zijn geheel is verrekend komen we toe aan bijstandverlening. Alleen op deze manier is volledige verrekening van de draagkracht gewaarborgd. Het is niet van belang wanneer in het kalenderjaar de kosten zijn gemaakt. Ook indien slechts in 1 maand bijzondere kosten worden gemaakt wordt de volledige jaardraagkracht verrekend.

Tussentijdse wijziging

De draagkracht wordt in principe eenmalig vastgesteld voor een kalenderjaar. Na afloop van deze periode wordt een nieuwe draagkracht vastgesteld voor het volgende kalenderjaar. Slechts bij aanzienlijke wijziging van de draagkracht, zowel in positieve als in negatieve zin, waaraan redelijkerwijs niet voorbij kan worden gegaan, wordt deze tussentijds aangepast. Onder een aanzienlijke wijziging moet worden verstaan een mutatie van de draagkrachtruimte van € 100,00 per maand of meer.

2.2.7 Doorbetalen vaste lasten en omzetting norm bij opname

 

Indien een alleenstaande tijdelijk wordt opgenomen in een instelling zoals bijvoorbeeld een ziekenhuis of een kliniek, wordt de norm na 4 weken omgezet naar de norm voor persoonlijke uitgaven. Indien de alleenstaande over zelfstandige huisvesting beschikt kan, op aanvraag, na deze periode bijzondere bijstand worden verstrekt voor de vaste lasten van deze huisvesting zoals huur, gas, water en elektra.

Bijzondere bijstand voor vaste lasten wordt alleen verstrekt als de opname van tijdelijke aard is, dit is maximaal een jaar. Indien vooraf bekend is dat het verblijf elders langer zal duren, moet worden overwogen of het verantwoord is om de woning aan te houden of dat de huur opgezegd moet worden.

Indien een alleenstaande wordt gedetineerd wordt de bijstand beëindigd met ingang van de eerste dag van detentie. Bij detentie is het niet toegestaan om bijzondere bijstand te verstrekken voor de vaste lasten van huisvesting op grond van artikel 13 lid 1 WWB.

Afwijking van deze algemene regel is in ieder geval niet mogelijk in de volgende situaties:

- Indien de detentie korter duurt dan 1 maand;

- Indien de detentie langer duurt dan 12 maanden;

- Indien wordt gekozen voor detentie in plaats van het betalen van een boete.

Wanneer er geen sprake is van bovengenoemde situaties en afwijking van de algemene regelen eventueel mogelijk is, kan dit alleen in zeer uitzonderlijke situaties en moet dat duidelijk gemotiveerd worden.

3 Categoriale bijzondere bijstand

3.1 Inleiding

In artikel 35 lid 3 – 6 WWB zijn de vier categorieën genoemd op basis waarvan de gemeente bijzondere bijstand kan verstrekken zonder dat wordt nagegaan of de gemaakte kosten daadwerkelijk noodzakelijk zijn voor of gemaakt zijn door een persoon. Bij deze regelingen is ook geen bijstand onder verrekening van draagkracht mogelijk. Deze categorieën worden in dit hoofdstuk beschreven. Hierbij wordt ook weergegeven welke regelingen Stichting Leergeld Salland namens de gemeente Raalte uitvoert. Daarnaast heeft de gemeente enkele minimaregelingen waarbij een cliënt bijstand kan ontvangen wanneer de cliënt aan de voorwaarden van de betreffende minimaregeling voldoet. Deze regelingen worden in hoofdstuk 4 weergegeven.

3.2 Stichting Leergeld Salland

3.2.1 Wat is Stichting Leergeld Salland?

Stichting Leergeld Salland ondersteunt schoolgaande kinderen (4 tot 18 jaar) die woonachtig zijn in Raalte van ouders met lage inkomens omdat ze vindt dat alle kinderen mogen meedoen. Schoolgaande kinderen - in de greep van de armoede - kunnen weinig of niet met andere kinderen meedoen. Het lidmaatschap van een sportclub of culturele vereniging is vaak te duur. Dit geldt ook voor activiteiten op school. Meedoen vergroot de horizon van kinderen. Zo maken zij sociale contacten, leren teamgeest, oefenen zich in het handhaven in een groep, leren winnen en verliezen. Als kinderen worden buiten gesloten en dit niet leren, komen niet alleen zij ernstig te kort, ook de samenleving verliest. Het is beter nu geld te geven om mee te doen dan later als maatschappij duur "leergeld" te betalen. Stichting Leergeld Salland ondersteunt door te bemiddelen en/of door financiële hulp te verstrekken. Ook verwijzen zij gezinnen naar andere organisaties als dat mogelijk of nodig is. Formeel is de stichting op 8 maart 2012 opgericht. Vanaf 1 januari 2013 zal de stichting enkele regelingen uitvoeren, zoals de gemeente deze tot dat moment uitvoerde.

3.2.2 Welke regelingen voert Stichting Leergeld uit?

Zoals gezegd ondersteunt de stichting schoolgaande kinderen van 4 tot 18 jaar. Het gaat hierbij om de volgende regelingen:

- Maatschappelijke activiteiten schoolgaand kind;

Met deze regeling kan de gemeente een tegemoetkoming verstrekken voor de kosten van deelname aan maatschappelijke, educatieve en culturele activiteiten die gestructureerd en in georganiseerd verband plaatsvinden, omdat deze kosten als bijzondere noodzakelijk kosten van het bestaan gezien worden.

- Sportkosten schoolgaand kind.

Met deze regeling kan wordt tegemoetkoming verstrekt voor de kosten van een lidmaatschap van een sportvereniging waarbij in gestructureerd en georganiseerd verband activiteiten plaatsvinden, omdat deze kosten als bijzonder noodzakelijk kosten van het bestaan gezien worden.

Wanneer cliënten een aanvraag voor deze regelingen bij de gemeente willen doen, moeten zij doorverwezen worden naar Stichting Leergeld Salland.

Naast genoemde regelingen, voert de gemeente Raalte zelf de volgende categoriale regelingen uit:

 

3.3 Chronisch zieken en ouderen

3.3.1 Wat houdt de regeling in?

 

Chronisch zieken, gehandicapten en ouderen hebben als gevolg van hun omstandigheden vaak kosten die moeilijk aantoonbaar zijn te maken en niet of slechts gedeeltelijk via andere regelingen worden vergoed. Om dit tegemoet te komen, is de regeling chronisch zieken en ouderen in de wet geregeld.

3.3.2 Bepalen van recht

 

Om in aanmerking te komen voor deze regeling moet een belanghebbende tot de volgende doelgroep behoren:

- Personen van 65 jaar en ouder;

- Personen met een arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%;

- Personen met een WMO voorziening;

- Personen met een werkvoorziening;

- Personen met een gehandicaptenparkeerkaart;

- Personen die langer dan 12 maanden onafgebroken zijn opgenomen in een AWBZ instelling.

Bijzondere situaties:

Onder werkvoorziening wordt verstaan een voorziening welke is getroffen om een gehandicapte in staat te stellen om zijn arbeid te blijven verrichten, dus niet het werken bij de sociale werkvoorziening.

Daarnaast kan een aanvraag toegekend worden wanneer een aanvrager:

- een inkomen heeft dat niet meer bedraagt dan 110% van de voor belanghebbende van toepassing zijnde norm (inclusief toeslag of verlaging). Wanneer er sprake is van een ander inkomen dan een WWB uitkering, moeten bewijsstukken van het inkomen en vermogen ingeleverd worden;

- minder vermogen bezit dan het bescheiden vermogen als bedoeld in de WWB;

- een aanvraag indient uiterlijk 1 maand na afloop van het kalenderjaar waarin de kosten gemaakt zijn;

- een bewijsstuk inlevert waarmee aangetoond wordt dat aanvrager tot de doelgroep behoort zoals hiervoor beschreven;

3.3.3 Bijdrage

 

De kosten worden vastgesteld per kalenderjaar op een percentage van de WWB norm inclusief vakantietoeslag van een zelfstandig wonende alleenstaande jonger dan 65 jaar. Voor iemand van 65 jaar en ouder is dit 19% van deze norm. Voor iemand jonger dan 65 jaar is dit 30% van deze norm. De bedragen worden naar boven afgerond op een hele euro.

3.4 Collectieve zorgverzekering Zilveren Kruis Achmea

3.4.1 Wat houdt de regeling in?

 

Met ingang van 1 januari 2006 heeft de gemeente in samenwerking met Zilveren Kruis Achmea een collectieve zorgverzekering ontwikkeld. Dit pakket bestaat uit een basisverzekering met de aanvullende verzekering ‘beter af plus polis 3 sterren’ en daarnaast aangevuld met de ‘beter af tandarts polis 2 sterren’. Verder zijn er enkele specifieke vergoedingen vanuit het GEP (gemeenten pakket).

3.4.2 Bepalen van recht

Alle inwoners van de gemeente Raalte die voldoen aan de voorwaarden voor bijzondere bijstandverlening kunnen zich aansluiten bij deze collectieve verzekering. Dit betekent dus dat een aanvrager:

- een inkomen heeft dat niet meer bedraagt dan 110% van de voor belanghebbende van toepassing zijnde norm (inclusief toeslag of verlaging). Wanneer er sprake is van een ander inkomen dan een WWB uitkering, moeten bewijsstukken van het inkomen en vermogen ingeleverd worden;

- minder vermogen bezit dan het bescheiden vermogen als bedoeld in de WWB;

Belangrijke aandachtspunten bij aanmelden

- Overstappen van een andere zorgverzekeraar is alleen mogelijk per 1 januari en er geen sprake is van een betalingsachterstand. Tussentijds aanmelden kan alleen bij verzelfstandiging (18 jaar en echtscheiding) en aanvang collectieve verzekering.

- Voorwaarden voor deelname zijn Beter Af Polis ***(3) sterren en Beter Af Tandarts Polis **(2) sterren, geen vrijwillig risico.

- Als de klant zich aanmeldt bij ZKA, is de pakketkeuze nog vrij. Zodra de klant deel wil nemen aan de collectiviteit, staat pakketkeuze vast.

- Geen tandartsverzekering is alleen mogelijk in geval van een klant met volledige prothese (deze reden moet dan vermeld worden, ook in aanmeldbestand).

- Klant moet altijd eerst bekend zijn bij Zilveren Kruis Achmea voordat de klant aangemeld kan worden voor de collectiviteit (klant moet polisblad tonen voordat aanvraag deelname collectiviteit ingediend kan worden).

- Bij nieuwkomers: wanneer kind en/of partner later status verkrijgen dan aanvrager, dienen zij alsnog aangemeld te worden. Voor de partner geldt dat het aanvraagformulier opnieuw ingevuld moet worden (en het hele traject van aanvragen doorloopt).

- Ingangsdatum van collectiviteit ligt nooit in het verleden.

Belangrijke aandachtspunten bij afmelden

De looptijd van de collectiviteit is tot 1 januari van ieder jaar en wordt telkens stilzwijgend met een jaar verlengd. Tussentijdse beëindiging van deelname is niet mogelijk met uitzondering van:

- Detentie: einddatum is detentiedatum

- Verhuizing buiten gemeente: einddatum is eerste van de maand volgend op datum melding

- Overlijden: datum van overlijden

- Bereiken 18 jarige leeftijd

Zie verder ‘Instructie collectiviteit ZKA’.

3.4.3 Vergoedingen

 

De verstrekkingen welke voortvloeien uit deze verzekering wordt aangemerkt als een passende en toereikende voorliggende voorziening. De vergoedingen worden per jaar vastgesteld en kunnen gevonden worden in het vergoedingenoverzicht van het betreffende jaar.

4 Minimaregelingen

4.1 Inleiding

 

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de regelingen die de gemeente heeft naast de te verstrekken categoriale bijstand. Met deze regelingen wil de gemeente Raalte zoveel mogelijk mensen met een laag inkomen laten participeren. Enkele van deze regelingen vloeien voort uit de categoriale regelingen (zie hoofdstuk 3) maar vinden niet direct hun oorsprong in de Wet werk en bijstand. De gemeente heeft deze minimaregelingen vormgegeven in de Verordening Maatschappelijke Participatie WWB gemeente Raalte en in de ‘Notitie gemeentelijk minimabeleid 2012-2014’. De kaders voor de uitvoering worden hieronder weergegeven.

4.2 Maatschappelijke participatie

4.2.1 Maatschappelijke activiteiten persoon jonger dan 4 jaar en 18 jaar of ouder

4.2.1.1 Wat houdt de regeling in?

 

Met deze regeling kan de gemeente een tegemoetkoming verstrekken voor de kosten van deelname aan maatschappelijke, educatieve en culturele activiteiten die gestructureerd en in georganiseerd verband plaatsvinden, omdat deze kosten als bijzondere noodzakelijk kosten van het bestaan gezien worden. Deze kosten worden gemaakt door of voor personen jonger dan 4 jaar en 18 jaar en ouder. Door middel van deze regeling kan een tegemoetkoming voor de volgende limitatieve opsomming van kosten verstrekt worden:

- Activiteiten op het gebied van educatie en cultuur;

- Kerktelefoon, 1 per gezin;

- Abonnement van de openbare bibliotheek;

- Scouting

- Deelname van een kind aan het peuterspeelzaalwerk;

- Deelname van een kind aan een vakantiekamp;

- Muziekonderwijs, ook individueel;

- Lidmaatschap van een koor of een muziekvereniging;

- Cultureel Jongeren Paspoort;

- Museum jaarkaart;

- NS kortingskaart;

- Abonnement dagblad, 1 per gezin;

- Abonnement internet, 1 per gezin;

- Toegangskaart bioscoop;

- Toegangskaart dierentuin;

- Toegangskaart pretpark.

Kosten kunnen worden vergoed ten behoeve van zelfstandig wonende personen van 18 jaar en ouder voor de kosten welke in een kalenderjaar worden gemaakt. Ook personen van 18 jaar en ouder die nog bij de ouders wonen vallen onder de regeling. Zij moeten zelf een aanvraag indienen.

4.2.1.2 Bepalen van recht

 

Een aanvraag kan toegekend worden wanneer een aanvrager:

- een inkomen heeft dat niet meer bedraagt dan 110% van de voor belanghebbende van toepassing zijnde norm (inclusief toeslag of verlaging). Wanneer er sprake is van een ander inkomen dan een WWB uitkering, moeten bewijsstukken van het inkomen en vermogen ingeleverd worden;

- minder vermogen bezit dan het bescheiden vermogen als bedoeld in de WWB;

- een aanvraag indient uiterlijk 1 maand na afloop van het kalenderjaar waarin de kosten gemaakt zijn;

- een bewijsstuk inlevert van gemaakte kosten voor een activiteit zoals in 4.2.1.1. beschreven;

4.2.1.3 Bijdrage

 

De hoogte van de bijdrage wordt vastgesteld per kalenderjaar op een percentage van de WWB norm inclusief vakantietoeslag van een zelfstandig wonende alleenstaande jonger dan 65 jaar op 1 januari van dat jaar. De bijdrage bedraagt 18% van deze norm en wordt naar beneden afgerond op een hele euro.

4.2.2 Sportkosten persoon jonger dan 4 jaar en 18 jaar of ouder

4.2.2.1 Wat houdt de regeling in?

 

Met deze regeling kan de gemeente een tegemoetkoming verstrekken voor de kosten van een lidmaatschap van een sportvereniging waarbij in gestructureerd en georganiseerd verband activiteiten plaatsvinden, omdat deze kosten als bijzonder noodzakelijk kosten van het bestaan gezien worden. Kosten kunnen worden vergoed ten behoeve van zelfstandig wonende personen van 18 jaar en ouder, maar ook van personen van 18 jaar en ouder die nog bij de ouders wonen vallen onder de regeling. Zij moeten wel zelf een aanvraag indienen.

Onder de kosten wordt ook een abonnement op de sportschool verstaan. Ook komen de kosten van sportkleding en accessoires welke noodzakelijk zijn voor de beoefening van deze sport voor een bijdrage in aanmerking. Een sportvereniging moet hierbij worden aangemerkt als een officiële en geregistreerde vereniging.

4.2.2.2 Bepalen van recht

 

Een aanvraag kan toegekend worden wanneer een aanvrager:

- een inkomen heeft dat niet meer bedraagt dan 110% van de voor belanghebbende van toepassing zijnde norm (inclusief toeslag of verlaging). Wanneer er sprake is van een ander inkomen dan een WWB uitkering, moeten bewijsstukken van het inkomen en vermogen ingeleverd worden;

- minder vermogen bezit dan het bescheiden vermogen als bedoeld in de WWB;

- een aanvraag indient uiterlijk 1 maand na afloop van het kalenderjaar waarin de kosten gemaakt zijn;

- een bewijsstuk inlevert van gemaakte sportkosten in situaties zoals in 4.2.2.1. beschreven en daarnaast een bewijs van lidmaatschap (wanneer er alleen een vergoeding van accessoires aangevraagd wordt;

4.2.2.3 Bijdrage

 

De hoogte van de bijdrage wordt vastgesteld per kalenderjaar op een percentage van de WWB norm inclusief vakantietoeslag van een gezin op 1 januari van dat jaar. De bijdrage bedraagt 20% van deze gehuwdennorm en wordt naar beneden afgerond op een hele euro. Bij de aanvraag wordt het jaarbedrag toegekend en worden vervolgens de sportkosten tot het maximumbedrag uitbetaald op declaratiebasis.

Bijzondere situaties:

- Indien voor de sport geen specifieke kleding nodig is, dan worden slechts de kosten van het lidmaatschap vergoed. Indien wel specifieke kleding nodig is worden de kosten betaald tot maximaal het notabedrag en op basis van originele bonnen. De uitbetaling vindt plaats na inlevering van bewijsstukken.

- Het lidmaatschap van de sportvisvereniging, biljartvereniging of dartvereniging behoort ook tot deze regeling.

 

4.3 Computerregeling

4.3.1 Wat houdt de regeling in?

 

Binnen de gemeente Raalte vinden we dat een computer bijdraagt aan de participatie van onze cliënten en zien het als een basisvoorziening die in elk huishouden thuishoort. Wij willen ten behoeve van volwassenen vanuit de bijzondere bijstand voorzien in de aanschaf van een pc of laptop. Het uitgangspunt is daarbij dat er in ieder geval één pc of één laptop per huishouden moet zijn.

4.3.2 Bepalen van recht

 

In een aantal situaties kan een vergoeding worden verleend voor een pc of laptop. Hiervoor zijn de volgende beoordelingscriteria van toepassing.

- De aanvrager heeft in de 12 maanden voorafgaand aan de datum van aanvraag ononderbroken een inkomen tot maximaal 110% van de voor hem of haar van toepassing zijnde bijstandsnorm gehad;

- De aanvrager bezit minder vermogen dan het bescheiden vermogen als bedoeld in de WWB;

- Binnen een periode van 48 maanden bestaat slechts eenmaal recht op een vergoeding voor één pc of laptop per huishouding;

- De computer wordt verstrekt in de vorm van huurkoop waarbij de belanghebbende in 24 maandelijkse termijnen in totaal 33% van de aanschafwaarde terugbetaalt;

- De vergoeding voor een pc of laptop wordt verstrekt aan alle inwoners met een inkomen tot 110% van het sociaal minimum;

- Er is geen sprake van een toekenning onder aftrek van draagkracht.

4.3.3 Bijdrage

 

Dit is op basis van de afspraken met een leverancier (momenteel: Markvoort Computers). De leverancier levert een pc of laptop (en toebehoren) af op basis van de overeengekomen prijsafspraken. Van het factuurbedrag betalen cliënten 33% terug aan de gemeente, nadat de gemeente de factuur heeft betaald aan de leverancier. Met dit bedrag wordt een pc of laptop afgeleverd, waar belanghebbenden zich vervolgens vier jaar goed mee kunnen redden.

Bijzondere situatie:

- Wanneer er iemand tot het huishouden behoort, niet zijnde de aanvrager(s), die wel eigen inkomsten boven de bijstandsnorm heeft, vormt dit geen belemmering op het verstrekken van een pc voor dit huishouden. Bijvoorbeeld een meerderjarige zoon met inkomen bij ouders met een WWB-uitkering (en 10% verlaging). De ouders kunnen in dit geval wel voor de pc-regeling in aanmerking komen.

 

5 Individuele bijzondere bijstand

5.1 Inleiding

 

De individuele bijzondere bijstand is met name bedoeld voor die situaties waarin cliënten noodzakelijke kosten moeten maken, maar waar zij vooraf geen rekening mee hebben kunnen houden. Bij het beoordelen van een aanvraag moeten altijd de volgende vier vragen gesteld worden:

  • 1.

    Betreft het kosten waarin (op andere wijze) wordt of kan worden voorzien?

  • 2.

    Is er sprake van bijzondere omstandigheden?

  • 3.

    Betreft het (aantoonbare) noodzakelijke kosten?

  • 4.

    Kunnen de kosten worden voldaan uit de aanwezige draagkracht? (middelentoets)

Bij iedere aanvraag voor bijzondere bijstand moeten deze vragen steeds in deze volgorde worden beantwoord. Uiteraard gaat daaraan vooraf de vraag of de aanvraag past binnen de mogelijkheden van de wet zelf (in het bijzonder de artikelen 11 t/m 15 van de WWB). Tot slot is het mogelijk om de regelingen genoemd vanaf paragraaf 5.4 onder aftrek van draagkracht toe te kennen (afgezet tegen 110% van de geldende bijstandsnorm). In paragraaf 5.5 staan nog enkele kosten waarbij alle inkomsten boven de geldende bijstandsnorm als draagkracht worden meegenomen. Zie verder paragraaf 2.2.6.

5.2 Duurzame gebruiksgoederen

5.2.1 Wat houdt de regeling in?

 

Als bijzondere noodzakelijk kosten van het bestaan worden de kosten van aanschaf van duurzame gebruiksgoederen aangemerkt, welke bedoeld zijn voor huishoudelijk gebruik. De bijdrage wordt verstrekt aan personen die hiervoor daadwerkelijk kosten maken omdat zij een zelfstandige huishouding voeren. Dit moet kunnen worden aangetoond met bijv. een huurcontract. De bijdrage wordt per huishouding verstrekt en niet per persoon.

5.2.2 Bepalen van recht

 

Wat doe je bij een individuele beoordeling:

- Vaststellen of dit goed noodzakelijk is voor deze cliënt of dit gezin, wat is de huidige situatie van deze cliënt of gezin? Voor de volgende goederen staat deze noodzaak bij voorhand vast:

° Wasmachine;

° Koelkast;

° Televisie;

° Kooktoestel.

- Voor andere goederen kan op individuele gronden vastgesteld worden of er een noodzaak tot aanschaf aanwezig is, maar is het uitgangspunt ‘nee, tenzij’. Deze beoordeling kan dan gedaan worden door de volgende af te vragen:

° Is er sprake van een individuele situatie waardoor gevraagd goed noodzakelijk is voor aanvrager(s)?

° Vaststellen of het goed nog gerepareerd kan worden tegen lagere kosten;

° Hoe oud is het goed en kan op basis van de aanschafdatum en gebruik bepaald worden of het aan vervanging toe is?

° Waren de kosten onvoorzienbaar?

° Was het voor cliënt onmogelijk voor de kosten te reserveren of te lenen (het moeten aflossen van schulden, is hierbij geen bijzondere omstandigheid)?

Wanneer vastgesteld is dat het gebruiksgoed noodzakelijk is, gelden de volgende uitgangspunten:

- De bijdrage bedraagt maximaal de Nibud normering;

- De bijdrage voor hetzelfde goed wordt 1 keer per 5 jaar verstrekt;

- Het inkomen moet ten tijde van de aanvraag minimaal 3 jaar onafgebroken lager zijn dan 110%;

- De bijdrage kan pas worden verstrekt nadat de aanvrager minimaal gedurende 3 jaar een zelfstandige huishouding heeft gevoerd;

- Bijstand voor duurzame goederen verstrekken om niet;

- Voor inrichtingkosten (bank, stoel, eettafel, laminaat of gordijnen) kan er mogelijk bijstand in de vorm van een lening verstrekt worden. Zie paragraaf 5.3.4.

5.2.3 Bijdrage

De bijdrage voor het gebruiksgoed is de normering volgens het Nibud. Uitbetaling kan plaatsvinden op basis van een offerte. Er moet dan wel de verplichting opgelegd worden dat de factuur wordt ingeleverd om te beoordelen of cliënt de kosten ook daadwerkelijk maakt.

5.3 Inrichtingskosten

 

De kosten van (her)inrichten (denk hierbij aan het aanschaffen van een bank, stoel, eettafel, laminaat of gordijnen) en babyuitzet behoren in principe tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan welke moeten worden voldaan uit het inkomen. Dit betekent dat iedereen zelf dient te reserveren voor deze kosten, hetzij door vooraf te sparen, hetzij door achteraf te financieren. Slechts in zeer bijzondere situaties wordt een uitzondering gemaakt op deze algemene regel. De financiering wordt dan in principe gedaan via een lening bij de gemeente Raalte. De lening moet in 36 termijnen terugbetaald worden. Het aflossingsbedrag wordt vastgesteld op 10% van de geldende norm en wordt dus ook aangepast bij wijzigingen in de norm. Wanneer een cliënt zich hier aan houdt, kan na 36 termijnen besloten worden de eventuele restschuld kwijt te schelden. Wanneer minder is afgelost wordt niet tot kwijtschelding overgegaan.

Voor het bepalen van de hoogte van de lening, hanteren we de normen zoals de GKB deze toepast.

5.4 Overige bijzondere kosten met draagkracht

5.4.1 Bewindvoering

 

Wanneer iemand door geestelijke beperkingen niet meer in staat is om zijn geld en goederen te beheren, kan de rechter een beschikking tot onder bewindstelling afgeven. In deze beschikking geeft de rechter aan wie de bewindvoerder zal worden. Soms zal dit een familielid zijn waarvoor geen kosten zijn verschuldigd. Hiervoor is bijstand dan ook niet aan de orde. Steeds vaker zien we echter toewijzing van een professionele bewindvoerder. Deze rekent voor zijn diensten wel kosten en deze kosten komen in aanmerking voor bijstandverlening.

Indien de bewindvoerder extra werkzaamheden moet verrichten, bv. een boedelverdeling, en hij vraagt hiervoor een extra vergoeding, dan zal hij hiervoor een aparte beschikking van de rechter moeten vragen. Ook deze kosten komen in aanmerking voor bijstandverlening.

De tarieven zijn in te zien via de website van de Branchevereniging Professionele Bewindvoerders en Inkomensbeheerders.

5.4.2 Compensatie Eigen Risico (CER)

 

Iedere verzekerde van 18 jaar en ouder betaalt vanaf 1 januari 2008 een verplicht eigen risico voor de zorgverzekering. In 2012 bedraagt het verplicht eigen risico € 220,-. Om mensen met hoge zorgkosten tegemoet te komen, biedt de overheid soms een compensatie van € 85,- (2012): de Compensatie eigen risico (CER). De CER wordt uitbetaald door het Centraal Administratie kantoor (CAK). Tot en met 2012 vergoedt de gemeente Raalte de CER in de vorm van bijzondere bijstand aan mensen die wel het volledige bedrag van € 220,- aan eigen risico hebben betaald, maar de CER niet van het CAK hebben ontvangen (omdat zij niet aan de voorwaarden van de CER voldeden).

Vanaf 1 januari 2013 zal de gemeente Raalte hier dan ook geen bijzondere bijstand meer voor verstrekken. In eerste plaats omdat hiermee indirect een vergoeding gegeven werd voor het eigen risico, wat wettelijk onjuist is. Ten tweede wordt deze regeling uitgevoerd door het CAK en beoordelen zij of cliënten voldoen aan de voorwaarden waarvoor de wetgever een compensatie wil vergoeden. De gemeente Raalte sluit aan bij de beoordeling van het CAK en zal dan ook geen aanvullende vergoeding geven aan cliënten die niet aan de voorwaarden van de CER voldoen.

 

5.4.3 Eigen bijdrage L.B.I.O.

 

Wanneer een kind, vaak op grond van een justitiële maatregel, wordt opgenomen in een tehuis of een pleeggezin is daarvoor een eigen bijdrage verschuldigd. Deze bijdrage is inkomensafhankelijk en wordt opgelegd en geïncasseerd door het L.B.I.O. Er wordt slechts in de volgende situaties vrijstelling verleend:

- Bij een uitkering op grond van de ROA (Regeling Opvang Asielzoekers);

- Bij een WWB uitkering naar de norm voor zak- en kleedgeld;

- Bij een WWB uitkering naar de norm voor een alleenstaande.

De bijdrage L.B.I.O. kan als bijzonder noodzakelijk worden aangemerkt en komt dus in aanmerking voor verlening van bijzondere bijstand. Bij de berekening hiervan moet aandacht zijn voor andere kosten in verband met de opname alsmede voor inkomsten ten behoeve van het kind. Bij inkomsten kan worden gedacht aan kinderbijslag, waardoor bijstandverlening niet aan de orde is.

5.4.4 Legitimatiebewijs

 

Iedere Nederlander van 14 jaar en ouder dient te beschikken over een geldig legitimatiebewijs. De kosten van het goedkoopste bewijs zijn aan te merken als bijzondere noodzakelijke kosten van het bestaan. Dit is een Nederlandse Identiteitskaart (ID) welke 5 jaar geldig is. Met ingang van 1 januari 2010 is de eenmalige gratis Nederlandse identiteitskaart voor 14-jarigen afgeschaft. Tot de leeftijd van 14 jaar is legitimatie echter niet verplicht en worden de kosten niet noodzakelijk geacht.

Het eerste ID-bewijs dat maximaal 3 maanden voor het bereiken van de 14 jarige leeftijd is aangeschaft komt wel voor vergoeding in aanmerking: op deze wijze besparen wij ook kosten.

Bij een inkomen tot 110% van de geldende bijstandsnorm komt de verlenging/aanschaf van de NIK in aanmerking voor bijstandverlening. De bijdrage wordt 1 keer per 5 jaar (of zolang een kaart maximaal geldig is, mocht de periode van 5 jaar wijzigen) verstrekt. Wanneer door verlies of diefstal eerder een nieuwe kaart moet worden aangeschaft is dit een eigen risico waarvoor geen vergoeding wordt gegeven.

Ook kan een kaart via een versnelde procedure worden aangeschaft. De kosten zijn dan aanzienlijk hoger. Deze meerkosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

Ook niet-Nederlanders met een verblijfsdocument komen in aanmerking voor een bijdrage voor het verlengen van dit document. De eerste aanschaf van een verblijfsdocument (bijvoorbeeld in het kader van gezinshereniging) komt niet voor vergoeding in aanmerking. Als een verblijfsdocument voor onbepaalde tijd is verstrekt, dan worden voor het eventueel verlengen nog slechts de kosten van een ID-kaart vergoed. De uitbetaling vindt plaats na inlevering van betalingsbewijzen.

5.4.5 Maaltijdvergoeding

 

Inwoners van de gemeente van 65 jaar en ouder, die gedurende langere tijd niet in staat zijn om zelf de warme maaltijden te verzorgen, kunnen in aanmerking komen voor bijzondere bijstand om deze maaltijden te betrekken via een leverancier van maaltijden. In de rapportage moet duidelijk de indicatie gesteld worden waarom de maaltijden niet zelf verzorgd kunnen worden. Het geen zin hebben in koken of de kookkunst niet machtig zijn, is geen indicatie voor bijstandverlening. In Raalte is Apetito een leverancier van warme maaltijden. Binnen de gemeente zijn ook andere leveranciers actief, zoals restaurants en verzorgingshuizen. De prijzen van deze leveranciers zijn over het algemeen iets hoger dan de prijzen van Apetito. De prijzen die Apetito hanteert zijn dan ook het uitgangspunt voor het bepalen van de hoogte van bijstand. Indien voor een andere leverancier (met hogere prijzen) wordt gekozen dan komen de meerkosten voor eigen rekening. Omdat sprake is van een besparing omdat niet zelf de maaltijd wordt gemaakt, vindt een aftrek op de bijstandverlening plaats. Deze aftrek is de hoogte van de norm welke de belastingdienst hiervoor hanteert.

5.4.6 Medische kosten

 

Het is van groot belang dat mensen zich voldoende verzekeren om de ongedekte kosten op een acceptabel niveau te houden. Uitgangspunt is dat we uitgaan dat cliënten zich via de collectieve regeling verzekeren om via die regeling in aanmerking te kunnen komen voor bijzondere bijstand waarvoor binnen de collectieve verzekering een vergoeding plaatsvindt: het zogenoemde Gemeente Pakket (GEP). Zie hiervoor ook paragraaf 2.1.5.

Echter zullen er cliënten zijn die niet de mogelijkheid hebben gehad om over te stappen naar de collectieve regeling, bijvoorbeeld omdat ze gedurende het jaar ‘in de uitkering zijn gekomen’. Zij kunnen dan wel bijzondere bijstand ontvangen, als ware collectief verzekerd, voor de kosten zoals deze opgenomen zijn in het GEP. Wel moet cliënt er dan op gewezen worden dat dit eenmalig (gedurende het lopende jaar) op individuele gronden wordt toegekend. Na het aflopen van het jaar, kan cliënt immers de overstap maken naar de collectieve regeling. Dit is niet verplicht, cliënt mag zelf beslissen waar hij/zij zich verzekert. Echter zal bijstandsverlening voor de kosten uit het GEP in het tweede (en volgende) jaar niet meer aan de orde zijn, omdat cliënt dan zelf de keuze maakt om zich niet dusdanig te verzekeren. Komt cliënt dan in de situatie dat hij bijzondere bijstand aanvraagt, is er sprake van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid en kan de aanvraag afgewezen worden.

Daarnaast kan iemand met een inkomen boven 110% van de geldende bijstandsnorm zich niet verzekeren via de collectieve regeling. In deze gevallen zou er eventueel wel bijstandsverlening onder aftrek van beperkte draagkracht mogelijk kunnen zijn. De beoordeling is dan gelijk aan de hiervoor beschreven beoordeling (nog niet over kunnen stappen) met het verschil dat eventuele kosten onder aftrek van draagkracht worden vergoed en dat deze groep mensen niet erop gewezen hoeven worden dat ze over moeten stappen om volgend jaar ook mogelijk recht op een vergoeding te houden.

Bij het bepalen van de hoogte van bijzondere bijstand vormt het GEP bij Zilveren Kruis Achmea (ZKA) het overzicht van regelingen en bedragen waarvoor we (eventueel tijdens het eerste jaar, zie toelichting hieronder) bijzondere bijstand kunnen verstrekken naast de eigen verzekering van cliënt. Voor dit specifieke deel heeft cliënt zich immers niet kunnen verzekeren en verstrekken we via ZKA indirect ook bijzondere bijstand aan cliënten die wel collectief verzekerd zijn omdat we deze kosten noodzakelijk en bijzonder vinden. We laten de beoordeling van het aanvullende pakket dan ook los, omdat cliënten hier zelf verantwoordelijkheid over hebben en de verschillende aanvullende pakketten (en bijbehorende premies) per zorgverzekeraar verschillend zijn en niet met elkaar te vergelijken zijn.

In schema:

  • 1.

    Wel collectief verzekerd: dan wordt in principe de zorgverzekering als passend en toereikend geacht.

  • 2.

    Cliënt kan zich niet collectief verzekeren, omdat

I. overstappen nog niet mogelijk was, maar wel binnen doelgroep tot 110% valt of

II. cliënt behoort tot doelgroep met beperkte draagkracht (inkomen boven 110% van de geldende bijstandsnorm), dan geldt in beide situaties de volgende uitgangspunten:

a. Beoordelen of cliënt daadwerkelijk kosten maakt die hoger zijn dan de vergoeding van zijn eigen verzekering (ongeacht welke verzekering en aanvullend pakket afgesloten is);

b. Vallen de kosten binnen het GEP die we aanvullend geven aan de verzekerden via de collectieve zorgverzekering? Dan geven we maximaal de vergoeding die anders vanuit het GEP vergoed zou worden.

  • 3

    Cliënt wil zich niet collectief verzekeren, maar heeft wel de mogelijkheid gehad om over te stappen: dan geen vergoeding voor de gemaakte kosten vanuit het GEP.

Bij de beoordeling van bijstand voor medische kosten in de periode dat cliënt niet over heeft kunnen stappen naar de collectieve regeling (of bij de groep met beperkte draagkracht), moet dus met een aantal zaken rekening worden gehouden:

- Elke zorgverzekeraar heeft onder diverse benamingen naast de basisverzekering meerdere aanvullende verzekeringen. Dit deel van de verzekering is de verantwoordelijkheid van de cliënt zelf. Hier staat immers al dan niet een hogere premie tegenover en cliënt dient zelf de inschatting te maken welke kosten hij/zij zal gaan maken.

- Het deel dat wij vergoeden is het deel van de kosten waarvoor vanuit het GEP een vergoeding plaatsvindt. Dit zijn immers kosten waarvoor we een extra vergoeding geven naast de aanvullende verzekering van ZKA.

- Bij medische kosten is het niet acceptabel dat mensen een verzekering met eigen risico afsluiten welke hoger is dan welke door de wetgever is voorgeschreven en voor dit eigen risico kan dan ook nooit bijzondere bijstand worden verleend.

- In principe mag er van worden uitgegaan dat, indien de ziektekostenverzekeraar een bepaalde vergoeding verstrekt uit de basisverzekering, de kosten als noodzakelijk kunnen worden aangemerkt: bijstandsverlening is dan ook in principe niet nodig. Indien de zorgverzekeraar geen vergoeding verstrekt uit de basisverzekering dan zijn de kosten of niet noodzakelijk of zij behoren tot de algemene kosten van het bestaan waarvoor geen bijzondere bijstand mogelijk is. Door middel van het GEP is vervolgens vastgelegd welke behandelingen wij naast de basisverzekering ook noodzakelijk achten. Bij andere verzekeraars kunnen cliënten zich dan ook (meestal) niet verzekeren voor deze kosten.

- Wanneer cliënt gedurende het jaar een aanvraag wil gaan doen omdat hij/zij veel medische kosten verwacht, wijs cliënt dan ook op de mogelijkheid om de behandelingen over bijvoorbeeld 2 jaren te verspreiden, zodat cliënt niet alle kosten in 1 jaar hoeft te maken. Dit is natuurlijk wel afhankelijk van de vraag of er sprake is van spoed of niet.

Let op!

De zorgverzekering wordt in principe altijd als voorliggend, passend en toereikend geacht. Er kunnen zich echter altijd op individuele gronden bijzondere omstandigheden voordoen, waardoor het niet toereikend is. In dat soort situaties moet je wel beoordelen of cliënt op individuele gronden toch recht heeft op bijzondere bijstand.

 

5.4.7 Rechtsbijstand

 

De kosten van rechtsbijstand komen in principe in aanmerking voor bijzondere bijstand indien het gaat om maatschappelijk gezien relevante rechtsprocedures zoals alimentatiezaken, relevante schadezaken, huurzaken e.d.

De noodzaak voor de toevoeging van een advocaat bij gerechtelijke procedures wordt vastgesteld door de Raad voor Rechtsbijstand. Indien de Raad een toevoeging verleent komen de kosten van de eigen bijdrage advocaat en de griffierechten in principe in aanmerking voor bijstandverlening.

Met ingang van 1 juli 2011 kunnen mensen zich melden voor gratis advies bij het Juridisch Loket. Dit kan per mail of chat via www.juridischloket.nl of via telefoonnummer 0900-8020. Hier ontvangt cliënt gratis advies over zijn/haar probleem. Wanneer het Juridisch Loket de cliënt doorverwijst naar een advocaat, ontvangt de cliënt een diagnosedocument. Met dit document krijgt de cliënt vervolgens korting op zijn/haar eigen bijdrage. Dit is dus een voorliggende voorziening en hoeven wij dus alleen voor de lagere eigen bijdrage bijzondere bijstand te verstrekken. Wanneer een cliënt zich bij het juridisch loket moet melden, kan dit gedaan worden in de vestiging in Zwolle. De reiskosten kunnen we vergoeden, zolang deze natuurlijk de te verkrijgen korting niet overstijgen.

Wanneer bij een echtscheiding gekozen wordt voor een alternatieve procedure (bijv. een mediation traject, etc.) kunnen daar andere, veel hogere, kosten aan verbonden zijn. Dit is een oplossing waarbij de hogere kosten niet per definitie noodzakelijk zijn en komen in dat geval dus niet voor bijstandverlening in aanmerking. Alleen de kosten welke met een toevoeging bij een advocaat verschuldigd zouden zijn, kunnen worden vergoed.

5.4.8 Reiskosten

 

Reiskosten in verband met deelname aan het maatschappelijk verkeer behoren tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan welke moeten worden voldaan uit het inkomen. Dit betekent dat iedereen deze kosten zelf moet betalen uit het inkomen. Dit geldt ook voor reiskosten in verband met woon - werk verkeer. In sommige situaties kunnen reiskosten worden aangemerkt als bijzondere noodzakelijke kosten van het bestaan. In die situaties moet met cliënt gesproken worden over mogelijk voorliggende voorzieningen, zoals (collectieve) zorgverzekering, vervoer via de WMO en Regiotaxi. Is er geen sprake van een voorliggende voorziening, dan kan bijzondere bijstand worden verstrekt in de volgende situaties:

- Bezoek aan een in Nederland gevestigde medisch specialist, hieronder wordt niet verstaan een huisarts, tandarts of fysiotherapeut. In sommige situaties geeft de ziektekostenverzekering een vergoeding, n.l. bij:

» Chemo- en radiotherapie;

» Nierdialyse;

» Rolstoelafhankelijkheid;

» Visueel gehandicapten.

- Bezoek aan in een Nederlands ziekenhuis opgenomen familie. Voor deze kosten kan bijstand worden verleend voor 1 bezoek per dag voor 1 persoon voor zover het betreft op hetzelfde adres wonende familieleden in de eerste graad of partners;

- Bezoek aan in Nederland gedetineerde familie. Voor deze kosten kan bijstand worden verleend voor 1 bezoek per 2 weken voor 1 persoon of 1 bezoek per maand voor 2 personen voor zover het betreft op hetzelfde adres wonende familieleden in de eerste graad of partners;

- Bezoek aan een in Nederland in een pleeggezin of tehuis opgenomen minderjarige kind. Voor deze kosten kan bijstand worden verleend voor 1 bezoek per 2 weken voor 1 ouder of 1 bezoek per maand voor 2 ouders. Hierbij moet aandacht zijn voor het mogelijk ontvangen van bijdragen waarmee de reiskosten kunnen worden betaald, zoals kinderbijslag of een bijdrage van jeugdzorg;

- Reiskosten in verband met het volgen van onderwijs ten behoeve van kinderen. Voor deze kosten is studiefinanciering een voorliggende voorziening welke passend en toereikend wordt geacht. Dit geldt ook indien een vergoeding voor studiekosten wordt ontvangen ingevolge de Wet Tegemoetkoming Onderwijsbijdrage en Schoolkosten (WTOS). Bijzondere bijstandverlening is in principe dan ook niet mogelijk. Hierop is echter de volgende uitzondering mogelijk: In de situatie dat een leerling waarvoor de ouders een Wtos tegemoetkoming ontvangen, voortgezet onderwijs volgt wat door individuele bijzondere omstandigheden uitsluitend buiten Raalte kan plaatsvinden, en een reisafstand meer dan 15 kilometer enkele reis is, kan bijzondere bijstand worden verleend voor de reiskosten die niet uit de Wtos en de bijzondere bijstand voor bijkomende onderwijskosten kan worden voldaan. Dus alleen als het niet mogelijk is de opleiding in Raalte te volgen. Tot 15 kilometer wordt men geacht deze afstand per fiets te overbruggen.

Let op!

Indien er sprake is van langdurige opname in een instelling dan moeten de reiskosten in verband met bezoek worden gezien als normaal familiebezoek waarvoor bijstandverlening niet mogelijk is. Hierbij moet bv. worden gedacht aan opname in een verzorgingshuis of een verpleeghuis.

Als reiskosten kunnen worden aangemerkt de werkelijke kosten van openbaar vervoer. Indien met eigen auto wordt gereisd kan hiervoor een kilometervergoeding worden verstrekt welke overeen komt met de kosten van openbaar vervoer, conform normenlijst. Voor veel voorkomende bestemmingen als de ziekenhuizen in Deventer en Zwolle mag een afstand worden gerekend van respectievelijk 36 en 42 km voor een retour indien vanuit Raalte wordt gereisd. Dit is de afstand van centrum naar centrum.

5.5 Overige situaties

5.5.1 Begrafeniskosten

 

Begrafeniskosten behoren tot de bijzondere noodzakelijke kosten van het bestaan van de erfgenamen. Het mag van iedereen worden verwacht dat men zich voldoende verzekert tegen de kosten van een begrafenis. Het zijn immers kosten waarvan zeker is dat zij ooit gemaakt moeten worden. Indien er bij overlijden onvoldoende middelen zijn om de kosten van de begrafenis te betalen is sprake van onvoldoende besef van verantwoordelijkheid. Bijstand is niet de weg om hierin te voorzien. Als bijstandverlening in bijzondere omstandigheden toch nodig is zal de bijstand de vorm van een lening hebben en op basis van geldende normbedragen. Wanneer er door erfgenamen geen opdracht wordt gegeven om te begraven, dan wordt de Wet op de Lijkbezorging van toepassing. De gemeente draagt dan zorg voor een sobere begrafenis waarbij de mogelijkheid bestaat om de kosten te verhalen op de erfgenamen. Indien de wens bestaat om, om welke reden dan ook, in het buitenland begraven te worden, dan kan voor de daarmee gepaard gaande meerkosten geen bijstand worden verleend omdat deze kosten niet behoren tot de noodzakelijke kosten van het bestaan.

5.5.2 Overbruggingskosten

 

De cliënt dient in principe zelf de periode tot de eerste betaaldatum van de uitkering te overbruggen. Pas als is vastgesteld dat hiertoe de middelen ontbreken en deze situatie redelijkerwijs niet voorzienbaar was, kan voor zelfstandig wonende cliënten bijstand ter overbrugging worden verstrekt. Concreet moet hierbij worden gedacht aan:

- Personen die na verlating door de partner plotseling zonder inkomen zitten;

- Personen die van een weekbetaling overgaan naar een maandbetaling van de bijstand.

De hoogte van de overbruggingsuitkering wordt vastgesteld op 100% van de van toepassing zijnde norm (en de toepasselijke toeslag/verlaging) exclusief vakantietoeslag, waarop het aanwezige huishoudgeld in mindering wordt gebracht. De overbruggingsuitkering wordt in principe "om niet" verstrekt. Dit geldt echter niet in de volgende situaties:

- Er is sprake van ongenoegzaam besef van verantwoordelijkheid;

- De beschikbare middelen waren toereikend om zelf te kunnen overbruggen, maar deze zijn voor andere doeleinden aangewend;

- Er is sprake van een vermogen in de vorm van een eigen woning.

In deze situaties is alleen bijstand in de vorm van een lening mogelijk zijn.

5.5.3 Pensionkosten Ruchama

 

In Ruchama worden vrouwen, soms met hun kinderen, opgenomen met een achtergrond van verslaving, prostitutie of huiselijk geweld.

- Ruchama heeft nu 20 AWBZ-plaatsen en 4 plaatsen crisisopvang.

- Bij (nieuwe) aanvragen eerst de norm zak- en kleedgeld toekennen totdat mensen kunnen aantonen dat ze geen indicatie AWBZ hebben. Daarnaast komt er bij dat je mensen niet kunt verplichten om een indicatie aan te vragen. Het is wel voordeliger voor hun. Bij een Awbz indicatie krijgen ze nl. zak- en kleedgeld en hebben ze dus geen pensionkosten. Als ze geen Awbz indicatie hebben krijgen ze de normale uitkering en daar moeten ze ook de pensionkosten van betalen.

- Als men geen AWBZ indicatie voor ‘verblijf’ krijgt kan een uitkering verstrekt worden naar de norm alleenstaande / alleenstaande ouder + 20% toeslag. In dat geval:

° verstrekken we geen bijzondere bijstand voor de pensionkosten van Ruchama (wel voor de overige kosten waarvoor volgens ons beleid bijzondere bijstand mogelijk is);

° de alleenstaande ouderkorting is dan van toepassing: hier dus ook rekening mee houden bij de bijstandsverlening;

° we betalen niet rechtstreeks aan Ruchama.

Binnen 5 werkdagen na de komst in Ruchama dient de aanvraag om bijstand te worden gedaan. De ingangsdatum van de bijstand kan dan worden vastgesteld op de aankomstdatum. Indien de aanvraag op een later tijdstip gedaan, dan is de aanvraagdatum de ingangsdatum van de bijstandverlening.

De algemene en bijzondere bijstand en wordt beëindigd met ingang van de datum waarop Ruchama wordt verlaten en men niet meer woonachtig is in Raalte. Wanneer men vanuit Ruchama verhuist naar een eigen woning in de gemeente Raalte dan gelden de volgende bepalingen:

- Men krijgt maximaal 2 weken de tijd om de nieuwe woning op te knappen en in te richten en om te verhuizen;

- Tijdens deze periode blijft men de norm zak- en kleedgeld ontvangen (indien van toepassing);

- Tijdens deze periode wordt bijzondere bijstand verstrekt voor de huur;

- Na deze periode wordt de norm zak- en kleedgeld gewijzigd in de van toepassing zijnde norm voor een zelfstandig wonende;

- Vaak bestaat recht op een overbruggingsuitkering ter hoogte van het verschil tussen de van toepassing zijnde bijstandsnorm en de norm zak- en kleedgeld.

Voorbeeld:

Cliënt verblijft bij Ruchama met haar 2 kinderen en heeft geen AWBZ indicatie gekregen. Volgens onze afspraken krijgt men dan alleen de WWB norm. Omdat ze jonger dan 21 jaar is kan ze met deze lage norm niet in de kosten van het bestaan voorzien. Ze moet, als ze meer geld nodig heeft een beroep doen op de onderhoudsplicht van de ouders. We hadden haar er op moeten wijzen dat ze een aanvraag bijzondere bijstand moet indienen, wanneer cliënt meer wil ontvangen dan de norm. Wanneer cliënt bijzondere bijstand aanvraagt, moet zij ook een onderhoudsformulier in laten vullen door (één van) de ouders. Op basis daarvan kunnen wij berekenen of en hoeveel de ouders kunnen bijdragen en kunnen we bepalen of en hoeveel bijzondere bijstand wij kunnen geven (tot de norm 21 jarige aanvullen.

5.5.4 Toeslag Voormalig éénoudergezin

 

Binnen de WWB bestaat niet de mogelijkheid voor een vergoeding aan voormalige éénoudergezinnen om een inkomensterugval te overbruggen. Wanneer het laatste ten laste komend kind 18 jaar wordt, moet de uitkering van de alleenstaande ouder per de dag, waarop dit kind 18 jaar wordt, aangepast worden naar de norm voor een alleenstaande. Vanaf 1 oktober 2009 wordt daarom aan personen waarvan de uitkeringsnorm wijzigt van eenoudergezin naar alleenstaande, over een periode van 4 jaar een afbouwregeling van 100%, 75%, 50% en 25% per jaar toegekend. De afbouw wordt verstrekt in de vorm van belaste bijzondere bijstand en wordt vastgesteld volgens de norm die voor het moment van wijzigen van toepassing was. Dus het verschil in inkomen wordt afgebouwd in 4 jaar.

Let op!

- Dit duurt zolang dat het laatste kind dat 18 jaar geworden is nog thuis woont.

- Wanneer het inkomen hoger wordt dan de wettelijke norm, dus zonder deze toeslag, dan bestaat er ook geen recht meer op de aanvullende toeslag. Hoewel er dan alsnog sprake kan zijn van een inkomensterugval, mag deze toeslag niet ten koste gaan van de situatie waarin een cliënt zelfredzaam is en geen aanspraak meer op een uitkering hoeft te maken. Daarbij zal dit ook een extra stimulans vormen om te proberen om nog aanvullend eigen inkomen te verkrijgen.

5.5.5 Verblijf in inrichting

 

In sommige situaties verblijft een cliënt in een instelling waarvoor kosten zijn verschuldigd welke voor bijstandverlening in aanmerking komen. Vaak betreft het een vergoeding voor persoonlijke uitgaven. Soms echter ook een vergoeding voor de opname. Deze laatste situatie kan zich alleen voordoen indien de AWBZ geen, dan wel geen volledige, vergoeding verstrekt. Indien in deze situatie de cliënt een eigen inkomen heeft dan geldt een draagkrachtpercentage van 100%.

5.5.6 Woonkosten

 

Bij een huurwoning kan alleen sprake zijn van bijstand voor woonkosten gedurende een beperkte periode wegens het ontbreken van een voorliggende voorziening in de vorm van huurtoeslag. Aanvang en wijzigingen van de huurtoeslag gaan altijd in per de eerste van de maand volgend op de mutatie. Bijstandverlening zal zich dan ook beperken tot een gedeelte van een maand bij aanvang van de huur. De huurtoeslag gaat uit van een correcte berekening per kalenderjaar. Indien zich in de loop van een jaar een aanzienlijke inkomenswijziging voordoet, kan aanvankelijk iets te weinig en later iets te veel toeslag worden verstrekt of omgekeerd. De verschillen zullen niet erg groot zijn en kunnen niet leiden tot bijstandverlening. In de rapportage moet hiervoor aandacht zijn.

Voor kamerbewoning bestaat geen recht op huurtoeslag en derhalve ook niet op woonkostentoeslag.

Huurtoeslag is voor bijstandverlening een voorliggende voorziening die toereikend en passend is. Indien geen of slechts beperkt recht op huurtoeslag bestaat, bijvoorbeeld door inkomen of vermogen van medebewoners, bestaat ook geen recht op bijstand.

Huurtoeslag zal worden uitbetaald binnen 8 weken na aanvraag. Om moeilijke terugvorderingmaatregelen te voorkomen moet zeer terughoudend worden omgegaan met voorschotverlening op de huurtoeslag.

Ook bij een eigen woning bestaat de mogelijkheid om een woonkostentoeslag te verstrekken. Hierbij moet er echter aandacht voor zijn dat de bijstand mogelijk verleend moet worden in de vorm van een krediet. Bij een eigen woning kunnen de volgende kosten worden meegenomen:

» Hypotheekrente;

» Waterschaplasten;

» Onroerend zaakbelasting;

» Premie opstalverzekering, niet inboedel;

» Kosten onderhoud volgens normbedragen;

» Eventueel erfpachtcanon;

Indien de eigen woning zich in een appartementencomplex bevindt worden bovengenoemde kosten verhoogd met:

» Kosten liftinstallatie volgens normbedragen;

» Kosten algemeen beheer volgens normbedragen.

In een appartementencomplex zijn kosten verschuldigd aan de vereniging van eigenaren. Deze kosten kunnen niet worden meegenomen voor het berekenen van de woonkostentoeslag.

De vereniging van eigenaren brengt vaak de volgende, niet limitatieve, kosten in rekening:

- Gezamenlijk onderhoud gebouw, hiervoor zijn al in de diverse normbedragen reserveringen gedaan;

- Gezamenlijk onderhoud tuin, deze kosten heeft iedereen en moeten uit het inkomen worden voldaan;

- Glazen wassen, deze kosten heeft iedereen en moeten uit het inkomen worden voldaan;

- Beheer openbare ruimten, hiervoor kent de huurtoeslag een normbedrag welke automatisch in de berekening wordt meegenomen.

De hoogte van de woonkostentoeslag wordt berekend volgens de systematiek van de huurtoeslag onder aftrek van de werkelijk ontvangen huurtoeslag, subsidie eigen woningbezit en de draagkracht.

Indien de woonkosten, zowel van een huurwoning als van een eigen woning, meer bedragen dan de maximaal subsidiabele huur kan een woonkostentoeslag voor maximaal 1 jaar worden verleend en wordt gelijktijdig een verhuisplicht opgelegd. Deze periode kan met maximaal 1 jaar worden verlengd als de cliënt er alles aan heeft gedaan om vervangende woonruimte te krijgen en hierin toch niet is geslaagd.

Indien er sprake is van een situatie dat bijstandverlening in de vorm van een woonkostentoeslag nodig is, dan geldt een draagkrachtpercentage van 100%.

5.5.7 Kinderopvang

 

De Belastingdienst kent aan ouders die kinderopvang nodig hebben een toeslag toe. Deze toeslag is inkomensafhankelijk en dekt niet alle kosten. Er geldt voor alle inkomens een eigen bijdrage.

Sinds 21013 kent de Belastingdienst ook een toeslag toe aan de zogenoemde Doelgroepouders. Doelgroepouders zijn ouders die niet werken, doch aanspraak maken op kinderopvangtoeslag, omdat zij deelnemen aan een traject naar werk, een studie volgen of als verplichte inburgeraar een inburgeringscursus volgen bij een geregistreerde instelling.

Hoogte van de tegemoetkoming

De tegemoetkoming van de gemeente in de kosten voor kinderopvang voor Doelgroepouders en ouders met een inkomen tot 110% van de voor hun geldende bijstandsnorm, is altijd een aanvulling op de kinderopvangtoeslag die door de Belastingdienst wordt verstrekt tot maximaal de werkelijke kosten voor kinderopvang.

De vergoeding van de gemeente bestaat uit twee onderdelen, namelijk de eigen bijdrage en het uurprijs verschil. De eigen bijdrage is het percentage dat de belastingdienst hanteert als eigen bijdrage volgens de jaarlijks vastgestelde Kinderopvangtoeslagtabel.

Het uurprijsverschil houdt in: het verschil tussen de in rekening gebrachte uurprijs -/- en het maximum uurtarief dat de belastingdienst hanteert.

Gebruik van rekentool en Belastingdienst

De hoogte van de tegemoetkoming dient berekend te worden met behulp van de daartoe bestemde rekentool in samenhang met de op www.belastingdienst.nl gepubliceerde Kinderopvangtoeslagtabel.

Kinderopvanginstelling

De ouder moet gebruik maken van een formeel geregistreerde kinderopvanginstelling. Zie hiervoor www.landelijkregisterkinderopvang.nl.

Begeleiding van de cliënt

Het aanvragen en wijzigen van toeslagen bij de Belastingdienst kan een administratief lastig proces zijn. Hierbij kan de cliënt ondersteuning krijgen van de reguliere ondersteuning van het Steunpunt Minima. Naar inschatting van de consulent kan tevens op maatwerkbasis ondersteuning van Kindermediair worden ingezet.

5.5.8 Sociaal medische kinderopvang

 

In bepaalde gezinnen kan het vanwege een lichamelijke, zintuiglijke, verstandelijke of psychische beperking noodzakelijk zijn dat er een aantal dagdelen gebruik wordt gemaakt van kinderopvang. Deze indicatie kan zowel voor het kind, als voor de ouders gelden en moet sociaal-medisch van aard zijn. In die gevallen is sprake van kinderopvang op sociaal-medische indicatie (SMI).

Medische verklaring

Voor deze vorm van kinderopvang is een indicatie/verklaring van de medische noodzaak verplicht. Deze verklaring is, in beginsel, afkomstig van een BIG-geregistreerde arts. In voorkomende gevallen kan dit ook door een verklaring van een hulpverlendende instantie te overleggen (bijvoorbeeld maatschappelijk werk).

Ouders dienen deze indicatie zelf aan te vragen.

Uitzonderingen: wanneer een verklaring van een arts of hulpverlener, op aanvraag van de ouder, niet mogelijk blijkt of contra-expertise naar mening van de gemeente noodzakelijk is, kan de gemeente een medisch onderzoek aanvragen bij het medisch adviesbureau.

Geen andere vergoedingen mogelijk

Voor kinderopvang op basis van SMI zijn soms andere vergoedingen mogelijk. Indien dit het geval is, dan geldt dit als voorliggende voorziening en wordt van cliënten verwacht dat zij de kosten hieruit voldoen. Indien er nog noodzakelijke kosten overblijven, kan hiervoor bijzondere bijstand worden verstrekt. Voorbeelden zijn tegemoetkomingen op basis van de Wet kinderopvang, de Algemene wet bijzondere ziektekosten, Jeugdzorg, pgb’s, medisch kinderdagverblijf of een bijdrage van de werkgever.

Geen andere opvangmogelijkheden

Voor kinderopvang op basis van SMI zijn soms andere mogelijkheden om de opvang vorm te geven, bijvoorbeeld door hulp van een familielid of opvang bij een peuterspeelzaal (opsomming is niet limitatief). In die gevallen is er geen noodzaak voor een vergoeding. In deze afweging dient het wel voldoende aannemelijk te zijn, dat een ander werkelijk in staat wordt geacht de –geïndiceerde- opvang te regelen.

De SMI-specialist van de gemeente Raalte wordt betrokken bij iedere aanvraag voor kinderopvang SMI.

Hoogte van de tegemoetkoming

Indien de aanvrager behoort tot de doelgroep minima, dan kunnen alle kosten worden vergoed, mits noodzakelijk.

Indien de aanvrager niet behoort tot de doelgroep minima, dan wordt aangesloten bij de systematiek van de Belastingdienst. Aan de hand van het gezamenlijk bruto toetsingsinkomen wordt het tegemoetkomingpercentage vanuit kinderopvangtoeslagtabel bepaald.

De tegemoetkoming van de gemeente wordt berekend over de totale kosten van kinderopvang en bedraagt niet meer dan de werkelijke kosten voor kinderopvang.

Duur van de tegemoetkoming

De gemeente gaat uit van een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang op grond van SMI voor 1 jaar met eventueel een verlening van maximaal 6 maanden. Hierdoor worden ouders gestimuleerd hulpverlening te aanvaarden en/of een (medische) behandeling te ondergaan zodat hij of zij het naar verloop van tijd weer zelf voor de kinderen kan zorgen of andere oplossingen te zoeken.

 

6 Langdurigheidstoeslag

6.1 Wat houdt de regeling in?

 

Eenmaal per jaar komen personen of gezinnen van 21 jaar tot 65 jaar (ook personen zonder een uitkering WWB) onder strikte voorwaarden op basis van een schriftelijke aanvraag in aanmerking voor een zogenaamde "langdurigheidtoeslag". Onderstaande is bepaald op basis van de ‘Verordening Langdurigheidstoeslag Raalte 2012’.

6.2 Bepalen van recht

 

De aanvrager moet:

- voldoen aan het leeftijdscriterium;

- een langdurig laag inkomen hebben:

°gedurende een periode van 60 maanden voorafgaand aan de peildatum het inkomen in elke maand niet hoger was dan 110% van de bijstandsnorm die in diezelfde maand van toepassing was;

- een gebrek aan uitzicht op inkomensverbetering hebben. Hier wordt aan voldaan als belanghebbende gedurende de referteperiode:

° geen inkomsten uit arbeid heeft;

» Hierbij blijven tijdens de referteperiode ontvangsten inkomsten uit arbeid tot een bedrag van € 2.500,- buiten beschouwing.

» Wanneer een belanghebbende om redenen van medische of sociale aard niet in staat wordt geacht om inkomen boven voor hem geldende bijstandsnorm te verdienen, geldt de voorwaarde ‘geen inkomsten uit arbeid heeft’ niet. Dit is vast te stellen in samenwerking tussen de clusters Werk en Inkomen: bijvoorbeeld op basis van voortschrijdende re-integratierapportages, etc.

» Een inkomen uit een sociale verzekering of sociale voorziening op voor belanghebbende van toepassing zijnde sociaal minimum wordt ook als laag inkomen beschouwd (en aan bijstandsuitkering gelijk gesteld). Vb. minimum-uitkeringen o.g.v. Anw, Ioaw, Ioaz, Wajong, WW (met of zonder TW), WAO/WIA (met of zonder TW) en ZW (met of zonder TW). Hierbij wel aandacht of de uitkering niet bewust door de wetgever tot boven het sociaal minimum is verhoogd, zoals bij volledige WAO: dan geldt de gelijkstelling niet.

° er geen sprake is van verwijtbaar niet nakomen van arbeids- en/of re-integratieverplichtingen

»Als er tijdens de laatste 24 maanden van referteperiode sprake is van verwijtbaar niet nakomen van arbeids- en/of re-integratieverplichtingen, bestaat er vanaf de peildatum 12 maanden geen recht op LDT.

- minder vermogen bezitten dan het bescheiden vermogen als bedoeld in de WWB (op basis van de toelichting bij artikel 3);

Daarnaast geldt dat:

- Bij gehuwden moeten beide partners aan genoemde voorwaarden in artikel 36 WWB voldoen. Let op! Wanneer één van beide partners niet rechthebbend is op grond van artikel 11 (rechthebbenden) of 13 (uitsluiting van bijstand) WWB, maar wel allebei voldoen aan de voorwaarden van de Verordening en dus artikel 36 (LDT) WWB, dan geldt de LDT voor de rechthebbende partner alsof deze alleenstaande of alleenstaande ouder is.

- De toetsing van het criterium 5 jaar onafgebroken inkomen op 110% van het bijstandsniveau betekent dat bij een onderbreking van de uitkering ten gevolge van het langer op vakantie gaan dan waarvoor toestemming is verleend geen recht op langdurigheidtoeslag bestaat;

- Uit oogpunt van doelmatigheid wordt bij de toetsing van het netto inkomen op bijstandsniveau een marge van € 2,00 per maand aangehouden; 

- De langdurigheidtoeslag kan alleen worden toegekend over perioden waarop men in de gemeente Raalte woonde en er moet gewaakt worden dat geen dubbele toekenning wordt gedaan indien in de vorige gemeente ook al een toeslag is verleend.

Bijzondere situaties:

- Voor de beoordeling van "5 jaar onafgebroken op bijstandsniveau geleefd hebben" dient aanvrager minimaal 5 jaar in Nederland te hebben verbleven. Het is niet mogelijk om in het buitenland genoten inkomen te controleren. De periode dat een aanvrager in een asielzoekerscentrum heeft gezeten en een COA vergoeding kreeg, telt mee voor de periode van vijf jaar op bijstandsniveau;

- De langdurigheidtoeslag kan niet als lening verstrekt worden. Daardoor kan geen langdurigheidtoeslag toegekend worden bij bijstandsverlening onder krediethypotheek;

- Studenten en schoolverlaters komen niet voor de langdurigheidtoeslag in aanmerking. De studietijd kan niet gelden als periode waarin betrokkene op bijstandsniveau leefde. Een gewezen student komt theoretisch dus pas 60 maanden na beëindiging van de studie in aanmerking voor langdurigheidtoeslag.

6.3 Bijdrage

 

De hoogte van de toeslag is 39% van de geldende norm met 20% toeslag (toeslag geldt uiteraard niet voor gehuwden), zoals deze geldt op 1 januari van het betreffende jaar en afgerond op een hele euro.