Regeling vervallen per 18-11-2000

Nadere regels inzake verrichten nevenwerkzaamheden

Geldend van 18-11-2000 t/m 17-11-2000

Intitulé

Nadere regels inzake verrichten nevenwerkzaamheden

1. Inleiding

Artikel 15:1:6 van de Arbeidsvoorwaarden en Regelingen Regio Twente (ART) bepaalt het volgende:

  • 1.

    De ambtenaar is verplicht aan het dagelijks bestuur, op een door dit orgaan te bepalen wijze, opgave te doen van de nevenwerkzaamheden die hij verricht of voornemens is te gaan verrichten, die de belangen van de dienst, voor zover deze in verband staan met zijn functievervulling, kunnen raken.

  • 2.

    Er wordt een registratie gevoerd op basis van de ingevolge het eerste lid gedane opgaven.

  • 3.

    Het is de ambtenaar verboden nevenwerkzaamheden te verrichten waardoor de goede vervulling van zijn functie of de goede functionering van de openbare dienst, voor zover deze in verband staat met zijn functievervulling, niet in redelijkheid zou zijn verzekerd. Omtrent dit verbod kunnen nadere regels worden gesteld.

Onder nevenwerkzaamheden worden verstaan alle werkzaamheden die een werknemer verricht voor een andere werkgever (waaronder een eigen bedrijf van de werknemer), instelling of organisatie. Het maakt hierbij niet uit of het gaat om betaalde dan wel om onbetaalde nevenwerkzaamheden of dat deze werkzaamheden binnen of buiten de normale diensttijd worden verricht. Voorts maakt het ART geen onderscheid in het full-time en part-time bij de Regio Twente werkzaam zijn. Dit betekent dat het vervullen van een tweede bij een andere werkgever als nevenwerkzaamheid moet worden beschouwd, ongeacht het aantal uren dat het dienstverband bij de Regio omvat.

Bij de Regio Twente vindt de registratie van meldingen plaats middels het opbergen van de melding en de daarop gegeven reactie in een speciaal daartoe aangelegde administratie, die bij de afdeling P&O berust. Nadere regels als bedoeld in lid 3 zijn er tot op heden niet. De commissie voor bezwaar- en beroepschriften heeft, naar aanleiding van de behandeling van een bezwaar met betrekking tot dit onderwerp, geadviseerd deze nadere regels vast te stellen ten aanzien van de beoordeling van nevenwerkzaamheden. Het dagelijks bestuur heeft op 28 april 2000 besloten dit advies over te nemen.

2. Reikwijdte

De in het vervolg van deze notitie vermelde nadere regels hebben geen betrekking op politieke en vakbondsactiviteiten. Daarover zijn reeds specifieke bepalingen opgenomen in de ART, die de uitoefening van deze activiteiten voldoende regelen. Voorts zijn de nadere regels alleen van toepassing op medewerkers van de Regio Twente en niet op haar bestuurders.

3. Algemeen standpunt

Het uitoefenen van nevenwerkzaamheden wordt in beginsel positief benaderd. De Regio Twente heeft er immers baat bij dat haar werknemers voeling hebben met het maatschappelijk leven. Bovendien kunnen hieruit voor de werknemers positieve effecten voor de loopbaanontwikkeling voortvloeien. Per geval moet worden bezien of de nevenwerkzaamheid een goede vervulling van de functie van de werknemer in de weg (kunnen) staan. Zo nodig vindt er overleg plaats om te bezien of er afspraken te maken zijn om deze goede taakvervulling te kunnen waarborgen. Wanneer dergelijke afspraken niet te maken zijn of de nevenwerkzaamheid de schijn (kunnen) wekken een goede taakvervulling in de weg te staan dan wordt de nevenwerkzaamheid verboden. In geval van strijdigheid met de hoofdfunctie dient het primaat bij de hoofdfunctie te liggen.

4. Aard nevenwerkzaamheden

Er kan een onderscheid worden gemaakt tussen nevenwerkzaamheden die:

  • a.

    in het belang van de dienst zijn;

  • b.

    niet in het belang van de dienst zijn.

Bij nevenwerkzaamheden in het belang van de dienst kan onder meer gedacht worden aan het lidmaatschap van het bestuur van een branche-organisatie of van een commissie voor bezwaar- en beroepschriften van een andere organisatie. Uiteraard dient een en ander vanuit de functie van de werknemer te worden beoordeeld. Er moet sprake zijn van een relatie met de functie bij de Regio Twente. Het is aan het dagelijks bestuur om te beoordelen of de nevenwerkzaamheden in het belang van de dienst zijn. De aard van de werkzaamheden en de mate van tijdsbesteding vormen hierbij bijzondere aandachtspunten.

Indien nevenwerkzaamheden naar het oordeel van het dagelijks bestuur in het belang van de dienst zijn wordt er betaald verlof gegeven indien er sprake is van uitoefening binnen de reguliere werktijd. De eventuele inkomsten uit deze werkzaamheden dienen in dat geval rechtstreeks aan de Regio Twente te worden overgemaakt. Over de tijdsbesteding en de tijdstippen waarop de werkzaamheden worden uitgevoerd worden tussen de werknemer en zijn leidinggevende afspraken gemaakt die schriftelijk worden vastgelegd en in het register worden opgenomen.

5. Tijdstip en inhoud melding

De melding dient tenminste veertien dagen voordat de nevenwerkzaamheden aanvangen te worden ingediend bij het dagelijks bestuur. Hierop wordt vermeld:

  • a.

    de omschrijving van de werkzaamheden;

  • b.

    de relatie met de Regio Twente en/of de functie van betrokkene;

  • c.

    of er sprake is van een belang van de dienst en zo ja, waarom;

  • d.

    de tijdsbesteding per werkzaamheid;

  • e.

    de eventuele beloning die er tegenover staat.

Elke wijziging die zich na een melding voordoet dient opnieuw te worden gemeld.

6. Beoordelingscriteria

Bij het toetsen van de nevenwerkzaamheden wordt onder meer gelet op de volgende criteria:

  • a.

    Belangenverstrengeling: kan de werknemer in zijn nevenwerkzaamheid voordeel genieten uit iets dat hij in zijn functie kan beïnvloeden, dan wel in zijn nevenwerkzaamheid voordeel trekken uit (voor)kennis die hij op grond van zijn functie heeft.

  • b.

    Botsing van belangen: is er tegenstrijdigheid denkbaar of te verwachten tussen enerzijds het belang van de Regio Twente in het algemeen of de belangen die de werknemer in zijn functie geacht wordt te dienen en anderzijds de belangen die de werknemer in zijn nevenwerkzaamheid nastreeft. Van botsing van belangen is in elk geval sprake wanneer de nevenwerkzaamheid wordt uitgeoefend in dezelfde branche/soort werkzaamheid waarin de werknemer zijn functie uitoefent, tenzij het dagelijks bestuur van oordeel is dat de uitoefening van de nevenwerkzaamheid plaats vindt in het belang van de dienst.

  • c.

    Reputatie van het bedrijf of de branche: hierbij kan worden gedacht aan werkzaamheden die naar geldende maatschappelijke opvattingen niet worden geaccepteerd of voor een ambtenaar niet passend worden beschouwd.

  • d.

    Onvoldoende beschikbaarheid voor de functie: komt de beschikbaarheid voor de functie bij de Regio Twente in het gedrang door de mate van tijdsbeslag van de nevenwerkzaamheid/heden. De werknemer mag, met betrekking tot betaalde werkzaamheden, door de optelsom van functievervulling en nevenwerkzaamheden in ieder geval niet de normen van de Arbeidstijdenwet overschrijden.

  • e.

    Betrokkenheid bij aannemingen of leveranties: kan de nevenwerkzaamheid leiden tot een zakelijk of persoonlijk deelnemen van de werknemer aan het leveren van goederen en diensten aan de Regio Twente en/of deelnemende gemeenten c.q. omgekeerd. Is dit het geval dan dient de nevenwerkzaamheid te worden verboden.

  • f.

    Schending geheimhoudingsplicht: bestaat het risico dat de werknemer bij de uitoefening van de nevenwerkzaamheid:

    • 1.

      aan onbevoegden gegevens openbaart die naar hun aard onder de geheimhoudingsplicht valt;

    • 2.

      anderszins misbruik kan maken van ambtelijke informatie.

  • g.

    Onoorbare beïnvloeding: bestaat er risico dat de werknemer in zijn nevenwerkzaamheid wordt blootgesteld aan beïnvloeding door derden op een wijze waardoor zijn ambtelijke integriteit zou kunnen worden aangetast.

  • h.

    Anderszins: beoordeling aan de omstandigheden van het concrete geval, bij voorbeeld doordat de werknemer in de uitoefening van zijn nevenwerkzaamheid de schijn wekt dat hij dit namens de Regio Twente doet.

7. Beoordeling melding en te ondernemen stappen

Per criterium zal de directeur van de sector respectievelijk de secretaris (t.a.v. sectordirecteuren en medewerkers van het Bureau Ondersteuning Secretaris) en de voorzitter (t.a.v. de secretaris) moeten worden aangegeven of er sprake is van:

  • a.

    geen;

  • b.

    een gering;

  • c.

    een aanzienlijk;

risico voor de goede functievervulling. Dit moet zuiver functioneel worden beoordeeld, dus geheel los van de persoon van de werknemer.

Is er geen risico aanwezig dan zal de bevoegde functionaris namens het dagelijks bestuur aan de werknemer meedelen dat de melding voor kennisgeving is aangenomen en in het register is opgenomen.

Indien er wel een risico is zal de bevoegde functionaris in eerste aanleg in overleg met de werknemer treden om na te gaan of er afspraken te maken zijn die dit risico kan ondervangen. Is dit het geval dan worden deze afspraken schriftelijk vastgelegd, door partijen ondertekend en in het register opgenomen. Ook in dit geval treedt de bevoegde functionaris namens het dagelijks bestuur op.

Is er een risico dat niet door afspraken kan worden ondervangen dan zal de bevoegde functionaris aan het dagelijks bestuur voorstellen de werknemer een verbod op te leggen. Het besluit van het dagelijks bestuur wordt aan betrokkene meegedeeld en in het register opgenomen. Dit besluit is voor bezwaar en beroep vatbaar.

Vorenstaande werkwijze zal in eerste aanleg per nevenwerkzaamheid worden uitgevoerd. Dit houdt dus in dat elke werkzaamheid afzonderlijk wordt beoordeeld. Een beoordeling in onderlinge samenhang vindt plaats op het aspect van de onvoldoende beschikbaarheid voor de functievervulling.