Regeling vervallen per 01-01-2014

Verordening toeristenbelasting Rheden 2002

Geldend van 01-01-2013 t/m 31-12-2013

Intitulé

Verordening toeristenbelasting Rheden 2002

Artikel 1 Voorwerp van de belasting; belastbaar feit

Terzake van het houden van verblijf met overnachten binnen de gemeente in hotels, pensions, vakantieonderkomens, mobiele kampeeronderkomens, niet-beroepsmatig verhuurde ruimten en op vaste standplaatsen tegen vergoeding in welke vorm dan ook door personen die niet als ingezetene in de Gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens van de gemeente zijn opgenomen, wordt onder de naam ‘toeristenbelasting’ een directe belasting geheven.

Artikel 2 Begripsomschrijvingen

  • 1. Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      vakantieonderkomens: woningen en andere verblijven, niet zijnde mobiele kampeeronderkomens of stacaravans, in hoofdzaak bestemd voor en gebezigd als verblijf voor vakantie- en andere recreatieve doeleinden;

    • b.

      mobiele kampeeronderkomens: tenten, vouwwagens, kampeerauto's, toercaravans en soortgelijke onderkomens dan wel soortgelijke voertuigen welke bestemd zijn voor dan wel gebezigd worden als verblijf voor vakantie en andere recreatieve doeleinden;

    • c.

      niet-beroepsmatig verhuurde ruimten: woningen en andere verblijven, of gedeelten daarvan, niet zijnde mobiele kampeeronderkomens of stacaravans, welke niet in hoofdzaak bestemd zijn als verblijf voor vakantie en andere recreatieve doeleinden, doch wel in bepaalde perioden van het jaar voor die doeleinden worden verhuurd dan wel te huur aangeboden;

    • d.

      vaste standplaats: een terrein of terreingedeelte dat bestemd is voor het gedurende een seizoen of een jaar plaatsen van eenzelfde mobiel kampeeronderkomen of stacaravan.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1. Belastingplichtig is degene die gelegenheid biedt tot verblijf als bedoeld in artikel 1 in hem ter beschikking staande ruimten dan wel op hem ter beschikking staande terreinen.

  • 2. De belastingplichtige is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene, terzake van wiens verblijf de belasting verschuldigd wordt.

  • 3. Indien met toepassing van het eerste lid geen belastingplichtige is aan te wijzen, is belastingplichtig degene die overeenkomstig het bepaalde in artikel 1 verblijf houdt.

Artikel 4 Maatstaf van heffing

De belasting wordt geheven naar het aantal overnachtingen.

Artikel 5 Forfaitaire berekeningswijze van de maatstaf van heffing

  • 1. Het aantal personen dat heeft overnacht wordt met betrekking tot:

    • a.

      vakantieonderkomens, mobiele kampeeronderkomens en stacaravans, op vaste standplaatsen en in hoofdzaak bestemd voor het verblijf houden door één of meer leden van eenzelfde huishouden gedurende de periode 1 maart tot en met 31 oktober bepaald op: 2,45;

    • b.

      vakantieonderkomens, mobiele kampeeronderkomens en stacaravans, op vaste standplaatsen en in hoofdzaak bestemd voor het verblijf houden door één of meer leden van eenzelfde huishouden, gedurende de periode 1 januari tot en met 31 december bepaald op: 2,08;

    • c.

      mobiele kampeeronderkomens op niet-vaste standplaatsen bepaald op: 2,38.

  • 2. Het aantal malen dat door de in het eerste lid bedoelde personen is overnacht wordt:

    • a.

      ingeval verblijf wordt gehouden in vakantieonderkomens, mobiele kampeeronderkomens en stacaravans op vaste standplaatsen, gedurende de periode 1 maart tot en met 31 oktober, bepaald op 50;

    • b.

      ingeval verblijf wordt gehouden in vakantieonderkomens, mobiele kampeeronderkomens en stacaravans op vaste standplaatsen, gedurende de periode 1 januari tot en met 31 december, bepaald op 70;

    • c.

      ingeval verblijf wordt gehouden in mobiele kampeeronderkomens op niet-vaste standplaatsen, bepaald op 365.

  • 3. Het aantal mobiele onderkomens als bedoeld in het eerste lid, letter c, wordt vastgesteld op het gemiddelde van een zestal tellingen gedurende het belastingjaar, waarbij iedere telling valt binnen een afzonderlijke periode van twee maanden.

Artikel 6 Opteren voor niet-forfaitaire maatstaf van heffing

In afwijking van het bepaalde in artikel 5 wordt op een door de belastingplichtige bij de aangifte gedane aanvraag de maatstaf van heffing vastgesteld op het werkelijke aantal overnachtingen, indien blijkt dat dit aantal lager is dan het op grond van artikel 5 berekende aantal.

Artikel 7 Belastingtarief

Het tarief bedraagt per overnachting € 1,06.

Artikel 8 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 9 Vrijstellingen

De belasting wordt niet geheven terzake van het verblijf:

  • 1.

    door degene, die:

    • a.

      als verpleegde of verzorgde in een inrichting tot verpleging of verzorging van zieken, van gebrekkigen, van hulpbehoevenden of van ouden van dagen verblijft;

    • b.

      verblijf houdt in een gemeubileerde woning indien hij terzake van het verblijf in of het ter beschikking houden van die woning forensenbelasting is verschuldigd;

    • c.

      als gebruiker van een woonwagen of woonschip als bedoeld in de Woonwagenwet (Stbl. 1968, 98) onderscheidenlijk in de Wet op woonwagens en woonschepen (Stbl. 1918, 492), daarin overnacht;

    • d.

      tijdelijk in de gemeente verblijft als deelnemer aan een zogenaamde school-werkweek;

    • e.

      bij de forfaitaire berekening van de heffingsgrondslag, als bedoeld in het eerste en in het tweede lid van artikel 5, worden niet als afzonderlijk onderkomen aangemerkt slaaptentjes van kinderen, welke tentjes behoren tot onderkomens waarin gelijktijdig ouders of verzorgers van die kinderen overnachten;

  • 2.

    waarvoor de gemeente belasting heft ingevolge de verordening op de heffing en de invordering van watertoeristenbelasting;

  • 3.

    van een asielzoeker, zijnde een vreemdeling als bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de Vreemdelingenwet, die een asielverzoek heeft ingediend waarover nog geen onherroepelijke beslissing is genomen, van degene die een asielverzoek heeft ingediend waarop negatief is beslist en van een verblijfsgerechtigde, die op basis van artikel 9, 10 of 15 van voornoemde wet een verblijfsvergunning heeft, voor zover deze personen verblijf houden in een gelegenheid als bedoeld in artikel 2, in het kader van de centrale opvang onder verantwoordelijkheid van het ZBO Centrale Opvang Asielzoekers.

Artikel 10 Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 11 Aanslaggrens

Belastingaanslagen van minder dan € 38,00 worden niet opgelegd.

Artikel 12 Termijnen van betaling

  • 1. Overeenkomstig artikel 4:87 van de Algemene wet bestuursrecht moet de belasting worden betaald binnen zes weken nadat de beschikking is bekendgemaakt.

  • 2. Met betrekking tot een ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel c, van de Invorderingswet 1990 met een belastingaanslag gelijkgestelde beschikking inzake een bestuurlijke boete is het eerste lid van overeenkomstige toepassing, voorzover deze gelijktijdig wordt opgelegd met de vaststelling van de aanslag.

  • 3. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 13 Aanmeldingsplicht

De belastingplichtige bedoeld in artikel 3, eerste lid, is gehouden, voordat hij voor de eerste maal na het in werking treden van deze verordening gelegenheid tot overnachten verschaft, zulks schriftelijk te melden aan de door het college van burgemeester en wethouders aangewezen gemeenteambtenaren, bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdelen b en d, van de Gemeentewet.

Artikel 14 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de toeristenbelasting.

Artikel 15 Nachtverblijfregister

  • 1. De belastingplichtige is gehouden per belastingjaar een vanwege de gemeente kosteloos ter beschikking te stellen nachtverblijfregister bij te houden.

  • 2. Het nachtverblijfregister bevat met betrekking tot ieder aan wie gelegenheid tot overnachten wordt verschaft gegevens, tenminste betreffende:

    • a.

      namen en woonplaats;

    • b.

      samenstelling van het gezin of de groep waarmee men reist;

    • c.

      datum van aankomst en datum van vertrek;

    • d.

      het aantal overnachtingen terzake waarvan belasting verschuldigd is.

  • 3. Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd voor bepaalde gevallen of groepen van gevallen van de in het eerste lid bedoelde verplichting gehele of gedeeltelijke ontheffing te verlenen, zonodig onder door hen te stellen voorwaarden.

  • 4. Met betrekking tot verblijf, terzake waarvan de belasting wordt geheven naar een forfaitaire regeling, is de in het eerste lid genoemde verplichting beperkt tot de in het tweede lid, onder a genoemde gegevens.

Artikel 16 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. De Verordening toeristenbelasting Rheden 1994 van 30 november 1993, laatstelijk gewijzigd bij raadsbesluit van 14 november 2000, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.1.

  • 2. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2013.

  • 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2013.

  • 4. Deze verordening kan worden aangehaald als 'Verordening toeristenbelasting Rheden 2002'.

    Vastgesteld bij raadsbesluit d.d. 13 november 2001, nr. 5.5.

Ondertekening

De Steeg, 13 november 2001
De raad voornoemd,
­
­voorzitter.­
griffier.