Regeling vervallen per 30-12-2017

Uitvoeringsbesluit activering en re-integratie Participatiewet

Geldend van 29-01-2015 t/m 29-12-2017 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2015

Intitulé

Uitvoeringsbesluit activering en re-integratie Participatiewet

Het college van de gemeente Rheden;

gelet op artikel 3 lid 1 van de Re-integratieverordening Participatiewet gemeente Rheden;

b e s l u i t :

vast te stellen het Uitvoeringsbesluit activering en re-integratie Participatiewet

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit uitvoeringsbesluit wordt verstaan onder:

Belanghebbende: het lid van de doelgroep dat aanspraak maakt op ondersteuning of aan wie ondersteuning wordt geboden.

Doelgroep: de personen aan wie op grond van artikel 7 eerste lid onder a van de Participatiewet door de gemeente ondersteuning kan worden geboden.

Niet-uitkeringsgerechtigde: de persoon bedoeld in artikel 6 eerste lid onder a van de Participatiewet.

Uitvoeringsplan/Plan van Aanpak: een schriftelijk plan, waarin de stappen staan aangegeven die door belanghebbende dienen te worden ondernomen teneinde diens uitstroom naar algemeen geaccepteerde arbeid mogelijk te maken en waarin de wederzijdse rechten en plichten staan aangegeven.

Re-integratietraject: een traject, bestaande uit één of meer voorzieningen, met een duidelijke tijdspanne, dat voorziet in het toeleiden van belanghebbende naar algemeen geaccepteerde arbeid.

Voorziening: vormen van ondersteuning als onderdeel van een re-integratietraject.

Algemeen geaccepteerde arbeid: iedere vorm van betaalde arbeid, dat algemeen maatschappelijk aanvaard is en geen gewetensbezwaren oproept.

Arbeidsinschakeling: arbeidsinschakeling zoals bedoeld in artikel 6 eerste lid onder b van de Participatiewet.

Ondersteuning: ondersteuning als bedoeld in artikel 7 van de Participatiewet.

Artikel 2 Criteria niet-uitkeringsgerechtigden

  • 1. Indien er sprake is van een gezinsinkomen van minimaal 120 procent van de betreffende bijstandsnorm, dienen niet-uitkeringsgerechtigden de te maken trajectkosten zelf te bekostigen.

  • 2. Niet-uitkeringsgerechtigden hebben geen recht (meer) op ondersteuning indien betrokkene een traject verwijtbaar niet goed doorloopt of tussentijds afbreekt.

Hoofdstuk 2 Vormen van ondersteuning

Artikel 3 Algemene bepalingen ondersteuning

  • 1. Ondersteuning op het gebied van re-integratie is het geheel van activiteiten dat leidt tot arbeidsinschakeling. Deze ondersteuning kan worden gegeven door het aanbieden van een re-integratietraject, waarbij zo nodig voorzieningen kunnen worden ingezet of door het bieden van praktische hulp, advies of doorverwijzing naar andere instanties. Activeren en re-integratie is een bijzonder taakgebied waarbij maatwerk voorop staat. Bij de keuze van de mogelijkheden van ondersteuning wordt door het college een afweging gemaakt, waarbij gekeken wordt of de ondersteuning, gelet op de mogelijkheden en capaciteiten van een persoon, het meest doelmatig is met het oog op arbeidsinschakeling.

  • 2. Het college plaatst de persoon die aan een voorziening deelneemt alleen bij een organisatie indien door zijn plaatsing de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en indien door zijn plaatsing geen verdringing op de arbeidsmarkt plaatsvindt.

Artikel 4 Diagnostisch onderzoek

Het college kan voordat besloten wordt tot een voorziening een onderzoek (laten) doen naar de mogelijkheden van de belanghebbende en naar de geschiktheid voor hem van de voorziening of andere vormen van begeleiding.

Artikel 5 Werkervaringsplaats

  • 1. Het college kan aan een belanghebbende een werkervaringsplaats aanbieden gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2. Het aanbod heeft als doel het activeren, stimuleren en motiveren van de belanghebbende, de belanghebbenden leren omgaan met hun beperkingen en gebruikmaken van de mogelijkheden en vaardigheden die ze wel hebben.

  • 3. De uit te voeren activiteiten worden afgestemd op de mogelijkheden en capaciteiten van de belanghebbende en is met name bedoeld om dagritme op te doen.

  • 4. Voor aanvang van de werkervaringsplaats wordt een overeenkomst met belanghebbende opgesteld, waarin de te bereiken leerdoelen zijn afgesproken en vastgelegd.

  • 5. Een werkervaringsplaats duurt maximaal 3 maanden.

  • 6. Het college kan deze periode met maximaal 3 maanden verlengen indien de belanghebbende een positieve ontwikkeling richting de vastgestelde leerdoelen heeft doorgemaakt, maar de leerdoelen nog niet heeft bereikt.

Artikel 6 Scholing

  • 1. Het college vergoedt, op basis van een individuele beoordeling als onderdeel van een re-integratietraject, de kosten van scholing zoals bedoeld in artikel 4 van de Re-integratieverordening Participatiewet gemeente Rheden.

  • 2. De kosten van scholing worden uitsluitend vergoed in gevallen dat de betreffende scholing of opleiding noodzakelijk is om een aantoonbare concrete baangarantie te realiseren.

  • 3. Geen scholing of opleiding wordt aangeboden, indien een beroep gedaan kan worden op een voorliggende voorziening.

Artikel 7 Persoonlijke ondersteuning

  • 1. Het college biedt aan een persoon die behoort tot de doelgroep, als bedoeld in artikel 10c van de Participatiewet, persoonlijke ondersteuning aan bij het verrichten van aan die persoon opgedragen taken, zoals bedoeld in artikel 7 van de Re-integratieverordening Participatiewet gemeente Rheden, in de vorm van structurele begeleiding als hij zonder persoonlijke ondersteuning niet in staat is de aan hem opgedragen taken te verrichten.

  • 2. Nadere regels rondom persoonlijke ondersteuning in de vorm van jobcoaching zijn opgenomen in de Beleidsregels persoonlijke ondersteuning/jobcoaching Participatiewet gemeente Rheden.

Hoofdstuk 3 Re-integratievergoedingen

Artikel 8 Re-integratievergoedingen

Het college verstrekt een vergoeding voor kosten die de belanghebbende moet maken in het kader van een arbeidsmarktgericht re-integratieactiviteit. Hierbij gaat het om de directe en indirecte kosten, die noodzakelijk en aantoonbaar zijn en die, in alle redelijkheid, niet ten laste van de persoon kunnen komen. Ook moet er voor deze kosten geen andere voorliggende voorziening zijn. Voorts moet er sprake zijn van de goedkoopste adequate oplossing. Over de vergoeding worden in het uitvoeringsplan/plan van aanpak concrete afspraken gemaakt.

Artikel 9 Reiskosten

  • 1. Het college kent aan belanghebbende een vergoeding toe voor de gemaakte kosten voor vervoer, voor zover het college dit vervoer noodzakelijk acht voor het kunnen voldoen aan de verplichtingen zoals bedoeld in de Re-integratieverordening Participatiewet gemeente Rheden.

  • 2. Voorwaarden reiskostenvergoeding als bedoeld in het eerste lid bij het volgen van een re-integratietraject:

    • a.

      de belanghebbende moet regelmatig (een keer per twee weken of vaker) een opleidingsinstituut, re-integratiebedrijf of werklocatie bezoeken (bijvoorbeeld in verband met stage of werkervaring);

    • b.

      als er sprake is van kinderopvang, mag de extra reisafstand die nodig is om het kind (de kinderen) naar de opvanglocatie te brengen worden opgeteld bij de afstand tussen het woonadres van belanghebbende en de trajectlocatie;

    • c.

      de vergoeding geldt voor de heen- en terugreis.

  • 3. Geen reiskostenvergoeding:

    • a.

      in afwijking van het eerste lid worden geen reiskosten vergoed indien de trajectlocatie zich binnen de eigen woonplaats van de belanghebbende bevindt;

    • b.

      wanneer er sprake is van incidentele bezoeken, zoals een afspraak met de consulent werk of consulent inkomen, worden geen reiskosten vergoed;

    • c.

      wanneer lopend of fietsend wordt gereisd worden geen reiskosten vergoed.

  • 4. Een reiskostenvergoeding wordt verstrekt op basis van de tarieven van het openbaar vervoer (2e klasse). Daarbij wordt uitgegaan van de dichtst bij het woonadres zijnde halte van het openbaar vervoer. Openbaar vervoerkosten worden vergoed na overleggen van een bewijs, dat de belanghebbende de trajectlocatie inderdaad heeft bezocht (een presentielijst).

  • 5. Opschorten of beëindiging van reiskostenvergoeding:

    • a.

      reiskostenvergoeding wordt opgeschort als het traject tijdelijk wordt afgebroken en naar verwachting voor langere tijd stil ligt;

    • b.

      reiskostenvergoeding wordt beëindigd als het traject afloopt.

Artikel 10 Kosten kinderopvang

  • 1. Het college maakt gebruik van de bevoegdheid om op grond van artikel 1.13 van de Wet kinderopvang (Wko) een tegemoetkoming te verstrekken aan een belanghebbende als aanvulling op de kinderopvangtoeslag van de Belastingsdienst.

  • 2. Een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang wordt verstrekt indien:

    • a.

      de kinderopvang naar het oordeel van het college noodzakelijk is voor de scholing of re-integratie van de belanghebbende;

    • b.

      de kinderopvang voldoet aan de bepalingen genoemd in de Wko;

    • c.

      de kinderopvang betrekking heeft op een ten laste van de ouder komend kind.

  • 3. Een ouder en diens partner worden voor de toepassing van deze beleidsregels geacht gezamenlijk één aanspraak op een tegemoetkoming te hebben.

  • 4. De hoogte van de tegemoetkoming is afhankelijk van de kosten van de kinderopvang per kind die worden bepaald door:

    • a.

      het aantal uren kinderopvang per kind dat naar oordeel van het college noodzakelijk is;

    • b.

      de voor de kinderopvang te betalen uurprijs;

    • c.

      soort kinderopvang.

  • 5. Bij de berekening van de tegemoetkoming wordt gerekend met het maximale uurtarief voor kinderopvang dat jaarlijks door de Belastingdienst wordt vastgesteld.

  • 6. In afwijking van het gestelde in lid 5 wordt bij de vaststelling van de hoogte van de tegemoetkoming uitgegaan van de werkelijke kosten als er naar het oordeel van het college geen adequate kinderopvang beschikbaar is tegen een uurtarief zoals bedoeld in lid 5.

  • 7. Het college verleent de tegemoetkoming zolang de scholing of het traject gericht op arbeidsinschakeling duurt.

  • 8. Het college stelt de ingangsdatum van de tegemoetkoming vast op de dag waarop de scholing of het traject gericht op arbeidsinschakeling begint, of zoveel later als de kinderopvang daadwerkelijk begint.

  • 9. In afwijking van lid 8 kan het college de ingangsdatum van de tegemoetkoming vaststellen op een datum, gelegen voor de dag waarop de scholing of het traject gericht op arbeidsinschakeling is begonnen, als dit naar het oordeel van het college noodzakelijk is om tijdige plaatsing bij het kindercentrum of gastouderbureau te realiseren.

  • 10. De tegemoetkoming wordt in maandelijkse termijnen rechtstreeks uitbetaald aan de kinderopvangorganisatie, op basis van een door de ouder afgegeven machtiging.

  • 11. De tegemoetkoming wordt betaald op basis van een factuur.

Hoofdstuk 4 Gronden tot weigering of beëindiging ondersteuning

Artikel 11 Terugvordering

  • 1. Onverschuldigd betaalde vergoedingen kunnen op grond van het bepaalde in het Burgerlijk Wetboek, in het bijzonder het bepaalde in boek 6, artikel 203 2e lid door het college worden teruggevorderd.

  • 2. Indien belanghebbende niet of niet tijdig de onverschuldigde betaalde vergoedingen terugbetaalt kan het college overgaan tot een civielrechtelijke procedure, waarbij alle proceskosten op belanghebbende zullen worden verhaald.

Artikel 12 Beëindiging voorziening

Een toegekende voorziening wordt beëindigd indien:

  • a.

    de persoon de verplichtingen genoemd in artikel 9 van de Participatiewet niet nakomt;

  • b.

    de persoon die aan de voorziening deelneemt niet meer behoort tot de doelgroep;

  • c.

    de persoon die aan de voorziening deelneemt algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt waarbij geen gebruik wordt gemaakt van voorzieningen;

  • d.

    de voorziening onvoldoende bijdraagt aan een snelle arbeidsinschakeling;

  • e.

    de voorziening niet meer geschikt is voor de persoon die gebruikmaakt van de voorziening;

  • f.

    de persoon die aan de voorziening deelneemt niet naar behoren gebruikmaakt van de aangeboden voorziening;

  • g.

    de persoon die aan de voorziening deelneemt niet meer voldoet aan de voorwaarden die gesteld zijn om in aanmerking te komen voor die voorziening.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 13 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van een belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze beleidsregels, indien strikte toepassing ervan tot onbillijkheden van zwaarwegende aard zou leiden.

Artikel 14 Inwerkingtreding

Dit Uitvoeringsbesluit activering en re-integratie Participatiewet gemeente Rheden treedt in werking de dag na bekendmaking en werkt terug tot 1 januari 2015, onder gelijktijdige intrekking van het Uitvoeringsbesluit re-integratie Wet werk en bijstand.

Artikel 15 Citeertitel

Dit besluit kan worden aangehaald als: Uitvoeringsbesluit activering en re-integratie Participatiewet.

Vastgesteld bij besluit van burgemeester en wethouders d.d. 5 januari 2015.

Ondertekening

De Steeg, 5 januari 2015
Burgemeester en wethouders van Rheden,
burgemeester.
secretaris.