Coffeeshop- en Handhavingsbeleid gemeente Raalte

Geldend van 29-12-2016 t/m heden

Intitulé

Coffeeshop- en Handhavingsbeleid gemeente Raalte

Burgemeester van de gemeente Raalte

Overwegende:

  • 1.

    dat artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet de burgemeester de bevoegdheid geeft om bestuursdwang toe te passen indien in woningen of lokalen dan wel in of bij woningen of zodanige lokalen behorende erven een middel als bedoeld in lijst I of II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is;

  • 2.

    dat de bevoegdheid tot de oplegging van een last onder bestuursdwang, inhoudende de sluiting van lokalen en woningen, het wenselijk maakt een beleidsregel vast te stellen over de toepassing van deze bevoegdheid ter bevordering van de rechtsgelijkheid en de rechtszekerheid;

  • 3.

    dat het de wens van het gemeentebestuur is, vastgelegd in het Hoofdlijnenakkoord 2014-2018, om geen coffeeshops te gedogen in de gemeente Raalte;

  • 4.

    de beraadslagingen in de Driehoek IJsselland Zuid op 10 december 2015. 

Besluit:

  • 1.

    Vast te stellen het Coffeeshop- en Handhavingsbeleid gemeente Raalte;

  • 2.

    Het college en de gemeenteraad te informeren over zijn besluit.

Raalte, 13 juli 2016

De burgemeester van Raalte,

M.P. Dadema

Coffeeshop- en Handhavingsbeleid Gemeente Raalte

Art. 13b Opiumwet

Inleiding

In de gemeente Raalte geldt sinds 2002 het zogenaamde nulbeleid ten aanzien van coffeeshops. Dit betekent, dat er geen coffeeshops worden toegestaan in de gemeente. Het oude beleid is geactualiseerd, waarbij onder andere de verplichte motivering voor het voeren van het nulbeleid is toegevoegd.

Daarnaast speelt, dat de laatste jaren het aantal opiumdelicten toeneemt. Bijvoorbeeld de illegale hennepteelt, maar ook de handel in soft- en harddrugs. Er is behoefte aan een duidelijk handhavingsbeleid.

Beide beleidsuitgangspunten zijn in één document vastgelegd. In voorkomende gevallen (afwijzing vergunning aanvraag of handhavingsmaatregel) hoeft dan ook niet per situatie een uitgebreide onderbouwing te worden gegeven, maar kan verwezen worden naar deze beleidslijn.

Het document bestaat uit twee delen. In het eerste deel wordt gemotiveerd aangegeven waarom er in de gemeente Raalte gekozen is om geen coffeeshops toe te staan. In Deel II is de handhavingslijn uitgewerkt. Opgemerkt wordt, dat de burgemeester gemotiveerd kan afwijken van deze lijn.

Dit document dient er in eerste instantie voor om duidelijkheid te geven over het nulbeleid en de wijze van handhaving bij de handel in drugs. Daarnaast dient het document als onderbouwing bij het afwijzen van aanvragen voor het vestigen van een coffeeshop, maar ook voor het uitvoeren van handhavingsactie, bijvoorbeeld het sluiten van woningen.

Deel I Nuloptie coffeeshops gemeente Raalte

De gemeente Raalte voert sinds 22 oktober 2002 het zogenaamde nulbeleid voor coffeeshops. Dit betekent dat geen coffeeshops worden toegestaan in de gemeente. De wens voor een nulbeleid leeft ook nu in 2015 nog. Dit blijkt bijvoorbeeld uit de partijprogramma´s en ook het Hoofdlijnenakkoord 2014-2018. Uit jurisprudentie 1 blijkt, dat het besluit om een aanvraag af te wijzen, op basis van nulbeleid is toegestaan. Wel moet de keuze voor de nuloptie, op grond van artikel 3:46 Awb deugdelijk gemotiveerd zijn. Hieronder is deze motivering weergegeven.

Met het ondertekenen van dit document door de burgemeester, vervalt het nulbeleid uit 2002 en wordt het nieuwe Nulbeleid inclusief motivering en bijbehorend Handhavingsarrangement, op grond van artikel 13b Opiumwet, vastgesteld.

Motivering:

In de gemeente Raalte worden geen coffeeshops toegestaan. Motieven voor deze keuze zijn :

  • 1.

    De gemeente Raalte heeft ca. 37.000 inwoners en een grondgebied van zo’n 17.000 hectare. De negen dorpen die de gemeente kent, zijn gelegen te midden van agrarisch platteland, landgoederen en natuurgebied. De gemeente Raalte kan daarom omschreven worden als een rustige, plattelandsgemeente. De aanwezigheid van een of meerdere coffeeshops past niet in deze omgeving;

  • 2.

    Overlast van drugs komt voor in de gemeente Raalte, maar in relatief beperkte mate. In de twee grotere kernen wordt, zo blijkt uit de veiligheidsmonitor 2014, wat meer drugsoverlast ervaren. Cijfers geven aan, dat de illegale handel de laatste jaren licht stijgt. De lokale behoefte is gering en bovendien kan hierin voorzien worden, door de aanwezigheid van coffeeshops in buurgemeenten Deventer en Zwolle.

  • 3.

    Draagvlak vanuit de samenleving voor de aanwezigheid van een of meerdere coffeeshops ontbreekt. Dit blijkt onder andere uit het Hoofdlijnenakkoord 2014-2018. Hierin spreekt het gemeentebestuur uit, dat coffeeshops niet gewenst zijn in de gemeente Raalte.

  • 4.

    De verwachting bestaat dat door het gedogen van een coffeeshop een aanzuigende werking ontstaat vanuit de regio. Vaststaat, dat de overlast en criminaliteit hierdoor zal toenemen en dit een negatieve invloed heeft op het woon- en leefklimaat en de openbare orde en veiligheid in de gemeente.

  • 5.

    De gemeente Raalte vervult een regionale functie op het gebied van het voortgezet onderwijs. Leerlingen die deze onderwijsinstellingen bezoeken zijn afkomstig uit de verschillende omliggende gemeenten. Met het nulbeleid wordt getracht te voorkomen dat deze leerlingen en overigens alle in de gemeente woonachtige jongeren op eenvoudige wijze met softdrugs in aanraking komen. Aansluitend hierop moet ook voorkomen worden, dat de illegale straathandel en de daarmee gepaard gaande overlast zich ontwikkeld, omdat jongeren onder de 18 jaar vanwege hun leeftijd hierop aangewezen zijn.

  • 6.

    Onderzoeken van onder andere de GGD en het Trimbos Instituut wijzen uit, dat het gebruik van drugs aanzienlijk ongezonder is dan werd aangenomen. Vooral depressies en angstbeelden kunnen het gevolg zijn van regelmatig drugsgebruik. Vanuit het oogpunt van volksgezondheid is het daarom wenselijk om de verkoop en het gebruik van drugs te beperken. Het terugdringen van alcohol- en drugsgebruik is een belangrijk onderwerp in de gemeente Raalte.

Deel II Handhavingsarrangement art. 13b Opiumwet

Hoofdstuk 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 definities

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

  • 1.

    harddrugs: middelen vermeld op lijst I behorend bij de Opiumwet;

  • 2.

    softdrugs: hasjiesj en hennep (ook stekjes) zoals omschreven in lijst II behorend bij de Opiumwet, ook wel aangeduid als hasj, marihuana, weed, wiet of stuff;

  • 3.

    handel in drugs: het verkopen, afleveren of verstrekken van harddrugs of softdrugs, dan wel het daartoe aanwezig zijn daarvan; onder verkoop wordt tevens verstaan het sluiten van een mondelinge overeenkomst tot koop en verkoop van drugs, waarbij de aflevering van de drugs elders plaatsvindt;

  • 4.

    horecabedrijf: een openbare inrichting als bedoeld in artikel 2:27, eerste lid van de Algemene Plaatselijke Verordening;

  • 5.

    horecavergunning: een vergunning als bedoeld in artikel 3 van de Drank- en Horecawet;

  • 6.

    lokaal: een pand al dan niet toegankelijk voor het publiek, zoals een winkel, café, loods of bedrijfsruimte. Onder lokaal wordt tevens verstaan het bij het lokaal behorende erf;

  • 7.

    woning: een pand dat in hoofdzaak dient tot bewoning dan wel dienstbaar is aan het wonen. Zowel koop- als huurwoningen vallen onder deze definitie. Onder woning wordt tevens verstaan het bij een woning behorende erf;

  • 8.

    sluiting: een sluiting met toepassing van artikel 13b, eerste lid van de Opiumwet.

Artikel 2 Algemeen

  • 1. Handel in drugs is een strafbaar feit op grond van de Opiumwet.

  • 2. Indien in een woning, een lokaal of een daarbij behorend erf handel in drugs plaatsvindt, maakt de burgemeester gebruik van de bevoegdheid genoemd in artikel 13b, eerste lid van de Opiumwet.

  • 3. Indien er feitelijk tot sluiting wordt overgegaan, zal de woning/het lokaal of een daarbij behorend erf voor een ieder ontoegankelijk worden gemaakt.

Hoofdstuk 2 WONINGEN

Artikel 3 Reacties op drugshandel in woningen

De burgemeester reageert op de hierna vermelde wijze op handel in drugs in woningen, waarbij opgemerkt wordt dat eerdere waarschuwingen/maatregelen ten aanzien van dezelfde exploitant/persoon en/of dezelfde inrichting/woning blijven hun gelding voor een termijn van vijf jaar houden, ongeacht of er een wijziging heeft plaatsgevonden van exploitant/persoon (bij de inrichting/woningl) of van inrichting/woning (bij de exploitant/persoon):

1. Handel in harddrugs:

  • a.

    Bij een eerste overtreding van de Opiumwet wordt de woning gesloten voor een periode van 3 maanden;

  • b.

    Bij een tweede overtreding van de Opiumwet binnen 5 jaar na de eerste overtreding wordt de woning gesloten voor een periode van 6 maanden;

  • c.

    Bij een derde en volgende overtreding van de Opiumwet binnen 5 jaar na de tweede overtreding, wordt de woning gesloten voor een periode van 12 maanden.

2.Handel in softdrugs:

  • a.

    Bij een eerste overtreding van de Opiumwet wordt volstaan met een schriftelijke waarschuwing aan de overtreder; deze waarschuwing geldt voor een termijn van 5 jaar.

  • b.

    Bij een tweede overtreding van de Opiumwet binnen 5 jaar na de eerste overtreding wordt de woning gesloten voor een periode van 3 maanden;

  • c.

    Bij een derde en volgende overtreding van de Opiumwet binnen 5 jaar na de tweede overtreding wordt de woning gesloten voor een periode van 6 maanden.

Constatering

1econstatering

2e constatering binnen 5 jaar na voorgaande constatering

3een volgende constatering binnen 5 jaar na voorgaande constatering

Aanwezigheid van harddrugs en/of verkoop van harddrugs in een woning

3 maanden sluiting

6 maanden sluiting

12 maanden sluiting

Aanwezigheid van softdrugs en/of verkoop van softdrugs in een woning

Schriftelijke bestuurlijke waarschuwing

3 maanden sluiting

6 maanden sluiting

Hoofdstuk 3 LOKALEN

Artikel 4

De burgemeester reageert op de hierna vermelde wijze op handel in drugs in lokalen, waarbij opgemerkt wordt dat eerdere waarschuwingen/maatregelen ten aanzien van dezelfde exploitant/persoon en/of hetzelfde lokaal blijven hun gelding houden, ongeacht of er een wijziging heeft plaatsgevonden van exploitant/persoon (bij hetzelfde lokaal) of van lokaal (bij de exploitant/persoon).

1. Handel in harddrugs:

  • a.

    bij een eerste overtreding van de Opiumwet, wordt het lokaal gesloten voor een periode van 6 maanden;

  • b.

    Bij een tweede overtreding van de Opiumwet, binnen 5 jaar na de eerste overtreding wordt het lokaal gesloten voor een periode van 12 maanden;

  • c.

    Bij een derde en volgende overtreding van de Opiumwet binnen 5 jaar na de vorige overtreding wordt het lokaal gesloten voor een periode van 24 maanden.

2. Handel in softdrugs:

  • a.

    Bij een eerste overtreding van de Opiumwet wordt het lokaal gesloten voor een periode van 3 maanden;

  • b.

    Bij een tweede overtreding van de Opiumwet, binnen 5 jaar na de eerste overtreding wordt het lokaal gesloten voor een periode van 6 maanden;

  • c.

    Bij een derde en volgende overtreding van de Opiumwet binnen 5 jaar na de vorige overtreding wordt het lokaal gesloten voor een periode van 12 maanden.

Constatering

1econstatering

2e constatering binnen 5 jaar na voorgaande constatering

3e en volgende constatering binnen 5 jaar na voorgaande constatering

Aanwezigheid van en/of verkoop van harddrugs in een lokaal

6 maanden sluiting

12 maanden sluiting

24 maanden sluiting

Aanwezigheid van softdrugs en/of verkoop softdrugs in lokaal

3 maanden sluiting

6 maanden sluiting

12 maanden sluiting

Wanneer de overtreder niet de eigenaar/uitbater/exploitant/huurder van het lokaal is, ontvangt deze eerst een schriftelijke waarschuwing. Bij een volgende overtreding binnen vijf jaar, na de eerste overtreding, wordt wel overgegaan tot sluiting zoals hiervoor aangegeven.

Artikel 5 Afwijkingsbevoegdheid en hardheidsclausule

De richtlijnen zijn beleidsregels als bedoeld in art. 4:81 Awb. De burgemeester kan hier gemotiveerd van afwijken.

Vaststelling

De Burgemeester van Raalte;

gelet op artikel 13b, eerste lid van de Opiumwet en artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

na raadpleging van de lokale driehoek op 10 december 2015;

Besluit

vast te stellen beleidsregels voor het toepassen van artikel 13b, eerste lid van de Opiumwet, onder de naam: Coffeeshop- en handhavingsbeleid g emeente Raalte 201 6 .

Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als “Coffeeshop- en handhavingsbeleid gemeente Raalte”.

Inwerkingtreding

Het Coffeeshop- en Handhavingsbeleid treedt in werking de dag na die van bekendmaking op de Gemeentepagina. Vervolgens ligt de beleidsregel een periode van zes weken ter inzage in het gemeentehuis te Raalte, Zwolsestraat 16.

Raalte, 23 mei 2016

de burgemeester van Raalte,

M.P. Dadema

Toelichting Handhavingsbeleid

Inleiding

Op 1 november 2007 is het gewijzigde artikel 13b Opiumwet in werking getreden waarbij de burgemeester bevoegd is bestuursrechtelijk op te treden indien in woningen of lokalen dan wel in of bij woningen of zodanige lokalen behorende erven een middel als bedoeld in lijst I of II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is. Het toepassingsbereik van dit artikel is daarmee uitgebreid tot ook de niet voor het publiek toegankelijke lokalen en woningen (voorheen slechts op voor publiek toegankelijke lokalen). Ook kan worden opgetreden tegen hennepkwekerijen.

Voor handhaving van de Opiumwet is de gecoördineerde inzet van het openbaar bestuur, het openbaar ministerie en de politie vereist en is strikte handhaving noodzakelijk. Dit beleid is daarom afgestemd in het lokale driehoeksoverleg waarin genoemde partners vertegenwoordigd zijn.

Op welke wijze en wanneer de burgemeester zijn discretionaire bevoegdheid op grond van artikel 13b Opiumwet zal inzetten, is vastgelegd in dit beleid. Argumenten om dit beleid te formuleren zijn onder andere:

  • -

    Handel in drugs in of bij woningen en/ of lokalen vormt een ernstige aantasting van de openbare orde, veiligheid en volksgezondheid.

  • -

    De beleidsregel sluit aan bij/ vloeit voort uit de landelijke en regionale bestuurlijke aanpak georganiseerde misdaad;

  • -

    Om aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit te voldoen is het gewenst om bestuurlijk handhaving van art. 13b Opiumwet vast te leggen in lokaal beleid;

  • -

    De bestuursrechter eist een gedegen onderbouwing, bij voorkeur door middel van beleidsregels.

Het doel van de beleidsregels is onder andere:

  • -

    dat overtredingen gevolgd worden door een reactie, die aansluit bij de aard en de ernst van de overtreding;

  • -

    de verboden situatie de beëindigen;

  • -

    herhaling van de overtreding te voorkomen;

  • -

    transparantie voor de burger in de maatregelen die genomen worden;

  • -

    de handhavingsactiviteiten van de driehoekspartners op elkaar af te stemmen en complementair te laten zijn.

Juridisch kader

Opiumwet

Artikel 13b, eerste lid van de Opiumwet geeft de burgemeester de bevoegdheid tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in woningen of lokalen dan wel in of bij woningen of zodanige lokalen behorende erven een middel als bedoeld in lijst I of II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is. Dit betekent dat de burgemeester bestuursdwang kan toepassen als de woning of het lokaal betrokken is bij drugshandel. De burgemeester kan ten aanzien van deze bevoegdheid beleidsregels vaststellen op grond van artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht.

Strafrecht en bestuursrecht in de Opiumwet

De Opiumwet stelt de in- en uitvoer van drugs, de vervaardiging, de verkoop, het bezit en het vervoer van drugs strafbaar. De strafrechtelijke kant van de Opiumwet is gericht op de aanpak van de handel en de handelaren. Het Openbaar Ministerie heeft niet de mogelijkheid om te beletten dat een lokaal of een woning gebruikt wordt voor drugshandel. De burgemeester heeft deze bevoegdheid wel. Artikel 13b van de Opiumwet is dan ook een bestuursrechtelijk element in de Opiumwet. Handel, gebruik en aanwezigheid van drugs hebben een nadelig effect op de openbare orde. Bij de handel in drugs wordt de aantasting van de openbare orde zonder meer aangenomen. De aantasting van de openbare orde hoeft niet door middel van feiten of omstandigheden te worden aangetoond. Dit is voor toepassing van artikel 13b Opiumwet uitdrukkelijk gesteld. Het toepassen van bestuursdwang is erop gericht de handel in of vanuit een lokaal of woning te beëindigen en beëindigd te houden. De toepassing is dan ook meer gericht op de locatie (lokaal of woning) en in mindere mate op de belanghebbende.

Hieronder volgt een artikelsgewijze toelichting.

Artikel 1 Definities

Bij de definities is zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de wettekst van artikel 13b Opiumwet.

Artikel 2 Algemeen

Bij de beoordeling of sprake is van een overtreding van de Opiumwet wordt aansluiting gezocht bij hetgeen uit jurisprudentie blijkt en de gedoogcriteria die in de Aanwijzing Opiumwet van het Openbaar Ministerie zijn vastgelegd.

In de Aanwijzing Opiumwet is opgenomen wat er bedoeld wordt met handelshoeveelheid drugs (alles onder deze hoeveelheden wordt in principe aangemerkt als zijnde een gebruikershoeveelheid). Onder handelsvoorraad wordt het volgende verstaan:

  • -

    harddrugs: meer dan 0,5 gram. Hierbij wordt het volgende onderscheid gemaakt:

    • *

      0,5 gram harddrugs (bijv. cocaïne/amfetamine)

    • *

      1 pil/ tablet (bijv. XTC)

    • *

      5 ml (bijv. 1 ampul/buisje/consumptie-eenheid GHB).

  • -

    softdrugs: meer dan 5 gram

  • -

    hennepplanten: meer dan 5 planten

Artikelen 3 en 4 Reacties op drugshandel in woningen respectievelijk lokalen

Woningen:

Bij overtreding van artikel 13b van de Opiumwet zal de burgemeester zijn bevoegdheid om bestuursrechtelijk op te treden bij woningen inzetten, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen harddrugs en softdrugs en eveneens tussen woningen en lokalen.

Bij een woning wordt bij een geconstateerde eerste overtreding van harddrugshandel niet volstaan met een waarschuwing, maar zal tot sluiting worden overgegaan. Bij geconstateerde softdrugshandel zal de overtreder bij een eerste overtreding eerst schriftelijk worden gewaarschuwd. Ook de verhuurder/eigenaar van het lokaal of de woning (voor zover het geen convenantpartner 2 betreft), ontvangt een waarschuwingsbrief. Blijkt uit politiegegevens, dat de verhuurder/ eigenaar ter goeder trouw is (de verhuurder heeft bijvoorbeeld zelf melding gemaakt van de overtreding), dan ontvangt hij geen waarschuwingsbrief, maar een informatieve brief.

Indien een woning wordt gesloten op grond van artikel 13b Opiumwet waarbij niet alleen de overtreder de woning zal moeten verlaten, zal de gemeente voor de niet-overtreders trachten te bemiddelen bij het vinden van vervangende woonruimte.

Lokalen:

Wat betreft de bestuursrechtelijke aanpak in lokalen wordt onderscheid gemaakt tussen de aanpak van gevallen waarin softdrugs dan wel harddrugs zijn betrokken. Aan activiteiten die te maken hebben met harddrugs zijn maatschappelijk gezien grotere volksgezondheidsrisico’s verbonden en deze kunnen een grotere negatieve invloed hebben op het woon- en leefklimaat dan softdrugs. Bij overtredingen van lijst I (harddrugs) worden langere sluitingstijden ook noodzakelijk geacht om een einde aan de overtredingen te maken, dan wel herhalingen te voorkomen, omdat de handel meestal plaatsvindt in een harder crimineler milieu. Een langere sluitingstermijn is noodzakelijk om de situatie te normaliseren.

Indien de overtreder een andere is dan de eigenaar/uitbater/exploitant/huurder/ verhuurder zal de burgemeester slechts overgaan tot sluiting van het lokaal nadat de eigenaar/uitbater/exploitant/huurder/ verhuurder een schriftelijke waarschuwing heeft ontvangen, dat er in zijn of haar lokaal sprake is van overtreding van de Opiumwet. Bij een tweede constatering van drugshandel, binnen 5 jaar, zal de burgemeester tot sluiting van het lokaal overgaan voor de termijnen zoals genoemd in de beleidsregel.

Indien de eigenaar/uitbater/exploitant/huurder zelf als overtreder kan worden aangemerkt dan zal de burgemeester onmiddellijk tot sluiting overgaan.

Op grond van het bepaalde in artikel 5, eerste lid van het Besluit eisen zedelijk gedrag Drank- en Horecawet 1999, leidt een sluiting van een horecabedrijf voor een periode van tenminste een maand, tot intrekking van de horecavergunning op grond van de Drank- en Horecawet. Leidinggevenden (ondernemers, bedrijfsleiders, beheerders) van het betreffende horecabedrijf zijn dan gedurende de eerstvolgende 5 jaar niet meer gerechtigd op te treden als leidinggevende in een horecabedrijf.

Informatieverstrekking politie

De Opiumwet biedt geen mogelijkheid om gemeentelijke toezichthouders aan te wijzen. Om zijn taak te kunnen uitvoeren, ontvangt de burgemeester van de politie de benodigde informatie, bv. uit opsporingsonderzoeken.

Voornemen en zienswijze

Bij de procedure tot sluiting van een woning, lokaal en/of bijbehorend erf op grond van artikel 13b Opiumwet worden de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht in acht genomen. Alvorens over te gaan tot het daadwerkelijk sluiten van een woning, lokaal en/of bijbehorend erf zal aan belanghebbenden de gelegenheid worden geboden een zienswijze in te dienen op het voorgenomen besluit.

Herstelsanctie: geen last onder dwangsom maar sluiting

Bij het toepassen van bestuursrechtelijke herstelsancties kan het bestuursorgaan – in dit geval de burgemeester – kiezen tussen een last onder dwangsom of een last onder bestuursdwang. Bij de keuze speelt de effectiviteit van de sanctie om de overtreding zo snel mogelijk te beëindigen een rol. Bij het opleggen van een dwangsom is er geen zekerheid dat de overtreder de overtreding op korte termijn feitelijk beëindigt en is hier dus in principe geen geschikt middel. Om die reden is gekozen voor een last onder bestuursdwang inhoudende het bevel van de burgemeester tot tijdelijke sluiting van een inrichting als bedoeld in artikel 13b Opiumwet. Met deze maatregel wordt beoogd de “loop” naar de woning/het lokaal of de daarbij behorende erven eruit te halen en de overtreding te beëindigen, dan wel herhaling van de overtreding te voorkomen.

Op (de voorbereiding van) de last onder bestuursdwang zijn de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

Omvang van de bestuursdwang

De last onder bestuursdwang inhoudende de sluiting, wordt bekend gemaakt aan diegene die bevoegd is de last uit te voeren. De last houdt in dat het pand ontoegankelijk is en blijft gedurende de termijn van sluiting en dat een aankondiging van de sluiting duidelijk zichtbaar moet worden aangebracht op het betreffende pand. De last zal een concrete omschrijving inhouden van wat moet worden gesloten en gesloten moet worden gehouden en in voorkomend geval een nadere aanduiding van de betreffende ruimten dan wel de erven. Indien de overtreder geen gevolg geeft aan de last, zal de burgemeester overgaan tot feitelijke sluiting en zal de woning, het lokaal of gebouw ontoegankelijk worden gemaakt. Ook de eigenaar kan gedurende de sluiting niet over zijn eigendom beschikken ook al heeft de eigenaar zelf de overtreding van de Opiumwet niet begaan.

Begunstigingstermijn

In een last onder bestuursdwang moet krachtens jurisprudentie in de regel een begunstigingstermijn worden opgenomen. Begunstiging houdt in dat de overtreder de gelegenheid krijgt zelf aan het bevel te voldoen. Deze termijn moet zodanig zijn dat in redelijkheid de overtreder de gelegenheid heeft gevolg te geven aan het bevel. De begunstigingstermijn is ten hoogste twee weken, maar er kan voor een kortere periode gekozen worden. Alleen in het uitzonderlijke geval van onmiddellijk gevaar, zal gekozen worden voor toepassing van spoedeisende bestuursdwang. In dat geval wordt tot onmiddellijke sluiting overgegaan en wordt het bevel vervolgens schriftelijk bekend gemaakt aan de overtreder (artikel 5:31 Awb).

Aanzegging tot kostenverhaal

De kosten van bestuursdwang worden op basis van het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht op de overtreder(s) verhaald. De overtreder is in de regel de eigenaar. Ingeval het een huurder betreft op basis van een met de eigenaar gesloten huurovereenkomst, zal deze als overtreder worden aangemerkt, ook wanneer sprake is van zgn. onderverhuur waarbij de feitelijke huurder tevens als verhuurder van de onderhuurder optreedt. Het kan zijn dat zaken worden meegevoerd en opgeslagen om de last onder bestuursdwang toe te kunnen passen, als bedoeld in artikel 5:29 Awb. Zolang de verschuldigde kosten niet zijn voldaan, kan de teruggave van de zaken worden opgeschort. Het kostenverhaal bevat de kosten verbonden aan de sluiting: vervangen van sloten, verzegeling, ontsmetting, ontruiming, ambtelijke uren voor de sluiting, afsluiten van nutsvoorzieningen en dierenopvang.

Artikel 5 Afwijkingsbevoegdheid

De bevoegdheid van de burgemeester om bij geconstateerde drugshandel in woningen en lokalen en/of op de daarbij behorende erven bestuursrechtelijk op te treden betreft een discretionaire bevoegdheid. Op welke wijze en wanneer de burgemeester zijn bevoegdheid zal inzetten is vastgelegd in dit beleid. In beginsel sluit de zwaarte van de maatregel aan op de aard en de frequentie van de overtreding, teneinde te bereiken dat de overtreding ongedaan wordt gemaakt, dan wel herhaling wordt voorkomen.

Inherent aan deze bevoegdheid is de mogelijkheid om in een concreet geval te kunnen afwijken van het vastgestelde beleid. Dat zal de burgemeester doen in het geval van dermate bijzondere omstandigheden die vasthouden aan het beleid niet rechtvaardigen.

Uitvoeren sluiting door eigenaar zelf

Wanneer een last onder bestuursdwang wordt opgelegd, krijgt de eigenaar van het pand de gelegenheid om dit zelf af te sluiten. De sluiting wordt uitgevoerd door middel van het afdichten van deuren en ramen en het vervangen van sloten. Onder het zelf afsluiten wordt verstaan het in het bijzijn van een medewerker van de gemeente Raalte (laten) vervangen van de sloten van het pand, waarna het door de gemeente verzegeld wordt. De sleutels van deze nieuwe sloten blijven gedurende de sluitingsperiode in bezit van de gemeente Raalte. Op deze manier heeft de gemeente, maar ook de eigenaar van het pand, de maximaal haalbare zekerheid dat er niemand anders in het bezit is van een sleutel waarmee eenvoudig toegang verschaft kan worden tot het gesloten pand.

Uitvoeren sluiting door gemeente Raalte

Wanneer geen gehoor wordt gegeven aan de last onder bestuursdwang, zal de gemeente zelf de ramen en deuren afdichten, de sloten vervangen en het pand verzegelen. Ook dan blijven de sleutels gedurende de sluitingsperiode in bezit van de gemeente Raalte.

Ernstige vervuiling en/of bederfelijke goederen en zaken

Indien er sprake is van ernstige vervuiling en/of aanwezigheid van goederen en zaken die aan bederf of teloorgang onderhevig (kunnen) zijn, wordt gekozen voor ontsmetting en/of ontruiming. De eigenaar/bewoner is verantwoordelijk voor het verwijderen van eventueel aanwezige huisdieren. Als hij dit niet doet, worden deze in beslag genomen en meegenomen naar een tijdelijk opslaglocatie (bijvoorbeeld het dierenasiel). De eigenaar heeft het recht om de huisdieren terug te eisen.

Aanduiding op het pand

Na sluiting van een pand brengt de gemeente Raalte hierop altijd een aanduiding aan, waarop staat dat het pand gesloten is ingevolge artikel 13b Opiumwet. Dit om duidelijk kenbaar te maken dat het pand gesloten is en daardoor de bekendheid als pand waar verdovende middelen beschikbaar zijn teniet te doen. De sluiting wordt bekend gemaakt via een persbericht naar de lokale media.

Aanvullende maatregelen

Soms is sluiting niet voldoende en zijn aanvullende maatregelen nodig om de leefbaarheid rond het gesloten pand te herstellen. De wet Victor regelt het natraject van onder andere een sluiting op grond van artikel 13b Opiumwet. De wet Victor maakt het mogelijk om het beheer van een pand over te nemen (artikel 14 woningwet) en daarna eventueel te onteigenen (art. 77 Onteigeningswet).

Sluiting opheffen

De burgemeester kan de sluiting van de woning of het lokaal opheffen of de sluitingsduur verminderen, indien naar zijn oordeel de openbare orde dermate hersteld is dat voortzetting van de sluiting niet langer is vereist. De burgemeester zal de sluiting alleen opheffen indien vaststaat dat de huurder of eigenaar van het pand niet betrokken is geweest bij de handel in drugs/ de exploitatie van de hennepplantage. De burgemeester kan de sluiting opheffen indien door het treffen van concrete en door de gemeente verifieerbare maatregelen er op wordt toegezien dat herhaling van nieuwe overtredingen van de Opiumwet wordt voorkomen. Deze maatregelen moeten gericht zijn op voorkomen van nieuwe overtredingen van de Opiumwet. Alleen een nieuwe huurder of gebruiker van het pand is daarvoor onvoldoende.

Indien er naast de aanwezigheid van een hennepplantage sprake is van samenloop met andere strafbare feiten zoals wapens en/of munitie, geweld, bedreiging, aanwezigheid van harddrugs of sprake is van aflevering, verstrekking en/of verkoop van middelen als bedoeld in de Opiumwet, dan zal de burgemeester vanwege de ernstigere verstoring van de openbare orde de sluiting niet opheffen. Ook ingeval van recidive wordt de sluiting van het pand niet opgeheven. Indien de sluiting wordt opgeheven, dan moet het pand wel eerst geruime tijd zijn gesloten in verband met de verstoring van de openbare orde, voordat de sluiting wordt opgeheven.

Registratie op grond van de WKPB

Het besluit tot sluiting van een woning of lokaal op grond van artikel 13b Opiumwet wordt geregistreerd en gepubliceerd in de zin van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken (WKPB). Het WKPB-register houdt deze publiekrechtelijke beperking betreffende onroerende zaken bij. Indien de sluiting wordt opgeheven, wordt dit ook aangepast in het WKPB-register.


Noot
1

Dit blijkt onder meer uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (RvS, AB 22 mei 1997, H01.96.0825) naar aanleiding van de sluiting van een coffeeshop door de burgemeester van Naaldwijk wegens strijd met het nulbeleid.

Noot
2

Met deze convenantpartner worden met name de woningcorporatie(s) bedoeld, die is/ zijn aangesloten bij het ‘Regionaal Hennepconvenant, Integrale aanpak van hennepkwekerijen in

Oost Nederland, 25 augustus 2014’.