Nadere regels peuteropvang en voorschoolse educatie gemeente Rheden 2018

Geldend van 13-01-2024 t/m heden

Intitulé

Nadere regels peuteropvang en voorschoolse educatie gemeente Rheden 2018

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rheden;

gelet op de bepalingen in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen en artikel 167 van de Wet op het primair onderwijs (Wpo), titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht, het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie, het Besluit tot het stellen van eisen aan de kwaliteit van de kinderopvang en artikel 2 tweede lid van de Algemene subsidieverordening Rheden;

overwegende;

dat één van de vervolgstappen van de vaststelling van de beleidsnotitie peuterbeleid 2019-2022 en de notitie ‘Nadere uitwerking van het ontwikkelrecht voor alle peuters in de gemeente Rheden’ is het opstellen van ‘nadere regels peuteropvang gemeente Rheden’, waarin de subsidieregels zijn uitgewerkt;

dat de regels betrekking hebben op het verlenen, verantwoorden en vaststellen van subsidie voor peuteropvang voor een peuter van ouders die niet onder de Wet kinderopvang (Wko) vallen;

dat de mogelijkheid moet worden geboden aan alle kinderopvangaanbieders in de gemeente Rheden om vanaf 1 januari 2019 een subsidieaanvraag in te dienen voor peuteropvang voor peuters van ouders die niet onder de Wko vallen en voor extra VVE aanbod voor doelgroeppeuters;

b e s l u i t :

vast te stellen de Nadere regels peuteropvang en voorschoolse educatie gemeente Rheden 2018

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • a.

    Kinderopvang: het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen, opvoeden en bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen tot de eerste dag van de maand waarop het voortgezet onderwijs voor die kinderen begint.

  • b.

    Peuteropvang regulier: een aanbod voorschoolse opvang voor peuters van 2 tot 4 jaar van minimaal 1 en maximaal 2 dagdelen tot maximaal 8 uur per week gedurende maximaal 40 weken.

  • c.

    Vervallen.

  • d.

    Voorschoolse educatie: uitvoering van een door het college gesubsidieerd programma voor- en vroegschoolse educatie (VVE) dat gericht is op het verbeteren van de voorwaarden voor het met succes instromen in het basisonderwijs voor kinderen die nog niet tot een school kunnen worden toegelaten.

  • e.

    Niet-toeslagouder(s): ouder(s) die geen recht heeft/hebben op de kinderopvangtoeslag van de rijksoverheid.

  • f.

    LRK: Landelijk Register Kinderopvang waarin aanbieders van peuteropvang en VVE die voldoen aan de Wko zijn opgenomen.

  • g.

    Kinderopvangtoeslag: een tegemoetkoming van het Rijk als bedoeld een financiële bijdrage van het Rijk op grond van een inkomensafhankelijke regeling in de kosten van kinderopvang.

  • h.

    Ouderbijdrage of eigen bijdrage: de inkomensafhankelijke bijdrage die door de ouders betaald wordt aan de aanbieder. De hoogte van de ouderbijdrage wordt door de (VVE-)aanbieder bepaald aan de hand van het meest recente verzamelinkomen met een Inkomensverklaring.

  • i.

    Ouderbijdragetabel: adviestabel ouderbijdragen van de VNG.

  • j.

    VGGM: Veiligheids- en Gezondheidsregio Midden-Gelderland.

  • k.

    Inkomensverklaring: de Verklaring Geregistreerd Inkomen (VGI), te verkrijgen bij de Belastingdienst.

  • l.

    Landelijk uurtarief: het maximum uurtarief voor dagopvang (peuter- en kinderopvang), opgesteld door het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Voor 2024 is dit tarief geïndexeerd door de Rijksoverheid met 12,39% en komt uit op € 10,25.

  • m.

    VVE uurtarief: voor 2024 is dit tarief geïndexeerd met hetzelfde percentage als in artikel 1 onder l (12,39%) en komt uit op € 12,21.

  • n.

    Doelgroeppeuter: een peuter met een door het consultatiebureau afgegeven VVE-indicatie. Een peuter ontvangt deze van het consultatiebureau wanneer de peuter op twee opeenvolgende consulten niet voldoet aan de minimum spreeknorm, er een risico bestaat op een taalachterstand en/of communicatieproblemen, en/of de peuter opgroeit in een taalarme omgeving. Hiervoor wordt het Van Wiechenschema gebruikt.

  • o.

    Sociaal Medische Indicatie (SMI): indicatie voor opvang van een kind waarvan de ouders ontlast moeten worden, of waarvan geldt dat ze in hun ontwikkeling worden bedreigd, waarbij opvang dus als noodzakelijk wordt geacht en waarbij er geen sprake is van andere mogelijkheden.

  • p.

    Dagdeel: een dagdeel betreft 4 uur.

  • q.

    Peutermonitor: monitoringssysteem waarmee op basis van de input van de aanbieders, de gemeente en de VGGM de bekostiging per aanbieder kan worden berekend, waarbij rekening wordt gehouden met het al dan niet hebben van een VVE-indicatie en het al dan niet recht hebben op kinderopvangtoeslag. Het systeem geeft verder inzicht in het bereik van peuters in de gemeente en biedt input voor managementinformatie.

Artikel 2 Algemene subsidieverordening Rheden/nadere regels

De Algemene subsidieverordening Rheden (Asv) is van toepassing op subsidies die op basis van deze nadere regels worden verleend.

Artikel 3 Subsidie voor deelname peuters aan de peuteropvang en VVE: basisomschrijving

  • 1.

    Het college kan subsidie verlenen voor het aanbieden/afnemen van:

    • a.

      peuteropvang voor een peuter van wie de ouder(s) niet in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag;

    • b.

      VVE aanbod voor een doelgroeppeuter.

  • 2.

    De peuteropvang en VVE is toegankelijk voor kinderen van 2 jaar tot 4 jaar of tot het moment dat het kind naar de basisschool gaat.

  • 3.

    Deze subsidie wordt alleen verstrekt voor deelname van peuters die woonachtig zijn in de gemeente Rheden.

  • 4.

    De (VVE-)aanbieder vraagt jaarlijks uiterlijk 1 december van het voorgaande kalenderjaar waarop de subsidie aanvraag betrekking heeft subsidie aan:

    • a.

      op basis van een schatting van het aantal peuters dat het komende jaar deel gaat nemen aan peuteropvang of VVE aanbod van de aanbieder;

    • b.

      die door de gemeente (als voorschot) wordt verleend aan de (VVE-)aanbieder (artikel 6, lid 1);

    • c.

      waarbij de ouder(s) voor peuteropvang/VVE een ouderbijdrage aan de aanbieder betalen.

  • 5.

    De hoogte van de door de (VVE-)aanbieder te ontvangen subsidie wordt gebaseerd op:

    • a.

      het aantal uren dat peuteropvang/VVE afgenomen wordt;

    • b.

      het uurtarief peuteropvang, het uurtarief VVE of het uurtarief van de (VVE-)aanbieder; wanneer dit lager is dan het maximaal gestelde uurtarief;

    • c.

      de hoogte van de ouderbijdrag.

Artikel 3a Subsidie voor deelname peuteropvang

  • 1.

    De aanbieder kan alleen subsidie aanvragen bij de gemeente voor de deelname van een peuter aan peuteropvang wanneer aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

    • a.

      de aanbieder voldoet toonbaar aan de kwaliteitseisen zoals omschreven in Wet innovatie en kwaliteit kinderopvang (IKK);

    • b.

      de deelname aan de peuteropvang betreft minimaal 1 en maximaal 2 dagdelen per week/8 uur gedurende maximaal 40 weken per jaar;

    • c.

      de ouder(s) van de peuter komen niet in aanmerking voor kinderopvangtoeslag;

    • d.

      vooraf aan de start van de peuteropvang is een overeenkomst opgesteld en ondertekend door de aanbieder en de ouder(s).

  • 2.

    Voor de afname van subsidieerbare peuteropvang betalen de ouder(s) alleen de ouderbijdrage van de aanbieder.

  • 3.

    Wanneer ouder(s) meer dan 8 uur subsidieerbare peuteropvang afnemen, betalen zij deze extra uren zelf.

Artikel 3b Subsidie voor deelname VVE

  • 1.

    De VVE aanbieder kan alleen subsidie aanvragen bij de gemeente voor de deelname van een doelgroeppeuter aan een VVE programma wanneer aan de volgende eisen wordt voldaan:

    • a.

      de deelname aan VVE betreft 16 uur per week verdeeld over 4 dagdelen van 4 uur en maximaal 40 weken per jaar, uitgevoerd door gekwalificeerde pedagogisch medewerkers, met behulp van een erkend VVE programma;

    • b.

      vooraf aan de start van de peuteropvang is een overeenkomst opgesteld en ondertekend door de aanbieder en de ouder(s).

  • 2.
    • a.

      Ouders betalen over de eerste 8 uur een eigen bijdrage. De tweede 8 uur betaalt de gemeente alle kosten.

    • b.

      Ouders met recht op kinderopvangtoeslag ontvangen vanuit het Rijk maximaal het landelijk uurtarief. Voor VVE vergoedt de gemeente het verschil tussen dit tarief en het uurtarief VVE vergoedt aan de aanbieder.

  • 3.

    Wanneer ouder(s) meer dan 16 uur subsidieerbare peuteropvang afnemen, betalen zij deze extra uren zelf.

Artikel 4 Verplichtingen van het kindcentrum

  • 1.

    In aanvulling op de Algemene subsidieverordening Rheden dient het kindcentrum:

    • a.

      ingeschreven te staan bij het landelijk register kinderopvang;

    • b.

      te voldoen aan alle vereisten in de Wet ontwikkelingskansen door kwaliteit en educatie van 7 juli 2010 (Stbl. 2010, 296), de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, de Wet op primair onderwijs, de Wet innovatie kwaliteit kinderopvang, en de Wet op het onderwijstoezicht.

  • 2.

    Het kindcentrum dient aan te tonen dat de ouders waarvan de kinderen worden opgevangen, voldoen aan de inkomensnormen bij deze subsidie.

  • 3.

    Het kindcentrum brengt de kosten maandelijks in rekening bij de ouders. Op de rekening worden de kosten van kinderopvang, de tegemoetkoming van de gemeente en de eigen bijdrage van de ouders apart vermeld.

Artikel 5 Subsidieaanvraag

  • 1.

    De subsidie voor peuteropvang en/of VVE wordt door de (VVE-)aanbieder bij de gemeente aangevraagd, en door de gemeente aan de (VVE-)aanbieder uitgekeerd. Om subsidie aan te kunnen vragen, overlegt de (VVE-) aanbieder digitaal aan de gemeente een volledige en juist samengestelde aanvraag. Daarbij geldt een termijn van 1 maand waarin de gemeente deze aanvraag beoordeelt en besluit of de (VVE-)aanbieder subsidie kan aanvragen.

  • 2.

    Vier keer per jaar levert de (VVE-)aanbieder de gegevens aan voor de Peutermonitor op LRK niveau. Hieruit blijkt het aantal afgenomen uren per week, het aantal weken, het gehanteerde uurtarief en de hoogte van de ouderbijdrage.

  • 3.

    De (VVE-)aanbieder is verantwoordelijk voor de volledigheid en juistheid van de gegevens voor de Peutermonitor.

  • 4.

    Wanneer de gegevens in de overeenkomst met ouders voor peuteropvang/VVE wijzigen of gewijzigd zijn, wordt op initiatief van de (VVE-)aanbieder zo spoedig mogelijk een nieuwe overeenkomst opgesteld en ondertekend.

Artikel 6 Bevoorschotting en betaling van de subsidie na verlening

De (VVE-)aanbieder vraagt per halfjaar een betaling of voorschot aan:

  • 1.

    elke eerste week na een halfjaar (januari/juni, juli/december) vraagt de (VVE-)aanbieder een betaling aan onder verwijzing van de gegevens die zij in de Peutermonitor heeft verwerkt;

  • 2.

    uiterlijk een maand voor de start van een nieuw halfjaar (januari/juni, juli/december) is er de mogelijkheid voor de (VVE-)aanbieder een voorschot aan te vragen op basis van de gegevens die zij in de Peutermonitor heeft verwerkt.

Artikel 7 Subsidievaststelling

  • 1. De (VVE-)aanbieder dient uiterlijk een kwartaal na afloop van het kalenderjaar een aanvraag tot vaststelling van de verleende subsidie in waarin de (VVE-)aanbieder het college verzoekt om de als voorschot verleende subsidie vast te stellen. Dit betekent dat de aanvraag tot vaststelling uiterlijk op 31 maart van het kalenderjaar moet worden ingediend bij het college.

  • 2. De gemeente stelt de subsidie jaarlijks vast, in het eerste kwartaal van elk volgend jaar, aan de hand van alle door de (VVE-)aanbieder bij de aanvraag tot vaststelling als bedoeld in het eerste lid overgelegde formulieren, documenten en gegevens:

    • a.

      inhoudelijk jaarverslag per aanbieder (alleen voor VVE aanbieders);

    • b.

      borgingsdocument per locatie (alleen voor VVE aanbieders);

    • c.

      peuterformulier over het hele kalenderjaar;

    • d.

      eventueel accountantsverklaring bij een jaarlijkse subsidie hoger dan € 50.000,00.

  • 3. Deze vaststelling vindt plaats op basis van het werkelijke aantal bezette peuterplaatsen (daaronder wordt hier begrepen het aantal afgenomen uren peutervoorziening en voorschoolse educatie), het werkelijk gehanteerde uurtarief en de totaal in rekening gebrachte ouderbijdragen.

  • 4. Jaarlijks wordt door de gemeente in oktober duidelijkheid verschaft over de gehanteerde tarieven van het daaropvolgende kalenderjaar.

Artikel 8 Ouderbijdrage

  • 1. De aanbieder int de ouderbijdrage bij de ouder(s) en is zelf verantwoordelijk voor een eventueel debiteurenverlies.

  • 2. De aanbieder is verantwoordelijk voor het schriftelijk toetsen en vaststellen van de hoogte van de ouderbijdrage voor peuteropvang (te vermelden op het overeenkomstformulier peuteropvang/VVE) aan de hand van onderstaande documenten:

    • a.

      de door de ouder(s) aan de aanbieder overgelegde meest recente inkomensverklaring(en);

    • b.

      de adviestabel ouderbijdrage.

  • 3. Ouder(s) melden zo spoedig mogelijk bij de aanbieder per wanneer zij gewijzigd wel of niet voor kinderopvangtoeslag in aanmerking zijn gekomen of komen.

  • 4. Wanneer op enig moment blijkt dat de inkomenssituatie van ouder(s) in een halfjaar dusdanig wijzigt of gewijzigd is dat één van onderstaande situatie geldt:

    • a.

      de ouder(s) komen niet meer in aanmerking voor kinderopvangtoeslag waardoor er subsidie aangevraagd kan worden bij de gemeente;

    • b.

      de ouder(s) komen in aanmerking voor kinderopvangtoeslag waardoor er geen subsidie meer aangevraagd kan worden bij de gemeente;

    • c.

      de ouder(s) vallen in een lagere of hogere inkomenscategorie in de adviestabel ouderbijdrage waardoor de ouderbijdrage wijzigt;

    wordt de ouderbijdrage zo spoedig mogelijk opnieuw getoetst.

  • 5. Indien de ouderbijdrage opnieuw wordt getoetst wordt zoals bedoeld in lid 4 deze vastgesteld door de aanbieder zoals omschreven in artikel 5:

    • a.

      waarbij, wanneer voor de betreffende peuter reeds subsidie werd ontvangen, de wijziging in de ouderbijdrage in de Peutermonitor wordt verwerkt; en

    • b.

      een (nieuw) overeenkomstformulier peuteropvang/VVE digitaal wordt overgelegd aan de gemeente; en

    • c.

      in het geval van een eerste aanvraag voor subsidie voor de peuteropvang/VVE van een peuter, artikel 5 wordt aangehouden.

  • 6. Indien de ouder(s) niet in staat zijn om de ouderbijdrage aan de aanbieder te betalen en zij in de laagste inkomenscategorie van de adviestabel ouderbijdrage vallen, kunnen zij in aanmerking komen voor bijzondere bijstand.

Artikel 9 Subsidieplafond

Het subsidieplafond voor het plaatsen van kinderen in de peuteropvang (deelname opvang van peuters die geen kinderopvangtoeslag van het Rijk ontvangen) bedraagt € 221.689,00 voor 2024. Voor peuters die VVE krijgen geldt geen subsidieplafond, de rijksbijdrage die hiervoor wordt ontvangen bedraagt in 2024 € 1.203.369,00.

Artikel 10 Weigeringsgronden

In aanvulling op artikel 8 van de Asv kan de subsidie worden geweigerd indien:

  • a.

    het subsidieplafond is bereikt;

  • b.

    de ouders van het kind voor hetzelfde kind al een andere vorm van subsidie van de gemeente Rheden ontvangen, bijvoorbeeld voor SMI;

  • c.

    plaatsing op een groep niet mogelijk is vanwege het niet beschikbaar zijn van een peuterplaats.

Artikel 11 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen een of meerdere artikelen van deze nadere regels buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing ervan, gelet op het belang van de aanvrager, leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 12 Citeertitel

Deze nadere regels worden aangehaald als Nadere regels peuteropvang en voorschoolse educatie gemeente Rheden 2018.

Artikel 13 Inwerkingtreding en geldigheidsduur

  • 1.

    Deze nadere regels treden in werking op 1 januari 2018.

  • 2.

    De beleidsregels peuteropvang en voorschoolse educatie gemeente Rheden 2017 worden gelijktijdig ingetrokken.

Ondertekening

Vastgesteld bij besluit van burgemeester en wethouders d.d. 26 november 2017.

De Steeg, 26 november 2017

Burgemeester en wethouders voornoemd,

burgemeester.

secretaris.