Regeling vervallen per 01-01-2015

Subsidieverordening mobiliteit Regio Twente

Geldend van 01-01-2015 t/m 31-12-2014

Intitulé

Subsidieverordening mobiliteit Regio Twente

1. Algemeen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

Aanvrager: de rechtspersoon die een subsidieaanvraag indient.

Dagelijks bestuur: het dagelijks bestuur van Regio Twente.

Infrastructuur: wegen en daaraan gelieerde voorzieningen (zoals transferia, fietsenstallingen

en stations) voor individueel en collectief vervoer.

Minister: minister van verkeer en waterstaat.

Portefeuillehouders- het portefeuillehoudersoverleg Mobiliteit.

overleg:

Project: het geheel van werkzaamheden dat is gericht op de aanleg van infrastructuur

of het treffen van verkeersveiligheidsmaatregelen.

Regioraad: het algemeen bestuur van Regio Twente.

Regio Twente: het regionaal openbaar lichaam Regio Twente ingesteld op basis van de

artikelen 8 en 104 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

RMP: het laatstelijk door de regioraad vastgestelde Regionaal Mobiliteitsplan

Twente als bedoeld in artikel 16 van de Planwet verkeer en vervoer.

Deelnemende een aan Regio Twente deelnemende gemeente voor zover op de betreffende

gemeente: gemeente het bepaalde in artikel 104 van de Wet gemeenschappelijke

regelingen van toepassing is.

Twente: het grondgebied van de deelnemende gemeenten.

Artikel 1.2 Bestedingsplan en subsidieplafond

  • 1. Het dagelijks bestuur stelt, gehoord het portefeuillehoudersoverleg, jaarlijks voor 15september het bestedingsplan vast als bedoeld in artikel 6 van de Wet BDU verkeer envervoer. Dit bestedingsplan bepaalt voor elke in deze verordening opgenomensubsidiecategorie het subsidiebudget dat voor het daaropvolgende jaar beschikbaar is.

  • 2. Het in lid 1 bedoelde subsidiebudget geldt als subsidieplafond als bedoeld in artikel 4:22 vande Algemene wet bestuursrecht. Het dagelijks bestuur kan dit subsidieplafond aanpassendoor toevoeging van financiële middelen uit andere doeluitkeringen.

Artikel 1.3 Aanvraag

  • 1. Voor een project dat is opgenomen in het in artikel 2.1 bedoelde uitvoeringsprogramma kanaanvrager een aanvraag om subsidieverlening indienen bij het dagelijks bestuur.

  • 2. Bij uitvoeringsbesluit stelt het dagelijks bestuur per subsidiecategorie vast de wijze vanindiening van een aanvraag alsmede de gegevens en bescheiden die daarbij moeten wordenverstrekt.

  • 3. Het dagelijks bestuur neemt aanvragen die niet voldoen aan het bepaalde in deze verordeningen/of in het uitvoeringsbesluit niet in behandeling en stelt de aanvrager daarvan schriftelijk opde hoogte.

  • 4. Het dagelijks bestuur is bevoegd op eigen initiatief een subsidie te verlenen voor een projectdat zij voor het uitvoeringsprogramma heeft aangemeld.

Artikel 1.4 Cumulatie subsidies

  • 1. Een aanvraag kan slechts betrekking hebben op één subsidiecategorie.

  • 2. Voor een project kan geen subsidie worden verkregen uit meerdere subsidiecategorieën;

  • 3. Het dagelijks bestuur kan besluiten een bijdrage die voortkomt uit het regionaalmobiliteitsfonds in mindering te brengen op de door dit bestuur te verstrekken subsidie.

Artikel 1.5 Aanvang voorziening

Met de uitvoering van een project waarvoor subsidie wordt aangevraagd mag pas een aanvangworden gemaakt nadat het dagelijks bestuur een aanvraag als bedoeld in artikel 1.3 heeft ontvangen.

Artikel 1.6 Besluit op aanvraag

  • 1. Het dagelijks bestuur neemt binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag een besluitover de subsidieverlening. Het dagelijks bestuur kan deze termijn met acht weken verlengenen deelt dit aanvrager voor het verstrijken van de eerste termijn van acht weken mee.

  • 2. De subsidieverlening wordt geweigerd indien:

    • a.

      De aanvraag niet voldoet aan doelstelling van de subsidiecategorie en geen project isdat behoort tot de betreffende subsidiecategorie ;

    • b.

      Er geen of onvoldoende budget beschikbaar is in verband met het bereiken van hetsubsidieplafond als bedoeld in artikel 1.2; verdeling van het beschikbare bedrag vindtplaats in de volgorde van prioriteit als bedoeld in artikel , waarbij een aanvraagwaarop artikel 1.3, lid 3 van toepassing is geacht wordt niet te zijn ingediend.

  • 3. Het dagelijks bestuur kan, naast het in artikel 1.8 bepaalde, aan de subsidieverleningvoorwaarden verbinden, waar onder het bepalen van een termijn waarbinnen het project moetzijn gerealiseerd.

Artikel 1.7 Uitbetaling subsidie

  • 1. Een verzoek om uitbetaling van (een deel van) de subsidie kan worden gedaan per 1 juni enper 1 december.

  • 2. De eerste 60% van de subsidie wordt op basis van de werkelijk gemaakte kosten in maximaaldrie termijnen betaalbaar gesteld. Tot betaalbaarstelling wordt alleen overgegaan indienaanvrager tenminste 20% dan wel 40% dan wel 60% van de geraamde projectkostenaantoonbaar heeft gemaakt en het verzoek om uitbetaling een bedrag inhoudt van tenminste €50.000,=.

  • 3. De laatste termijn, groot tenminste 40 % van de subsidie, wordt betaalbaar gesteld op basisvan de subsidievaststelling als bedoeld in artikel 1.9.

  • 4. Het dagelijks bestuur kan in het besluit tot subsidieverlening, onder opgaaf van redenen,afwijken van het bepaalde in de leden 1 t/m 3.

Artikel 1.8 Verplichtingen aanvrager

  • 1. De aanvrager draagt zorg voor de uitvoering van het project overeenkomstig de aanvraag alsbedoeld in artikel 1.3.

  • 2. De aanvrager is verplicht het dagelijks bestuur onverwijld te informeren over wijzigingen in enafwijkingen van de ingediende aanvraag, die leiden tot wijzigingen in de uitvoering.

  • 3. De aanvrager verschaft op verzoek van het dagelijks bestuur alle bescheiden en inlichtingendie nodig zijn om te beoordelen of de aanvrager voldoet aan zijn subsidieverplichtingen.

Artikel 1.9 Subsidievaststelling

  • 1. Binnen drie maanden na het verstrijken van de termijn als bedoeld in artikel 1.6, lid 3 dientaanvrager een verzoek om vaststelling van de subsidie in bij het dagelijks bestuur. Inbijzondere omstandigheden kan het dagelijks bestuur deze termijn op verzoek van aanvragerverlengen.

  • 2. Het verzoek om subsidievaststelling dient vergezeld te gaan van:

    • a.

      Een opgave van hetgeen is uitgevoerd of verricht;

    • b.

      Ingeval de hoogte van de vast te stellen subsidie hoger of gelijk is aan € 25.000,= eenspecificatie van de gemaakte kosten en is voorzien van een verklaring van eenaccountant als bedoeld in artikel 393, lid 1 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek,waaruit blijkt dat de subsidie overeenkomstig de subsidieverlening is besteed;

    • c.

      Ingeval de hoogte van de vast te stellen subsidie lager is aan € 25.000,= eenspecificatie van de gemaakte kosten voorzien van kopieën van facturen;

    • d.

      Een verslag van de resultaten van het gerealiseerde project indien dit als voorwaardeaan de subsidieverlening is verbonden.

  • 3. De financiële verantwoording en de accountantsverklaring geschieden volgens het meestactuele, door het dagelijks bestuur vastgestelde, model van verantwoording respectievelijkcontroleprotocol.

  • 4. Op basis van de werkelijke kosten van realisatie van het project wordt de subsidie vastgesteld,waarbij als maximum geldt het bedrag van de subsidieverlening als bedoeld in artikel 1.6.

Artikel 1.10 Intrekking subsidie

Het dagelijks bestuur kan de op grond van artikel 1.6 verleende subsidie intrekken indien:

  • 1.

    Aanvrager niet heeft voldaan aan het doel waarvoor de subsidie is verleend en/of aan de bijde subsidieverlening gestelde voorwaarden;

  • 2.

    Aanvrager niet heeft voldaan aan de verplichtingen als bedoeld in artikel 1.8;

  • 3.

    Na de subsidieverlening blijkt dat aanvrager onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekten die gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag zou hebben geleid;

  • 4.

    Aanvrager niet heeft voldaan aan het bepaalde in artikel 1.9, lid 1;

Artikel 1.11 Afwijkingsmogelijkheid en hardheidsclausule

  • 1. Het dagelijks bestuur kan bepalingen gesteld bij of krachtens deze verordening buitentoepassing verklaren indien sprake is van medesubsidiëring en

    • a.

      de betreffende bepalingen in strijd zijn of komen met de door medesubsidiëntengestelde voorwaarden, bepalingen, dan wel beperkingen, of

    • b.

      redelijkerwijs voorrang dient te worden gegeven aan de door één van demedesubsidiënten gestelde voorwaarden, bepalingen dan wel beperkingen.

  • 2. Het dagelijks bestuur kan afwijken van de bepalingen gesteld bij of krachtens dezeverordening indien de subsidie valt onder de omschrijving van een steunmaatregel in artikel87, lid 1 van het EG-verdrag en voor het verstrekken van de subsidie goedkeuring is vereistvan de Europese Commissie, uitsluitend voorzover afwijking noodzakelijk is in verband methet verkrijgen van goedkeuring van de Europese Commissie.

  • 3. Het dagelijks bestuur kan de bepalingen gesteld bij of krachtens deze verordening buitentoepassing laten of daarvan afwijken, voorzover toepassing gelet op het belang van eendoelgerichte of evenwichtige subsidieverstrekking leidt tot een onbillijkheid van overwegendeaard.

2. Subsidiecategorie infrastructuur

Artikel 2.1 Uitvoeringsprogramma

  • 1. Het dagelijks bestuur stelt, gehoord het portefeuillehoudersoverleg, tweejaarlijks eenuitvoeringsprogramma vast waarin voor een periode van twee jaar worden opgenomenregionale projecten en TOP-projecten die in beginsel in aanmerking komen voorsubsidieverlening en onderverdeeld in thema’s, de hoogte van het gereserveerdesubsidiebedrag, de volgorde in prioriteit en het voorziene uitkeringsjaar. In het programmawordt tevens voor de daarop volgende twee jaren een doorkijk gegeven van projecten die voordie jaren in voorbereiding zijn.

  • 2. In een door het dagelijks bestuur vast te stellen regeling worden de criteria opgenomen:

    • a.

      waaraan projecten als bedoeld in lid 1 moeten voldoen om in hetuitvoeringsprogramma te worden opgenomen;

    • b.

      voor het bepalen van de volgorde in prioriteit; deze criteria hebben betrekking opeffectiviteit, realiseerbaarheid en efficiency van een project;

  • 3. De daarvoor in aanmerking komende aanvragers kunnen projecten als bedoeld in lid 1 bij hetdagelijks bestuur aanmelden.

  • 4. Het eerste uitvoeringsprogramma wordt vastgesteld voor de jaren 2008 en 2009.

Artikel 2.2 Subsidiabele kosten

Bij het vaststellen van de hoogte van de subsidie neemt het dagelijks bestuur de volgende kosten in

aanmerking:

  • a.

    kosten van verwerving van onroerende zaak, met uitzondering van onroerende zaken diereeds tenminste drie jaar in eigendom zijn van aanvrager dan wel van een (andere) overheidsinstantie;

  • b.

    met het project samenhangende redelijk te achten schadevergoedingen aan derden;

  • c.

    de kosten van de voor het project noodzakelijke vergunningen en andere leges;

  • d.

    de materiaalkosten voor het project;

  • e.

    de kosten van de aanleg, bouw, wijziging of inrichting van de betrokken infrastructuur;

  • f.

    de kosten van de bijkomende voorzieningen nodig om de betrokken infrastructuur navoltooiing zijn functie te kunnen laten vervullen;

  • g.

    de BTW over de voornoemde kosten, voor zover die niet door aanvrager kan wordenteruggevorderd;

  • h.

    de kosten van voorbereiding, administratie en toezicht, die worden vastgesteld op maximaal15% van de kosten als bedoeld onder a tot en met f;

Artikel 2.3 Nieuw voor oud

  • 1. Het dagelijks bestuur kan de in aanmerking te nemen kosten verminderen met de eventuelebaten die voor aanvrager of derden voortvloeien uit de vervanging van bestaandeinfrastructuur en overige voorzieningen.

  • 2. Het dagelijks bestuur kan bij de toepassing hiervan nadere uitvoeringsregels vaststellen.

2.1 Regionale Projecten

Artikel 2.1.1 Doelstelling

Het verstrekken van een subsidie op grond van deze categorie moet betrekking hebben op het uitvoeren van projecten die zijn opgenomen in het RMP of een uitwerkingsprogramma daarvan dan wel betrekking hebben op het uitvoeren van projecten die bijdragen aan de doelstellingen van het RMP.

Artikel 2.1.2 Aanvragers

Voor een subsidie op grond van deze categorie komt uitsluitend in aanmerking een openbaar lichaamals bedoeld in artikel 3, lid 2 van de Wet BDU verkeer en vervoer dat in Twente een project realiseert.

Artikel 2.1.3 Minimale projectomvang

Alleen die projecten komen voor een subsidie in aanmerking waarvan de in aanmerking te nemenprojectkosten tenminste € 100.000,= bedragen.

Artikel 2.1.4 Hoogte subsidie

De subsidie bedraagt 25 % van de in aanmerking te nemen projectkosten.

2.2 TOP projecten

Artikel 2.2.1 Doelstelling

Het verstrekken van een subsidie op grond van deze categorie moet betrekking hebben op hetuitvoeren van projecten die zijn opgenomen in het RMP of een uitwerkingsprogramma daarvan en dievan essentieel belang zijn voor de uitvoering van het RMP.

Artikel 2.2.2 Aanvragers

Voor een subsidie op grond van deze categorie komt uitsluitend in aanmerking een openbaar lichaamals bedoeld in artikel 3, lid 2 van de Wet BDU verkeer en vervoer die in Twente een project realiseert.

Artikel 2.2.3 Minimale projectomvang

Alleen die projecten komen voor een subsidie in aanmerking waarvan de in aanmerking te nemenprojectkosten tenminste € 100.000,= bedragen.

Artikel 2.2.4 Hoogte subsidie

  • 1. De subsidie bedraagt bij weg-/fietsprojecten:

    50% over het bedrag tot € 15.000.000,=

    40% over het bedrag tussen € 15.000.000,= en € 20.000.000,=

    25% over het bedrag tussen € 20.000.000,= en € 30.000.000,=

    15% over het bedrag tussen € 30.000.000,= en € 40.000.000,=

    10% over het bedrag tussen € 40.000.000,= en € 60.000.000,=

    5% over het bedrag tussen € 60.000.000,= en € 112.500.000,=

    van de in aanmerking te nemen projectkosten.

  • 2. De subsidie bedraagt bij projecten voor openbaar vervoer:

    75% over het bedrag tot € 15.000.000,=

    50% over het bedrag tussen € 15.000.000,= en € 20.000.000,=

    35% over het bedrag tussen € 20.000.000,= en € 30.000.000,=

    25% over het bedrag tussen € 30.000.000,= en € 40.000.000,=

    20% over het bedrag tussen € 40.000.000,= en € 60.000.000,=

    10% over het bedrag tussen € 60.000.000,= en € 112.500.000,=

    van de in aanmerking te nemen projectkosten.

  • 3. Op basis van het bestedingsplan als bedoeld in artikel 1.2 bepaalt het dagelijks bestuur bij desubsidieverlening in hoeveel jaarlijkse termijnen de subsidie betaalbaar wordt gesteld.

3. Subsidiecategorie verkeersveiligheid

Artikel 3.1 Doelstelling

Een subsidie op grond van deze categorie moet in Twente bijdragen aan het verbeteren van deverkeersveiligheid. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen verkeersveiligheid binnen en buiten debebouwde kom.

Artikel 3.2 Instanties die voor een subsidie in aanmerking komen

Voor een subsidie op grond van deze categorie komt uitsluitend in aanmerking een deelnemende

gemeente.

3.1 Binnen de bebouwde kom

Artikel 3.1.1 Projecten die voor subsidie in aanmerking komen

Een subsidie kan worden verstrekt voor:

  • a.

    Infrastructurele maatregelen in verblijfsgebieden;

  • b.

    Infrastructurele maatregelen op (voorlopige) verkeersaders;

  • c.

    Bewustwording, educatie en training;

  • d.

    Bevordering van persoonlijke bescherming en naleving van verkeersregels;

Artikel 3.1.2 Programma

  • 1. Een deelnemende gemeente komt alleen voor een subsidie in aanmerking op basis van een door het dagelijks bestuur goedgekeurd programma waarin is opgenomen:

    • a.

      een beschrijving van de te ondernemen acties;

    • b.

      een onderbouwing, waar mogelijk cijfermatig, van de effecten van de acties in relatie tot de doelstellingen van het RMP en/of eventuele uitwerkingen daarvan;

    • c.

      een gedetailleerde begroting van de kosten van de acties;

    • d.

      een financieringsoverzicht.

  • 2. Het dagelijks bestuur beoordeelt het programma op de doelstellingen van het RMP en/of de eventuele uitwerkingen daarvan.

  • 3. Het programma als bedoeld in lid 1 heeft een looptijd van twee jaren en dient te worden ingediend uiterlijk 1 september van het jaar voorafgaande aan het eerste jaar waarop het betrekking heeft.

  • 4. Het dagelijks bestuur kan bij uitvoeringsbesluit een model vaststellen voor het opstellen van het programma als bedoeld in lid 1.

Artikel 3.1.3 Hoogte subsidie

  • 1.

    In het bestedingsplan als bedoeld in artikel 1.2, lid 1 wordt een bedrag opgenomen datbeschikbaar is voor verkeersveiligheid binnen de bebouwde kom. Dit bedrag wordt verdeeldover de deelnemende gemeenten op basis van het percentage van de formule x = a + b + cgedeeld door 3, waarbij:

    x = het percentage van de gemeente in het beschikbare budget;

    a = het percentage dat wordt bepaald door het aantal inwoners van de gemeente te delendoor het totaal aantal van de deelnemende gemeenten;

    b = het percentage dat wordt bepaald door de weglengte 50 km/u wegen van degemeente te delen door het totaal aantal van de deelnemende gemeenten;

    c = het percentage dat wordt bepaald door de weglengte 30 km/u wegen van degemeente te delen door het totaal aantal van de deelnemende gemeenten.

    Als peildatum wordt aangehouden 1 januari van het jaar waarin het bestedingsplan wordtvastgesteld.

  • 2.

    Een deelnemende gemeente kan slechts aanspraak maken op (een deel van) het berekendebedrag op basis van een door het dagelijks bestuur goedgekeurd programma. Toekenningvan subsidie vindt plaats op basis van werkelijk gemaakte kosten.

  • 3.

    De subsidie bedraagt bij projecten als bedoeld in artikel 3.1.1 onder a en b:

    • a.

      50% voor de aanpak van een schoolomgeving en de aanpak van verkeersonveiligeconcentraties;

    • b.

      25% voor overige projecten.

  • 4.

    De subsidie bedraagt bij projecten als bedoeld in artikel 3.1.1 onder c en d:

    • a.

      75% voor projecten van regionale betekenis;

    • c.

      75% voor projecten van subregionale betekenis binnen het regionaaluitvoeringsprogramma als bedoeld in artikel 3.2.2. lid 2;

    • d.

      50% voor projecten van locale betekenis.

3.2. Buiten de bebouwde kom

Artikel 3.2.1 Projecten die voor subsidie in aanmerking komen

Een subsidie kan worden verstrekt voor infrastructurele maatregelen.

Artikel 3.2.2 Regionaal uitvoeringsprogramma

  • 1. Een deelnemende gemeente komt alleen voor een subsidie in aanmerking op basis van eendoor het dagelijks bestuur goedgekeurd regionaal uitvoeringsprogramma waarin isopgenomen:

    • a.

      een beschrijving van de te ondernemen acties;

    • b.

      een onderbouwing, waar mogelijk cijfermatig, van de effecten van de acties in relatietot de doelstellingen van het RMP en/of eventuele uitwerkingen daarvan;

    • c.

      een gedetailleerde begroting van de kosten van de acties;

    • d.

      een financieringsoverzicht.

  • 2. Bij uitvoeringsbesluit bepaalt het dagelijks bestuur welke deelnemende gemeentengezamenlijk een gebied vormen voor het opstellen van een regionaal uitvoeringsprogramma.

  • 3. Het dagelijks bestuur beoordeelt het programma op de doelstellingen van het RMP en/of deeventuele uitwerkingen daarvan.

  • 4. Het programma als bedoeld in lid 1 heeft een looptijd van twee jaren en dient te wordeningediend uiterlijk 1 september van het jaar voorafgaande aan het eerste jaar waarop hetbetrekking heeft.

  • 5. Het dagelijks bestuur kan bij uitvoeringsbesluit een model vaststellen voor het opstellen vanhet programma als bedoeld in lid 1.

Artikel 3.2.2 Hoogte subsidie

  • 1. In het bestedingsplan als bedoeld in artikel 1.2, lid 1 wordt een bedrag opgenomen datbeschikbaar is voor verkeersveiligheid buiten de bebouwde kom en hoe dit bedrag wordtverdeeld over de gebieden als bedoeld in artikel 3.2.2, lid 2.

  • 2. De hoogte van de subsidie bedraagt 50% van de werkelijke kosten van realisering van hetproject.

4. Openbaar vervoer

4.1 Subsidiecategorie sociale veiligheid

Artikel 4.1.1 Doelstelling

Het verstrekken van een subsidie op grond van deze categorie moet in Twente leiden tot een afnamevan het gevoel van onveiligheid en anonimiteit van de reiziger in de bus en trein alsmede op enrondom de halte.

Artikel 4.1.2 Aanvragers

Voor een subsidie op grond van deze categorie komen uitsluitend in aanmerking:

  • 1.

    Een aan Regio Twente deelnemende gemeente;

  • 2.

    Een vervoerder die in het bezit is van een geldige, door het dagelijks bestuur verleende,concessie op grond van de Wet personenvervoer 2000 voor het verrichten van openbaarvervoer per bus en/of per trein;

Artikel 4.1.3 Projecten die voor subsidie in aanmerking komen

  • 1. Een project als bedoeld in lid 2 moet worden gerealiseerd in Twente.

  • 2. Een subsidie kan worden verstrekt ten behoeve van:

    • a.

      Investeringen in het sociaal veiliger maken van haltevoorzieningen en (bus)stations,met uitzondering van gronden en opstallen van de Nederlandse Spoorwegen;

    • b.

      Investeringen in het sociaal veiliger maken van voertuigen;

    • c.

      Kosten van de inzet van toezichthouders, niet zijnde controleurs, die onder meer defunctie hebben toe te zien op de sociale veiligheid in voertuigen alsmede op(bus)stations en vervoersknooppunten;

    • d.

      Kosten voor de opleiding van personeel, voor zover betrekking hebbend op hun takeninzake sociale veiligheid in voertuigen;

    • e.

      Kosten in de sfeer van voorlichting omtrent sociale veiligheid;

    • f.

      Overige investeringen en kosten die naar het oordeel van het dagelijks bestuur ingelijke mate bijdragen of invulling geven aan de in artikel 1 omschreven doelstelling;

  • 3. Niet voor een subsidie in aanmerking komt een project van een vervoerder als bedoeld inartikel 4.1.2, lid 2 indien dit project voortvloeit uit de aan de vervoerder verleende concessieen/of daaraan voorafgaande aanbesteding en offerte van de vervoerder.

Artikel 4.1.4. Niet subsidiabele kosten

Niet voor subsidie in aanmerking komen de kosten voor:

  • a.

    Plaatsen en afschrijven van opstallen;

  • b.

    Beheer, onderhoud en herstel;

  • c.

    (Bege)leiding toezichthouders;

  • d.

    Verbeteren zichtlijnen op een afstand van meer dan 25 meter vanaf de halte;

  • e.

    Reis- en verblijfkosten voor bezoek cursus;

  • f.

    Loonbetaling in verband met het deelnemen aan een cursus;

  • g.

    Promotiemateriaal.

Artikel 4.1.5 Hoogte subsidie

De subsidie bedraagt 50% van de werkelijke kosten van realisering van het aangevraagde project.

4.2 Subsidiecategorie toegankelijkheid

Artikel 4.2.1 Doelstelling

Het verstrekken van een subsidie op grond van deze categorie moet in Twente leiden tot een beteretoegankelijkheid van het openbaar vervoer en richt zich daarbij op de halte, de voertuigen en deinformatievoorzieningen.

Artikel 4.2.2 Aanvragers

Voor een subsidie op grond van deze categorie komen uitsluitend in aanmerking:

  • 1.

    Een aan Regio Twente deelnemende gemeente;

  • 2.

    Een vervoerder die in het bezit is van een geldige, door het dagelijks bestuur van RegioTwente verleende, concessie op grond van de Wet personenvervoer 2000;

Artikel 4.2.3 Projecten die voor subsidie in aanmerking komen

  • 1. Een project als bedoeld in lid 2 moet worden gerealiseerd in Twente.

  • 2. Een subsidie kan worden verstrekt ten behoeve van:

    • a.

      Investeringen in het toegankelijk maken van halteperrons tot een hoogte van 18centimeter en het aanpassen van de route naar het perron tot 50 meter vanaf dehalte;

    • b.

      Investeringen in het toegankelijk maken van de informatievoorziening bij de halte;

    • c.

      Kosten voor de opleiding van personeel, voor zover betrekking hebbend op hun takeninzake de toegankelijkheid in voertuigen;

    • d.

      Kosten in de sfeer van voorlichting over toegankelijkheid;

    • e.

      Overige investeringen en kosten die naar het oordeel van het dagelijks bestuur ingelijke mate bijdragen of invulling geven aan de in artikel 1 omschreven doelstelling;

  • 3. Niet voor een subsidie in aanmerking komt een project van een vervoerder als bedoeld inartikel 4.2.2, lid 2 indien dit project voortvloeit uit de aan de vervoerder verleende concessieen/of daaraan voorafgaande aanbesteding en offerte van de vervoerder.

Artikel 4.2.4. Niet subsidiabele kosten

Niet voor subsidie komen in aanmerking de kosten voor:

  • a.

    Plaatsen en afschrijven van opstallen;

  • b.

    Beheer, onderhoud en herstel;

  • c.

    Reis- en verblijfkosten voor bezoek cursus;

  • d.

    Loonbetaling in verband met het deelnemen aan een cursus;

  • e.

    Promotiemateriaal.

Artikel 4.2.5 Hoogte subsidie

De subsidie bedraagt 80% van de werkelijke kosten van realisering van het aangevraagde projectindien het betreft de ophoging van een halte die in het kader van het Halteplan wordt aangelegd envoor overige projecten 50%.

5 Subsidiecategorie buurtbus

Artikel 5.1 Doelstelling

Het verstrekken van een subsidie op grond van deze categorie is bedoeld voor het stimuleren van hetvrijwilligerswerk bij de uitvoering van buurtbusprojecten in Twente.

Artikel 5.2 Aanvragers

Voor een subsidie op grond van deze categorie komen uitsluitend in aanmerkingbuurtbusverenigingen/-stichtingen die door het dagelijks bestuur zijn erkend op grond van de Regelingbuurtbusprojecten Regio Twente 2004.

Artikel 5.3 Project dat voor subsidie in aanmerking komt

Een subsidie kan worden verstrekt indien de uitvoering van een buurtbusproject geschiedt doorvrijwilligers.

Artikel 5.4 Hoogte subsidie

  • 1. De subsidie per buurtbusproject bedraagt € 3.236 per jaar (prijspeil 2004) en wordt in juni vanelk jaar overgemaakt.

  • 2. In afwijking van het in het eerste lid gestelde bedraagt de subsidie in het eerste jaar eentwaalfde maal het aantal maanden vanaf de datum dat het project van start is gegaan. Desubsidie wordt betaald binnen 8 weken na de start van het project.

  • 3. De subsidie ter bekostiging van het vrijwilligerswerk wordt door het dagelijks bestuurvastgesteld voor het aantal jaren dat gelijk is aan de duur van het contract of de duur van deconcessie van het vervoerbedrijf dat het regulier openbaar vervoer in het betreffende gebiedverricht.

  • 4. De subsidie aan de buurtbusvereniging/-stichting wordt jaarlijks aangepast aan het loon- enprijspeil.

6. Subsidiecategorie bedrijfsvervoer

p.m.

7. Subsidiecategorie regionaal onderzoek/planvoorbereiding

Artikel 7.1 Doelstelling

Het verstrekken van een subsidie op grond van deze categorie moet een bijdrage leveren aan derealisering van het RMP.

Artikel 7.2 Instanties die voor een subsidie in aanmerking komen

Voor een subsidie op grond van deze categorie komt uitsluitend in aanmerking een openbaar lichaamals bedoeld in artikel 3, lid 2 van de Wet BDU verkeer en vervoer dat in Twente een project realiseert.

Artikel 7.3 Projecten die voor een subsidie in aanmerking komen

Een subsidie kan worden verstrekt ten behoeve van:

  • a.

    onderzoek van regionale relevantie;

  • b.

    voorbereiding van projecten die van essentieel belang zijn voor de uitvoering van het RMP.

Artikel 7.4 Hoogte subsidie

De subsidie bedraagt 50% van de werkelijke kosten van de realisering van het aangevraagde project.

8. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 8.1 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Subsidieverordening mobiliteit Regio Twente.

Artikel 8.2 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2008 onder gelijktijdige intrekkingvan de Bijdrageregeling kleine infrastructuur Regio Twente, Subsidieverordeningtoegankelijkheid openbaar vervoer Twente, Subsidieverordening sociale veiligheid openbaarvervoer Twente en de artikelen 8 en 9 van de Regeling buurtbusprojecten Regio Twente 2001.

  • 2. Aanvragen die voor het jaar 2007 of eerder zijn ingediend op basis van de in lid 1 bedoeldeverordeningen worden overeenkomstig het hierin bepaalde afgehandeld.