Regeling vervallen per 12-11-2019

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Renkum houdende regels over maatschappelijke ondersteuning Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Renkum 2019

Geldend van 01-01-2019 t/m 11-11-2019

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Renkum houdende regels over maatschappelijke ondersteuning Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Renkum 2019

De raad van de gemeente Renkum;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 6 november 2018;

gelet op de artikelen 2.1.3, 2.1.4, (eerste, tweede,) derde en zevende lid, (2.1.5, eerste lid,) 2.1.6, (2.1.7, 2.3.6, vierde lid,) en 2.6.6, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

gelet op de kadernota Sociaal Domein gemeente Renkum;

gezien het advies van Commissie Inwoners;

overwegende dat:

  • -

    inwoners een eigen verantwoordelijkheid dragen voor de wijze waarop zij hun leven inrichten en deelnemen aan het maatschappelijk leven;

  • -

    van inwoners verwacht mag worden dat zij elkaar daarin naar vermogen bijstaan;

  • -

    inwoners die zelf, dan wel samen met personen in hun omgeving onvoldoende zelfredzaam zijn of onvoldoende in staat zijn tot participatie, een beroep moeten kunnen doen op ondersteuning door de gemeente, zodat zij zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kunnen blijven wonen;

  • -

    het noodzakelijk is om regels vast te stellen ter uitvoering van het beleidsplan (de kadernota sociaal domein; de kunst van samenleven in de gemeente Renkum; de transformatie) als bedoeld in artikel 2.1.2 van de wet met betrekking tot de ondersteuning bij de versterking van de zelfredzaamheid en participatie van personen met een beperking of met chronische psychische of psychosociale problemen, beschermd wonen en opvang, en dat het noodzakelijk is om de toegankelijkheid van voorzieningen, diensten en ruimten voor mensen met een beperking te bevorderen en daarmee bij te dragen aan het realiseren van een inclusieve samenleving;

  • -

    het wenselijk is om wijzigingen door te voeren op het gebied van sociaal-recreatief vervoer, mantelzorgwaardering en de komst van het abonnementstarief

besluit vast te stellen de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Renkum 2019

HOOFDSTUK 1: Begripsomschrijvingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

De begripsbepalingen uit de wet maatschappelijke ondersteuning, hierna (wet) en het daarop berustende landelijke uitvoeringsbesluit Wmo 2015 (hierna ‘uitvoeringsbesluit’), de landelijke uitvoeringsregeling Wmo 2015 (hierna ‘uitvoeringsregeling’) en het besluit maatschappelijke ondersteuning Renkum, (hierna besluit), zijn van overeenkomstige toepassing op deze verordening. Voorts wordt in deze verordening verstaan onder:

  • a.

    besluit maatschappelijke ondersteuning: het door het College vastgestelde besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Renkum;

  • b.

    college: College van burgemeester en wethouders van de gemeente Renkum;

  • c.

    aanbieder: natuurlijke persoon of rechtspersoon die jegens het college gehouden is een algemene voorziening of maatwerkvoorziening te leveren;

  • d.

    aanvraag: een aanvraag is een verzoek van een belanghebbende een besluit te nemen;

  • e.

    algemene voorziening: aanbod van diensten of activiteiten dat zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers -dan wel met een lichte toetsing-, toegankelijk is en dat is gericht op maatschappelijke ondersteuning’;

  • f.

    andere voorziening: voorziening anders dan in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

  • g.

    bijdrage: eigen bijdrage als bedoeld in artikel 2.1.4, eerste lid, van de wet;

  • h.

    gesprek: gesprek in het kader van het onderzoek als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet;

  • i.

    getrimd gemiddeld tarief: een gemiddeld tarief voor de vaststelling van een pgb, dat gehanteerd wordt in geval van drie of meer tarieven van gecontracteerde leveranciers van de betreffende voorziening. Hierbij worden het hoogste en laagste tarief niet meegenomen in de berekening van het gemiddelde;

  • j.

    gemiddeld tarief: een tarief voor de vaststelling van een pgb, dat gehanteerd wordt in geval van twee tarieven van gecontracteerde leveranciers van de betreffende voorziening, waarbij het gemiddelde van deze twee tarieven wordt bepaald. In geval van één tarief van een gecontracteerde leverancier van de betreffende voorziening, wordt het gemiddelde tarief voor de vaststelling van het pgb bepaald door dit tarief;

  • k.

    inwoner met een ondersteuningsvraag: cliënt als bedoeld in de wet;

  • l.

    melding: melding aan het college als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet;

  • m.

    ondersteuningsvraag: behoefte aan maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet;

  • n.

    pgb: persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 1.1.1 van de wet;

  • o.

    puntbestemming: een door het college als zodanig aangewezen bestemming waar de inwoner met een ondersteuningsvraag met gebruik maken van sociaal-recreatief vervoer naar toe kan reizen, waarbij deze bestemming verder ligt dan 25 kilometer vanaf het woonadres van deze inwoner;

  • p.

    mijn plan: schriftelijke weergave van de uitkomsten van het onderzoek, waaronder het gesprek, zoals bedoeld in artikel 2.3.2 lid 8 van de wet, inclusief een door het college noodzakelijk geachte maatwerkvoorziening en de daarmee beoogde resultaten;

  • q.

    sociaal-recreatief vervoer: vervoer dat niet naar werk, school of dagbesteding is en dat geen grondslag heeft in een andere wet dan de Wmo 2015. Het gaat om vervoer zoals naar de winkel, kapper, sport- of hobbyclub, theater, bioscoop, pretpark, familie/vriendenbezoek, etcetera.

  • r.

    uitvoeringsregeling; de landelijke uitvoeringsregeling voor de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

  • s.

    uitvoeringsbesluit: het landelijke uitvoeringsbesluit voor de Wet maatschappelijke ondersteuning;

  • t.

    wet: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

HOOFDSTUK 2: Melding, gesprek en aanvraag

Artikel 2. Melding

  • 1. Een ondersteuningsvraag kan door of namens een inwoner met een ondersteuningsvraag vorm-vrij bij het college worden gemeld.

  • 2. Het college bevestigt schriftelijk de ontvangst van de melding en maakt zo spoedig mogelijk een afspraak voor een gesprek. De ontvangstbevestiging bevat informatie over:

    • a.

      het gebruik van onafhankelijke cliëntondersteuning;

    • b.

      de mogelijkheid om binnen zeven dagen na de melding een persoonlijk plan als bedoeld in artikel 2.3.2 lid 2 van de wet in te dienen.

Artikel 3. Gesprek

  • 1. Het college onderzoekt in een gesprek tussen deskundigen en degene door of namens wie de melding is gedaan, dan wel diens vertegenwoordiger en waar mogelijk met de mantelzorger of mantelzorgers en desgewenst familie, zo spoedig mogelijk en voor zover nodig:

    • a.

      de behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de inwoner met een ondersteuningsvraag;

    • b.

      het gewenste resultaat van het verzoek om ondersteuning;

    • c.

      de mogelijkheden om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp of algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn zelfredzaamheid of zijn participatie te handhaven of te verbeteren;

    • d.

      de mogelijkheden om met mantelzorg of hulp van andere personen uit zijn sociaal netwerk zijn zelfredzaamheid of zijn participatie te handhaven of te verbeteren;

    • e.

      de behoefte aan maatregelen ter ondersteuning van de mantelzorger van de inwoner met een ondersteuningsvraag;

    • f.

      de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening, of door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten zijn zelfredzaamheid of zijn participatie te handhaven of te verbeteren;

    • g.

      de mogelijkheden om door middel van voorliggende voorzieningen zijn zelfredzaamheid of zijn participatie te handhaven of te verbeteren;

    • h.

      de mogelijkheid om een maatwerkvoorziening te verstrekken;

    • i.

      welke bijdragen in de kosten de inwoner met een ondersteuningsvraag met toepassing van het bepaalde bij of krachtens artikel 2.1.4 van de wet verschuldigd zal zijn, en

    • j.

      de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een pgb, waarbij de inwoner met een ondersteuningsvraag in begrijpelijke bewoordingen wordt ingelicht over de gevolgen van die keuze.

  • 2. Als de gegevens van de inwoner met een ondersteuningsvraag en zijn situatie genoegzaam bekend zijn, kan het college onverminderd het bepaalde in artikel 2.3.2 van de wet, afzien van een gesprek.

Artikel 4. Verslag

  • 1. Het college zorgt voor schriftelijke verslaglegging van het onderzoek.

  • 2. Het college stelt nadere regels over de verslaglegging van het onderzoek.

Artikel 5. Advisering

  • 1. Het college kan een door hem daartoe aangewezen adviseur om advies vragen.

  • 2. De inwoner met een ondersteuningsvraag, zijn huisgenoten en andere betrokkenen zoals mantelzorgers verlenen hun medewerking aan de totstandkoming van een door de adviseur uit te brengen advies.

  • 3. Het college kan ter uitvoering van het in dit artikel bepaalde nadere regels stellen.

Artikel 6. Aanvraag

  • 1. Een inwoner met een ondersteuningsvraag of zijn gemachtigde of vertegenwoordiger kan een aanvraag voor een maatwerkvoorziening schriftelijk of elektronisch indienen bij het college.

  • 2. Het college kan ter uitvoering van het in dit artikel bepaalde nadere regels stellen.

HOOFDSTUK 3: Maatwerkvoorziening

Artikel 7. Criteria voor maatwerkvoorziening

  • 1. Een inwoner met een ondersteuningsvraag komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening:

    • a.

      ter compensatie van de beperkingen, chronische psychische of psychosociale problemen, als gevolg waarvan de inwoner met een ondersteuningsvraag niet voldoende in staat is tot zelfredzaamheid of participatie en voor zover de inwoner met een ondersteuningsvraag deze beperkingen naar het oordeel van het college niet kan verminderen of wegnemen:

      • I.

        op eigen kracht;

      • II.

        met gebruikelijke hulp;

      • III.

        met mantelzorg;

      • IV.

        met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk;

      • V.

        met gebruikmaking van algemene voorzieningen.

    • b.

      De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in het voorgaande hoofdstuk bedoelde gesprek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de inwoner met een ondersteuningsvraag in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven, en/of

    • c.

      ter compensatie van de problemen bij het zich handhaven in de samenleving van de inwoner met een ondersteuningsvraag met psychische of psychosociale problemen en de inwoner met een ondersteuningsvraag die de thuissituatie heeft verlaten, al dan niet in verband met risico's voor zijn veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, voor zover de inwoner met een ondersteuningsvraag deze problemen naar het oordeel van het college niet kan verminderen of wegnemen:

      • I.

        op eigen kracht;

      • II.

        met gebruikelijke hulp;

      • III.

        met mantelzorg;

      • IV.

        met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk;

      • V.

        met gebruikmaking van algemene voorzieningen.

    • d.

      De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in het voorgaande hoofdstuk bedoelde gesprek, een passende bijdrage aan het voorzien in de behoefte van de inwoner met een ondersteuningsvraag aan beschermd wonen of opvang en aan het realiseren van een situatie waarin de inwoner met een ondersteuningsvraag in staat wordt gesteld zich zo snel mogelijk weer op eigen kracht te handhaven in de samenleving.

  • 2. Het college kan nadere regels stellen ter uitvoering van het in het eerste lid bepaalde.

Artikel 8. Voorwaarden en weigeringsgronden

  • 1. Geen maatwerkvoorziening wordt verstrekt:

    • a.

      voor zover met betrekking tot de problematiek die in het gegeven geval aanleiding geeft voor de noodzaak tot ondersteuning, een voorziening op grond van een andere wettelijke bepaling bestaat;

    • b.

      voor zover de inwoner met een ondersteuningsvraag op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk zijn zelfredzaamheid kan handhaven of verbeteren;

    • c.

      voor zover de inwoner met een ondersteuningsvraag met gebruikmaking van algemene voorzieningen zijn zelfredzaamheid kan handhaven of verbeteren;

    • d.

      indien het een maatwerkvoorziening betreft die de inwoner met een ondersteuningsvraag na de melding en vóór datum van besluit heeft gerealiseerd of geaccepteerd, tenzij het college daarvoor schriftelijk toestemming heeft verleend of de noodzaak achteraf nog kan worden vastgesteld;

    • e.

      indien eerder aan de inwoner met een ondersteuningsvraag een maatwerkvoorziening is verstrekt in het kader van een wettelijke bepaling of regeling en de normale afschrijvingstermijn van de maatwerkvoorziening nog niet verstreken is, tenzij:

      • I.

        deze maatwerkvoorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de inwoner met een ondersteuningsvraag zijn toe te rekenen;

      • II.

        de inwoner met een ondersteuningsvraag het college een naar het oordeel van het college te bepalen redelijke vergoeding verstrekt in de kosten van de aangevraagde maatwerkvoorziening;

      • III.

        de eerder verstrekte voorziening niet langer een oplossing biedt voor de behoefte van de inwoner met een ondersteuningsvraag aan maatschappelijke ondersteuning;

    • f.

      voor zover deze niet in overwegende mate op het individu is gericht.

  • 2. Geen maatwerkvoorziening gericht op zelfredzaamheid en participatie wordt verstrekt indien de inwoner met een ondersteuningsvraag geen ingezetene is van de gemeente Renkum.

  • 3. Geen woonvoorziening wordt verstrekt:

    • a.

      indien de noodzaak tot het treffen van een woonvoorziening het gevolg is van achterstallig onderhoud dan wel slechts strekt tot renovatie van de woning of om deze in overeenstemming te brengen met de eisen die redelijkerwijs aan de woning mogen worden gesteld;

    • b.

      ten behoeve van hotels/pensions, trekkerswoonwagens, kloosters, tweede woningen, vakantie- en recreatiewoningen;

    • c.

      voor zover het voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten of woonruimten betreft bij een specifiek op inwoners met een beperking gericht te renoveren of nieuw te bouwen woongebouw, waarbij de aanpassingen redelijkerwijs meegenomen kunnen worden;

    • d.

      indien de noodzaak van de verhuizing het gevolg is van een verhuizing waarvoor geen aanleiding bestaat op grond van beperkingen bij zelfredzaamheid of participatie en er redelijkerwijs geen reden voor verhuizing aanwezig is;

    • e.

      indien de inwoner met een ondersteuningsvraag niet is verhuisd naar de voor zijn beperkingen op dat moment meest geschikte woning, terwijl dit redelijkerwijs wel van hem kon worden gevraagd, tenzij daarvoor vooraf schriftelijk toestemming is verleend door het college.

  • 4. Een inwoner met een ondersteuningsvraag kan voor een maatwerkvoorziening voor vervoer in aanmerking komen wanneer beperkingen, chronische problemen of psychosociale problemen het gebruik van een collectief systeem onmogelijk maken, dan wel slechts gedeeltelijk mogelijk maken, dan wel wanneer een collectief systeem niet aanwezig is.

  • 5. Een inwoner met een ondersteuningsvraag kan in aanmerking komen voor een maatwerkvoorziening voor vervoer van en naar de dichtst bij zijn verblijfplaats gelegen door het college geschikt geachte dagbesteding.

  • 6. Een inwoner met een ondersteuningsvraag kan in aanmerking komen voor een maatwerkvoorziening voor regionaal sociaal-recreatief vervoer tot een afstand van 25 kilometer vanaf zijn woonadres of naar een puntbestemming. Deze maatwerkvoorziening bestaat uit een door het college aangewezen vervoersvoorziening voor maximaal 1500 kilometer per kalenderjaar. De inwoner met een ondersteuningsvraag is hiervoor een eigen bijdrage verschuldigd conform het in het besluit opgenomen tarief. Dit tarief wordt jaarlijks geïndexeerd.

  • 7. Het college betrekt bij de verstrekking van een maatwerkvoorziening voor regionaal sociaal-recreatief vervoer een eerder aan de inwoner verstrekt vervoermiddel, zoals een scootmobiel. In dit geval bedraagt het maximale aantal kilometers waarvoor de voorziening wordt verstrekt, 750 kilometer per kalenderjaar. Ook hierbij gaat het om regionaal sociaal-recreatief vervoer tot een afstand van 25 kilometer vanaf het woonadres of naar een puntbestemming. De inwoner met een ondersteuningsvraag is hiervoor een eigen bijdrage verschuldigd conform het in het besluit opgenomen tarief. Dit tarief wordt jaarlijks geïndexeerd.

  • 8. Het college kan nadere regels stellen ter uitvoering van het in lid 2, 3, 4, 5, 6 en 7 bepaalde.

Artikel 9. Beschikking

Het college stelt nadere regels over de inhoud van de beschikking.

Artikel 10. Pgb

  • 1. Het college verstrekt een maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb in overeenstemming met de bepalingen van artikel 2.3.6 van de wet en onverminderd het bepaalde in dit artikel, indien de inwoner met een ondersteuningsvraag een budgetplan heeft overlegd dat voldoet aan de in lid 3 van dit artikel opgenomen eisen.

  • 2. Onverminderd artikel 2.3.6, tweede en vijfde lid, van de wet verstrekt het college geen pgb voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de inwoner met een ondersteuningsvraag voorafgaand aan de indiening van de aanvraag heeft gemaakt en niet meer is na te gaan of de ingekochte voorziening noodzakelijk was.

  • 3. Het budgetplan voldoet aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      de inwoner met een ondersteuningsvraag motiveert zijn keuze voor een maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb in het budgetplan;

    • b.

      de inwoner met een ondersteuningsvraag heeft beschreven of de ondersteuning wordt betrokken van een professionele aanbieder of van een niet-professioneel persoon uit zijn sociale netwerk;

    • c.

      de inwoner met een ondersteuningsvraag heeft beschreven welke kosten zijn verbonden aan de ondersteuning.

  • 4. Een inwoner met een ondersteuningsvraag aan wie een pgb wordt verstrekt, kan diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk op voorwaarde dat dit doelmatiger is dan het betrekken van ondersteuning van een persoon buiten het sociale netwerk, gelet op:

    • a.

      de frequentie van de ondersteuning;

    • b.

      het type ondersteuning;

    • c.

      de aard van de ondersteuningsvraag waaraan met de verstrekking van een pgb tegemoet wordt gekomen;

    • d.

      de duur van de ondersteuningsvraag, en

    • e.

      de mate van verplichting die voortvloeit uit het pgb en de daaraan verbonden voorwaarden voor de persoon van wie de ondersteuning wordt betrokken.

  • 5. Een pgb wordt niet besteed aan tussenpersonen en belangenbehartigers.

  • 6. Een pgb wordt berekend op basis van een (getrimd) gemiddelde van de tarieven van de gecontracteerde leveranciers van de betreffende maatwerkvoorziening in natura. Waarmee redelijkerwijs is verzekerd dat het pgb toereikend is om veilige, doeltreffende en kwalitatief goede diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorzieningen behoren te betrekken, en wordt indien nodig aangevuld met een vergoeding voor onderhoud en verzekering.

  • 7. Het college kan nadere regels stellen ter uitvoering van het bepaalde in dit artikel.

Artikel 11. Controle

Het college onderzoekt, al dan niet steekproefsgewijs, of de verstrekte voorzieningen worden gebruikt of besteed ten behoeve van het doel waarvoor ze verstrekt zijn.

HOOFDSTUK 4: Bijdrage in de kosten

Artikel 12. Bijdrage in de kosten

  • 1. Een inwoner met een ondersteuningsvraag is een niet inkomensafhankelijke bijdrage in de kosten verschuldigd voor de volgende algemene voorzieningen, niet zijnde cliëntondersteuning:

    • a.

      voor algemene voorzieningen zonder voorafgaand onderzoek, waarbij de aanbieder een bijdrage in de kosten vaststelt en int.

  • 2. Een inwoner met een ondersteuningsvraag is een bijdrage in de kosten verschuldigd voor een maatwerkvoorziening in natura of in de vorm van een pgb. De bijdrage voor een maatwerkvoorziening in natura of in de vorm van een pgb:

    • a.

      is verschuldigd zolang de inwoner met een ondersteuningsvraag van de maatwerkvoorziening gebruikt maakt dan wel gedurende de periode waarvoor het pgb wordt verstrekt, en

    • b.

      is conform het uitvoeringsbesluit, maximaal € 17,50 per bijdrageperiode voor de inwoner met een ondersteuningsvraag en zijn echtgenoot tezamen.

    • c.

      het in lid 2 sub b van dit artikel bepaalde geldt niet indien sprake is van een maatwerkvoorziening voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang. De eigen bijdrage hiervoor is afhankelijk van het inkomen en vermogen van de inwoner met een ondersteuningsvraag en zijn echtgenoot.

  • 3. Een inwoner met een ondersteuningsvraag is geen bijdrage in de kosten verschuldigd wanneer sprake is van:

    • a.

      activerend werk verricht door deze inwoner als/ bij wijze van een integrale benadering van arbeidsmatige dagbesteding en beschut werk conform de Participatiewet;

    • b.

      bemoeizorg gedurende een instabiele situatie van deze inwoner;

    • c.

      een spoedeisende maatwerkvoorziening in overeenstemming met artikel 2.3.3 van de wet.

  • 4. Het totaal van de bijdragen voor een maatwerkvoorziening in natura of in de vorm van een pgb gaat de kostprijs niet te boven.

  • 5. De bijdrage voor een maatwerkvoorziening of pgb ten behoeve van een woningaanpassing voor een minderjarige is verschuldigd door de onderhoudsplichtige ouders, daaronder begrepen degene tegen wie een op artikel 394 boek 1 van het Burgerlijk Wetboek gegrond verzoek is afgewezen en degene die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag uitoefent over het kind.

  • 6. Conform artikel 2.1.5. lid 3 van de wet is geen eigen bijdrage verschuldigd indien de ouders van het gezag over de inwoner met een ondersteuningsvraag zijn ontheven of ontzet.

  • 7. De bijdrage is verschuldigd per vier weken, de inkomensbedragen en de percentages die gelden voor de berekening van de eigen bijdrage zijn gelijk aan de maximale bedragen en percentages zoals opgenomen in het Uitvoeringsbesluit. De in rekening te brengen eigen bijdragen zijn gebaseerd op de, door de gemeente aan het CAK verstrekte tarieven van de betreffende maatwerkvoorzieningen.

Artikel 12A. Kostprijs maatwerkvoorziening en hoogte pgb

  • 1. De kostprijs van een maatwerkvoorziening wordt bepaald:

    • a.

      door een aanbesteding;

    • b.

      na een consultatie in de markt.

  • 2. De hoogte van een pgb wordt bepaald aan de hand van de kostprijs van de in de betreffende situatie adequate maatwerkvoorziening in natura en wordt indien nodig aangevuld met een vergoeding voor onderhoud en verzekering.

  • 3. De hoogte van een pgb voor dienstverlening is opgebouwd uit verschillende kostencomponenten, zoals salaris, vervanging tijdens vakantie, verzekeringen en reiskosten.

  • 4. De hoogte van een pgb voor diensten geleverd door een professionele aanbieder wordt bepaald aan de hand van een (getrimd) gemiddelde van de tarieven van de gecontracteerde aanbieders van de betreffende maatwerkvoorziening in natura.

  • 5. De hoogte van een pgb voor diensten geleverd door een niet-professionele aanbieder wordt bepaald aan de hand van 80% van een (getrimd) gemiddelde van de tarieven van de gecontracteerde aanbieders van de betreffende maatwerkvoorziening in natura.

  • 6. De hoogte van een pgb voor hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen geleverd door een professioneel leverancier wordt bepaald aan de hand van een (getrimd) gemiddelde van de tarieven van de gecontracteerde leveranciers van de betreffende maatwerkvoorziening in natura. Indien geen leveranciers zijn gecontracteerd, worden door de aanvrager drie offertes opgevraagd.

  • 7. De hoogte van een pgb voor hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen geleverd door een niet-professioneel leverancier uit het eigen netwerk wordt bepaald aan de hand van 80% van een (getrimd) gemiddelde van de tarieven van de gecontracteerde leveranciers van de betreffende maatwerkvoorziening in natura als bedoeld in het voorgaande lid. Indien geen leveranciers zijn gecontracteerd worden, conform het inkoop- en aanbestedingsbeleid van de gemeente Renkum, offertes opgevraagd.

  • 8. Een inwoner met een ondersteuningsvraag kan voor een periode van maximaal 13 weken per kalenderjaar, tijdens verblijf buiten Nederland, voor een maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb in aanmerking komen, indien deze maatwerkvoorziening een voortzetting is van een reeds binnen Nederland aangevangen maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb.

    Wanneer deze inwoner tijdens verblijf in het buitenland, zorgverleners betrekt die niet onder de Nederlandse belastingwetgeving vallen, dan wordt het pgb voor de hele periode waarin deze inwoner in het buitenland verblijft verlaagd op grond van het voor dat land geldende aanvaardbaarheidspercentage van het Zorginstituut Nederland.

  • 9. Het college vervangt een materiële maatwerkvoorziening slechts dan indien de afschrijvingsduur van gemiddeld vijf of zeven jaar na de verstrekking/ levering van deze voorziening is verstreken, afhankelijk van de soort voorziening. Het college stelt deze afschrijvingsduur vast in de nadere regels.

  • 10. Als de inwoner met een ondersteuningsvraag de materiële maatwerkvoorziening zeer intensief gebruikt, kan het college afwijken van de gemiddelde afschrijvingsduur zoals opgenomen in lid 8 van dit artikel. Dit is uitsluitend mogelijk indien de inwoner met een ondersteuningsvraag aannemelijk maakt, dat in verband met bijzondere omstandigheden door het intensief gebruik een eerdere afschrijving en daardoor een eerdere vervanging van de materiële maatwerkvoorziening noodzakelijk is.

HOOFDSTUK 5: Wijzigingen in de situatie, intrekking, terugvordering

Artikel 13. Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering

  • 1. Onverminderd artikel 2.3.8 van de wet doet een inwoner met een ondersteuningsvraag aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beschikking als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de wet.

  • 2. Onverminderd artikel 2.3.10 van de wet kan het college een beschikking als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de wet herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat:

    • a.

      de inwoner met een ondersteuningsvraag onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking zou hebben geleid;

    • b.

      de inwoner met een ondersteuningsvraag niet langer op de maatwerkvoorziening is aangewezen;

    • c.

      de maatwerkvoorziening niet meer toereikend is te achten;

    • d.

      de inwoner met een ondersteuningsvraag niet voldoet aan de aan de maatwerkvoorziening verbonden voorwaarden, of

    • e.

      de inwoner met een ondersteuningsvraag de maatwerkvoorziening niet of voor een ander doel gebruikt.

  • 3. Een beschikking waarin het college een maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb verstrekt kan worden ingetrokken als blijkt dat het pgb binnen zes maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

  • 4. Als het college een beschikking op grond van het tweede lid, onder a, d en e heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens door de inwoner met een ondersteuningsvraag opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan het college van de inwoner met een ondersteuningsvraag en degene die daaraan opzettelijk zijn medewerking heeft verleend, geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten maatwerkvoorziening in natura of het ten onrechte genoten pgb.

  • 5. Ingeval het recht op een in eigendom verstrekte maatwerkvoorziening is ingetrokken, kan deze maatwerkvoorziening worden teruggevorderd.

  • 6. Ingeval het recht op een in bruikleen verstrekte maatwerkvoorziening is ingetrokken, kan deze maatwerkvoorziening worden teruggevorderd.

HOOFDSTUK 6: Kwaliteit en veiligheid

Artikel 14. Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning

  • 1. Aanbieders zorgen voor een goede kwaliteit van voorzieningen, waaronder voldoende deskundigheid van beroepskrachten daaronder begrepen, door:

    • a.

      het afstemmen van voorzieningen op de persoonlijke situatie van de inwoner met een ondersteuningsvraag;

    • b.

      het afstemmen van voorzieningen op andere vormen van zorg;

    • c.

      erop toe te zien dat beroepskrachten tijdens hun werkzaamheden in het kader van het leveren van voorzieningen handelen in overeenstemming met de professionele standaard.

  • 2. Het college kan nadere regels stellen over verdere eisen aan de kwaliteit van voorzieningen, eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten daaronder begrepen.

  • 3. Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van deze eisen door periodieke overleggen met de aanbieders, een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek en het zo nodig, in overleg met de inwoner met een ondersteuningsvraag, ter plaatse controleren van de geleverde voorzieningen.

Artikel 15. Prijs kwaliteitsverhouding

  • 1. Ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van een dienst door een derde als bedoeld in artikel 2.6.4 van de wet en de eisen die gesteld worden aan de kwaliteit van de dienst stelt het college vast:

    • a.

      een vaste prijs, die geldt voor een inschrijving als bedoeld in de Aanbestedingswet 2012 en het aangaan overeenkomst met derde; of

    • b.

      een reële prijs die geldt als ondergrens voor:

      • 1.

        een inschrijving en het aangaan overeenkomst met de derde, en

      • 2.

        de vaste prijs, bedoeld in onderdeel a.

  • 2. Het college stelt de prijzen, bedoeld in het eerste lid, vast:

    • a.

      overeenkomstig de eisen aan de kwaliteit van die dienst, waaronder de eisen aan de deskundigheid van de beroepskracht, bedoeld in artikel 2.1.3, tweede lid, onderdeel c, van de wet, en

    • b.

      rekening houdend met de continuïteit in de hulpverlening, bedoeld in artikel 2.6.5, tweede lid, van de wet, tussen degenen aan wie de dienst wordt verstrekt en de betrokken hulpverleners.

  • 3. Het college baseert de vaste prijs of de reële prijs op de volgende kostprijselementen:

    • a.

      de kosten van de beroepskracht;

    • b.

      redelijke overheadkosten;

    • c.

      kosten voor niet productieve uren van de beroepskrachten als gevolg van verlof, ziekte, scholing, werkoverleg;

    • d.

      reis en opleidingskosten;

    • e.

      indexatie van de reële prijs voor het leveren van een dienst;

    • f.

      overige kosten als gevolg van door de gemeente gestelde verplichtingen voor aanbieders waaronder rapportageverplichtingen en administratieve verplichtingen.

  • 4. Het college kan het eerste lid, onderdeel b, buiten beschouwing laten indien bij de inschrijving aan de derde de eis wordt gesteld een prijs voor de dienst te hanteren die gebaseerd is op hetgeen gesteld is in het tweede en derde lid. Daarover legt het college verantwoording af aan de gemeenteraad.

  • 5. Het college bepaalt met welke derde als bedoeld in het eerste lid hij een overeenkomst aangaat.

Artikel 16. Meldingsregeling calamiteiten en geweld

  • 1. Het college treft een regeling voor het melden van calamiteiten en geweldsincidenten bij de levering van een voorziening door een aanbieder en wijst een toezichthoudend ambtenaar aan.

  • 2. Aanbieders melden iedere calamiteit en ieder geweldsincident dat zich heeft voorgedaan bij de verstrekking van een voorziening onverwijld aan de toezichthoudend ambtenaar.

  • 3. De toezichthoudend ambtenaar, bedoeld in artikel 6.1, van de wet, doet onderzoek naar de calamiteiten en geweldsincidenten en adviseert het college over het voorkomen van verdere calamiteiten en het bestrijden van geweld.

HOOFDSTUK 7: Waardering mantelzorgers en tegemoetkoming meerkosten

Artikel 17. Jaarlijkse waardering mantelzorgers

  • 1. Mantelzorgers van inwoners van de gemeente Renkum kunnen jaarlijks in aanmerking komen voor een waardering.

  • 2. Mantelzorgers van inwoners van de gemeente Renkum kunnen voor in 2018 verleende mantelzorg eenmalig in aanmerking komen voor:

    • a.

      een financiële tegemoetkoming van € 150,- óf

    • b.

      een mantelzorgwaardering op maat.

  • 3. Voor de tegemoetkoming van € 150,- voor in 2018 verleende mantelzorg geldt dat deze uiterlijk voor het einde van het kalenderjaar 2019 moet worden aangevraagd.

  • 4. Mantelzorgers van inwoners van de gemeente Renkum kunnen daarnaast voor in 2019 verleende mantelzorg eenmalig in aanmerking komen voor een mantelzorgwaardering op maat.

  • 5. De mantelzorgzorgwaardering op maat voor mantelzorg verleend in 2019 kan tot uiterlijk 1 mei 2020 worden aangevraagd.

  • 6. Het college bepaalt in nadere regels welke criteria gelden voor de financiële tegemoetkoming en de mantelzorgwaardering op maat.

Artikel 18. Tegemoetkoming meerkosten personen met een beperking of chronische problemen

  • 1. Het college kan op aanvraag van inwoners met een beperking of chronisch psychische of psychosociale problemen die daarmee verband houdende aannemelijke meerkosten hebben, en die een inkomen hebben tot 150% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm, en die niet via de gemeente collectief verzekerd zijn, een tegemoetkoming verstrekken ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en de participatie. Deze tegemoetkoming bedraagt € 200,- per kalenderjaar.

  • 2. Het college stelt in nadere regels de criteria op voor het in aanmerking komen voor de tegemoetkoming meerkosten personen met een beperking of chronische problemen.

HOOFDSTUK 8: Klachten, medezeggenschap en inspraak

Artikel 19. Klachtregeling

  • 1. Aanbieders dienen te beschikken over een regeling voor de afhandeling van klachten van inwoners met een ondersteuningsvraag ten aanzien van geleverde diensten of voorzieningen.

  • 2. Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van deze eisen door periodieke overleggen met de aanbieders en een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek.

Artikel 20. Medezeggenschap

  • 1. Aanbieders dienen te beschikken over een regeling voor de medezeggenschap van inwoners met een ondersteuningsvraag over voorgenomen besluiten van de aanbieder die voor de gebruikers van belang zijn ten aanzien van geleverde diensten of voorzieningen.

  • 2. Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van deze eisen door periodieke overleggen met de aanbieders en een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek.

Artikel 21. Betrekken van ingezetenen bij het beleid

  • 1. Het college betrekt ingezetenen van de gemeente, waaronder in ieder geval inwoners met een ondersteuningsvraag of hun vertegenwoordigers, bij de voorbereiding van het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning, overeenkomstig de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels met betrekking tot de wijze waarop inspraak wordt verleend.

  • 2. Het college stelt ingezetenen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende maatschappelijke ondersteuning, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

  • 3. Het college zorgt ervoor dat ingezetenen kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning.

HOOFDSTUK 9: Overgangsrecht en slotbepalingen

Artikel 22. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de inwoner met een ondersteuningsvraag afwijken van de bepalingen van deze verordening, indien toepassing daarvan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 23. Indexering

Het College indexeert jaarlijks de in het kader van deze verordening en het op deze verordening berustende besluit geldende bedragen aan de hand van de daartoe contractueel vastgelegde prijsindex.

Artikel 24. Overgangsrecht

  • 1. Een inwoner met een ondersteuningsvraag houdt recht op een lopende voorziening verstrekt op grond van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Renkum van 2018, totdat het college een nieuw besluit heeft genomen.

  • 2. Aanvragen die zijn ingediend onder de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Renkum van 2018 en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze verordening, worden afgehandeld krachtens deze Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Renkum 2019.

  • 3. Een beslissing op een bezwaarschrift tegen een besluit op grond van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Renkum van 2018, geschiedt op grond van die Verordening die ten aanzien van de betreffende zaak zijn rechtskracht behoudt.

  • 4. Van het in lid 2 en 3 gestelde kan in bijzondere omstandigheden ten gunste van de inwoner met een ondersteuningsvraag worden afgeweken.

Artikel 25. Inwerkingtreding, intrekking en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking op de dag na de dag van bekendmaking op overheid.nl, onder gelijktijdige intrekking van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Renkum van 2018.

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Renkum 2019.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 19 december 2018

De raad van de gemeente Renkum

De voorzitter, A.M.J. (Agnes) Schaap

De griffier, mr. Joyce I.M. le Comte