Regeling vervallen per 01-02-2016

Verordening materiële financiële gelijkstelling onderwijs gemeente Renkum

Geldend van 04-10-2008 t/m 31-01-2016

Intitulé

Verordening materiële financiële gelijkstelling onderwijs gemeente Renkum

De raad van de gemeente Renkum;

gelezen het voorstel van het college van 31 oktober 2007;

gelet op artikel 140/141 van de Wet op het primair onderwijs, ,de artikelen 134 en 135 van de Wet op de expertisecentra en de artikelen 96g en 96h van de Wet op het voortgezet onderwijs;

gelet op de artikelen XIII, XV en XVII van de Wet dualisering gemeentelijke medebewindsbevoegdheden;

gelet op de artikelen 5 en 147 van de Gemeentewet;

gelet op titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht;

overwegende dat het noodzakelijk is de toekenning van voorzieningen in het kader van aanvullend gemeentelijk beleid ten aanzien van het onderwijs bij verordening te regelen;

besluit vast te stellen de volgende:

verordening materiële financiële gelijkstelling onderwijs gemeente Renkum.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepaling

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Renkum;

  • b.

    schoolbestuur: bevoegd gezag van een volgens de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs bekostigde in de gemeente gelegen openbare of bijzondere school, of, voorzover in deze verordening is bepaald, van een nevenvestiging waarvan de hoofdvestiging is gelegen in een andere gemeente;

  • c.

    school:school voor basisonderwijs, school voor (voortgezet) speciaal onderwijs of school voor voortgezet onderwijs;

  • d.

    school voor basisonderwijs: een basisschool of een speciale school voor basisonderwijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs;

  • e.

    nevenvestiging: deel van een school dat door de minister ingevolge artikel 85 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 76a of artikel 76b van de Wet op de expertisecentra, artikel X van de wet van 31 mei 1995(Stb.319) of artikel 75 van de Wet op het voortgezet onderwijs voor bekostiging in aanmerking is gebracht;

  • f.

    voorziening: een voorziening zoals opgenomen in de bijlage Voorzieningen van deze verordening;

  • g.

    aanvullende voorziening: een door het college vastgestelde nieuwe voorziening waarmee de verordening tijdelijk wordt aangevuld;

  • h.

    indieningsdatum: uiterste moment zoals opgenomen in de bijlage Voorzieningen van deze verordening, waarvoor een aanvraag voor een voorziening voor het eerste daaropvolgende tijdvak moet zijn ingediend;

  • i.

    toekenningscriteria: de omstandigheden zoals opgenomen in de bijlage Voorzieningen van deze verordening, waaronder een schoolbestuur in aanmerking komt voor een voorziening of een aanvullende voorziening;

  • j.

    tijdvak: periode zoals opgenomen in de bijlage Voorzieningen van deze verordening, waarvoor een voorziening wordt toegekend;

  • k.

    subsidieplafond: een bedrag zoals bedoeld in artikel 4:22 van de wet, dat beschikbaar is voor een voorziening, of een aanvullende voorziening;

  • l.

    feitelijke beschikbaarstelling: de beschikking van het college waarbij een voorziening of aanvullende voorziening in natura beschikbaar wordt gesteld;

  • m.

    subsidievaststelling: beschikking zoals bedoeld in artikel 4:42 van de wet;

  • n.

    wet: de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2 Subsidieplafond en verdelingsregels

  • 1. De raad kan voor een voorziening een subsidieplafond vaststellen. Hierbij bepaalt de raad hoe het beschikbare bedrag wordt verdeeld.

  • 2. De raad kan voor een voorziening het gestelde in het eerste lid overdragen aan het college. Het college neemt daarbij de gemeentebegroting in acht.

  • 3. Het college maakt het subsidieplafond en de wijze van verdeling van het beschikbare bedrag, uiterlijk zes weken voor de indieningsdatum aan de schoolbesturen bekend.

Artikel 3 Aanvullende voorziening

  • 1. Het college kan bepalen dat de verordening tijdelijk wordt aangevuld met een voorziening.

  • 2. Het college stelt de toekenningscriteria vast waaronder aanspraak bestaat op de aanvullende voorziening.

Artikel 4 Jaarlijks overzicht

Jaarlijks voor 1 juli zendt het college aan de schoolbesturen een overzicht van de op basis van deze verordening toegekende voorzieningen. Het overzicht omvat de periode van 1 juni van het voorafgaande jaar tot en met 31 mei van het jaar van toezending.

Hoofdstuk 2 Procedures

Paragraaf 2.1 Aanvraag voorzieningen; weigeringsgronden

Artikel 5 Toevoegen, wijzigen en intrekken

Een wijziging van de verordening die leidt tot het toevoegen, wijzigen of intrekken van een voorziening, wordt uiterlijk zes weken voor de indieningsdatum bekendgemaakt door het college.

Artikel 6 Indiening aanvraag

  • 1.

    Het schoolbestuur dat een voorziening voor het eerste daaropvolgend tijdvak wenst, dient voor de indieningsdatum een aanvraag in bij het college. De indieningsdatum is niet van toepassing indien voor de voorziening is bepaald dat een indieningsdatum niet is voorgeschreven. Indien de aanvraag niet voor de indieningsdatum is ingediend, besluit het college om de aanvraag niet te behandelen.

  • 2.

    De aanvraag vermeldt:

    • a.

      naam en adres van het schoolbestuur;

    • b.

      de dagtekening;

    • c.

      de gewenste voorziening;

    • d.

      de naam van de school en de onderwijssoort indien de voor ziening is bestemd voor een school;

    • e.

      een motivering dat wordt voldaan aan de toekenningscriteria.

Bij het ontbreken van een of meer gegevens deelt het college dit schriftelijk mee aan het schoolbestuur. Daarbij krijgt het schoolbestuur de gelegenheid om binnen drie weken na de datum van verzending van de mededeling de gegevens schriftelijk aan te vullen. Indien het schoolbestuur de ontbrekende gegevens niet binnen deze termijn verstrekt, beslist het college de aanvraag niet te behandelen.

Artikel 7 Beslissingstermijn

  • 1. Het college besluit binnen twaalf weken na de indieningsdatum op een aanvraag. Indien ten aanzien van een voorziening geen indieningsdatum is voorgeschreven, beslist het college binnen twaalf weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 2. Het college kan de termijn van twaalf weken met vier weken verlengen. Bij verlenging wordt uiterlijk twee weken voor het einde van de termijn van twaalf weken hiervan door het college schriftelijk mededeling gedaan aan het schoolbestuur. Hierbij geeft het college de reden voor de verlenging aan.

  • 3. Het college stelt het schoolbestuur schriftelijk in kennis van het besluit op de aanvraag.

Artikel 8 Weigeringsgronden

Het college weigert de voorziening in ieder geval indien:

  • a.

    de gewenste voorziening geen voorziening is in de zin van deze verordening;

  • b.

    niet is voldaan aan één van de toekenningscriteria;

  • c.

    door verstrekking van de subsidie het subsidieplafond zou worden overschreden.

Paragraaf 2.2 Aanvraag aanvullende voorzieningen; weigeringsgronden

Artikel 9 Indiening aanvraag

  • 1. Het schoolbestuur dat een aanvullende voorziening wenst, dient een aanvraag in bij het college.

  • 2. Op de aanvraag is artikel 6, tweede en derde lid, van toepassing.

Artikel 10 Beslissingstermijn

Het college besluit binnen vier weken na ontvangst van de aanvraag of binnen vier weken na de verstrekking van de aanvullende gegevens. Het college stelt het schoolbestuur hiervan schriftelijk in kennis.

Artikel 11 Weigeringsgronden

Het college weigert de aanvullende voorziening in ieder geval indien:

  • a.

    de gevraagde voorziening geen aanvullende voorziening zoals bedoeld in artikel 3 is;

  • b.

    niet is voldaan aan een van de toekenningscriteria;

  • c.

    door verstrekking van de subsidie het subsidieplafond zou worden overschreden.

Paragraaf 2.3 Toekenning; uitvoering beschikking subsidieverlening intrekking of wijziging; verbod vervreemding

Artikel 12 Inhoud beschikking tot toekenning; betaling

  • 1. De beschikking van het college tot toekenning van een voorziening of een aanvullende voorziening kan inhouden:

    • a.

      feitelijke beschikbaarstelling van de voorziening of

    • b.

      een subsidieverlening of

    • c.

      een subsidievaststelling.

  • 2. De beschikking bevat:

    • a.

      het tijdvak en het doel waarvoor de voorziening is toegekend;

    • b.

      de wijze waarop het schoolbestuur de voorziening dient uit te voeren.

  • 3. De beschikking tot subsidieverlening of subsidievaststelling bevat voorts:

    • a.

      het bedrag van de subsidie of indien de beschikking tot subsidieverlening het bedrag niet vermeldt, het bedrag waarop de subsidie ten hoogste wordt vastgesteld; het bedrag van het voorschot of de wijze van vaststelling daarvan indien de beschikking tot subsidieverlening bepaalt dat het college een voorschot verleent;

    • b.

      voorzover van belang de wijze waarop rekening en verantwoording door het schoolbestuur wordt afgelegd aan het college;

    • c.

      de bepaling dat de wet van toepassing is en voorzover van belang welke afzonderlijke bepalingen hierop van kracht zijn.

  • 4. De betaling van het subsidiebedrag vindt binnen zes weken na de subsidievaststelling plaats.

Artikel 13 Uitvoering beschikking tot subsidieverlening

Ten aanzien van het beleid tot intrekking, wijziging, stopzetting of verlaging van de afgegeven subsidiebeschikking dan wel terugvordering van gegeven subsidie is titel 4.2 van de wet van toepassing.

Artikel 14 Subsidievaststelling volgend op verlening

(vervallen)

Artikel 15 Intrekken of wijzigen beschikking tot feitelijke beschikbaarstelling of subsidievaststelling

(vervallen)

Artikel 16 Intrekken of wijzigen beschikking tot subsidieverlening

(vervallen)

Artikel 17 Terugvordering

(vervallen)

Artikel 18 Verbod tot vervreemding

Vervreemding door het schoolbestuur van op basis van deze verordening toegekende voorzieningen, is niet toegestaan zonder toestemming van het college tenzij sprake is van een overdracht van voorzieningen aan een ander schoolbestuur als gevolg van samenvoeging van het betreffende schoolbestuur met een ander schoolbestuur.

HOOFDSTUK 3 Slotbepalingen

Artikel 19 Informatieverstrekking

Het schoolbestuur verstrekt op verzoek van het college nadere gegevens die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het bepaalde in deze verordening.

Artikel 20 Beslissing van het college in gevallen waarin de verordening niet voorziet

In gevallen, de uitvoering van de verordening betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 21 Citeertitel; inwerkingtreding

De verordening kan worden aangehaald als: Verordening materiële financiële gelijkstelling onderwijs gemeente Renkum.

De verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2008.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 19 december 2007 en gewijzigd in de openbare raadsvergadering van 24 september 2008.
DE RAAD VAN DE GEMEENTE RENKUM,
de griffier, de voorzitter,
mr. J.I.M. le Comte, drs. J.P. Gebben

Bijlage Voorzieningen van deze verordening

In deze bijlage wordt aangegeven welke voorzieningen onder de werking van deze verordening vallen.

A. Voorziening instandhouding nevenvestiging

I Aanduiding van de voorziening

Een voorziening ten behoeve van het instandhouden van een nevenvestiging binnen de grenzen van de gemeente. Deze wordt door het Cfi aangemerkt als nevenvestiging en komt in aanmerking voor een ¾ instandhouding door het rijk. De aanvrager beschikt over een beschikking van het ministerie als bewijs dat de nevenvestiging aan de wettelijke eisen voor instandhouding voldoet.

Voor wat betreft de materiele component wordt uitgegaan van de vaste bedragen binnen het leerling afhankelijke programma van eisen, onderdeel middelen en het vast bedrag voor NOAT als genoemd in het programma van eisen van het bekostigingsstelsel basisonderwijs.

Voor de personele component wordt uitgegaan van een compensatie boven de drievierde opslag zoals berekend door het Cfi door de overige 25% kleine scholentoeslag in formatierekeneenheden te vermenigvuldigen tegen het voor dat schooljaar geldende lage verzilveringstarief, zodat de scholen de volle 100% kleine scholentoeslag zullen blijven ontvangen.

De personele component voorziet niet in een aanvulling in een directeursfunctie of een adjunct directeursfunctie voor een nevenvestiging.

II Indieningsdatum

Voor wat betreft de materiele component wordt de aanvraag gedaan bij het college van burgemeester en wethouders uiterlijk op 30 juni vooraf gaande aan het betreffende schooljaar.

Voor wat betreft de personele component wordt de aanvraag gedaan binnen drie maanden na afloop van het tijdvlak waarover de voorziening wordt aangevraagd.

III Tijdvak waarvoor voorziening wordt toegekend

De toekenning geschiedt voor de duur van een schooljaar.

IV Toekenningscriteria op grond waarvan een schoolbestuur in aanmerking komt voor een voorziening

De nevenvestiging waarvoor de voorziening wordt aangevraagd voldoet aan het gestelde in artikel 158, eerste lid onder b, van de Wet op het primair onderwijs (WPO). Dat wil zeggen dat het leerlingen aantal voldoet maar ook dat zich binnen een straal van drie kilometer geen school bevindt waar gelijk onderwijs wordt gegeven. Het schoolbestuur die de voorziening aanvraagt beschikt over een door het CFI afgegeven beschikking die aantoont dat wordt voldaan aan het gestelde in artikel 158 WPO, voor het schooljaar waarvoor de voorziening wordt aangevraagd.

IVa De voorziening staat open voor een basisschool;

IVb Voorziening staat open voor een nevenvestiging van een hoofdvestiging in een andere gemeente;

IVc De nevenvestiging wordt als zodanig door het Cfi erkend, de hoofdvestiging maakt daardoor aanspraak op drievierde bekostiging door het rijk;

Indien de nevenvestiging niet langer aan bedoelde norm voldoet, vervalt de aanspraak op de voorziening.

V Wijze van toekenning met eventueel daarbij behorende berekeningseenheid

De toekenning van zowel de materiele als de personele component vindt plaats middels een vaststellingbeschikking;

Voor wat betreft de materiele component wordt uitgegaan van de vaste bedragen binnen het leerling afhankelijke programma van eisen, onderdeel middelen en het vast bedrag voor NOAT als genoemd in het programma van eisen van het bekostigingsstelsel basisonderwijs.

Voor de personele component wordt uitgegaan van een compensatie boven de drievierde opslag zoals berekend door het Cfi door de overige 25% kleine scholentoeslag in formatierekeneenheden te vermenigvuldigen tegen het voor dat schooljaar geldende lage verzilveringstarief, zodat de scholen de volle 100% kleine scholentoeslag zullen blijven ontvangen.

VI Subsidieplafond

Jaarlijks stelt de raad het plafond vast bij de vaststelling van de begroting.

VII Verdelingsregels

Het op basis van een subsidieplafond ten behoeve van de voorziening beschikbaar gestelde budget zal zodanig verdeeld worden dat het schoolbestuur dat historische rechten heeft ten aanzien van de voorziening, als eerste aanspraak kan maken op de voorziening.