Regeling vervallen per 01-01-2024

Financiële verordening gemeente Rheden 2019

Geldend van 04-07-2019 t/m 31-12-2023 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2019

Intitulé

Financiële verordening gemeente Rheden 2019

De raad van de gemeente Rheden;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 7 mei 2019;

b e s l u i t :

vast te stellen de Financiële verordening gemeente Rheden 2019

Artikel 1 Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Organisatieonderdeel: iedere organisatorische eenheid binnen de gemeentelijke organisatie die als zodanig een eigen rechtstreekse verantwoordelijkheid aan het Directieteam heeft.

  • b.

    (Financiёle) Administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van (financiële) informatie ten behoeve van het besturen, het functioneren en het beheersen van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Rheden en ten behoeve van de verantwoording die daarover moet worden afgelegd teneinde te komen tot een goed inzicht in:

    • -

      de financieel-economische positie;

    • -

      het beheer van vermogenswaarden;

    • -

      de uitvoering van de begroting;

    • -

      het afwikkelen van vorderingen en schulden;

    • -

      alsmede tot het afleggen van rekening en verantwoording daarover.

  • c.

    Administratieve organisatie: het stelsel van organisatorische maatregelen gericht op het tot stand brengen en het in stand houden van de goede werking van de bestuurlijke en ambtelijke informatieverzorging ten behoeve van de verantwoordelijke leiding.

  • d.

    Financieel beheer: het uitoefenen van bestuur over en toezicht op het beheer van middelen en het uitoefenen van rechten van de gemeente Rheden.

  • e.

    Rechtmatigheid: het in overeenstemming zijn met geldende wet- en regelgeving, waaronder gemeentelijke verordeningen, raadsbesluiten en collegebesluiten.

  • f.

    Doelmatigheid: het realiseren van bepaalde prestaties met een zo beperkt mogelijke inzet van middelen.

  • g.

    Doeltreffendheid: de mate waarin de gewenste prestaties en beoogde maatschappelijke effecten van het beleid ook daadwerkelijk worden behaald.

  • h.

    Streefwaarde: de waarde die bereikt moet worden binnen een bepaalde periode, als maatstaf voor de beoogde maatschappelijke effecten, doelstellingen en te leveren prestaties.

  • i.

    Overheidsbedrijf: onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een personenvennootschap, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon, al dan niet tezamen met een of meer andere publiekrechtelijke rechtspersonen, in staat is het beleid te bepalen of een onderneming in de vorm van een personenvernnootschap, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon deelneemt.

  • j.

    Sub-Programma: onderdeel van een programma bestaande uit een samenstel van een aantal samenhangende producten of een enkel product van de productenraming en productenralisatie.

HOOFDSTUK 1 BEGROTING EN VERANTWOORDING

Kaderstellen

Artikel 2 Programmabegroting

  • 1. De raad stelt bij de aanvang van de nieuwe raadsperiode zonodig een gewijzigde programma-indeling vast. Deze indeling is van toepassing voor de begrotingen gedurende de gehele raadsperiode, tenzij de raad hierover tussentijds een besluit tot wijziging van de programma-indeling neemt.

  • 2. De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode op basis van de door het college aan de programma’s toegewezen producten zonodig de onderverdeling van de programma’s in sub-programma’s vast.

  • 3. Voorafgaande aan het nieuwe begrotingsjaar stelt de raad de begroting voor het nieuwe begrotingsjaar vast. De begroting kent de programma-indeling zoals door de raad is vastgesteld. De begroting wordt opgesteld in overeenstemming met de geldende voorschriften voor gemeenten. De raad stelt per programma vast:

    • a.

      wat willen wij bereiken: de beoogde maatschappelijke effecten en doelstellingen;

    • b.

      wat gaan wij er voor doen: de te leveren prestaties en streefwaarden;

    • c.

      wat gaat het kosten: de baten en de lasten.

  • 4. Het college draagt zorg voor het verzamelen en vastleggen van gegevens over de geleverde prestaties en beleidsdoelen, inclusief de maatschappelijke effecten en streefwaarden, opdat de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid, zoals vastgesteld door de raad, kunnen worden getoetst.

  • 5. De kaders en uitgangspunten voor de opstelling van de begroting van het komende jaar en de drie opeenvolgende jaren zijn verwoord in de de Kadernota zoals bedoeld in artikel 6.

Artikel 3 Productenraming

  • 1. Bij iedere begroting en jaarstukken wordt ter informatie een overzicht gegeven van de toedeling van de producten uit de productraming aan de programma’s.

  • 2. De onderverdeling van de programma’s in de producten staat voor de raadsperiode vast, tenzij er dringende redenen zijn tot wijzigen. Wijzigingen worden bij de begroting expliciet vermeld.

Uitvoering

Artikel 4 Uitvoering begroting

  • 1. Het college stelt regels die waarborgen dat de uitvoering van de programmabegroting rechtmatig, doelmatig en doeltreffend verloopt.

  • 2. Het college draagt ten aanzien van de begrotingsuitvoering de zorg voor:

  • a. een eenduidige toewijzing van de lasten en baten, door middel van een kostentoerekening, aan de producten van de productenraming;

  • b. het voorkomen van overschrijdingen (respectievelijk onderschrijden) van de begrote lasten (respectievelijk de baten) van de programma’s, zoals door de raad geautoriseerd bij de (gewijzigde) begroting;

  • c. de toedeling van de budgetten en investeringskredieten aan de productenraming binnen de kaders, zoals door de raad geautoriseerd bij de vaststelling van de begrotingsuitgangspunten zoals bedoeld in artikel 2, lid 5;

  • d. duidelijke uitgangspunten inzake het omgaan met de incidentele beschikbare begrotingsruimte. Deze uitgangspunten worden opgenomen in de programmabegroting;

  • e. dat wijzigingen op de oorspronkelijk geraamde structurele lasten en baten in de productenraming aan de raad ter autorisatie worden voorgelegd, indien:

    • -

      nieuwe zaken zich voordoen;

    • -

      deze wijzigingen leiden tot een verandering van de omvang van een programmabudget.

  • 3. Indien incidentele middelen in het jaar van beschikbaarstelling niet zijn besteed en daarmee de doelstelling nog niet is gerealiseerd mag hiervoor een bestemmingsreserve worden gevormd ter hoogte van maximaal het niet bestede bedrag. De gereserveerde middelen worden toegevoegd aan de begroting van het volgende jaar. Uiterlijk twee jaar na ontstaan van de bestemmingsreserve vervalt de bestemmingsreserve.

  • 4. Het college kan voor wat betreft de maximale termijn van twee jaar gemotiveerd afwijken.

Beheersing en interne controle

Artikel 5 Interne controle

  • 1. Het college draagt ten behoeve van het getrouwe beeld en de rechtmatigheid van de jaarrekening zorg voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking, waaronder de rechtmatigheid van de beheershandelingen.

    Bij afwijkingen neemt het college waar mogelijk maatregelen tot herstel.

  • 2. Het college draagt zorg voor de periodieke interne toetsing van alle bedrijfsonderdelen op juistheid, volledigheid en tijdigheid van de bestuurlijke informatievoorziening, de rechtmatigheid van beheershandelingen en op misbruik en oneigenlijk gebruik van de gemeentelijke regelingen.

  • 3. Het college zorgt op basis van de resultaten van de toetsen bedoeld in het tweede lid, indien nodig, voor een plan van verbetering. Het college neemt op basis van het plan van verbetering maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.

  • 4. Het college zorgt voor de systematische controle van de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het vermogen van de gemeente met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de debiteurenvorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen, de kortlopende schulden en de vorderingen van crediteuren jaarlijks worden gecontroleerd en registergoederen en bedrijfsmiddelen tenminste eenmaal in de 5 jaar.

    Bij afwijkingen in de registratie neemt het college maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.

Rapportage en verantwoording

Artikel 6 Tussentijdse rapportage en informatie

  • 1. Het college informeert de raad door middel van de Zomerrapportage over de bijstelling van de begroting van het lopende boekjaar. In deze rapportage worden de bevindingen betrokken uit de jaarstukken bedoeld in artikel 7.

    Daarnaast informeert het college de raad 4-maandelijk over de realisatie van de begroting van de gemeente over het lopende boekingsjaar:

    • 1.

      per 30 april over de eerste vier maanden van het lopende boekjaar (Lenterapportage);

    • 2.

      per 31 augustus over de eerste 8 maanden van het lopende boekjaar (Herfstrapportage); en

    • 3.

      per 31 december een voorlopig rekeningresultaat over het aflopende boekjaar (Winterrapportage).

  • 2. De raad stelt de Zomerrapportage vast uiterlijk in de laatste raadsvergadering voor het zomerreces van het voorafgaande begrotingsjaar.

  • 3. De Zomerrapportage gaat in op de voortgang van de lopende programmabegroting, zowel wat betreft de lasten en baten, de geleverde prestaties en indien daar aanleiding voor is de maatschappelijke effecten en doelstellingen.

  • 4. Bij de behandeling van de Zomerrapportage doet het college waar nodig voorstellen tot wijziging van de geautoriseerde budgetten en investeringskredieten en bijstelling van beleid.

  • 5. De raad stelt de Kadernota vast uiterlijk in de laatste vergadering van het zomerreces. In de Kadernota worden de budgettaire kaders en financiële uitgangspunten vastgelegd die worden gehanteerd voor het komende begrotingsjaar en de drie daaropvolgende jaren.

  • 6. De inrichting van de Zomerrapportage, Kadernota en tussenliggende rapportages sluiten aan bij de programma-indeling van de begroting.

  • 7. Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als het college een aanpassing nodig acht, doet het college een voorstel tot wijziging van de begroting.

Artikel 7 Jaarstukken

  • 1. Het college draagt zorg voor een adequate vertaling van de verantwoording van de afdelingen naar de productenrealisatie en naar de programma verantwoording.

  • 2. Het college legt jaarlijks verantwoording af over de uitvoering van de programma’s. In de verantwoording geeft het college per programma aan:

    • a.

      welke beoogde maatschappelijke effecten en doelstellingen zijn bereikt;

    • b.

      welke prestaties hiervoor zijn geleverd;

    • c.

      de werkelijke totale baten en lasten;

    • d.

      hoe de resultaten zich verhouden tot de in de begroting gestelde doelen.

  • 3. De raad bepaalt aan de hand van de uitvoering van de programma’s of de beleidsdoelen van de programma’s voor het lopende jaar bijstelling behoeven.

HOOFDSTUK 2 FINANCIËLE POSITIE

Artikel 8 Financiële positie

  • 1. Het college draagt er zorg voor, dat alle financiële gevolgen van het beleid waartoe de raad heeft besloten, in de uiteenzetting van de financiële positie van de begroting en de meerjarenraming zijn opgenomen.

  • 2. Het totaalbedrag aan verleende garanties en waarborgen wordt bij de uiteenzetting van de financiële positie expliciet vermeld.

  • 3. In de uiteenzetting van de financiële positie van de begroting en meerjarenraming wordt in elk geval ingegaan op:

    • -

      de ontwikkeling van het begrotingsresultaat en het saldo van de meerjarenraming ten opzichte van de voorgaande begroting;

    • -

      de ontwikkeling van de reserves en voorzieningen;

    • -

      de voorgenomen investeringen en de benodigde investeringsruimte;

    • -

      de ontwikkeling van de schuldpositie als gevolg van de begroting, de meerjarenraming en de investeringen.

  • 4. Bij de uiteenzetting van de financiële positie wordt een overzicht van de investeringen voor de komende vier jaar gegeven (investeringsprogramma). De raad stelt met het vaststellen van de uiteenzetting van de financiële positie van de begroting de middelen beschikbaar voor de uitvoering van het investeringsprogramma.

  • 5. Voor een investering waarvan het investeringskrediet niet met het vaststellen van het investeringsprogramma is geautoriseerd, legt het college vooraf aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel met een voorstel voor het vaststellen van een investeringskrediet aan de raad voor. Bij investeringen groter dan € 1.000.000,00 informeert het college de raad in het voorstel over het effect van de investering op de schuldpositie van de gemeente.

Artikel 9 Waardering en afschrijving vaste activa

  • 1. Geactiveerde kosten voor onderzoek en ontwikkeling, agio en disagio worden lineair in vijf jaar afgeschreven.

  • 2. Kosten voor het afsluiten van geldleningen worden direct ten laste van de exploitatie gebracht.

  • 3. De materiële vaste activa met economisch nut, zoals bedoeld in artikel 35 van het ‘Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten’, worden afgeschreven overeenkomstig de bij deze verordening behorende tabel afschrijvingstermijnen (als bijlage 1 bijgevoegd). Afwijking van deze tabel is slechts mogelijk bij raadsbesluit, indien hier gegronde redenen voor zijn. Activa met een verkrijgingprijs van minder dan € 10.000,00 worden niet geactiveerd.

  • 4. Onder activa met een meerjarig maatschappelijk nut, zoals bedoeld in artikel 35 van het ‘Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten’, worden verstaan investeringen in aanleg en onderhoud van onder meer (inrichting) wegen, waterwegen, civiele kunstwerken, (inrichting) groen en kunstwerken.

  • 5. Aankoop en vervaardiging van activa met een meerjarig maatschappelijk nut worden, onder aftrek van bijdragen van derden, bestemmingsreserves en voorzieningen, ten laste van de exploitatie gebracht.

    Hiervan kan bij raadsbesluit worden afgeweken. In geval van activering bij raadbesluit wordt het actief afgeschreven, maximaal voor de termijn overeenkomstig de bij deze verordening behorende tabel afschrijvingstermijnen.

  • 6. Afschrijving van de in lid 3 beschreven activa start als tenminste 80% van het actief is uitgegeven.

    Het college kan hiervan gemotiveerd afwijken. Verantwoording vindt plaats in het jaarverslag.

Artikel 10 Waardering debiteuren en overige vorderingen

Op basis van een periodieke beoordeling van de inbaarheid van de openstaande vorderingen wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd. Voor de openstaande vorderingen waarvan is komen vast te staan dat deze niet inbaar blijken, wordt de vordering als een verlies verantwoord. Het college zal hiertoe besluiten op grond van een ambtelijk voorstel.

Artikel 11 Reserves en voorzieningen

  • 1. Het college biedt de raad eens in de 4 jaar een nota reserves en voorzieningen aan. Deze nota wordt door de raad vastgesteld en behandelt:

    • a.

      de vorming en besteding van reserves;

    • b.

      de vorming en besteding van voorzieningen;

    • c.

      de rentetoerekening aan reserves en voorzieningen.

  • 2. Het college biedt jaarlijks gelijktijdig met de programmabegroting en de jaarrekening het overzicht aan van de reserves en voorzieningen. Het overzicht in de programmabegroting maakt onderdeel uit van de uiteenzetting van de financiële positie. In de jaarrekening wordt het overzicht in de toelichting op de balans opgenomen.

  • 3. Bij een voorstel voor de instelling van een bestemmingsreserve voor investeringsvoornemens wordt minimaal aangegeven:

    • a.

      het specifieke doel van de reserve;

    • b.

      de voeding van de reserve;

    • c.

      de maximale hoogte van de reserve;

    • d.

      de maximale looptijd.

  • 4. Het overzicht van reserves en voorzieningen in de programmabegroting en jaarrekening bevat:

    • a.

      het saldo aan het begin van het begrotingsjaar;

    • b.

      de toevoeging aan de reserves en voorzieningen;

    • c.

      de vrijval van de reserves en voorzieningen;

    • d.

      de toerekening en verwerking van rente over de algemene reserves en bestemmingsreserves;

    • e.

      het saldo aan het einde van het begrotingsjaar.

Artikel 12 Kostprijsberekening en vaststelling tarieven en heffingen

  • 1. Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van producten en diensten van de gemeente Rheden die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een systeem van kostentoerekening gehanteerd. Bij de kostentoerekening worden naast de directe kosten alleen die indirecte kosten betrokken, die aantoonbaar samenhangen met de door de gemeente verleende diensten.

  • 2. Bij de indirecte kosten worden onder meer betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van reserves voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa en de kapitaallasten van de in gebruik zijnde activa en voor rioolheffing en afvalstoffenheffing de compensabele BTW en de kosten van het kwijtscheldingsbeleid.

  • 3. Voor de inzet van materiële activa worden naast directe kosten, indirecte kosten en afschrijvingskosten, de rente voor de financiering van het actief toegerekend.

    Deze rente is een vergoeding voor de inzet van vreemd vermogen en van het eigen vermogen. De rentepercentages voor deze vergoeding worden bij de behandeling van de begroting vastgesteld.

  • 4. Het college neemt jaarlijks in de Kadernota op de kaders voor de prijzen voor de levering van gemeentelijke goederen, werken en diensten aan overheidsbedrijven en derden en voor de huren en de erfpachten.

  • 5. Het college legt bij een tussentijdse wijziging van prijzen, huren en erfpachten ten opzichte van de kaders uit de Kadernota vooraf een besluit voor aan de raad.

Artikel 13 Prijzen economische activiteiten

  • 1. Voor de levering van goederen, diensten of werken aan overheidsbedrijven en derden en met welke bijbehorende activiteiten de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt tenminste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht.

    Bij afwijking doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de activiteit wordt gemotiveerd.

  • 2. Bij het verstrekken van leningen of garanties aan overheidsbedrijven en derden brengt de gemeente de geraamde integrale kosten in rekening. Bij afwijking doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de lening of garantie wordt gemotiveerd.

  • 3. Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van tenminste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Bij afwijking doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd.

  • 4. Raadsbesluiten met de motivering van het publiekbelang als bedoeld in de vorige leden zijn niet nodig als sprake is van:

    • a.

      leveringen van goederen, diensten of werken en het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal aan andere overheden voor zover deze leveringen en verstrekkingen zijn bedoeld voor de uitoefening van de publieke taak door die andere overheid;

    • b.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een bij wet opgedragen publiekrechtelijke taak;

    • c.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een toegekend bijzonder of uitsluitend recht waarvoor prijsvoorschriften gelden;

    • d.

      een bevoordeling van sociale werkplaatsen;

    • e.

      een bevoordeling van onderwijsinstellingen;

    • f.

      een bevoordeling van publieke media-instellingen; en

    • g.

      een bevoordeling die valt onder de reikwijdte van de staatssteunregels van het Werkingsverdrag van de Europese Unie en daarmee verenigbaar is.

Artikel 14 Financieringsfunctie

  • 1. Het college draagt bij de uitoefening van de financieringsfunctie zorg voor het aantrekken van voldoende financiële middelen en het uitzetten van overtollige gelden om de programma’s binnen de door de raad vastgestelde kaders van de begroting te kunnen uitvoeren.

  • 2. Het college neemt bij de uitvoering van de financieringsfunctie de regels in acht, zoals die zijn vermeld in het door de raad vastgestelde Treasurystatuut.

  • 3. Bij de programmabegroting doet het college in de paragraaf treasury in ieder geval verslag van:

    • a.

      de algemene actuele ontwikkelingen;

    • b.

      de doelstellingen van de treasuryfunctie;

    • c.

      het beleid inzake risicobeheer;

    • d.

      het beleid inzake de gemeentefinanciering.

  • 4. In het jaarverslag legt het college verantwoording af over de resultaten van het gevoerde beleid, zoals deze zijn opgenomen in de paragraaf treasury van de programmabegroting.

  • 5. Bij het verstrekken van een garantie wordt een voorziening ten laste van de begroting gevormd ter grote van het risico dat met de verleende garantie wordt gelopen. Als in de begroting niet is voorzien in een budget voor deze voorziening dan doet het college vooraf aan de garantieverlening een voorstel aan de gemeenteraad voor een begrotingswijziging.

Artikel 15 Registratie bezittingen en activa

  • 1. Het college draagt zorgt voor een actuele en volledige registratie van bezittingen. In de registratie worden ook opgenomen niet-geactiveerde kunstvoorwerpen met cultuur-historische waarde en de niet-geactiveerde investeringen in de openbare ruimte.

  • 2. Het college draagt er zorg voor, dat de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen van de gemeente systematisch worden gecontroleerd.

  • 3. Bij afwijkingen in de registratie van de bezittingen neemt het college maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.

HOOFDSTUK 3 PARAGRAFEN

Artikel 16 Lokale heffingen

  • 1. In de begroting en het jaarverslag wordt een paragraaf lokale heffingen opgenomen. Deze paragraaf behandelt in ieder geval:

    • a.

      de samenstelling van het pakket aan lokale heffingen en de geraamde inkomsten;

    • b.

      het tarievenbeleid voor lokale heffingen;

    • c.

      de ontwikkeling van de lokale lastendruk;

    • d.

      een overzicht op hoofdlijnen van de diverse heffingen;

    • e.

      het kwijtscheldingsbeleid;

    • f.

      een weergave van de actuele ontwikkelingen inzake de lokale heffingen.

  • 2. Het college draagt zorg voor het opstellen en aanpassen van de verordeningen voor de gemeentelijke belastingen en heffingen. De (gewijzigde) verordeningen worden aan de raad ter vaststelling aangeboden.

  • 3. Bij begroting dan wel met de aanpassingen van de van toepassing zijnde verordeningen wordt aan de raad voorgesteld om de nieuwe tarieven voor lokale heffingen voor het komende begrotingsjaar vast te stellen.

Artikel 17 Weerstandsvermogen en risicobeheersing

  • 1. In de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 11 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

    • a.

      de solvabiliteitsratio;

    • b.

      de ontwikkeling van de netto schuld per inwoner;

    • c.

      de ontwikkeling van de netto schuld als percentage van de gemeentelijke inkomsten;

    • d.

      de ontwikkeling van de som van de voorraden bouwgrond, de voorraden onderhanden werk en overige voorraden als percentage van de gemeentelijke inkomsten;

    • e.

      de ontwikkeling van de som van de leningen aan derden en de leningen aan verbonden partijen als percentage van de gemeentelijke inkomsten.

  • 2. Voor het in beeld brengen van de weerstandscapaciteit van de gemeente wordt beoordeeld of de gemeente bij een risicoscenario de schuldverplichtingen in de toekomst kan blijven nakomen zonder dat de uitgaven aan en de investeringen in noodzakelijke publieke voorzieningen in de knel komen.

Artikel 18 Onderhoud kapitaalgoederen

  • 1. Het college biedt tenminste eens in de raadsperiode van vier jaar de diverse nota’s voor het onderhoud van de openbare ruimte aan. Deze nota’s geven het kader weer voor de inrichting van het onderhoud en het beoogde onderhoudsniveau voor het openbaar groen, riolering, wegen, kunstwerken/straatmeubilair en onderhoud gebouwen en eveneens de normkostensystematiek en het meerjarig budgettair beslag. De raad stelt de nota’s vast. Indien een ruimere periode wordt gehanteerd dan vier jaar dan zal het college de raad informeren.

  • 2. Bij de begroting en het jaarverslag doet het college in de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen verslag over:

    • -

      de beschikbare nota’s en de beleidsuitgangspunten betreffende het onderhoud van de kapitaalgoederen;

    • -

      de hieruit voortvloeiende financiële consequenties;

    • -

      de vertaling van de financiële consequenties in de begroting.

Artikel 19 Financiering (Treasury)

In de begroting en het jaarverslag wordt een paragraaf financiering opgenomen. Deze paragraaf behandelt in ieder geval:

  • a.

    de doelstellingen en uitgangspunten van het financieringsbeleid;

  • b.

    de actuele economische- en renteontwikkelingen;

  • c.

    het risicobeheer;

  • d.

    de ontwikkeling van de financieringspositie;

  • e.

    de voorwaarden voor het verstrekken van leningen en garanties.

Artikel 20 Bedrijfsvoering

  • 1. In de bedrijfsvoeringsparagraaf in de programmabegroting wordt ingegaan op de tijdelijke en actuele onderwerpen die de aandacht behoeven. In de bedrijfsvoeringsparagraaf in het jaarverslag wordt gerapporteerd over de bij de begroting bepaalde onderwerpen aangaande de bedrijfsvoering alsmede over nieuwe ontwikkelingen. Daarbij wordt specifiek aandacht gegeven aan:

    • -

      planning en control;

    • -

      personeel en organisatie;

    • -

      huisvesting;

    • -

      informatiebeleid en automatisering;

    • -

      de budgetten voor de raad, de griffie, de rekenkamer en de accountant.

  • 2. Het college rapporteert in de bedrijfsvoeringsparagraaf van de begroting en jaarstukken over de voortgang van de onderzoeken naar de doelmatigheid en doeltreffendheid, bedoeld in artikel 213a Gemeentewet, en de uitputting van de bijbehorende budgetten.

Artikel 21 Verbonden partijen

  • 1. In de paragraaf verbonden partijen van de programmabegroting wordt van elk van de verbonden partijen weergegeven; het openbaar belang, het eigen vermogen, de solvabiliteit, het financieel resultaat en het financieel belang alsmede de aanwezige financiële risico’s en de zeggenschap van de gemeente.

  • 2. In de begroting en het jaarverslag wordt in de paragraaf verbonden partijen in elk geval ingegaan op nieuwe verbonden partijen, het beëindigen van bestaande verbonden partijen, het wijzigen van bestaande verbonden partijen en eventuele problemen bij bestaande verbonden partijen.

Artikel 22 Grondbeleid

  • 1. Het college biedt tenminste eens in de vier jaar een (bijgestelde) Nota grondbeleid aan ter behandeling en vaststelling door de raad. In deze nota wordt aandacht besteed aan:

    • a.

      de relatie met de programma’s in de begroting;

    • b.

      de strategische visie van het toekomstig grondbeleid van de gemeente;

    • c.

      de voorraadverwerving en uitgifte van gronden;

    • d.

      de financiële uitgangspunten en de wijze waarop met de toekomstige winsten en verliezen wordt omgegaan.

  • 2. In de paragraaf grondbeleid van de begroting en het jaarverslag wordt ingegaan op de uitvoering van de Nota grondbeleid. De paragraaf grondbeleid bevat in ieder geval de volgende onderdelen:

    • -

      de visie op het grondbeleid in relatie tot de doelstellingen van de programma’s in de begroting;

    • -

      de actuele prognoses van de te verwachten resultaten van de totale grondexploitatie, gespecificeerd naar complex;

    • -

      een overzicht van de geraamde winstnemingen voor de komende jaren;

    • -

      een overzicht van de verwachte ontwikkeling van de reserves en voorzieningen grondexploitatie.

Artikel 23 Verstrekking subsidies

Het college biedt tenminste eens in de vijf jaar een (bijgestelde) Algemene subsidieverordening ter vaststelling aan. De verordening bevat het kader voor de verstrekking van de gemeentelijke subsidies. De raad stelt de verordening vast.

HOOFDSTUK 4 FINANCIËLE ORGANISATIE EN FINANCIEEL BEHEER

Artikel 24 Inrichting administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

  • a.

    het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de afdelingen;

  • b.

    het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van registergoederen, kapitaalgoederen, voorraden, vorderingen en schulden, enzovoorts;

  • c.

    het verschaffen van informatie aan de budgethouders en voor het maken van kostencalculaties;

  • d.

    het bevorderen van de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen en ter zake geldende wet- en regelgeving;

  • e.

    het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en ter zake geldende wet- en regelgeving;

  • f.

    de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen.

Artikel 25 Financiële administratie

Het college draagt er zorg voor dat:

  • a.

    de inrichting en de werking van de financiële administratie voldoet aan het ‘Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten’ en andere relevante wet- en regelgeving;

  • b.

    de vereiste informatie verstrekt wordt aan het Rijk, de provincie en de Europese Unie, alsmede aan andere instellingen die specifieke verantwoordingsverplichtingen opleggen aan gemeenten.

Artikel 26 Financiële organisatie

Het college draagt zorg voor:

  • a.

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidige toewijzing van de gemeentelijke taken aan de organisatieonderdelen;

  • b.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden, zodat aan de eisen van interne controle wordt voldaan en de betrouwbaarheid van de verstrekte informatie aan beleids- en beheersorganen is gewaarborgd;

  • c.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • d.

    de te maken afspraken met de afdelingen over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

  • e.

    de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

  • f.

    de kostenverdeelsleutels voor het eenduidig toewijzen van de lasten en baten aan de producten van de productenraming en de productenrealisatie;

  • g.

    het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten;

  • h.

    het beleid en de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen; en

  • i.

    het beleid en de interne regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen, opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan.

Artikel 27 Aanbesteding en inkoop

Het college draagt zorg voor de Nota aanbestedingsbeleid waarin de regels voor de inkoop en de aanbesteding van werken en de levering van diensten worden vastgelegd.

De regels waarborgen dat wordt gehandeld in overeenstemming met de regels terzake van de Europese Unie. De nota wordt ter vaststelling aan de raad aangeboden.

Artikel 28 Subsidieverstrekking en steunverlening

Het college draagt zorg voor het waarborgen dat wordt gehandeld in overeenstemming met de regels ter zake van de Europese Unie en de subsidieverordeningen van de gemeente Rheden.

HOOFDSTUK 5 SLOTBEPALINGEN

Artikel 29 Inwerkingtreding en intrekking

Deze verordening treedt in werking de dag na bekendmaking en werkt terug tot en met 1 januari 2019 onder gelijktijdige intrekking van de Financiële verordening gemeente Rheden 2016.

Artikel 30 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald onder de naam Financiële verordening gemeente Rheden 2019.

Ondertekening

Vastgesteld bij raadsbesluit d.d. 25 juni 2019, nr. 12.

De Steeg, 25 juni 2019

De raad voornoemd,

voorzitter.

griffier.

Bijlage 1 Tabel afschrijvingstermijnen

Soort investering

Afschrijvingstermijn in jaren

Bedrijfseconomisch nut

1

Grondkosten

-- niet afschrijven

2

Gebouwen

40

3

Eerste inrichting en inventaris

10-12

4

Eerste inrichting en inventaris schoolgebouwen

15

5

Centrale verwarmingsinstallaties

15

6

Noodvoorzieningen onderwijs

15

7

Apparatuur betaald parkeren

8

8

Investeringsbijdragen monumenten

20-40

9

Restauratie gebouwen

20-40

10

Standplaatsen woonwagen

40

11

Huurwoonwagens

n.v.t.

12

Rioleringen

60-80

13

Vervoermiddelen, exclusief materiaal brandweer

5-10

14

Automatiseringsapparatuur, hardware

3-5

15

Automatiseringsapparatuur, software

5

16

Inventaris/meubelen

10-12

17

Vloerbedekking

10-12

Maatschappelijk nut

18

Grondkosten civieltechnische werken

100

19

Civieltechnische werken

40

20

Verharding zandwegen

10

21

Speelgelegenheden

10

22

Plantsoenaanleg

25

23

Verkeersregelinstallaties

15

24

Aanleg vijvers

20

25

Lichtmasten

40

26

Armaturen

20

27

Abri’s

15

28

Kunstgrasveld

9-10