Regeling vervallen per 13-03-2014

Re-integratieverordening 2010

Geldend van 01-01-2012 t/m 12-03-2014

Intitulé

re-integratieverordening 2010;

De raad van de gemeente Rhenen,

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 15 september 2010

Gelet op artikel 147, eerste lid, van de Gemeentewet, de artikelen 7 en 8 en 10, tweede lid, van de Wet werk en bijstand, de artikelen 34, 35 en 36 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk

arbeidsongeschikte werknemers en de artikelen 34, 35 en 36 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen werknemers, de EG-Verordening nr. 800/2008(groepsvrijstelling) (was tot 29 augustus 2008 onder Nr. 2204/2002 opgenomen in de Verordening Werkgelegenheidssteun en de Verordening (EG) Nr. 1998/2006 (deminimissteun, was EG-Verordening Nr. 69/2001).

Overwegende dat, re-integratie van diverse doelgroepen een verantwoordelijkheid is van de

gemeente en dat de wijze waarop de gemeente deze taak uitvoert moet worden vastgelegd in een verordening.

besluit:

Vast te stellen de re-integratieverordening 2010;

De Re-integratieverordening 2004, zoals vastgesteld op 24 juni 2004 en laatstelijk gewijzigd op 26 januari 2006 intrekken met ingang van de inwerkingtreding van de Re-integratieverordening 2010.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Belanghebbende: persoon behorende tot de doelgroep genoemd in artikel 2;

  • b.

    Wet: Wet werk en bijstand;

  • c.

    WI: Wet Inburgering;

  • d.

    WEB: Wet Educatie en Beroepsonderwijs;

  • e.

    IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

  • f.

    IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

  • g.

    De raad: de gemeenteraad van de gemeente Rhenen;

  • h.

    Het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rhenen;

  • i.

    Uitkeringsgerechtigden: personen met een uitkering op grond van de wet, de IOAW of de IOAZ;

  • j.

    ANW-ers : personen met een uitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet;

  • k.

    Niet uitkeringsgerechtigden (nugger): personen als bedoeld in de wet, artikel 6 onder a;

  • l.

    Sw-geïndiceerde: persoon die nog niet de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt en die door lichamelijke, verstandelijke of psychische beperking uitsluitend onder aangepaste omstandigheden tot regelmatige arbeid in staat is;

  • m.

    Voorzieningen: voorzieningen bedoeld in artikel 7 lid 1 onder a van de wet, artikel 34 lid 1 onder a IOAW, artikel 34 lid 1 onder a IOAZ, deze verordening en het beleidsdocument zoals genoemd in artikel 3 eerste lid;

  • n.

    Werknemers in gesubsidieerde arbeid: personen als bedoeld in artikel 10, tweede lid van de wet;

  • o.

    WERKbedrijf: vanaf 1 januari 2009 is het Centrum voor Werk en Inkomen onderdeel van het Uitvoeringsinstituut Werknemersvoorzieningen onder de naam UWV WERKbedrijf;

  • p.

    Loonkostensubsidie: financiële tegemoetkoming aan een werkgever met als doel werkgevers te stimuleren arbeidsplaatsen beschikbaar te stellen voor bepaalde categorieën werkloos werkzoekenden;

  • q.

    Premie: financiële tegemoetkoming die als doel heeft de belanghebbende te stimuleren betaald werk te aanvaarden dan wel te participeren in de maatschappij, dit te behouden en zo mogelijk uit te breiden;

  • r.

    Algemeen geaccepteerde arbeid: alle arbeid niet zijnde arbeid in het kader van de wet Sociale werkvoorziening, die algemeen maatschappelijk aanvaard is en niet indruist tegen de openbare orde en goede zede;

  • s.

    Gesubsidieerde arbeid: arbeid, waarbij der werknemer over het algemeen wel in staat is om productieve arbeid te verrichten, maar waarbij een verschil bestaat tussen de loonkosten van de werkgever en de mate waarin een gemiddelde werknemer deze productieve arbeid verricht en waarvoor aan de werkgever een loonkostensubsidie wordt verstrekt;

  • t.

    Regulier werk: algemeen geaccepteerde arbeid;

  • u.

    Participatie: het al dan niet op vrijwillige basis verrichten van maatschappelijke activiteiten;

  • v.

    Participatiebudget: budget dat vanuit diverse ministeries beschikbaar wordt gesteld voor re-integratie, inburgering, en volwasseneneducatie;

  • w.

    Duurzame uitstroom: arbeidsinschakeling op basis van een arbeidsovereenkomst of als zelfstandige in beroep of bedrijf van minimaal zes maanden, doch bij voorkeur voor een langere periode, voor het aantal uren dat een belanghebbende een arbeidsplicht heeft, dan wel voor een zodanig aantal uren dat de belanghebbende geen beroep (meer) hoeft te doen op grond van de wet, IOAW, IOAZ of enig ander socialezekerheidswet;

  • x.

    Sociale activering: het verrichten van onbeloonde maatschappelijk zinvolle activiteiten

  • y.

    gericht op arbeidsinschakeling of, als arbeidsinschakeling nog niet mogelijk is, op zelfstandige maatschappelijke participatie;

  • z.

    Nazorg: het volgen, begeleiden en adviseren van een belanghebbende en werkgever, alsmede evalueren van en, waar nodig, interveniëren op diens situatie gedurende een nader vastgestelde periode na uitstroom.

  • aa.

    Arbeidsovereenkomst een arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 7:610 van 3 het Burgerlijk Wetboek, dan wel een aanstelling als ambtenaar als bedoeld in artikel 1, lid 1, van de Ambtenarenwet.

hoofdstuk 2 Beleid en financiën

Artikel 2. opdracht college

  • 1. Op grond van artikel 7 eerste lid onder a WWB, artikel 7 derde lid, tweede zin WWB, artikel 7 vierde lid WWB, artikel 10 WWB, artikel 34 eerste lid onder a IOAW en artikel 34 eerste lid onder a IOAZ biedt het college aan uitkeringsgerechtigden, nuggers, Anw’ers, Sw- geïndiceerde en werknemers in gesubsidieerde arbeid, ondersteuning bij de arbeidsinschakeling aan en, voor zover het college dat noodzakelijk acht, een voorziening gericht op die arbeidsinschakeling. Artikel 40 eerste lid WWB is van overeenkomstige toepassing.

  • 2. Op grond van artikel 3, eerste en tweede lid Wet Participatiebudget kan het college, voor zover zij dit noodzakelijk acht, voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling aanbieden aan personen van 18 jaar en ouder, voor zover zij niet behoren tot de doelgroepen als genoemd onder het eerste lid en niet behoren tot de doelgroep van de Wet investeren in jongeren.

  • 3. Op grond van artikel 3, derde lid Wet Participatiebudget kan het college, voor zover zij dit noodzakelijk acht, voorzieningen in het kader van een leerwerktraject aanbieden aan personen van 16 en 17 jaar die niet voldoen aan de voorwaarden voor ondersteuning op grond van de Wet investeren in jongeren en voor wie de leerplicht of kwalificatieplicht nog niet is geëindigd.

  • 4. Het college biedt aan belanghebbenden ondersteuning bij de arbeidsinschakeling en, voor zover het college dat noodzakelijk acht, een voorziening gericht op die arbeidsinschakeling.

  • 5. Bij de keuze van de mogelijkheden van ondersteuning en het aanbieden van voorzieningen wordt door het college een afweging gemaakt, waarbij gekeken wordt of de ondersteuning of de voorziening, gelet op de mogelijkheden en capaciteiten van een belanghebbende, het meest doelmatig is met het oog op inschakeling in de arbeid.

  • 6. Het college draagt zorg voor voldoende diversiteit in het aanbod aan ondersteuning en voorzieningen.

  • 7. Het college kan, in overeenstemming met het WERKbedrijf, voorzieningen als bedoeld in deze verordening aanbieden aan personen aan wie het Uitvoeringsinstituut Werknemersvoorzieningen een uitkering verstrekt.

Artikel 3 Beleidsdocumenten

  • 1. Het college stelt ter nadere uitvoering van deze verordening een meerjarige beleidsnota vast alsmede een jaarlijks bestuurlijk actieplan en brengt dit ter kennis van de raad.

  • 2. De beleidsnota en/of het actieplan omvat in elk geval:

    • a.

      een omschrijving van het beleid ten aanzien van de doelgroep en de prioritering binnen en tussen te onderscheiden subgroepen, waarbij een evenwichtige aanpak als uitgangspunt wordt genomen;

    • b.

      een omschrijving van de beschikbare voorzieningen en instrumenten, inclusief het beschikbare budget;

    • c.

      de wijze waarop invulling wordt gegeven aan arbeids- en sollicitatieverplichtingen;

    • d.

      de criteria voor het ontheffingenbeleid ten aanzien van de arbeidsverplichting, waarbij in het bijzonder aandacht wordt besteed aan de combinatie van arbeid en zorg;

  • 3. Het college zendt eenmaal per jaar aan de raad een bestuurlijke verantwoording over de uitvoering van het beleid.

  • 4. Het college kan op grond van financiële mogelijkheden en maatschappelijke, economische en conjuncturele ontwikkelingen prioriteiten stellen bij het bepalen van het aanbod aan re-integratie- instrumenten.

  • 5. Bij de opstelling van de beleidsdocumenten als bedoeld in het eerste lid alsmede bij de bestuurlijke verantwoording als bedoeld in het derde lid wordt het advies van de WMO platform ingewonnen.

Artikel 4. Aanspraak op ondersteuning

  • 1.

    Belanghebbenden hebben aanspraak op ondersteuning bij arbeidsinschakeling en op de naar het oordeel van het college noodzakelijk geachte voorziening gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2.

    Geen aanspraak op ondersteuning of een voorziening bestaat indien sprake is van een voorliggende voorziening die, naar het oordeel van het college, passend en toereikend is voor de arbeidsinschakeling.

  • 3.

    Het college doet een aanbod dat past binnen de wet, IOAW, IOAZ en gerelateerde regelgeving, alsmede binnen de criteria die gesteld zijn in deze verordening en de in artikel 3 genoemde beleidsdocumenten

.

Artikel 5. Verplichtingen van de belanghebbende

  • 1. Een persoon die deelneemt aan een voorziening is gehouden te voldoen aan de verplichtingen die voortvloeien uit de wet, de IOAW, de IOAZ of de Wet Structuur Uitvoering Werk en Inkomen, de verordening, alsmede aan de verplichtingen die het college aan de aangeboden voorziening heeft verbonden.

  • 2. Indien een uitkeringsgerechtigde die deelneemt aan een voorziening, niet voldoet aan het gestelde in het eerste lid, kan het college de uitkering verlagen conform hetgeen hierover is bepaald in de verordening dan wel het Maatregelenbesluit Abw, IOAW of IOAZ.

  • 3. Indien een persoon, niet zijnde een uitkeringsgerechtigde, die gebruik maakt van een voorziening, niet voldoet aan het gestelde in het eerste lid, kan het college de kosten van de voorziening geheel of gedeeltelijk terugvorderen.

Artikel 6 Budget- en subsidieplafonds

  • 1. Het college kan een of meer subsidie- of budgetplafonds vaststellen voor de verschillende voorzieningen. Een door het college ingesteld subsidie- of budgetplafond vormt een weigeringgrond bij de aanspraak op een specifieke voorziening.

  • 2. Het college kan een plafond instellen voor het aantal personen dat in aanmerking komt voor een specifieke voorziening.

Hoofdstuk 3. voorzieningen

Artikel 7 Algemene bepalingen over voorzieningen

  • 1. In de beleidsdocumenten als bedoeld in artikel 3 dan wel in nadere door het college vastgestelde regels wordt vastgelegd welke voorzieningen het college in ieder geval kan aanbieden.

  • 2. Het college kan meerdere voorzieningen opeenvolgend dan wel gelijktijdig inzetten, waarbij de voorzieningen op elkaar worden afgestemd.

  • 3. Een belanghebbende die een voorziening heeft als bedoeld in dit hoofdstuk, en als gevolg daarvan niet langer tot de doelgroep behoort, behoudt aanspraak op ondersteuning of overige voorzieningen, gedurende de duur van die voorziening.

  • 4. Het college kan, in aanvulling op de verplichtingen die voortvloeien uit de wet en de verordening, aan een voorziening verplichtingen verbinden.

  • 5. Het college kan een voorziening in ieder geval beëindigen:

    • a.

      indien de belanghebbende die aan de voorziening deelneemt zijn verplichting als bedoeld in artikel 5 lid 1 van de verordening niet nakomt;

    • b.

      indien de belanghebbende die deelneemt niet meer behoort tot de doelgroep van de wet of niet langer belanghebbende is in de zin van artikel 1 van de verordening;

    • c.

      indien de belanghebbende algemeen geaccepteerde arbeid in loondienst aanvaardt of als zelfstandige gaat werken, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van deze voorziening;

    • d.

      indien naar het oordeel van het college de voorziening onvoldoende bijdraagt aan een snelle arbeidsinschakeling, of;

  • 6. Het college kan ten aanzien van de voorzieningen, met inachtneming van hetgeen daarover in de beleidsdocumenten is bepaald, nadere regels stellen. Deze regels kunnen in ieder geval betrekking hebben op:

    • a.

      de voorwaarden waaronder een voorziening wordt aangeboden;

    • b.

      de weigeringgronden bij het aanvragen van voorzieningen;

    • c.

      de betaling van subsidies en het verlenen van voorschotten;

    • d.

      het vragen van een eigen bijdrage;

    • e.

      overige criteria voor het aanbieden van voorzieningen en het verstrekken van subsidies.

Artikel 8 Loonkostensubsidies

  • 1. Het college kan subsidie verstrekken aan werkgevers die met een belanghebbende een arbeidsovereenkomst sluiten. Het gaat hier om een arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 7:610 van het Burgerlijk Wetboek, dan wel een aanstelling als ambtenaar als bedoeld in artikel 1, lid 1, van de Ambtenarenwet.

  • 2. Het college stelt nadere regels ten aanzien van de duur van de subsidie, de hoogte, en de verplichtingen die aan de subsidie worden verbonden.

Artikel 9 Premies

  • 1. Het college kan aan (groepen binnen) de doelgroep een activeringspremie toekennen.

  • 2. Deze premie kan worden verstrekt in de volgende gevallen:

    • a.

      het aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid;

    • b.

      het deelnemen aan een voorziening;

    • c.

      het met goed gevolg beëindigen van een voorziening.

  • 3. De premie bedraagt maximaal het bedrag als bedoeld in artikel 31 lid 2 onder j van de wet.

  • 4. Het college kan aan een werkgever een premie toekennen indien een persoon uit de doelgroep reguliere arbeid aanvaardt bij die werkgever.

  • 5. Het college stelt nadere regels ter uitvoering van het bepaalde in lid 2, 3 en 4.

Paragraaf Regelingen in verband met de wijzigingen in de WWB en intrekking van de WIJ per 1 januari 2012

Artikel 9a Wijziging betekenis begrippen

  • 1. Waar in deze verordening de begrippen ‘alleenstaande’, ‘alleenstaande ouder’ en ‘gezin’ worden gebruikt, hebben deze vanaf 1 januari 2012 dezelfde betekenis als in artikel 4 van de wet.

  • 2. Waar in deze verordening wordt gesproken van ‘gehuwde(n)’ of ‘gehuwdennorm’ hebben deze begrippen vanaf 1 januari 2012 dezelfde betekenis als ‘gezin’, bedoeld in artikel 4, respectievelijk ‘gezinsnorm’, bedoeld in artikel 21, eerste lid, van de wet.

Artikel 9b Afwijkende bepalingen voor jongeren

In afwijking van hetgeen in deze verordening is bepaald, kunnen de volgende voorzieningen bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel b van de wet niet worden ingezet voor de arbeidsinschakeling van belanghebbenden jonger dan 27 jaar:

  • a.

    onbeloonde additionele arbeid als bedoeld in artikel 10a van de wet;

  • b.

    de voorzieningen bedoeld in artikel 31, vijfde lid van de wet.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 10 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in de verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 11 beslissing college waarin de verordening niet voorziet

In gevallen, de uitvoering van de verordening betreffende, waarin de verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 12 Intrekking oude verordening

De Re-integratieverordening 2004, zoals vastgesteld op 24 juni 2004 en laatstelijk gewijzigd op 26 januari 2006 wordt ingetrokken met ingang van de inwerkingtreding van de Re-integratieverordening 2009.

Artikel 13 Overgangsbepaling

  • 1. Toekenningen en vaststelling van voorzieningen verleend krachtens de Re-integratieverordening 2004, worden, indien en voor zover de toekenning of vaststelling waarop zij betrekking hebben ook opgenomen zijn in de verordening, geacht besluiten in de zin van de Verordening te zijn.

  • 2. Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van de verordening aanvragen voor voorzieningen zijn ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van de verordening nog niet op die aanvragen is beslist, dan wordt op deze aanvragen de verordening toegepast. Voor de aanvragen die al in behandeling zijn of waarover al een besluit is genomen blijft de Re-integratieverordening 2004 van toepassing.

  • 3. Wanneer de uitvoering van de artikelen inzake premie vrijwilligerswerk, loonkostensubsidie en gesubsidieerde banen leidt tot een lagere premie ten opzichte van de premie waar de belanghebbende tot invoering van deze verordening recht op had, dan geldt dat deze premie gedurende een halfjaar na invoering van de verordening nog ongewijzigd wordt voortgezet, tenzij er zich een andere wijziging voortdoet die leidt tot aanpassing van de premie of loonkostensubsidie.

Artikel 14 Inwerkingtreding

De verordening treedt in werking op de achtste dag na de datum van publicatie en werkt terug tot en met 1 december 2008.

Artikel 15 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Re-integratieverordening 2009.

Vastgesteld in de openbare vergadering van 16november 2010

De raadsgriffier

de voorzitter

J.H. van Beem

drs. J.H.A. van Oostrum