Regeling vervallen per 22-10-2013

Notitie toezicht en handhaving kinderopvang 2012

Geldend van 11-09-2012 t/m 21-10-2013

Intitulé

Notitie toezicht en handhaving kinderopvang 2012

Voorwoord

In de gemeente Reusel–De Mierden maakt ruim de helft van de kinderen jonger dan 4 jaar gebruik van een kinderdagverblijf en/of peuterprogramma (gegevens afkomstig uit Jeugdmonitor 0 t/m 11-jarigen 2008-2009 van GGD Brabant-Zuidoost). Het gebruik van gastouderopvang liet landelijk na de invoering van de Wet Kinderopvang een enorme groei zien. Deze groei is na recentelijke aanscherping van de kwaliteitseisen en de invoering van leges in onze gemeente de laatste tijd weer afgenomen. De groei van kinderopvang en buitenschoolse opvang is door versobering van de financiële regelingen ook teruggelopen.

De gemeente staat middels haar jeugdbeleid voor het bevorderen van de doorgaande ontwikkelingslijn en het bieden van ontwikkelingskansen en ruimte om op te groeien voor alle jongeren in onze gemeente. Het is belangrijk dat ouders hun kinderen met een gerust hart uit handen kunnen geven en de gemeente wil haar inwoners dan ook kunnen garanderen dat er sprake is van kwalitatief goede voorzieningen. Om deze garantie waar te kunnen maken is er een goed en voor alle betrokken partijen helder lokaal handhavingsbeleid nodig. Daarover gaat deze beleidsnotitie.

1.Inleiding

Onder kinderopvang wordt opvang verstaan: in kinderdagverblijven, op de buitenschoolse opvang,

bij gastouders (geregistreerd bij een gastouderbureau) en in peuterspeelzalen. In de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (Wko) worden twee zaken geregeld:

  • -

    de financiering van de kosten van de kinderopvang

  • -

    de kwaliteit van de kinderopvang en het toezicht daarop.

Ondernemers zijn zelf verantwoordelijk voor de kwaliteit van hun kindercentrum. De gemeente is belast met het toezicht op de kwaliteit en met de handhaving en sanctionering. Het toezicht wordt, namens het college, uitgevoerd door de GGD Brabant-Zuidoost. De handhaving doet de gemeente zelf.

Over zowel toezicht als handhaving en sanctionering heeft de gemeente Reusel–De Mierden, samen met de andere gemeenten in de regio Zuidoost-Brabant, afspraken gemaakt met de GGD. Dit om rechtsongelijkheid en verschillen te voorkomen. Deze afspraken zijn vastgelegd in de SRE notitie ‘Toezicht en handhaving wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen’ (mei 2011).

Elk jaar stelt de gemeente een jaarverslag omtrent toezicht en handhaving Wet kinderopvang op. Dit jaarverslag wordt aangeboden aan de gemeenteraad en opgestuurd naar de Inspectie van het Onderwijs.

Doel beleidsplan

De doelstelling van deze beleidsnotitie is om in een document vast te leggen hoe de gemeente Reusel–De Mierden vorm geeft aan haar wettelijke taak van toezicht, handhaving en sanctionering van de kinderopvang.

Wet OKE (Ontwikkelingskansen door Kwaliteit en Educatie)

Per 1 augustus 2011 is de wet Ontwikkelingskansen door kwaliteit en educatie (OKE) volledig in werking getreden. Deze wet regelt harmonisering van de regelgeving van kinderopvang, peuterspeelzaalwerk en voor- en vroegschoolse educatie.

De belangrijkste wijzigingen van de wet OKE zijn:

  • -

    er zijn kwaliteitseisen voor peuterspeelzalen.

  • -

    de regierol van gemeenten ten aanzien van het onderwijsachterstandenbeleid is verstevigd en gemeenten hebben de verantwoordelijkheid gekregen voor het aanbod en de toegankelijkheid van de voorschoolse educatie. De Inspectie van het Onderwijs houdt toezicht op de educatieve kwaliteit van de voorschoolse educatie.

Peuterspeelzalen

In onze gemeente heeft een volledige harmonisatie van kinderopvang en peuterspeelzalen plaatsgevonden. Met ingang van 1 september 2011 zijn alle peuterspeelzalen opgeheven en geïntegreerd binnen de kinderopvang in de vorm van peuterprogramma’s voor kinderen tussen 2,5 en 4 jaar. Omdat de peuterprogramma’s binnen de kinderopvang zijn ondergebracht is hierop het toetsingskader kinderopvang van toepassing. In deze notitie wordt er om die reden niet ingegaan op toezicht en handhaving van peuterspeelzalen.

2.Situatieschets kinderopvang in de gemeente Reusel–De Mierden

In de gemeente Reusel–De Mierden wordt kinderopvang en buitenschoolse opvang aangeboden door de Kinderopvang Nummereen en Beestenboel Kinderopvang. Gastouderbureaus gevestigd binnen onze gemeente zijn: gastouderbureau G4 en gastouderbureau Roodkapje de Kempen.

2.1 Kwantitatieve gegevens

In juli 2012 zijn er in de gemeente Reusel–De Mierden 7 kinderdagverblijven, 7 voorzieningen voor buitenschoolse opvang, 2 gastouderbureaus en 166 gastouders in het landelijk register opgenomen. Ter vergelijking; in februari 2007 waren er 2 kinderdagverblijven, 2 voorzieningen voor buitenschoolse opvang en 1 gastouderbureau met een onbekend aantal gastouders.

Tabel 1: Overzicht aantallen kinderopvang gemeente Reusel-De Mierden d.d. 26-7-2012

Opvang type

Status

Aantal

Aantal kindplaatsen

Buitenschoolse opvang

Geregistreerd

7

210

Buitenschoolse opvang

Niet meer geregistreerd

3

54

Gastouderbureau

Geregistreerd

2

Kinderdagverblijf

Geregistreerd

7

181

Kinderdagverblijf

Niet meer geregistreerd

1

16

Gastouderopvang

Aangemeld

4

24

Gastouderopvang

Geregistreerd

166

875

Gastouderopvang

Niet meer geregistreerd

57

285

Status ‘Niet meer geregistreerd’ wil zeggen dat deze kindcentra zijn gesloten. Status ‘Aangemeld’ wil zeggen dat een controle van de GGD nog moet plaatsvinden voor een voorziening in het landelijk register kinderopvang (LRKP) kan worden geregistreerd (dit gebeurt indien voldaan wordt aan de gestelde eisen).

2.2 Kwalitatieve gegevens

Alle huidige kinderopvangvoorzieningen binnen de gemeente Reusel-De Mierden zijn jaarlijks door de GGD geïnspecteerd. Na de inspectie waren er in de meeste gevallen verbeterpunten. In 2011 heeft de gemeente op de helft van de kinderdagverblijven en bijna alle BSO locaties gehandhaafd. In het jaarverslag over 2011 is een overzicht opgenomen van het aantal uitgevoerde onderzoeken, het aantal locaties met tekortkomingen, en het aantal locaties waarop gehandhaafd is..

2.3 Verwachte situatie

De kinderopvang zal naar verwachting stabiel blijven of wat teruglopen. Nieuwe landelijke regelgeving waardoor de eigen bijdrage van ouders van ouders omhoog is gegaan met ingang van 2012 heeft voor een vertraging in de groei gezorgd. De effecten van de harmonisatie kinderopvang en peuterspeelzalen zullen in de loop van 2012 en verder zichtbaar worden.

Tabel 2: Overzicht kindcentra gemeente Reusel-De Mierden juli 2012

Soort opvang

Naam/locatie

Adres

Plaats

Kinderdagverblijf

Kinderopvang Beestenboel

Turnhoutseweg 46

Reusel

Kinderdagverblijf

Nummereen kinderopvang KDV Paraplu locatie De Akkerwinde

Averbodelaan 1

Hooge Mierde

Kinderdagverblijf

Nummereen kinderopvang KDV Paraplu locatie De Leilinde

Groeneweg 27

Reusel

Kinderdagverblijf

Nummereen kinderopvang KDV Paraplu locatie Den Opstap

Broekkant 9

Lage Mierde

Kinderdagverblijf

Nummereen kinderopvang KDV Paraplu locatie Dooleg

Dooleg 20

Reusel

Kinderdagverblijf

Nummereen kinderopvang KDV Paraplu locatie Hoogemierdseweg

Hoogemierdseweg 2

Lage Mierde

Kinderdagverblijf

Nummereen kinderopvang KDV Paraplu locatie Mariaschool

Beukenlaan 60

Reusel

Buitenschoolse opvang

Buitenschoolse opvang Beestenboel

Turnhoutseweg 46

Reusel

Buitenschoolse opvang

Nummereen kinderopvang BSO Clup Hasta La Pasta locatie De Akkerwinde

Averbodelaan 1

Hooge Mierde

Buitenschoolse opvang

Nummereen kinderopvang BSO Clup Hasta La Pasta locatie De Klimop

Dooleg 18

Reusel

Buitenschoolse opvang

Nummereen kinderopvang BSO Clup Hasta La Pasta locatie De Leilinde

Groeneweg 27

Reusel

Buitenschoolse opvang

Nummereen kinderopvang BSO Clup Hasta La Pasta locatie Den Opstap

D’n Houtert 2-4

Lage Mierde

Buitenschoolse opvang

Nummereen kinderopvang BSO Clup Hasta La Pasta locatie Mariaschool

Beukenlaan 60

Reusel

Buitenschoolse opvang

Nummereen kinderopvang BSO Clup Hasta La Pasta locatie St.Clemensschool

Huisacker 9

Hulsel

Gastouderbureau

Gastouderbureau G4

Neterselsedijk 18A

Lage Mierde

Gastouderbureau

Gastouderbureau Roodkapje de Kempen

Mierdseweg 53

Reusel

3.Toezicht kinderopvang

De Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (Wko) biedt een aantal mogelijkheden om de handhaving van de kwaliteit van de kinderopvang goed te regelen. In dit hoofdstuk wordt de aanpak hiervan binnen de gemeente Reusel-De Mierden beschreven.

Naast toezicht op basis van de Wko, vindt ook toezicht plaatsvindt in het kader van de brandveiligheidseisen en het bestemmingsplan. Dit toezicht wordt nader beschreven in het integrale toezicht- en handhavingsbeleid 2012-2016. In deze notitie wordt alleen toezicht met betrekking tot de Wko beschreven.

Toezicht geschiedt door middel van een inspectie op basis van een toetsingskader. Het resultaat van een inspectie wordt vastgelegd in een inspectierapport wat na de hoor- en wederhoorfase openbaar wordt. Indien uit een inspectierapport blijkt dat er gebreken zijn geconstateerd, kan de gemeente handhavend optreden.

3.1 Kindcentra

In 2011 zijn onderstaande afspraken over de inspecties van de kindcentra gemaakt tussen GGD Brabant-Zuidoost en de gemeenten in Zuidoost-Brabant.

3.1.1 Onderzoek voor aanvang registratie

De houder die van plan is een voorziening voor kinderopvang te exploiteren dient hiertoe bij de gemeente een aanvraagformulier in ter registratie van de kinderopvangvoorziening in het Landelijk Register Kinderopvang . Binnen twee weken na ontvangst van de aanvraag controleert de gemeente of deze volledig is. Indien, na een eventuele hersteltermijn van 14 dagen, de aanvraag volledig is, stuurt de gemeente de toezichthouder een kopie van het aanvraagformulier samen met een opdracht tot een “onderzoek voor aanvang registratie”. Binnen twee weken na ontvangst van de opdracht gaat de GGD op bezoek bij de houder. Uiterlijk vijf weken later meldt de GGD middels een inspectierapport aan de gemeente of de exploitatie redelijkerwijs in overeenstemming met de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen kan plaatsvinden. De GGD stuurt een afschrift van het inspectierapport naar de houder. Binnen een termijn van 10 weken bericht de gemeente de houder of de instelling wel of niet in exploitatie mag worden genomen. Indien de instelling in exploitatie wordt genomen, wordt tevens het registratienummer uit het LRKP vermeld. De gemeente stuurt een afschrift daarvan naar de GGD.

De gemeente overlegt met de GGD indien:

  • ·

    een kindercentrum in exploitatie wordt genomen voordat dit formeel is gemeld

  • ·

    een kindercentrum in exploitatie wordt genomen voordat de in de wet genoemde termijn van 10 weken na aanvraag is verstreken.

  • ·

    het aantal kindplaatsen is uitgebreid zonder dat dit is gemeld bij de gemeente

  • ·

    het vermoeden bestaat dat het centrum niet zal voldoen aan de kwaliteitseisen genoemd in de Wko kan een sanctie worden opgelegd.

3.1.2 Onderzoek na aanvang exploitatie

Binnen 3 maanden nadat een kindercentrum in exploitatie is genomen, voert de GGD een onderzoek na aanvang exploitatie uit. De opdracht hiertoe is door de gemeente reeds verstrekt aan de GGD bij het verzoek tot inspectie van het kindercentrum voor de aanvraag tot registratie.

3.1.3 Risicoprofielen voor risicogestuurd toezicht

Het toezicht op de kwaliteit van de kinderopvang is vanaf 2012 in opdracht van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) nog meer risicogestuurd ingezet. Alle GGD’s zijn gaan werken met risicoprofielen. In opdracht van de gemeente worden alle locaties voor kinderopvang , met uitzondering van voorzieningen voor gastouderopvang, elk jaar bezocht. De inspectieactiviteit wordt ingezet op basis van het risicoprofiel van de opvanglocatie. Aan de hand van het landelijke model risicoprofiel stellen de inspecteurs van iedere locatie een risicoprofiel op. Doel hiervan is om op uniforme wijze per locatie de kans te kunnen inschatten of een houder verantwoorde kinderopvang blijft bieden. Hiermee wordt nagegaan of er een verhoogde kans bestaat op niet-naleving van de kwaliteitseisen. De uitkomsten worden benut voor het bepalen van de vorm en mate van een volgend inspectieonderzoek. Het risicoprofiel is daarmee geen inspectierapport. Een inspectie met een bijbehorend inspectierapport geeft een oordeel over de kwaliteit op een bepaald moment. Dit geldt niet voor de uitkomst van het risicoprofiel van een bepaalde locatie. Aan een inspectierapport van een locatie is eventueel een handhavingsadvies aan de gemeente gekoppeld. Aan het risicoprofiel van een locatie is alleen de vorm en mate van inspectie gekoppeld.

3.1.4 Inspectiecyclus

Vanaf 2012 ligt de focus op jaarlijks toezicht bij alle locaties, met uitzondering van voorzieningen voor gastouderopvang. Op basis van het opgestelde risicoprofiel werkt de inspecteur de benodigde inspectieactiviteit voor de locatie uit. Dit gebeurt binnen de kaders van gemeentelijke afspraken met de GGD. De inspecteur stelt de omvang, diepgang, frequentie en type van het onderzoek vast. Dit leidt tot een inspectie op maat voor iedere locatie. Locaties waarvan op basis van de risico-inschatting wordt verwacht dat er geen zorg bestaat over de kwaliteit (of in de nabije toekomst) worden tijdens het inspectiebezoek minstens getoetst op de belangrijkste kwaliteitseisen. Het bepalen van de inspectieactiviteit is een voortdurend proces zonder start of eindpunt. Een inspectie levert namelijk veel informatie op die van invloed kan zijn op de risico-inschatting. In de perioden tussen de locatiebezoeken kan het risicoprofiel en daarmee de inspectieactiviteit bijgesteld worden als daarvoor aanleiding is. Bijvoorbeeld na melding van een klacht of signaal of omdat een handhavingsmaatregel van de gemeente niet tot verbetering heeft geleid.

De GGD overlegt aan de gemeente bij het begin van ieder kalenderjaar een planningsoverzicht waarin zij aangeeft in welk kwartaal welke voorziening voor kinderopvang c.q. gastouderbureau zal worden geïnspecteerd.

3.1.5 Nader onderzoek

Naar aanleiding van het inspectierapport kan de gemeente de houder een sanctie opleggen. Het kan hierbij gaan om een herstellende sanctie of een bestraffende sanctie. Indien er een herstellende sanctie is opgelegd en gebleken is dat de houder van het kindercentrum binnen de gestelde termijn daarop heeft gereageerd, stelt de ambtenaar de GGD daarvan in kennis en geeft indien nodig de GGD opdracht tot het uitvoeren van een nader onderzoek. Aan de hand van het verzoek, of in overleg met de ambtenaar, bepaalt de GGD of een bezoek noodzakelijk is of dat een papieren controle kan plaatsvinden.

Ook indien het kindercentrum niet heeft gereageerd op de opgelegde sanctie kan de gemeente de GGD opdracht geven tot het uitvoeren van een nader onderzoek om na te gaan of de houder de geconstateerde tekortkomingen wel afdoende heeft gerealiseerd.

Ook een houder kan en mag de gemeente (niet de GGD) verzoeken opdracht te geven tot een nader onderzoek om de tekortkomingen opnieuw te beoordelen.

3.1.6 Incidenteel onderzoek

Naar aanleiding van een melding over onvoldoende kwaliteit, klachten van derden of berichten uit de media kan de GGD incidenteel onderzoek verrichten. Afhankelijk van de urgentie van de melding of de klacht kan dit onderzoek onaangekondigd worden uitgevoerd. Een dergelijk onderzoek wordt echter pas uitgevoerd nadat de GGD hiervoor een schriftelijke opdracht van de gemeente heeft ontvangen. De uitkomst van een dergelijk onderzoek zal de GGD zowel aan de gemeente als aan de direct betrokkenen (houder en/of klager) meedelen.

Ook kan de GGD op de hoogte raken of worden gebracht van niet geregistreerde kinderopvang. Na overleg hierover met de gemeente, en na ontvangst van de schriftelijke opdracht van de gemeente, vindt onderzoek plaats door de GGD.

Het actief opsporen van niet geregistreerde kinderopvang is en blijft een taak van de gemeente.

3.1.7 Wijzigingen kindcentra

Een houder is verplicht alle wijzigingen direct door te geven aan de gemeente. De gemeente verwerkt de gegevens na ontvangst in het LRKP en informeert de GGD over de wijzigingen. In overleg met de GGD wordt bepaald of de wijzigingen aanleiding geven tot een vervroegde reguliere inspectie.

3.2 Gastouders

Vanaf 2010 worden niet alleen gastouderbureaus geïnspecteerd maar ook de gastouders zelf. Dit betekent dat ook gastouders geregistreerd moeten zijn in het landelijk registerkinderopvang. Om het toezicht op de gastouders beter te laten aansluiten bij de verantwoordelijkheid van het gastouderbureau, controleert de GGD vanaf 2012 jaarlijks een selectie van de gastouders.

Dit is onderdeel van de controle op het gastouderbureau. De selectie gebeurt op basis van het risicoprofiel van het gastouderbureau.

3.2.1 Inspectie gastouder

Met ingang van 1 januari 2012 zijn de Beleidsregels Werkwijze Toezichthouders komen te vervallen. Hiermee is de werkwijze van een gesplitst onderzoek in toetsingskader A (documentenanalyse TKA) en toetsingskader B (huisbezoek TKB) komen te vervallen. Ook heeft het ministerie van SZW besloten dat voor een nieuwe aanvraag voor een voorziening voor gastouderopvang geen onderscheid meer gemaakt wordt tussen de gastouderlocatie en de vraagouderlocatie. Dit betekent dat bij een nieuwe aanvraag (voor opname in het LRKP) een inspectie uitgevoerd wordt op het volledige toetsingskader (in ieder geval hetgeen je daarvan kan toetsen voor de start van de opvang).

Een inspectie start met een documenten controle. De GGD bekijkt dan of de gastouder beschikt over de vereiste papieren, namelijk diploma’s, EHBO-diploma’s en Verklaringen Omtrent het Gedrag (VOG). Als aan het eerste deel van het onderzoek niet wordt voldaan, kan de GGD besluiten geen onderzoek op locatie uit te voeren (tweede deel van het onderzoek), omdat de aanvraag al op grond van onjuiste documenten afgewezen kan worden. Indien wel wordt voldaan vindt (óók bij de vraagouderlocatie) een onderzoek op locatie plaats. Zowel de documentencontrole als het onderzoek op locatie moet plaatsvinden binnen 10 weken na ontvangst van de aanvraag.

3.2.2 Wijzigingen gastouders

In de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (Wko) is in artikel 1.47 bepaald dat een houder van een kindercentrum of GOB onverwijld mededeling moet doen van wijzigingen in de gegevens die bij de aanvraag zijn verstrekt. In overleg met de GGD wordt bepaald of de wijzigingen aanleiding geven tot inspectie. Dit bijvoorbeeld is het geval bij verhuizing van het opvangadres naar een nieuwe locatie.

Het is vanaf 1 oktober 2012 wettelijk verplicht om alle opvanglocaties van een gastouder te registeren. Gastouders die op dit moment al in het LRKP staan en op meerdere opvanglocaties acties zijn moeten er samen met het gastouderbureau voor zorgen dat al deze opvanglocaties tussen 14 juni en 1 oktober 2012 bij de gemeente worden doorgegeven om te worden geregistreerd. De aanmelding en registratie van de extra opvanglocaties tussen 14 juni en 1 oktober 2012 wordt beschouwd als een administratieve inhaalactie. Aanmeldingen van extra locaties na 1 oktober 2012 worden gezien als een nieuwe aanvraag. In dat geval zal ook een GGD inspectie op deze locatie plaats vinden.

3.3 Afspraken tussen gemeente en GGD

De gemeente maakt jaarlijks afspraken met de GGD waarin onder meer de volgende zaken zijn opgenomen: een overzicht van de te inspecteren locaties, een planning van jaarlijkse inspecties en de risicoprofielen. Ook wordt de raming voor het aantal inspecties van nieuwe meldingen besproken, het aantal nadere en incidentele onderzoeken en de wijze waarop de inspecties worden uitgevoerd.

De afspraken tussen de GGD en de gemeente worden contractueel vastgelegd. Indien er naast de jaarlijkse inspecties op basis van de risicoprofielen nog extra inspecties benodigd zijn wordt gebruik gemaakt van het opdrachtformulier van de GGD. Afspraken tussen de gemeente en de GGD over het uurtarief worden gemaakt in het Algemeen Bestuur (AB) van de GGD.

4.Overleg en overreding

De VNG heeft het initiatief genomen om overleg en overreding procedureel te ontwikkelen. Overleg houdt een gesprek in tussen toezichthouder (GGD) en houder om een geconstateerde overtreding op te lossen. Overreding houdt het beïnvloeden van de houder door de toezichthouder (GGD) in om iets te doen (oplossen van een geconstateerde overtreding, de houder overtuigen de tekortkoming op te lossen. Overleg en overreding omvat die acties van de toezichthouder waarin de toezichthouder, binnen de tijd van het opstellen van het inspectierapport, probeert de houder geconstateerde overtredingen alsnog te laten oplossen.

4.1 Doel

Het doel van overleg en overreding is overtredingen vroegtijdig en informeel op te lossen met de houder. Met deze wijze wordt de kwaliteit van de opvang bevorderd en kan handhaving in sommige gevallen voorkomen worden. Het is de professionele afweging van de inspecteur om overleg en overreding in te zetten. Het gaat vooral om die overtredingen waarvan de inspecteur verwacht dat de houder deze voor het indienen van de zienswijze kan oplossen. Overleg en overreding zijn daarmee niet geschikt voor iedere overtreding. Zo zijn steeds terugkerende overtredingen op dezelfde domeinen, overtredingen op domein 4 “Accommodatie” en domein 5 “Groepsgrootte en beroepskracht-kind-ratio” geen onderwerpen waarop overleg en overreding toepasbaar is.

4.2 Toepassen overleg en overreding

In principe is overleg en overreding toe te passen bij elke vorm van inspectie met uitzondering van het nader onderzoek omdat hierbij sprake is van een herinspectie op overtredingen van een vorige inspectie. Overleg en overreding valt binnen de gebruikelijke inspectie-uren. Het kan in een incidentele situatie voorkomen dat, na overleg met de gemeente, extra uren in rekening gebracht worden.

Overleg en overreding kan enkel plaatsvinden in de ‘conceptfase’. Met conceptfase wordt bedoeld: Het moment tussen het ‘inspectiebezoek’ en de ‘Hoor en Wederhoor’. Ondanks dat er overleg en overreding plaatsvindt, wordt er wel direct na het inspectiebezoek een conceptrapport opgesteld en verstuurd naar de houder. Het uitwerken van het conceptrapport wordt niet uitgesteld, omdat dit teveel vertraging teweeg zou brengen. In het concept rapport geeft de toezichthouder in de “Beschouwing” een nadere uitleg over het inzetten van Overleg en Overreding. In het definitieve rapport wordt dit aangevuld met de resultaten in het “Advies aan de gemeente”.

Bijlage I bevat een nadere uitwerking van overleg en overreding.

5.Rapportage

Van alle in hoofdstuk 3 genoemde inspecties stelt de GGD, eventueel na overleg en overreding, binnen zes weken na het bezoek een conceptrapport op (m.u.v. een onderzoek na aanvraag registratie). Binnen twee weken na verzending van het conceptrapport vindt de hoor- en wederhoorfase plaats en heeft de houder de mogelijkheid een zienswijze aan te leveren. De GGD geeft na het opstellen van het conceptrapport de houder vier weken waarin zij een zienswijze kunnen indienen of het herstel aan kunnen tonen. De toezichthouder kan hiervoor een zienswijze ontvangen, soms voorzien van aangepaste documenten. In het “Advies aan gemeente” beschrijft de toezichthouder welke documenten ontvangen zijn. Na vaststelling van het rapport wordt het verzonden naar de gemeente en de houder. Het rapport bevat een handhavingsadvies van de GGD.

De ambtenaar kinderopvang verzorgt de handhaving. De ambtenaar kan contact opnemen met de betreffende toezichthouder indien er vragen zijn. De houder dient het rapport op zijn/haar website te plaatsen en beschikbaar te maken in het kindcentrum. De GGD plaatst de inspectierapporten in de online handhavingsomgeving GIR-Handhaven (Gemeenschappelijke Inspectie Ruimte). De ambtenaar kan in deze online omgeving (indien van toepassing) het handhavingstraject aanmaken.

Uitsluitend bij een incidentele inspectie kan het voorkomen dat de aard of omvang van het onderzoek zich tegen een openbare rapportage verzet. De GGD zal hierover overleg voeren met de gemeente waarna de gemeente op advies van de GGD kan besluiten het rapport niet openbaar te maken.

6.Handhaving kinderopvang

De kwaliteitseisen waaraan de houder van een kindercentrum, een gastouderbureau of voorziening voor gastouderopvang moet voldoen, worden geregeld in:

  • -

    de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (Wko) ;

  • -

    het Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen;

  • -

    de Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen 2012;

  • -

    de Tijdelijke Beleidsregels kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen 2012*

* Voor de VOG-eis voor stagiaires en uitzendkrachten zijn nog ‘Tijdelijke beleidsregels kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen 2012’ opgesteld. In de loop van dit jaar (verwacht wordt rond oktober) wordt deze eis middels een wetswijziging in de Wko opgenomen. Hierop is in al geanticipeerd, gezien de toelichting op deze wetswijziging (kamerstuk 33212, nummer 5), mag dit ook. Hierin staat dat er al op de invoering van deze regel vooruitgelopen zal worden om de toezichtspraktijk niet te ontregelen.

Indien de houder niet voldoet aan één of meer kwaliteitseisen, begint na ontvangst van het inspectierapport van de GGD het handhavingtraject. De gemeente streeft er naar om binnen vier weken het handhavingstraject in te zetten. Handhaving is maatwerk en zal in elke situatie apart afgewogen moeten worden. Proportionaliteit is daarbij van belang. Daardoor zijn niet automatisch alle genoemde stappen onverkort van toepassing op een geconstateerde overtreding, maar zal telkens afgewogen worden of toepassing onder meer proportioneel is. Het college kan in alle gevallen gemotiveerd afwijken van het GGD-advies.

6.1 Sancties

Binnen de handhaving kunnen verschillende typen sancties onderscheiden worden, te weten herstellende sancties en bestraffende sancties. Deze typen sancties bestaan naast elkaar en daarom kunnen sancties van een verschillend type tegelijkertijd worden opgelegd.

Herstellende sancties:

  • ·

    Schriftelijk bevel

  • ·

    Schriftelijke aanwijzing

  • ·

    Last onder dwangsom

  • ·

    Last onder bestuursdwang

  • ·

    Exploitatieverbod

  • ·

    Verwijdering uit het LRKP

Bestraffende sancties:

·Bestuurlijke boete

De verschillende sancties worden nader beschreven in bladzijde 2 tot en met 11 van Bijlage II Afwegingsmodel handhaving kinderopvang en peuterspeelzalen 2012 VNG.

Schriftelijke waarschuwing

Bij lichte overtredingen kan er door de gemeente voor worden gekozen om voorafgaande aan het opleggen van een sanctie, een schriftelijke waarschuwing af te geven aan de houder. Hierin wordt de houder van het kindercentrum erop gewezen dat er een tekort is geconstateerd en wordt verzocht om dit binnen een gestelde termijn te herstellen.

De schriftelijke waarschuwing verschilt van de schriftelijke aanwijzing, omdat deze geen juridische gevolgen heeft. Een schriftelijke aanwijzing daarentegen heeft deze wel. Daarin wordt aangekondigd dat indien het tekort binnen een bepaalde termijn niet is hersteld een herstelsanctie zal worden opgelegd, zoals een last onder dwangsom, bestuursdwang of een bestuurlijke boete. De schriftelijke aanwijzing volgt op de schriftelijke waarschuwing wanneer blijkt dat de verlangde verbetering niet is opgetreden.

Opgemerkt wordt dat in de praktijk zo veel mogelijk getracht wordt om via een schriftelijkewaarschuwing en overleg door de GGD de gewenste situatie te bereiken. De bedoeling vanhet handhavingsbeleid is om kwalitatief goede kinderopvang te realiseren en in stand tehouden en natuurlijk niet het opleggen van sancties.

6.2 Verscherpt toezicht

Indien een kinderopvangcentrum of gastouder bij meerdere inspecties tekortkomingen heeft getoond en geen blijk geeft van verbetering dan kan het onder verscherpt toezicht worden gesteld. Dit besluit ligt bij B&W.

6.3 Prioriteitstelling

Prioriteitstelling is nodig omdat niet elke overtreding gesanctioneerd kan worden. Prioriteitsstelling maakt het makkelijker om consequent op te treden. Voor de prioritering maakt de gemeente Reusel-De Mierden gebruik van het Afwegingsmodel handhaving kinderopvang en peuterspeelzalen 2012 van de VNG (zie bijlage II). De zwaarte van de prioritering komt tot uiting in de hersteltermijn.

6.4 Afspraken met gemeentelijke toezichthouders

Naast de eisen van de Wko gelden ook eisen uit andere wet- en regelgeving waarop wordt toegezien door toezichthouders.

  • -

    De vestiging van een kindercentrum mag niet in strijd zijn met de voorschriften van het bestemmingsplan.

  • -

    Voor de bouw van een nieuwe locatie of bij ingrijpende verbouwingen om een bestaand pand geschikt te maken als opvanglocatie is een bouwvergunning nodig.

  • -

    Voor alle locaties waar 10 of meer kinderen worden opgevangen, geldt dat een gebruiksvergunning noodzakelijk is.

Met het oog op deze eisen informeert de gemeente behalve de GGD ook de afdeling Ruimte en de brandweer over elke melding (inclusief wijzigingen) en registratie van een kinderopvangvoorziening. Op deze wijze kunnen de betreffende toezichthouders snel in actie komen indien nodig.

Bijlage 1 Overleg en overreding (behorend bij hoofdstuk 4)

Wanneer is overleg en overreding in te zetten?

  • ·

    Bij overtredingen waarbij sprake is van ‘papieren’ zaken en geen ‘praktijk’ zaken. Dit betreft kleine zaken die tijdens een conceptfase door de houder kunnen worden aangepast. Te denken valt onder andere aan: protocol kindermishandeling, pedagogisch beleidsplan, aanmelding klachtencommissie, handtekeningen ontbreken bij een reglement oudercommissie, etc.

  • ·

    VOG’s en diploma’s die niet op orde zijn, komen niet in aanmerking voor overleg en overreding.

GGD-BZO heeft een interne afspraak dat als VOG’s en diploma’s niet op een locatie aanwezig zijn, maar bijv. op het hoofdkantoor van een kinderopvang instelling, deze precies binnen 1 week na de inspectiedatum door de toezichthouder ontvangen dienen te zijn.

Criteria voor de afweging om overleg en overreding niet toe te passen

Er zijn enkele afwegingen op basis waarvan de toezichthouder kan beslissen geen overleg en overreding in te zetten:

  • 1.

    koepels met steeds dezelfde overtredingen,

  • 2.

    kindercentra met veel overtredingen waarbij niet gehandhaafd is,

  • 3.

    geen proactieve houding van houder om kwaliteit te verbeteren,

  • 4.

    geen overleg en overreding jaarlijks op dezelfde voorwaarden toepassen

  • 5.

    nieuwe centra en/of houders,

  • 6.

    inspectiegeschiedenis met veel overtredingen.

De gevolgen voor het definitieve inspectierapport bij toepassing van overleg en overreding

Het oordeel betreffende een voorwaarde waaraan tijdens de inspectie niet wordt voldaan, verandert niet nadat er overleg en overreding heeft plaatsgevonden. Een ‘nee’ blijft een ‘nee’ in het rapport.

Vermelding in het rapport van overleg en overreding.

  • ·

    In het inspectierapport wordt in de “Beschouwing“ vermeld dat er overleg en overreding plaats heeft gevonden in de conceptfase. Tevens wordt kort en bondig toegelicht wat dit inhoudt.

  • ·

    In het ”Advies aan gemeente” wordt in het definitieve rapport een beschrijving gegeven aan welke voorwaarden de houder voldaan heeft nadat er overleg en overreding heeft plaatsgevonden. Voldoet de houder wel of niet en waarom. Op deze wijze wordt de gemeente geïnformeerd welke inspanningen de houder ná de inspectie heeft verricht om in een later stadium aan de betreffende voorwaarde(n) te voldoen.

  • ·

    De toezichthouder vinkt in het definitieve rapport echter wel aan: “Handhaven conform handhavingsbeleid”. Zodat de gemeente weet dat er zaken tijdens de conceptfase niet op orde waren en de gemeente dit terug kan lezen in het rapport. Onderzocht wordt of er een extra toevoeging gemaakt kan worden met “Niet handhaven, overtredingen zijn middels overleg en overreding opgelost".

Bijlage II: Afwegingsmodel handhaving kinderopvang en peuterspeelzalen 2012 VNG (niet opgenomen, te raadplegen op www.reuseldemierden.nl)