Gemeente Rhenen – DAMOCLESBELEID GEMEENTE RHENEN 2019

Geldend van 31-12-2019 t/m heden

Intitulé

Gemeente Rhenen – DAMOCLESBELEID GEMEENTE RHENEN 2019

Hoofdstuk 1 Definities

Artikel 1.1 Drugshandel

In deze beleidsregels wordt onder drugshandel verstaan: de verkoop, aflevering of verstrekking dan wel het daartoe aanwezig zijn van drugs in een woning of lokaal en/of de daarbij behorende erven, alsmede de voorbereidings- en bevorderingshandelingen daarvan.

Artikel 1.2 Harddrugs

Alle middelen die vermeld zijn op lijst I van de Opiumwet dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet.

Artikel 1.3 Softdrugs

Alle middelen die vermeld zijn op lijst II van de Opiumwet dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet.

Artikel 1.4 Woningen

De wetgever heeft het begrip woningen in het kader van artikel 13b Opiumwet niet nader gedefinieerd. In deze beleidsregels wordt daarom onder woningen verstaan een pand dat dient tot woning dan wel gebruikt wordt als woning. Hieronder vallen zowel koop- en huurwoningen. Een pand moet als woning worden aangemerkt, als deze oorspronkelijk voor bewoning is ontworpen en gebouwd. Of het pand naar de aard en inrichting ook daadwerkelijk geschikt is om als woning te dienen, is daarbij niet van doorslaggevend belang.

Daarnaast wordt ook gekeken naar de daadwerkelijk daaraan gegeven bestemming. Veelal staat dit verwoord in het proces-verbaal van bevindingen van de politie. Dit kan echter ook geconstateerd worden door een toezichthouder van de gemeente Rhenen en in een controlerapport worden vastgelegd. Eventuele inschrijvingen in de gemeentelijke basisadministratie zijn mede bepalend om vast te stellen of er sprake is van feitelijke bewoning.

Onder het begrip woning vallen ook andere vormen van wonen, zoals wonen in een boot, woonwagen of caravan. Daarnaast vallen de daarbij behorende erven met de daarbij behorende opstallen ook onder het begrip woning.

Schijnbewoning (het simuleren van de indruk dat het pand gebruikt wordt als woning), maakt niet dat er sprake is van een woning. Gebruik van het pand voor woondoeleinden voor meer dan een incidenteel karakter kan dan niet aannemelijk worden gemaakt. Bij schijnbewoning zijn de beleidsregels inzake lokalen en de daarbij behorende erven van toepassing.

Artikel 1.5 Lokalen

In beginsel spreekt men van een lokaal indien er sprake is van een pand dat niet wordt gebruikt voor bewoning dan wel niet zijnde een woning.

Hieronder vallen alle al dan niet voor het publiek opengestelde lokalen en daarbij behorende erven, gronden en opstallen. Voorbeelden hiervan zijn winkels, horeca locaties en buurthuizen, maar ook bedrijfsruimten, magazijnen en loodsen.

Artikel 1.6 Handelsvoorraad drugs

Het is vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State om de zinsnede ‘daartoe aanwezig is’ in artikel 13b lid 1 Opiumwet zo uit te leggen dat de burgemeester al bevoegd is een last onder bestuursdwang op te leggen, indien in een woning of lokaal een handelshoeveelheid drugs aanwezig is. Bij overschrijding van de hoeveelheid die bestemd is voor eigen gebruik wordt aangenomen dat de drugs bestemd zijn voor verkoop, aflevering of verstrekking.

Het tegendeel dient aannemelijk te worden gemaakt. Bij de beoordeling of sprake is van een handelsvoorraad drugs gaat de burgemeester uit van de ‘Aanwijzing Opiumwet’ van het Openbaar Ministerie.

Concreet betekent dit dat in beginsel sprake is van een overtreding in de zin van dit beleid bij een hoeveelheid:

  • harddrugs: meer dan 0,5 gram, één bolletje, één ampul, één wikkel, één pil/tablet;

  • softdrugs: meer dan 5 gram;

  • hennepplanten: meer dan 5 planten.

Artikel 1.7 Voorbereidingshandelingen

Op 1 januari 2019 is artikel 13b Opiumwet uitgebreid. Sinds deze wetswijzing heeft de burgemeester ook een sluitingsbevoegdheid wanneer in een woning of lokaal voorwerpen of stoffen worden aangetroffen die bestemd zijn voor het telen of bereiden van drugs. Hierbij kan worden gedacht aan bepaalde apparatuur, chemicaliën en versnijdingsmiddelen.

Voor zover het de voorbereidingshandelingen betreft heeft de sluitingsbevoegdheid van de burgemeester alleen betrekking op voorbereidingshandelingen die strafbaar zijn op grond van de artikelen 10a en 11a Opiumwet. Van voorbereidingshandelingen kan sprake zijn indien er een voorwerp of stof in een woning of lokaal of daarbij behorend erf wordt aangetroffen, die vanwege de aard en de hoeveelheid of gezien de onderlinge combinatie, geschikt zijn voor het bereiden, bewerken of vervaardigen van harddrugs, dan wel voor (grootschalige of bedrijfsmatige) illegale hennepteelt. Daarnaast kan dit ook blijken uit tapgesprekken of observaties uit een opsporingsonderzoek.

De verboden van de Opiumwet gelden niet alleen voor middelen als genoemd in lijst I en II, maar ook voor middelen die vooruitlopend op plaatsing op lijst I of II, zijn aangewezen op grond van artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet.  

Hoofdstuk 2 Algemene uitgangspunten handhavingsbeleid artikel 13b Opiumwet

Artikel 2.1 Informatie uitwisseling met politie

De politie en de gemeentelijke toezichthouders werken samen bij het observeren en constateren. Zij wisselen zo mogelijk informatie uit en trekken samen op. Deze informatie dient aan de burgemeester te worden verstrekt in het kader van zijn taak met betrekking tot de openbare orde (waaronder ook artikel 13b Opiumwet). De politie rapporteert aan de burgemeester, wanneer is geconstateerd dat in strijd met de Opiumwet in al dan niet voor het publiek toegankelijke woningen en lokalen voorbereidingshandelingen voor drugshandel of drugshandel plaatsvindt of heeft plaatsgevonden.

Artikel 2.2 Spoedeisendheid

Een beslissing tot toepassing van bestuursdwang moet op schrift gesteld worden. Slechts indien de situatie dermate spoedeisend is dat het bestuursorgaan de beslissing tot toepassing niet tevoren op schrift kan stellen, dan moet de opschriftstelling zo spoedig mogelijk nadat de bestuursdwang is toegepast op schrift worden gesteld (art. 5:31, lid 2 Awb). Slechts bij uitzondering kan sprake zijn van een dergelijke spoedeisendheid. Bij spoedeisende bestuursdwang wordt een begunstigingstermijn gegund tot maximaal 4 uur; de duur is afhankelijk van de situatie, de omstandigheden en de impct op de openbare orde en veiligheid ter plaatse en de daaraan direct aanliggende omgeving.

Artikel 2.3 Uitvoeren sluiting door eigenaar zelf

Wanneer een last onder bestuursdwang wordt opgelegd, krijgt de eigenaar van de woning of het lokaal de gelegenheid om dit zelf af te sluiten. De sluiting wordt uitgevoerd door middel van het afdichten van deuren en ramen en zo nodig het vervangen van sloten. Onder het zelf afsluiten wordt verstaan het in het bijzijn van een medewerker van de gemeente Rhenen (laten) vervangen van de sloten van de woning of het lokaal, waarna het door de gemeente verzegeld wordt. De sleutels van deze nieuwe sloten blijven gedurende de sluitingsperiode in bezit van de gemeente Rhenen. Op deze manier heeft de gemeente, maar ook de eigenaar van de woning of het lokaal, de maximaal haalbare zekerheid dat er niemand anders in het bezit is van een sleutel waarmee eenvoudig toegang verschaft kan worden tot het gesloten pand.

Artikel 2.4 Uitvoeren sluiting door gemeente Rhenen

Wanneer geen gehoor wordt gegeven aan de last onder bestuursdwang, zal de gemeente zelf de ramen en deuren afdichten, indien hier noodzaak toe is, de sloten vervangen en het pand daarna verzegelen. Ook dan blijven de sleutels gedurende de sluitingsperiode in bezit van de gemeente Rhenen.

Artikel 2.5 Ernstige vervuiling en/of bederfelijke goederen en zaken

Indien er sprake is van ernstige vervuiling en/of aanwezigheid van goederen en zaken die aan bederf of teloorgang onderhevig (kunnen) zijn, wordt gekozen voor ontsmetting en/of ontruiming.

Artikel 2.6 huisraad, huisdieren en alternatieve huisvesting

Betrokkenen dienen in beginsel zelf voor hun huisraad, huisdieren en alternatieve huisvesting te zorgen. De last onder bestuursdwang omvat daarom ook het zorgdragen voor eventuele huisdieren in de woning of het lokaal. Mochten de dieren na het aflopen van de begunstigingstermijn nog in het de woning of het lokaal aanwezig zijn, dan zullen die dieren bij de uitoefening van bestuursdwang worden verwijderd en opgevangen. De kosten zullen verhaald worden op degene aan wie het besluit tot toepassing bestuursdwang is gericht.

Artikel 2.7 Verwijtbaarheid

Volgens vaste rechtspraak speelt de persoonlijke verwijtbaarheid van de verhuurder /eigenaar geen rol bij de vraag of er zich een situatie voordoet die tot sluiting van de woning of het lokaal noopt. De verhuurder /eigenaar is verantwoordelijk voor de gang van zaken in de door hem geëxploiteerde, verhuurde of anderszins beschikbaar gestelde woning, lokaal en/of bijbehorende erven.

Artikel 2.8 Aanduiding op het pand

Na sluiting van een pand brengt de gemeente Rhenen hierop altijd een aanduiding aan, waarop staat dat het pand gesloten is ingevolge artikel 13b Opiumwet. Dit om duidelijk kenbaar te maken dat de woning of het lokaal gesloten. Bovendien wordt dit gedaan om bij te dragen aan het beëindigen van de bekendheid als pand waar verdovende middelen beschikbaar zijn.

Artikel 2.9 Feitelijke sluiting

Bij de toepassing van bestuursdwang wordt gekozen voor het sluiten van de gehele woning, of het gehele lokaal en/of de daarbij behorende erven omdat het direct een einde maakt aan de illegale situatie. Dit is de meest effectieve manier om de met de Opiumwet strijdige situatie te beëindigen en herhaling te voorkomen. Als er sprake is van voorbereidingshandelingen of handel in een woning waarin kamerverhuur plaatsvindt en de voorbereidingshandelingen of handel in drugs slechts in één van de verhuurde kamers is geconstateerd, dan kan een gedeeltelijke sluiting van de woning worden overwogen.

Wanneer de sluiting niet of niet tijdig wordt uitgevoerd, zal de burgemeester overgaan tot het sluiten van de woning of het lokaal. De sluiting is feitelijk van aard en brengt met zich dat de woning of het lokaal door niemand mag worden betreden gedurende de sluitingstermijn. Als het gesloten pand toch wordt betreden, is sprake van een strafbaar feit. Alleen personen wier aanwezigheid wegens dringende redenen in het pand noodzakelijk is, mogen het pand nog betreden. Hiervan is echter in de praktijk zelden sprake. Van dringende reden is bijvoorbeeld sprake bij schade aan het pand die, ter beperking van verdere schade, zo spoedig mogelijk gerepareerd dient te worden en betreding van het pand daarvoor noodzakelijk is. Voor het betreden van het pand is te allen tijde toestemming nodig van de burgemeester.

Artikel 2.10 De zaaksgebonden werking

Een wijziging in de huursituatie of de eigendomsoverdracht van een pand wordt niet automatisch als relevant beschouwd indien dit wordt gerealiseerd nadat een overtreding van de Opiumwet geconstateerd is. De opgelegde maatregelen zijn namelijk gebonden aan het gebouw en niet aan de eigenaar van het pand of de desbetreffende ondernemer. De sluiting van een gebouw kan dan ook niet worden opgeheven of worden ontlopen door het gebouw te verkopen.

Artikel 2.11 De WKPB

Een besluit tot toepassing van bestuursdwang ingevolge artikel 13b van de Opiumwet is een beperkingsbesluit dat valt onder de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken en wordt dan ook opgenomen in de landelijke voorziening. Mocht de sluiting worden opgeheven, dan wordt dit ook aangepast in de WKPB.

Artikel 2.12 Aanvullende maatregelen

Soms is sluiting niet voldoende en zijn aanvullende maatregelen nodig om de leefbaarheid rond het gesloten pand te herstellen. De wet Victor (art. 13b Woningwet) regelt het natraject van onder andere een sluiting op grond van artikel 13b Opiumwet. De wet Victor maakt het mogelijk om het beheer van een pand over te nemen (artikel 14 Woningwet) en daarna eventueel te onteigenen (artikel 77 Onteigeningswet) of wanneer er sprake is van een huurwoning, in geval van sluiting de huur op de zeggen (artikel 7:231 lid 1 BW). Het besluit tot beheer wordt genomen door het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 2.12 Afwijkingsbevoegdheid

Op grond van artikel 4:84 Awb kan van deze beleidsregels worden afgeweken wanneer toepassing van dit beleid voor één of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met deze beleidsregels te dienen doelen. Ieder geval wordt altijd aan de hand van de concrete feiten en omstandigheden beoordeeld of sluiting of een minder vergaande sanctie opgelegd dient te worden.

Hoofdstuk 3 Woningen en daarbij behorende erven

De sluiting van woningen grijpt zwaarder in op de persoonlijke levenssfeer van betrokkene(n) dan de sluiting van lokalen. Daarom wordt er onderscheid gemaakt tussen woningen en lokalen. De essentie ligt daarin dat er in bewoonde woningen sprake is van het hebben van woongenot en de daaraan sterk gerelateerde persoonlijke levenssfeer.

Artikel 3.1 Minderjarige kinderen

Indien in een woning of daarbij behorend erf een kwekerij wordt aangetroffen en de woning wordt gesloten in de wetenschap dat er daarbij sprake is van minderjarige bewoners of betrokkenen, wordt door de burgemeester melding gedaan bij de zorg-organisatie Veilig Thuis.

Artikel 3.2 Extra belangenafweging bij sluiting van woningen

Gelet op de vaste rechtspraak zal in het geval van een eerste overtreding niet zonder meer tot sluiting van een woning worden overgegaan. Dit zal alleen het geval zijn wanneer er sprake is van een ernstig geval.

De achtergrond hiervan is dat het sluiten van een woning zeer ingrijpend is voor de desbetreffende bewoner. Daarnaast is in artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mensen en de fundamentele vrijheden (EVRM) het recht op respect van de woning opgenomen.

Hierdoor zal er, indien er sprake is van het mogelijk sluiten van een woning, een extra zorgvuldige belangenafweging gemaakt moeten worden. Hierbij zal in het bijzonder rekening gehouden moeten worden met de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.

Bij de te maken belangenafweging zijn onderstaande indicatoren van belang. In de belangenafweging wordt rekening gehouden met alle omstandigheden van het specifieke geval. De lijst heeft een niet-limitatief karakter. Ook op basis van een enkele hieronder genoemde omstandigheid kan sprake zijn van een voldoende ernstige situatie om direct over te gaan tot sluiting en de waarschuwing over te slaan.

Indicatoren:

  • A.

    De bekendheid van de woning als locatie die bekend staat als pand waar drughandel plaatsvindt dan wel handelshoeveelheden drugs aanwezig zijn;

  • B.

    Het voorkomen van herhaling. Hierbij gaat om de inschatting van het risico dat het pand in de toekomst wederom gebruikt zal worden voor drugshandel of voorbereidingshandelingen. Wanneer er in het verleden eerder een handelshoeveelheid drugs dan wel goederen die wijzen op voorbereidingshandelingen zijn aangetroffen, dan acht de burgemeester de kans op herhaling groter ;

  • C.

    De aantasting van het woon- en leefklimaat in de omgeving van de woning;

  • D.

    De mate van aantasting van de openbare orde;

In aanvulling op voorgaande indicatoren, wordt in de situatie waarin sprake is van strafbare voorbereidingshandelingen, rekening gehouden met de volgende indicatoren:

  • E.

    De aard van de stoffen of goederen. Hierbij kan gedacht worden aan het voorhanden hebben van een chemische stof, apparatuur of aanverwante artikelen die niet of nauwelijks anders kunnen worden toegepast dan bij de productie, handel of transport van drugs;

  • F.

    De mate waarin de goederen erop wijzen bestemd te zijn voor de handel in drugs;

  • G.

    De combinatie van aangetroffen stoffen. Hierbij kan gedacht worden aan het tegelijk verkopen, dan wel aanwezig hebben van goederen die voor (grootschalige) verwerking, transport of bereiding van drugs bedoeld zijn (grammenweegschalen, drugsverpakkingen, versnijdingsmiddelen, ect, ect);

  • H.

    De hoeveelheid aangetroffen stoffen of goederen.

  • I.

    Mate van bekendheid van het pand waar dergelijke producten verkocht, verhandeld of gebruikt kunnen worden;

  • J.

    De mate van risico of gevaar voor het woon- of leefklimaat in de omgeving en/of voor omwonenden. Hierbij kan gedacht worden aan een buurt die door drugscriminaliteit al zwaar onder druk staat of het gevaar dat een drugslaboratorium met zich meebrengt.

Tabel 1: Matrix sanctiestrategie voor woningen en daarbij behorende erven

Voorbereidingshandelingen*

1e constatering

2e constatering binnen twee jaar na de vorige constatering

3e constatering binnen twee jaar na de vorige constatering

4e en volgende constatering binnen twee jaar na de vorige constatering

Sluiting voor de duur van 3 maanden

Sluiting voor de duur van 6 maanden

Sluiting voor de duur van 12 maanden

Sluiting voor de duur van 24 maanden

Softdrugs*

1e constatering

2e constatering binnen twee jaar na de vorige constatering

3e constatering binnen twee jaar na de vorige constatering

4e en volgende constatering binnen twee jaar na de vorige constatering

Waarschuwing

Sluiting voor de duur van 3 maanden

Sluiting voor de duur van 6 maanden

Sluiting voor de duur van 12 maanden

Harddrugs*

1e constatering

2e constatering binnen twee jaar na de vorige constatering

3e constatering binnen twee jaar na de vorige constatering

4e en volgende constatering binnen twee jaar na de vorige constatering

Sluiting voor de duur van 3 maanden

Sluiting voor de duur van 6 maanden

Sluiting voor de duur van 12 maanden

Sluiting voor de duur van 24 maanden

*Eventueel met de inzet van wet Victor, artikel 13b Woningwet.

Artikel 3.7 Verzwarende omstandigheden

Hieronder staan de belangrijkste feiten en omstandigheden genoemd die kunnen worden aangemerkt als verzwarende omstandigheden. Deze lijst heeft geen cumulatief karakter. Ook op basis van enkele indicatoren kan sprake zijn van verzwarende omstandigheden.

Verzwarende omstandigheden zijn in ieder geval de volgende:

  • Aanwijzingen dat de aangetroffen voorwerpen of stoffen, als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3°, of artikel 11a en/of drugs, voor drugshandel in georganiseerd verband bestemd zijn;

  • Er sprake is van gewelds- of andere openbare orde delicten;

  • Er sprake is van één of meer (vuur)wapen(s)/verboden wapenbezit als bedoeld in de Wet Wapens en Munitie;

  • Als er sprake is van een combinatie van middelen als bedoeld in lijst I en lijst II Opiumwet.

Deze opsomming is niet-limitatief. Ook andere feiten en omstandigheden die niet opgenomen zijn in bovenstaande lijst kunnen worden aangemerkt als verzwarende omstandigheden. De indicatorenlijst is slechts een hulpmiddel. Voor toepassing van een maatregel zal allereerst onderzocht worden of wordt voldaan aan de criteria van artikel 13b Opiumwet en de voorwaarden zoals gesteld in deze beleidsregels.

Artikel 3.8 Huurwoningen

Indien er sprake is van het aantreffen van een handelshoeveelheid soft- of harddrugs, dan wel indien aannemelijk is dat er sprake is van voorbereidingshandelingen binnen een huurwoning, dan zal in eerste instantie opgetreden worden conform de afspraken zoals deze vastgelegd zijn in het Regionale Hennepconvenant Midden-Nederland.

Hoofdstuk 4 Lokalen en daarbij behorende erven

Artikel 4.1 Sanctiestrategie bij voorbereidingshandelingen in een lokaal of bijbehorend erf

Indien in lokalen en/of daarbij behorende erven wordt geconstateerd dat voorbereidingshandelingen plaatsvinden dan wordt, met inachtneming van dit beleid, volgens onderstaande tabel 2 bestuursrechtelijk opgetreden.

Artikel 4.2 Sanctiestrategie bij harddrugs in een lokaal

Indien in lokalen en/of daarbij behorende erven geconstateerd wordt dat handel in harddrugs plaatsvindt dan wel harddrugs worden aangetroffen dan wordt, met inachtneming van dit beleid, volgens onderstaande tabel 2 bestuursrechtelijk opgetreden.

Artikel 4.3 Sanctiestrategie bij softdrugs in een lokaal

Indien in lokalen en/of daarbij behorende erven geconstateerd wordt dat handel in softdrugs plaatsvindt dan wel worden softdrugs worden aangetroffen als handelsvoorraad dan wordt, met in achtneming van dit beleid, volgens onderstaande tabel 2 bestuursrechtelijk opgetreden.

Tabel 2: Matrix sanctiestrategie voor lokalen en daarbij behorende erven

Voorbereidingshandelingen

1e constatering

2e constatering binnen twee jaar na de vorige constatering

3e constatering binnen twee jaar na de vorige constatering

4e constatering binnen twee jaar na de vorige constatering

Sluiting voor de duur van 3 maanden

Sluiting voor de duur van 6 maanden

Sluiting voor de duur van 12 maanden

Sluiting voor de duur van 24 maanden

Softdrugs

1e constatering

2e constatering binnen twee jaar na de vorige constatering

3e constatering binnen twee jaar na de vorige constatering

4e en volgende constatering binnen twee jaar na de vorige constatering

Sluiting voor de duur van 3 maanden

Sluiting voor de duur van 6 maanden

Sluiting voor de duur van 12 maanden

Sluiting voor de duur van 24 maanden

Harddrugs

1e constatering

2e constatering binnen twee jaar na de vorige constatering

3e en volgende constatering binnen twee jaar na de vorige constatering

Sluiting voor de duur van 6 maanden

Sluiting voor de duur van 12 maanden

Sluiting voor de duur van 24 maanden

Artikel 4.4 Verzwarende omstandigheden

Hieronder staan de belangrijkste feiten en omstandigheden genoemd die kunnen worden aangemerkt als verzwarende omstandigheden. Deze lijst heeft geen cumulatief karakter. Ook op basis van enkele indicatoren kan sprake zijn van verzwarende omstandigheden.

Verzwarende omstandigheden zijn in ieder geval de volgende:

  • Aanwijzingen dat de aangetroffen voorwerpen of stoffen, als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3°, of artikel 11a en/of drugs, voor drugshandel in georganiseerd verband bestemd zijn;

  • Er sprake is van gewelds- of andere openbare orde delicten;

  • Er sprake is van één of meer (vuur)wapen(s)/verboden wapenbezit als bedoeld in de Wet Wapens en Munitie;

  • Als er sprake is van een combinatie van middelen als bedoeld in lijst I en lijst II Opiumwet.

Deze opsomming is niet-limitatief. Ook andere feiten en omstandigheden die niet opgenomen zijn in bovenstaande lijst kunnen worden aangemerkt als verzwarende omstandigheden. De indicatorenlijst is slechts een hulpmiddel. Voor toepassing van een maatregel zal allereerst onderzocht worden of wordt voldaan aan de criteria van artikel 13b Opiumwet en de voorwaarden zoals gesteld in deze beleidsregels.

Intrekking Damoclesbeleid gemeente Rhenen 2016

Met het vaststellen van deze beleidsregel wordt het ‘Damoclesbeleid gemeente Rhenen 2016’ ingetrokken.

Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treed in werking op de eerste dag na bekendmaking

Citeertitel

Deze beleidsregel kan worden aangehaald als ‘Damoclesbeleid gemeente Rhenen 2019’

De burgemeester van Rhenen;

Gelet op artikel 13b Opiumwet en artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht;

Overwegende:

dat artikel 13b van de Opiumwet de burgemeester de bevoegdheid geeft om een last onder bestuursdwang op te leggen indien in een woning of lokaal of op een daarbij behorend erf:

  • 1.

    een middel als bedoeld in lijst l of II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is;

  • 2.

    een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3o, of artikel 11a voorhanden is;

dat het feit dat de burgemeester, krachtens artikel 13b van de Opiumwet, de bevoegdheid heeft tot de oplegging van een last onder bestuursdwang inhoudende de sluiting van lokalen en woningen, het wenselijk maakt om beleid te formuleren ten aanzien van de toepassing van deze bevoegdheid ter bevordering van de rechtsgelijkheid en de rechtszekerheid;

Besluit:

1. Onder intrekking van het Damoclesbeleid gemeente Rhenen 2016, het Damoclesbeleid gemeente Rhenen 2019 vast te stellen.

Ondertekening

Aldus besloten op 2 december 2019.

De burgemeester van Rhenen,

Drs. J.A. van der Pas