Regeling vervallen per 07-12-2021

Beleidsregels verblijf buiten de gemeente WWB 2004

Geldend van 28-08-2017 t/m 06-12-2021

Intitulé

Beleidsregels verblijf buiten de gemeente WWB 2004

1.Wettelijk kader

Op grond van het territorialiteitsbeginsel hebben alleen Nederlanders (en daaraan gelijkgestelde vreemdelingen) die in Nederland wonen en verblijven recht op uitkering (WWB, Ioaw, Ioaz en Bbz). Een uitzondering op het territorialiteitsbeginsel wordt gemaakt voor uitkeringsgerechtigden die tijdelijk in het buitenland verblijven.

a.Personen jonger dan 65 jaar

a.mogen maximaal 4 weken per kalenderjaar met behoud van uitkering in het buitenland verblijven (artikel 13 lid 1 onder d WWB).

b.Personen van 57 ½ jaar tot 65 jaar met ontheffing van de arbeidsverplichtingen en personen van 65 jaar en ouder

a.mogen maximaal 13 weken per kalenderjaar met behoud van uitkering in het buitenland verblijven (Veegwet WWB en artikel 13 lid 4 WWB).

a.De termijnen zijn afgeleid van wat maatschappelijk en volgens de jurisprudentie aangemerkt wordt als gebruikelijke vakantieduur. Daarnaast houden de termijnen verband met de verplichtingen ten aanzien van werk. Bij een vakantieduur van maximaal 4 weken wordt verondersteld dat het behoud van werk of de kansen op (het vinden van) werk niet in gevaar worden gebracht.

a.Omdat de arbeidsverplichtingen niet gelden voor personen van 65 jaar of ouder, geldt voor hen een langere termijn van maximaal 13 weken.

a.Op 6 juli 2004 heeft de Eerste kamer de Veegwet WWB (29 499) aangenomen. Hierin is geregeld dat óók personen van 57 ½ jaar tot 65 jaar die door het college zijn ontheven van hun verplichtingen tot arbeidsinschakeling 13 weken met behoud van uitkering in het buitenland mogen verblijven. Hiermee is er (weer) sprake van een gelijke behandeling van de vakantieduur in de WW en de WWB (zoals dat ook in de Abw gold).

a.De maximale termijnen zijn wettelijk bepaald voor de WWB en Bbz 2004. In de Ioaw en Ioaz staan geen concrete termijnen van verblijf in het buitenland genoemd. De staatssecretaris heeft gemeenten echter uitdrukkelijk verzocht in deze aan te sluiten bij de WWB (en Bbz 2004).

a.Bij verblijf in het buitenland gelden de genoemde termijnen. Bij een langer verblijf in het buitenland eindigt het recht op uitkering. Hierbij is het volgens de regelgeving niet van belang of de uitkeringsgerechtigde (tot 57 ½ jaar) zich feitelijk moet houden aan de arbeidsverplichtingen of hiervan is ontheven.

a.Voor een verblijf buiten de gemeente maar binnen Nederland is niets geregeld. Op grond van de regelgeving gelden bovenstaande termijnen bij een dergelijk verblijf buiten de gemeente niet.

a.Het recht op uitkering bestaat echter jegens het college van de gemeente waarin de uitkeringsgerechtigde domicilie heeft. De uitkering moet worden beëindigd wanneer het verblijf buiten de gemeente leidt tot een wijziging van domicilie. Dit zal op individuele basis onderzocht en beoordeeld moet worden.

2.Arbeidsverplichting en verblijf buiten de gemeente

a.Langdurig verblijf buiten de gemeente kan betekenen dat de uitkeringsgerechtigde zijn arbeidsplicht onvoldoende of niet nakomt of dat arbeidskansen zijn gemist. Uitgangspunt is hierbij de wettelijk genoemde termijn van 4 weken. Uitzondering op het uitgangspunt vormen de personen vanaf 57 ½ jaar zonder arbeidsverplichtingen.

a.Bij een langer verblijf buiten de gemeente dan toegestaan zal een maatregel moeten worden beoordeeld. Beoordeeld moet worden of door het langere verblijf buiten de gemeente sprake is van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan.

a.Wellicht ten overvloede zij opgemerkt dat bij een verblijf binnen Nederland makkelijker aan de arbeidsverplichtingen kan worden voldaan dan bij een verblijf in het buitenland.

a.Het opleggen van een maatregel zal tevens beoordeeld moeten worden als de uitkerings-gerechtigde onvoldoende medewerking verleent aan een traject. Als door het verblijf buiten de gemeente, ongeacht de duur, het (verder) volgen van het traject in gevaar wordt gebracht of eindigt, dient een maatregel te worden beoordeeld.

a.Van een uitkeringsgerechtigde die (als voorbereiding op werk) een traject volgt wordt dan ook verlangd dat met de voorgenomen afwezigheid (evenals in het werkende leven) rekening wordt gehouden met het traject en dat de voorgenomen afwezigheid in overleg met de trajectinstelling gebeurt. Hetzelfde geldt als er sprake is van deeltijdwerk.

Beleidsregel 1

1. Als een traject wordt gevolgd (of sprake is van deeltijdwerk) moet hiermee, met de voorgenomen afwezigheid, rekening worden gehouden en in overleg met de trajectinstelling of werkgever plaatsvinden.

3.Uitwerking verblijf in het buitenland

    • a.

      De maximale periode mag aaneengesloten of in meerdere periodes per kalenderjaar worden gebruikt.

    • b.

      De periode van verblijf in het buitenland kan gecombineerd worden met de periode van verblijf in het volgende kalenderjaar, mits de aaneengesloten periode niet langer is dan 4 respectievelijk 13 weken.

    • c.

      Bij samenwoning/huwelijk geldt de maximale toegestane periode voor de afzonderlijke partners. De leeftijd is bepalend hoe lang elke partner in het buitenland mag verblijven.

    • d.

      Samenwonenden of gehuwden kunnen gezamenlijk of afzonderlijk op vakantie gaan. Omdat gezinsbijstand wordt verstrekt is het niet van belang wie de vakantie opneemt. Zodra één van de partners vertrekt, begint de teller van de maximale termijn te lopen.

    • e.

      Slechts onder strikte voorwaarden kan op individuele basis vóóraf toestemming worden verleend om langer dan 4 weken doch maximaal 3 maanden buiten Nederland te verblijven in verband met het zoeken naar werk (EU-verordening). Inkomsten uit arbeid tijdens het verblijf in het buitenland leiden tot reguliere inkomstenkorting danwel beëindiging van de uitkering.

4.Gevolgen van overschrijding termijnen verblijf in het buitenland

a.Melding voor vertrek of (als dit onmogelijk is) uiterlijk op de 1e werkdag na vertrek.

Uitkering beëindigen aan het einde van de wettelijke maximale termijn. Bij terugkeer in Nederland kan opnieuw uitkering worden aangevraagd.

b.Overschrijding van de termijn blijkt, zonder (of te late) mededeling door cliënt.

a.Idem als a. Als genoemde situatie achteraf blijkt, uitkering over de overschreden periode intrekken en terugvorderen. Daarnaast moet een maatregel worden beoordeeld vanwege het niet voldoen aan de inlichtingenplicht.

c.Cliënt keert niet meer terug uit het buitenland.

a.Uitkering beëindigen vanaf de datum van vertrek uit Nederland. Als genoemde situatie achteraf blijkt, de uitkering intrekken, de ten onrechte verstrekte bijstand terugvorderen en, indien van toepassing, een maatregel beoordelen in verband met het niet voldoen aan de inlichtingenplicht.

d.Eén van de partners overschrijdt de toepasselijke termijn.

a.Aanpassing bijstandsnorm vanaf de datum van overschrijding en verder, afhankelijk van de situatie, a t/m c.

a.Bij overschrijding van de toepasselijke termijn moet bovendien een maatregel worden beoordeeld vanwege het mogelijk niet of onvoldoende nakomen van de arbeidsverplichtingen.

a.Vanwege de (mogelijk) vergaande gevolgen voor het recht op uitkering, moet een controle op de regels plaatsvinden. Reden waarom het verblijf in het buitenland vóóraf of (als dit onmogelijk is) uiterlijk op de 1e werkdag na vertrek schriftelijk moet worden gemeld.

Beleidsregel 2 en 3

2. Elk verblijf in het buitenland moet vooraf schriftelijk worden gemeld.

3. Als het verblijf in het buitenland niet vooraf of (als dit onmogelijk is) uiterlijk op de 1e werkdag na vertrek is gemeld, wordt client geacht niet te hebben voldaan aan de inlichtingenplicht en moet een maatregel worden beoordeeld.

5.Verblijf in Nederland maar buiten de woongemeente

a.Over verblijf in Nederland maar buiten de woongemeente is niets geregeld. Op grond van de regelgeving gelden de maximale termijnen dus niet.

a.De uitkering moet echter worden beëindigd wanneer het verblijf buiten de gemeente leidt tot een wijziging van domicilie. Dit zal op individuele basis onderzocht en beoordeeld moet worden. Daarnaast moet de uitkeringsgerechtigde bereikbaar blijven voor het verstrekken van inlichtingen of anderszins.

a.Daarom mag ook verlangd worden dat óók verblijf in Nederland doch buiten de woongemeente vóóraf wordt gemeld. Hierbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen cliënten met de arbeidsverplichtingen en zij die hiervan zijn ontheven.

a.Het is echter niet wenselijk of noodzakelijk dat elk verblijf buiten de woongemeente maar in Nederland wordt gemeld. Een kortdurend verblijf buiten de woongemeente leidt namelijk niet tot wijziging van de domicilie. Verder is het, voor zowel werkenden als niet werkenden, niet ongebruikelijk dat af en toe een weekendje buiten de woongemeente wordt doorgebracht.

a.Om praktische redenen moet het verblijf buiten de woongemeente maar in Nederland pas worden gemeld als het een aaneengesloten periode van minimaal 14 dagen betreft.

a.Als een dergelijk verblijf niet vóóraf of (als dit onmogelijk is) op de 1e werkdag na vertrek is gemeld, wordt cliënt geacht niet te hebben voldaan aan de inlichtingenplicht. In voorkomende situaties moet een maatregel worden beoordeeld vanwege het niet voldoen aan de inlichtingenplicht.

a.Als het verblijf in Nederland doch buiten de woongemeente aaneengesloten langer dan 4 weken duurt moet beoordeeld worden of er sprake is van een gewijzigde domicilie. Of hiervan sprake is zal op individuele basis onderzocht en beoordeeld moeten worden.

a.Als beoordeeld wordt dat er géén sprake is van een gewijzigde domicilie, dan moet voor hen voor wie de arbeidsverplichtingen gelden, tevens worden beoordeeld of een maatregel moet worden opgelegd in verband met het mogelijk in onvoldoende mate voldoen aan de arbeidsplicht.

Beleidsregels 4 t/m 7

4. Een verblijf in Nederland maar buiten de gemeente van een aangesloten periode van minimaal 14 dagen moet vooraf schriftelijk worden gemeld.

5. Als client niet vooraf of (als dit onmogelijk is) op de 1e werkdag na vertrek een bij beleidsregel 4 genoemd verblijf heeft gemeld, wordt client geacht niet aan de inlichtingenplicht te hebben voldaan en moet aldus een maatregel worden beoordeeld.

6. Bij een verblijf in Nederland doch buiten de gemeente van minimaal 4 aaneengesloten weken moet de domicilie worden beoordeeld.

7. Wordt naar aanleiding van beleidsregel 6 beoordeeld dat de domicilie niet is gewijzigd, moet een maatregel worden beoordeeld vanwege het mogelijk in onvoldoende mate voldoen aan de arbeidsplicht.

6.Afhandelingsprocedure

a.Als het verblijf buiten de gemeente is gemeld, wordt aangenomen dat dit verblijf ook door gaat. Als de voorgenomen datum of data wijzigen, dient dit terstond (eveneens schriftelijk) te worden gemeld. Hiermee hoeft cliënt zich in principe niet terug te melden bij Sociale Zaken, tenzij de gemeente de terugmeldingsverplichting op individuele basis heeft opgelegd.

a.Voor cliënten is het wenselijk dat zij vooraf weten of het verblijf buiten de gemeente mogelijke gevolgen heeft voor hun recht op uitkering. Daarom wordt zoveel mogelijk vóóraf schriftelijke toestemming verleend.

a.Voor het melden en het al dan niet verlenen van toestemming voor verblijf buiten de gemeente kan bijgevoegd formulier worden gebruikt. De gemeente kan voor wat betreft de meldingsplicht ook volstaan met de melding via het rechtmatigheidsonderzoekformulier. Het al dan niet verlenen van toestemming moet dan wel op een andere wijze schriftelijk worden verleend.

Beleidsregels 8 t/m 10

8. Van een eenmaal gemeld verblijf buiten de gemeente wordt aangenomen dat dit verblijf door gaat. Tenzij wijzigingen direct schriftelijk worden gemeld (of achteraf kunnen worden aangetoond).

9. In principe geldt geen terugmeldingsverplichting. Deze kan echter op individuele basis wel worden opgelegd.

10. Clienten worden, zo veel mogelijk vooraf, in kennis gesteld of al dan geen toestemming wordt verleend voor het verblijf buiten de gemeente.