Verordening Jeugdhulp gemeente Renswoud 2015

Geldend van 28-12-2017 t/m heden

Intitulé

Verordening Jeugdhulp gemeente Renswoud 2015

De raad van de gemeente Renswoude;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 7 augustus 2014;

gelet op de artikelen 2.9, 2.10, 2.12 en 8.1.1, vierde lid, van de Jeugdwet;

gehoord de commissie Samenleving en Economie d.d. 15 oktober 2014;

besluit

vast te stellen de Verordening jeugdhulp gemeente Renswoude 2015

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • -

    andere voorziening: voorziening anders dan in het kader van de Jeugdwet, op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen;

  • -

    hulpvraag: behoefte van een jeugdige of zijn ouders aan jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de wet;

  • -

    individuele voorziening: op de jeugdige of zijn ouders toegesneden voorziening als bedoeld in artikel 2, tweede lid;

  • -

    ondersteuningsplan: familiegroepsplan of hulpverleningsplan als bedoeld in de wet.

  • -

    overige voorziening: overige voorziening als bedoeld in artikel 2, eerste lid;

  • -

    pgb: persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de wet,zijnde een door het college verstrekt budget aan een jeugdige of zijn ouders, dat hen in staat stelt de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort van derden te betrekken;

  • -

    wet: Jeugdwet.

Artikel 2. Vormen van jeugdhulp

  • 1. De volgende vormen van overige voorzieningen zijn beschikbaar:

    • a.

      universele preventie;

    • b.

      selectieve preventie;

    • c.

      lichte ondersteuning.

  • 2. De volgende vormen van individuele voorzieningen zijn beschikbaar:

    • a.

      intensieve ondersteuning;

    • b.

      specialistische ondersteuning;

    • c.

      specialistische intensieve ondersteuning;

    • d.

      excluderende vormen van ondersteuning.

  • 3. Het college stelt bij nadere regels vast welke overige en individuele voorzieningen op basis van het eerste en tweede lid beschikbaar zijn.

Artikel 3 Toegang jeugdhulp via de huisarts, medisch specialist of jeugdarts

  • 1. Het college draagt zorg voor de inzet van jeugdhulp na een verwijzing door de huisarts, medisch specialist en jeugdarts naar een jeugdhulpaanbieder, als en voor zover genoemde jeugdhulpaanbieder van oordeel is dat inzet van jeugdhulp nodig is.

  • 2. Het college legt het verlenen dan wel afwijzen van een individuele voorziening in ieder geval vast in een beschikking als bedoeld in artikel 9, als de jeugdige of zijn ouders hierom verzoeken.

Artikel 4. Toegang jeugdhulp via de gemeente, melding hulpvraag

  • 1. Jeugdigen en ouders kunnen een hulpvraag melden bij het college.

  • 2. Het college bevestigt de ontvangst van een melding schriftelijk.

  • 3. In spoedeisende gevallen treft het college zo spoedig mogelijk een passende tijdelijke maatregel of vraagt het college een machtiging gesloten jeugdhulp als bedoeld in hoofdstuk 6 van de wet.

  • 4. Jeugdigen en ouders kunnen zich rechtstreeks wenden tot een overige voorziening.

Artikel 5. Vooronderzoek

  • 1. Het college verzamelt alle voor het onderzoek, bedoeld in artikel 6, van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de jeugdige en zijn situatie en maakt vervolgens zo spoedig mogelijk met hem een afspraak voor een gesprek.

  • 2. Voor het gesprek verschaffen de jeugdige of zijn ouders aan het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen. De jeugdige of zijn ouders verstrekken in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage.

  • 3. Het college kan in overleg met de jeugdige of zijn ouders afzien van een vooronderzoek als bedoeld in het eerste en tweede lid.

Artikel 6. Gesprek

  • 1. Het college onderzoekt in een gesprek tussen deskundigen en de jeugdige of zijn ouders, zo spoedig mogelijk en voor zover nodig: a. de behoeften, persoonskenmerken, voorkeuren, veiligheid, ontwikkeling en gezinssituatie van de jeugdige en het probleem of de hulpvraag;

    • b.

      het gewenste resultaat van het verzoek om jeugdhulp;

    • c.

      het vermogen van de jeugdige of zijn ouders om zelf of met ondersteuning van de naaste omgeving een oplossing voor de hulpvraag te vinden;

    • d.

      de mogelijkheden om gebruik te maken van een andere voorziening;

    • e.

      de mogelijkheden om jeugdhulp te verlenen met gebruikmaking van een overige voorziening;

    • f.

      de mogelijkheden om een individuele voorziening te verstrekken;

    • g.

      de wijze waarop een mogelijk toe te kennen individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, of werk en inkomen;

    • h.

      hoe rekening zal worden gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en zijn ouders, en

    • i.

      de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een pgb, waarbij de jeugdige of zijn ouders in begrijpelijke bewoordingen worden ingelicht over de gevolgen van die keuze.

  • 2. In de gevallen bedoeld in artikel 8.2.1 van de wet informeert het college de ouders dat een ouderbijdrage is verschuldigd en hoe deze bijdrage wordt geïnd.

  • 3. Het college informeert de jeugdige of zijn ouders over de gang van zaken bij het gesprek, hun rechten en plichten en de vervolgprocedure en vraagt hen toestemming om hun persoonsgegevens te verwerken.

  • 4. Het college kan in overleg met de jeugdige of zijn ouders afzien van een gesprek.

Artikel 7. Verslag

  • 1. Het college zorgt voor schriftelijke verslaglegging van het onderzoek, bedoeld in artikel 6.

  • 2. Na het gesprek verstrekt het college aan de jeugdige en/of zijn ouders een verslag van de uitkomsten van het onderzoek, tenzij zij hebben meegedeeld dit niet te wensen.

  • 3. Opmerkingen of latere aanvullingen van de jeugdige en/of zijn ouders worden aan het verslag toegevoegd.

Artikel 8. Aanvraag

  • 1. Jeugdigen en/of ouders kunnen een aanvraag om een individuele voorziening schriftelijk indienen bij het college. Een aanvraag wordt ingediend door middel van een door het college vastgesteld formulier.

  • 2. Het college kan een ondertekend verslag van het gesprek of ondersteuningsplan aanmerken als aanvraag als de jeugdige en/of zijn ouders dat op het verslag of ondersteuningsplan hebben aangegeven.

  • 3. Een aanvraag om een individuele voorziening wordt niet ingediend voordat een gesprek als bedoeld in artikel 6 heeft plaatsgevonden, tenzij het college toepassing heeft gegeven aan artikel 6, vierde lid, van deze verordening.

Artikel 9. Inhoud beschikking

  • 1. In de beschikking tot verstrekking van een individuele voorziening wordt in ieder geval aangegeven of de voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt en wordt tevens aangegeven hoe bezwaar tegen de beschikking kan worden gemaakt.

  • 2. Bij het verstrekken van een individuele voorziening worden in de beschikking tevens de met de jeugdige en/of zijn ouders gemaakte afspraken vastgelegd.

  • 3. Bij het verstrekken van een voorziening in de vorm van een pgb wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      voor welk resultaat het pgb kan worden aangewend;

    • b.

      welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb;

    • c.

      wat de hoogte van het pgb is en hoe hiertoe is gekomen;

    • d.

      wat de duur is van de verstrekking waarvoor het pgb is bedoeld, en

    • e.

      de wijze van verantwoording van de besteding van het pgb.

  • 4. Als sprake is van een te betalen ouderbijdrage worden de jeugdige en/of zijn ouders daarover in de beschikking geïnformeerd.

Artikel 10. Regels voor pgb

  • 1. Het tarief voor een pgb:

    • a.

      is gebaseerd op een door de jeugdige en/of zijn ouders opgesteld budgetplan over hoe zij het pgb gaan besteden;

    • b.

      is toereikend om effectieve en kwalitatief goede zorg in te kopen, en

    • c.

      bedraagt niet meer dan de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate individuele voorziening in natura.

    2. Besteding pgb

    a. Bij toekenning van afzonderlijke budgetten heeft de cliënt binnen deze afzonderlijke budgetten bestedingsvrijheid ten aanzien van de keuze van zorgaanbieder.

    b. Het is niet toegestaan het budget voor (semi)professionele begeleiding in te zetten voor niet-professionele hulpverlening.

    c. Voor zover de zorgaanbieder met de cliënt afstemt op welke wijze ondersteuning plaatsvindt, moet deze afstemming geschieden in overeenstemming met en binnen de kaders van de Jeugdwet en ter uitvoering van het ondersteuningsplan en de door het college concreet vastgestelde en toegekende hoeveelheid noodzakelijke zorg en ondersteuning.

    d. Het pgb mag uitsluitend worden gebruikt voor de inkoop van de in de beschikking genoemde voorzieningen en ten behoeve van de verwezenlijking van de bij die voorzieningen genoemde doelen;

    e. Indien de cliënt een pgb ontvangt voor professionele of semiprofessionele hulpverlening/begeleiding dan mag dit pgb uitsluitend worden gebruikt voor de inkoop van jeugdhulp van professionals die geregistreerd staan in het kwaliteitsregister jeugd en/of het BIG-register (Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg).

    f. Het budget kan niet besteed worden aan bemiddelings- en administratiekosten en er is geen eenmalig vrij te besteden bedrag. Het is niet mogelijk een feestdagenuitkering aan de zorgverlener uit te betalen;

    g. Het is mogelijk een vast maandloon met de zorgverlener af te spreken. Dit betekent dat de budgethouder vrij is te kiezen tussen een vast maandloon, een declaratie of een factuur. Het is ook mogelijk reiskosten van de zorgverlener uit het pgb te betalen voor maximaal € 0,19 per kilometer. Het college kan dit bedrag indexeren.

  • 3. De wijze waarop de hoogte van het pgb wordt vastgesteld, is als volgt.

    a. Indien voor een bepaalde voorziening geen adequate individuele voorziening in natura is ingekocht, wordt ter bepaling van de hoogte van het pgb:

    - een of meerdere offertes opgevraagd;

    - eventueel een nader gesprek gevoerd met de jeugdhulpaanbieder;

    - voor jeugd wordt het Tarievenoverzicht Zorg in Natura Jeugdhulp regio FoodValley gehanteerd, als basis voor het toe te kennen bedrag aan pgb. Dit Tarievenoverzicht geeft aan wat het maximumbedrag voor het toe te kennen pgb is. De geoffreerde prijs mag dus maximaal het bedrag zijn zoals genoemd in het Tarievenoverzicht Zorg in Natura Jeugdhulp regio FoodValley.

  • b Als een ondersteuner voldoet aan de eisen zoals gesteld in het “Afwegingskader kwaliteitscriteria jeugdhulpaanbieders toetreding inkoop jeugdhulpregio FoodValley" bedraagt het pgb 100% van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate voorziening in natura. De ondersteuner wordt dan aangeduid als “professionele ondersteuner”.

  • c.

    Wanneer na zorgvuldige analyse van de situatie de conclusie wordt getrokken dat het mogelijk en wenselijk is een ondersteuner in te zetten die niet volgens het “Afwegingskader kwaliteitscriteria jeugdhulpaanbieders toetreding inkoop jeugdhulpregio FoodValley” werkt maar wel voldoet aan het gestelde in artikel 10 lid 2 sub e van de Verordening, bedraagt het pgb niet meer dan 90% van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate voorziening in natura. Deze ondersteuner wordt aangemerkt als “semiprofessionele ondersteuner”.

  • d.

    Het pgb dat wordt ingezet voor diensten door “niet-professionele ondersteuners” (bijvoorbeeld door iemand uit het sociale netwerk van de cliënt) bedraagt voor individuele ondersteuning het vaste bedrag van € 14,- per uur, voor groepsgerichte ondersteuning het vaste bedrag van € 20,- per dagdeel en voor logeeropvang het vaste bedrag van € 30,- per etmaal. Het indexeringspercentage is gelijk aan dat voor ondersteuning in natura.

  • 4. Het college kan nadere regels en voorwaarden stellen over de toekenning van een pgb. Deze zijn opgenomen in het Besluit nadere regels Jeugdhulp Renswoude.

Artikel 11. Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering

  • 1. Onverminderd artikel 8.1.2 van de wet doen een jeugdige of zijn ouders op verzoek of onverwijld uit eigen beweging aan het college mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hun redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing aangaande een individuele voorziening.

  • 2. Onverminderd artikel 8.1.4 van de wet kan het college een beslissing aangaande een individuele voorziening herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat:

    • a.

      de jeugdige of zijn ouders onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

    • b.

      de jeugdige of zijn ouders niet langer op de individuele voorziening of op het pgb zijn aangewezen;

    • c.

      de individuele voorziening of het pgb niet meer toereikend is te achten;

    • d.

      de jeugdige of zijn ouders niet voldoen aan de voorwaarden van de individuele voorziening of het pgb, of

    • e.

      de jeugdige of zijn ouders de individuele voorziening of het pgb niet of voor een ander doel gebruiken dan waarvoor het is bestemd.

  • 3. Als het college een beslissing op grond van het tweede lid, onder a, heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan het college van degene die opzettelijk onjuiste of onvolledige gegevens heeft verschaft geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten individuele voorziening of het ten onrechte genoten pgb.

  • 4. Een beslissing tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken als blijkt dat het pgb niet binnen de door het college bij nadere regels te bepalen termijn na uitbetaling is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

  • 5. Het college onderzoekt uit het oogpunt van kwaliteit van de geleverde zorg, al dan niet steekproefsgewijs, de bestedingen van pgb’s.

Artikel 12. Verhouding prijs en kwaliteit aanbieders jeugdhulp en uitvoerders kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering

Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren jeugdhulp of uit te voeren kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, rekening met: a. de aard en omvang van de te verrichten taken; b. de voor de sector toepasselijke CAO-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie; c. een redelijke toeslag voor overheadkosten; d. een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg; e. kosten voor bijscholing van het personeel.

Artikel 13. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de jeugdige of zijn ouders afwijken van de bepalingen in deze verordening, als toepassing van deze verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 14. Inspraak en medezeggenschap

  • 1. Het college betrekt de ingezetenen van de gemeente bij de voorbereiding van het beleid betreffende jeugdhulp overeenkomstig de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels met betrekking tot de wijze waarop inspraak wordt verleend.

  • 2. Het college stelt cliënten en vertegenwoordigers van cliëntgroepen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende jeugdhulp te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende jeugdhulp, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

  • 3. Het college zorgt ervoor dat ingezetenen kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning.

  • 4. Het college stelt nadere regels vast ter uitvoering van het tweede en derde lid.

Artikel 15. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening jeugdhulp gemeente Renswoude 2015.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 30 oktober 2014.
de griffier, de voorzitter,