Besluit bsbm-mandaat RUD Utrecht

Geldend van 02-06-2015 t/m heden

Intitulé

Besluit van de directeur van de Regionale Uitvoeringsdienst Utrecht van 2 juni 2015 (nr. 814DFB20) houdende verlening van mandaat voor de uitoefening van de bsbm-bevoegdheid (Besluit bsbm-mandaat RUD Utrecht)

De directeur van de Regionale Uitvoeringsdienst Utrecht

overwegende

dat het gewenst is om de bevoegdheid een strafbeschikking als bedoeld in artikel 257ba van het Wetboek van Strafvordering in mandaat te laten uitoefenen;

dat het gaat om een op grond van artikel 4.2 van het Besluit OM-afdoening aan de directeur van de Regionale Uitvoeringsdienst geattribueerde bevoegdheid;

gelet

op artikel 10:1 e.v. van de Algemene wet bestuursrecht;

besluit

Artikel 1

De bevoegdheid een strafbeschikking als bedoeld in artikel 257ba van het Wetboek van Strafvordering wordt in mandaat uitgeoefend door de teamleider Handhaving Bedrijven voor zover de bevoegdheid het taakgebied van het team Bedrijven betreft en door de teamleider Bodem, Water en Natuur voor zover de bevoegdheid het taakgebied van het team Bodem, Water en Natuur betreft en wel met dien verstande dat beide teamleiders elkaar vervangen.

Artikel 2

In overeenstemming met de Richtlijn bestuurlijke strafbeschikkingsbevoegdheid milieu- en keurfeiten (art. 257ba, tweede lid, Sv) wordt het Functioneel Parket van het Openbaar Ministerie op de hoogte gebracht.

Artikel 3

Dit besluit wordt aangehaald als Besluit bsbm-mandaat RUD Utrecht.

Utrecht, 2 juni 2015

De directeur van de Regionale Uitvoeringsdienst Utrecht

ing. S.M.M. Borgers