Regeling vervallen per 01-01-2014

Verordening op de heffing en de invordering van hondenbelasting 2013

Geldend van 27-12-2012 t/m 31-12-2013

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van hondenbelasting 2013

De raad van de gemeente Rhenen,

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 6 november 2012;

gelet op artikel 226 van de Gemeentewet;

besluit:

vast te stellen de volgende verordening:

Verordening op de heffing en de invordering van hondenbelasting 20 1 3

Artikel 1 Belastbaar feit

Onder de naam 'hondenbelasting' wordt een directe belasting geheven voor het houden van een hond binnen de gemeente.

Artikel 2 Belastingplicht

  • 1. Belastingplichtig is de houder van een hond.

  • 2. Als houder wordt aangemerkt degene die onder welke titel dan ook een hond onder zich heeft, tenzij blijkt dat een ander de houder is.

  • 3. Het houden van een hond door een lid van het huishouden wordt aangemerkt als het houden van een hond door een door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aan te wijzen lid van dat huishouden.

Artikel 3 Vrijstellingen

De belasting wordt niet geheven ter zake van honden:

  • a.

    die zijn opgeleid tot en dienen als blindengeleidehond en in hoofdzaak als zodanig door een blind persoon worden gehouden;

  • b.

    die zijn opgeleid tot en dienen als gehandicaptenhond en in hoofdzaak als zodanig door een gehandicapt persoon worden gehouden;

  • c.

    die zijn opgeleid tot en dienen als politiehond en waarvan de houder in het bezit is van een geldend diploma van de Koninklijke Nederlandse Politiehond Vereniging.

  • d.

    die verblijven in een hondenasiel als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van het Honden- en kattenbesluit 1999, welk asiel is opgenomen in het centraal register bedoeld in artikel 5, tweede lid, van genoemd besluit;

  • e.

    die uitsluitend ten verkoop of aflevering in voorraad worden gehouden in een bedrijfsinrichting als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van het Honden- en kattenbesluit 1999, welke inrichting is opgenomen in het centraal register bedoeld in artikel 5, tweede lid, van genoemd besluit;

  • f.

    die jonger zijn dan drie maanden, voor zover zij tezamen met de moederhond worden gehouden;

Artikel 4 Maatstaf van heffing

De belasting wordt geheven naar het aantal honden dat wordt gehouden.

Artikel 5 Belastingtarief

  • 1. De belasting bedraagt per belastingjaar:

    • a.

      voor de eerste hond € 80,00;

    • b.

      voor de tweede hond € 125,00;

    • c.

      voor iedere hond boven het aantal van twee € 140,00;

  • 2. In afwijking van het voorgaande lid bedraagt de belasting voor honden, gehouden in kennels die zijn geregistreerd bij de Raad van beheer op kynologisch gebied in Nederland, € 350,00 per kennel.

Artikel 6 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 7 Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 8 Aangifte

  • 1. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar ontstaat, dan wel het aantal honden dat de door de belastingplichtige wordt gehouden wijziging ondergaat, moet de belastingplichtige binnen twee weken na het tijdstip waarop de belastingplicht is ontstaan of de wijziging van het aantal honden heeft plaatsgevonden bij de heffingsambtenaar een verzoek indienen om te worden uitgenodigd tot het doen van aangifte.

  • 2. Voor de toepassing van deze verordening wordt voor de in artikel 9, eerste en derde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen genoemde aangiftetermijn, een termijn van twee weken in de plaats gesteld.

Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1. De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. Indien de belastingplicht in de loop van het jaar aanvangt, dan wel het aantal honden in de loop van het belastingjaar toeneemt, wordt de belasting, respectievelijk de hogere belasting ter zake van het toegenomen aantal honden, geheven over zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, respectievelijk de toename van het aantal honden, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, dan wel het aantal honden in de loop van het belastingjaar vermindert, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht respectievelijk de vermindering van het aantal honden, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4. Belastingbedragen van minder dan € 10,-- worden niet geheven.

  • 5. Voor de toepassing van het bepaalde in het vierde lid wordt het totaal van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen hondenbelasting of andere heffingen aangemerkt als één belastingbedrag.

Artikel 10 Termijnen van betaling

  • 1. De aanslag is invorderbaar op de laatste dag van de tweede maand, volgende op die, welke in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

  • 2. In afwijking van het eerste lid geldt dat, indien en zolang de verschuldigde bedragen door automatische betalingsincasso van de betaalrekening van de belastingschuldige kunnen worden afgeschreven, de aanslagen moeten worden betaald in tien gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand, volgende op die, welke in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld, terwijl elke volgende termijn één maand na het verstrijken van de daaraan voorafgaande termijn vervalt. Indien het totaal van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen hondenbelasting of andere heffingen minder is dan € 50,00 wordt de aanslag ingevorderd middels lid 1 van dit artikel.

  • 3. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste en tweede lid gestelde termijnen.

Artikel 11 Kwijtschelding

Bij de invordering van de hondenbelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 12 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de hondenbelasting.

Artikel 13 Overgangsrecht

De ‘Verordening hondenbelasting 2012’ van 20 december 2011 wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 14, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 14 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking.

  • 2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2013.

Artikel 15 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als ‘Verordening hondenbelasting 2013’.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 18 december 2012

de raadsgriffier

de voorzitter

J.H. van Beem

drs. J.H.A. van Oostrum