Regeling vervallen per 24-04-2014

Beleidsnotitie vergroting of vormverandering agrarische bouwvlakken voor intensieve veehouderij

Geldend van 25-07-2011 t/m 23-04-2014 met terugwerkende kracht vanaf 27-10-2009

Intitulé

Beleidsnotitie vergroting of vormverandering agrarische bouwvlakken voor intensieve veehouderij

De in de notitie opgenomen beleidsregels worden gehanteerd voor verzoeken om een vergroting of vormverandering van een agrarisch bouwblok voor een intensieve veehouderij die op of na 27 oktober 2009 zijn ingediend.

PARAGRAAF I : TOELICHTING EN TOEPASSING

Toelichting

Op 22 september 2009 heeft de gemeenteraad het bestemmingsplan “Buitengebied 2009” vastgesteld. In dit bestemmingsplan heeft de gemeenteraad onder meer een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor een vergroting en/of vormverandering van agrarische bouwvlakken. Op 27 oktober 2009 (kenmerk 1590095/1596551) hebben Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant een reactieve aanwijzing gegeven over onder meer deze wijzigingsbevoegdheid. De reden hiervoor is dat de wijzigingsbevoegdheid geen onderscheid maakt tussen extensiveringsgebied, verwevingsgebied en landbouwontwikkelingsgebied. De wijzigingsbevoegdheid voldoet hierdoor niet aan het provinciale beleid.

Door de reactieve aanwijzing is dit onderdeel van het bestemmingsplan “Buitengebied 2009” niet in werking getreden. Hierdoor kan de gemeente alleen via een partiële herziening van het bestemmingsplan “Buitengebied 2009” medewerking verlenen aan verzoeken voor een vergroting en/of vormverandering van het agrarische bouwvlak.

Vanwege de maatschappelijke discussie en vanwege eerdere standpunten van de gemeenteraad over de ontwikkeling van de intensieve veehouderij binnen de gemeente Reusel-De Mierden, heeft de gemeenteraad voorwaarden vastgesteld waaraan verzoeken voor een vergroting en/of vormverandering van een agrarisch bouwvlak voor een intensieve veehouderij moeten voldoen om in aanmerking te komen voor een partiële bestemmingsplanherziening.

Toepassing

De beleidsregels gelden met terugwerkende kracht vanaf 27 oktober 2009. Dit is de datum waarop Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant de reactieve aanwijzing hebben gegeven over de wijzigingsbevoegdheid voor vergroting en/of vormverandering van een agrarische bouwvlak. Vanaf deze datum is het alleen nog mogelijk om via een partiële herziening van het bestemmingsplan “Buitengebied 2009” medewerking te verlenen.

De beleidsregels blijven van kracht tot aan het onherroepelijk worden van een herziening van het bestemmingsplan “Buitengebied 2009” gericht op de reparatie van de wijzigingsbevoegdheid voor de vergroting en/of vormverandering van agrarische bouwvlakken. Vanaf die datum worden deze beleidsregels geacht te zijn ingetrokken.

De beleidsregels gelden alleen voor die delen van het plangebied van het bestemmingsplan “Buitengebied 2009” die zijn aangewezen als landbouwontwikkelingsgebied en verwevingsgebied. Voor extensiveringsgebied is het niet nodig om voorwaarden vast te stellen, omdat de Verordening ruimte Noord-Brabant 2011 vergroting en vormverandering van een agrarisch bouwvlak voor een intensieve veehouderij in deze gebieden expliciet uitsluit.

Alleen als een verzoek aan alle voorwaarden voldoet, is het mogelijk om via een partiële bestemmingsplanherziening medewerking te verlenen. In dat geval sluiten burgemeester en wethouders voorafgaand aan de vaststelling van de partiële bestemmingsplanherziening een anterieure overeenkomst met de initiatiefnemer voor het kostenverhaal en ook om de landschappelijke inpassing zeker te stellen.

Hardheidsclausule

Het college van burgemeester en wethouders en de gemeenteraad blijven bevoegd om af te wijken van de beleidsregels, vooral wanneer deze voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregels te dienen doelen.

PARAGRAAF II: BEGRIPSBEPALINGEN EN BELEIDSREGELS

Artikel 1 Begripsbepalingen

AAB:

Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen;

agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen of het houden van dieren, alsmede de opslag en verwerking van eigen mest;

-agrarisch bedrijf, grondgebonden:

een agrarisch bedrijf waarvan de productie geheel of in overwegende mate afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde gronden in de directe omgeving van het bedrijf;

-agrarisch bedrijf glastuinbouwbedrijf:

een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf waarbij de productie geheel of overwegend gericht is op het telen van gewassen in kassen en/of hoge tunnels, welke ter plaatse (overwegend) permanent aanwezig zijn;

-agrarisch bedrijf, intensieve veehouderij:

een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf waarbij de productie geheel of overwegend gericht is op het houden van vee (mestvee, fokzeugen, mestvarkens), pluimvee of pelsdieren.

-agrarisch bedrijf, overig niet-grondgebonden:

een agrarisch bedrijf waarvan de productie niet in overwegende mate afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde gronden in de directe omgeving van het bedrijf.

ander gebouw:

elk gebouw dat geen woongebouw is;

bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

bedrijfswoning/dienstwoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;

bestemmingsgrens:

een op de plankaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een bestemmingsvlak;

bestemmingsvlak:

een op de plankaart aangegeven vlak met een zelfde bestemming;

bijgebouw:

een gebouw, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, dat zowel qua afmeting als in functioneel opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

boerderij of boerderijgebouw:

één gebouw, dat bestaat uit één overwegend ongelede (hoofd)bouwmassa, waarbinnen zich de (voormalige) agrarische bedrijfswoning en de (voormalige) agrarische bedrijfsruimten bevinden, zoals bijvoorbeeld een langgevelboerderij;

bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

bouwlaag of verdieping(slaag):

een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren en balklagen/plafonds is begrensd, met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw/kelder en zolder/vliering;

bouwmassa:

een complex van aaneengebouwde bouwwerken;

bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

bouwvlak:

een op de plankaart aangegeven vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid waarop gebouwen zijn toegelaten. Dit bouwvlak kan uit een hoofdbouwvlak en een aangepijld bijbouwvlak bestaan;

bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

duurzame locatie intensieve veehouderij:

een bestaand agrarisch bouwblok met een zodanige ligging dat het zowel vanuit milieuoogpunt (ammoniak, stank en dergelijke) als vanuit ruimtelijk oogpunt (natuur, landschap en dergelijke) verantwoord is om het te laten groeien tot een bouwblok van maximaal 1,5 hectaren voor een intensieve veehouderij;

erfbeplanting/erfbeplantingsplan:

een visueel afschermende, maskerende en/of het landschapsbeeld versterkende en overwegend opgaande (rand)beplanting binnen of direct aansluitend op het bestemmingsvlak of bouwperceel van een bedrijf, een woning of een terrein met een andere functie;

een plan inzake visueel afschermende, maskerende en/of het landschapsbeeld versterkende en overwegend opgaande (rand)beplanting binnen of direct aansluitend op het bestemmingsvlak of bouwperceel van een bedrijf, een woning of een terrein met een andere functie, incl. de inrichting en het beheer er van;

gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

hervestiging:

verplaatsen van een bestaand agrarisch bedrijf van het ene agrarisch bouwblok naar het andere agrarisch bouwblok, waar de agrarische activiteiten zijn gestaakt;

hoofdgebouw:

een gebouw dat op een bouwperceel, door zijn constructie, bouwmassa, ruimtelijke uitstraling en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste bouwwerk is aan te merken;

hulpgebouw:

een gebouw, behorende bij een landbouwperceel/landbouwkavel, dat zowel qua afmeting als in functioneel opzicht ondergeschikt is aan het (agrarisch) hoofdgebruik);

Het gaat hierbij onder meer om dierenverblijven, schuilhutten, schuilgelegenheden, kapschuren etc.

integrale zonering:

de gebiedsdekkende indeling van het reconstructiegebied in drie zones, te weten extensiveringsgebied, landbouwontwikkelingsgebied en verwevingsgebied;

  • -

    integrale zonering, extensiveringsgebied; ruimtelijk begrensd gedeelte van een reconstructiegebied met het primaat wonen of natuur, waar uitbreiding, hervestiging of nieuwvestiging van intensieve veehouderij onmogelijk is of zal worden gemaakt;

  • -

    integrale zonering, landbouwontwikkelingsgebied; ruimtelijk begrensd gedeelte van een reconstructiegebied met het primaat landbouw dat geheel of gedeeltelijk voorziet of zal voorzien in de mogelijkheid tot uitbreiding, hervestiging of nieuwvestiging van intensieve veehouderij;

  • -

    integrale zonering, verwevingsgebied; ruimtelijk begrensd gedeelte van een reconstructiegebied gericht op verweving van landbouw, wonen en natuur, waar uitbreiding of hervestiging van intensieve veehouderij mogelijk is mits de ruimtelijke kwaliteit of functies van het gebied zich daar niet tegen verzetten;

omschakeling:

geheel of gedeeltelijk overstappen van de ene agrarische bedrijfsvorm naar de andere agrarische bedrijfsvorm dan wel het overstappen van een niet-agrarisch gebruik naar een agrarische bedrijfsvorm;

reëel agrarisch bedrijf:

een agrarisch bedrijf dat jaarrond een arbeidsbehoefte of -omvang heeft van ten minste een halve arbeidskracht, met een daarbij passend jaarinkomen, en waarvan het behoud ook op langere termijn in voldoende mate en op duurzame wijze is verzekerd, dat wil zeggen in zowel bedrijfseconomisch opzicht als op milieuhygiënisch verantwoorde wijze (NB een volwaardig agrarisch bedrijf heeft een omvang van één volledige arbeidskracht);

volwaardig(heid van een) agrarisch bedrijf:

een agrarisch bedrijf dat jaarrond een arbeidsbehoefte of -omvang heeft van ten minste één volledige arbeidskracht, met een daarbij passend jaarinkomen, en waarvan het behoud ook op langere termijn in voldoende mate en op duurzame wijze is verzekerd, dat wil zeggen in zowel bedrijfseconomisch opzicht als op milieuhygiënisch verantwoorde wijze (NB: een reëel agrarisch bedrijf heeft een omvang van één halve volledige arbeidskracht);

vormverandering van een bouwblok:

wijziging van de begrenzing van een bouwblok zonder dat dit gepaard gaat met een vergroting van de totale oppervlakte;

woning:

Een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van één of meer personen.

Artikel 2 Beleidsregels

Verzoeken om een vergroting en/of vormverandering van een agrarisch bouwvlak voor een intensieve veehouderij moeten aan de volgende voorwaarden voldoen om in aanmerking te komen voor een partiële bestemmingsplanherziening:

  • 1.

    Vergroting en/of vormverandering binnen extensiveringsgebied is niet toegestaan;

  • 2.

    Vergroting en/of vormverandering binnen verwevingsgebied is alleen op een duurzame locatie toegestaan;

  • 3.

    Er moet aangetoond worden dat er binnen het huidige bouwvlak onvoldoende mogelijkheden bestaan voor uitbreiding van de bebouwing;

  • 4.

    Uit een vooraf in te winnen advies van de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen moet blijken dat sprake is van een volwaardig agrarisch bedrijf én dat de vergroting en/of vormverandering van het agrarische bouwvlak noodzakelijk is uit het oogpunt van doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of –ontwikkeling;

  • 5.

    Vergroting van agrarische bouwvlakken die kleiner zijn dan 1,5 hectare is toegestaan tot een omvang van ten hoogste 1,5 hectare;

  • 6.

    Voor agrarische bouwvlakken die op 20 maart 2010 een omvang hebben van 1,5 hectare en geheel zijn benut, is éénmalig tot uiterlijk 1 januari 2013 een vergroting of vormverandering van het agrarische bouwvlak tot boven 1,5 hectare toegestaan om te kunnen voldoen aan de huisvestingseisen voortvloeiende uit het Besluit ammoniakemissie huisvesting veehouderij en uit de op grond van het Gezondheids- en welzijnswet voor dieren gestelde eisen;

  • 7.

    Ten minste 10% van het bouwvlak moet worden aangewend voor een goede landschappelijke inpassing;

  • 8.

    De plaats en/of richting van de vergroting en/of vormverandering mag geen onevenredige schade tot gevolg hebben voor de in het betrokken gebied aanwezige waarden en/of voor de belangen van derden;

  • 9.

    De bebouwing moet zo veel mogelijk geconcentreerd blijven of worden;

  • 10.

    Er moet sprake zijn van een reëel agrarisch bouwvlak, waarbij alle bij het agrarisch bedrijf behorende voorzieningen, waaronder in ieder geval de agrarische bedrijfswoning(en) met bijbehorende privébijgebouwen en (moes)tuin, agrarische bedrijfsgebouwen, bouwkundige voorzieningen voor emissie-arme stalsystemen, in- en uitritten, erfverharding, sleufsilo’s, voederkuilplaten, torensilo’s, mestsilo’s, vaste mestplaten, kadaverplaten, weegbruggen met bijbehorende voorzieningen, waterbergingsvoorzieningen en goede landschappelijke inpassing binnen het agrarische bouwvlak moeten worden gesitueerd;

  • 11.

    Binnen gebouwen mag ten hoogste één bouwlaag gebruikt worden voor het houden van dieren, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen worden;

  • 12.

    Het is niet toegestaan om een agrarisch bouwvlak te vergroten door een nieuwe agrarisch bouwvlak op afstand op te nemen.

Artikel 3 Citeertitel

Deze regels worden aangehaald als: “Beleidsnotitie vergroting of vormverandering agrarische bouwvlakken voor intensieve veehouderij”.

Artikel 4 In werking treding

Deze beleidsregels treden op 25 juli 2011 in werking met terugwerkende kracht tot 27 oktober 2009.