Regeling vervallen per 03-05-2013

Beleidsregels voor scholingsplicht jongeren Wwb en de inkomstenvrijlating Wwb, IOAW, IOAZ

Geldend van 31-08-2012 t/m 02-05-2013 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2012

Intitulé

Beleidsregels voor scholingsplicht jongeren Wwb en de inkomstenvrijlating Wwb, IOAW, IOAZ

Beleidsregels voor scholingsplicht jongeren Wwb en de inkomstenvrijlating Wwb, IOAW, IOAZ

Artikel 1 Scholingsplicht jongeren tot 27 jaar Wwb

1.Het college legt jongeren tot 27 jaar de verplichting op om zich maximaal in te spannen om een “beroepskwalificatie” te bemachtigen zolang er recht is op het volgen van onderwijs uit ’s Rijks kas. Indien deze verplichting niet wordt nagekomen zal dit uitsluiting van de uitkering Wwb en de re-integratievoorzieningen van de gemeente tot gevolg hebben op basis van artikel

7 derde lid onder a Wwb en artikel 13 tweede lid onder c Wwb.

  • 2.

    Het college legt de jongeren tot 27 jaar de verplichting op om zich maximaal in te spannen om een “startkwalificatie” te machtigen als er geen volledig recht meer is voor de studieduur uit ’s Rijks kas. De jongere kan vragen om een inkomensvoorziening Wwb tijdens het deel van de studie waar geen recht meer is op vergoeding uit ’s Rijks kas.

  • 3.

    Een jongere tot 27 jaar kan voor de duur van maximaal 12 maanden ontheven worden van de verplichting zoals genoemd in lid 1 als er sprake is van een dagbehandeling welke conflicterend werkt met de mogelijkheid tot het volgen van regulier onderwijs of als er andere dringende redenen zijn. De jongere moet een schriftelijk verzoek indienen bij de gemeente voor de ontheffing. Het verzoek moet aangevuld worden met schriftelijke verklaringen van eventuele externe partijen.

Algemene toelichting artikel 1

Met de inwerkingtreding van het Wetsvoorstel tot wijziging van de Wwb en samenvoeging van deze wet met de Wij per 1 januari 2012, heeft de Regering, naast het samenvoegen van de Wwb met de Wij (en het als gevolg daarvan intrekken van de Wij), de verplichtingen voor jongeren tot 27 jaar, aangescherpt.

Voor de jongere tot 27 jaar is vanaf 1 januari een zoektermijn van 4 weken ingevoerd. In deze periode moet de jongere aantoonbare inspanningen verrichten om algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen en zijn mogelijkheden voor de terugkeer naar regulier onderwijs onderzoeken. Per 1 juli 2012 is de zoektermijn uitgebreid met het feit dat de jongere ook zijn mogelijkheden voor het volgen van regulier door het Rijk bekostigd onderwijs moet onderzoeken.

Toelichting artikel 1 eerste en tweede lid

Het college heeft ten aanzien van voornoemde wetgeving beleidsvrijheid bij het bepalen van het ijkpunt dat de gemeente hanteert voor het bepalen of terugkeer naar school wenselijk is. Vanuit de praktijk is gebleken dat werkgevers veelal een doelgericht diploma vragen van hun sollicitanten. De wettelijk omschreven “startkwalificatie” is hierbij niet voldoende. De “startkwalificatie” is volgens de wetgever een diploma op havo, vwo of mbo-2 niveau. In de praktijk blijkt dat het hebben van een startkwalificatie niet voldoende is om aan het werk te komen. Om deze reden is dan ook gekozen voor het principe dat jongeren een “beroepskwalificatie” moeten behalen zolang er mogelijkheden zijn om te studeren uit ‘s Rijks kas.

Een beroepskwalificatie is scholing op MBO2-, MBO3- , MBO4-, HBO- of WO- niveau die met een diploma is afgerond. Als er geen mogelijkheden meer zijn uit ’s Rijks kas of niet voldoende, dan is er geen recht op vergoeding van de scholingskosten via het re-integratiebudget van de Wwb als het gaat om HBO of WO studies. Uitstroom naar de arbeidsmarkt heeft dan voorrang waarbij het niveau van MBO voldoende is.

Als betrokkene tijdens de studie een beroep wil doen op een uitkering levensonderhoud omdat er niet voldoende rechten uit ‘s Rijks kas zijn, wordt ook het MBO niveau aangehouden als noodzakelijk niveau om uit te stromen. Als de jongere kiest voor het volgen van een MBO-BBL opleiding zal de jongere zelf moeten zoeken naar een werkgever die de kosten van de opleiding vergoedt en een salaris biedt voor de gewerkte dagen. De jongere kan dan geen gebruik maken van een vergoeding uit ’s Rijk kas. Er is dan geen inkomensvoorziening via de Wwb mogelijk.

Toelichting artikel 1 derde lid

Jongeren die duurzaam en volledig arbeidsongeschikt zijn en als gevolg hiervan geen scholing kunnen volgen komen in aanmerking voor een Wajong-uitkering. Dit geldt als voorliggende voorziening op de Wwb.

Jongeren die moeilijk kunnen leren zullen dat op jonge leeftijd al ervaren. Deze jongeren kunnen via “leerplicht” worden vrijgesteld van de startkwalificatie en daarmee ook de beroepskwalificatie. Zij kunnen een programma volgen dat past bij hun niveau. Voor de jongeren tot 23 jaar wordt daarom ook samengewerkt met de afdeling leerplicht en het regionale RMC.

In artikel 9 tweede lid Wwb is bepaald dat het College een tijdelijke ontheffing kan verlenen op de arbeidsverplichtingen mits hier dringende redenen voor aanwezig zijn. Het is reëel om ditzelfde principe te hanteren voor de scholingsplicht. Een dringende reden wordt in ieder geval aanwezig geacht als betrokkene een dagbehandeling volgt voor medische- of psychische problematiek die het onmogelijk maakt om reguliere scholing te volgen. Eventuele andere belemmeringen zullen individueel moeten worden beoordeeld. Betrokkene moet schriftelijk motiveren waarom er belemmeringen zijn en dit aantonen middels een schriftelijke verklaring van een externe partij. De ontheffing van de verplichting tot terugkeer naar school wordt individueel en maximaal voor de duur van 12 maanden verleend. Hierna moet de situatie opnieuw beoordeeld worden.

Alleenstaande ouders tot 27 jaar; Deze groep zal ook gemotiveerd moeten zoeken naar scholing voor het behalen van een beroepskwalificatie. Betrokkene moet hierbij zelf de kinderopvang regelen. Als betrokkene de wettelijke vergoedingen voor kinderopvang heeft aangevraagd kan de gemeente de eigen bijdrage die resteert vergoeden uit het participatiebudget. Alleen reguliere kinderopvang wordt vergoed.

Artikel 2 Toepassing inkomstenvrijlating Wwb, IOAW en IOAZ

  • 1.

    De inkomstenvrijlating als bedoeld in artikel 31, tweede lid onder n van de Wwb, artikel 8, tweede lid IOAW en artikel 8, derde lid IOAZ wordt in alle gevallen toegepast, omdat betaalde werkzaamheden in alle gevallen een bijdrage levert aan de arbeidsinschakeling.

  • 2.

    De inkomstenvrijlating als bedoeld in het eerste en tweede lid van deze beleidsregels, gaat in op de eerste dag van de maand waaraan de inkomsten moeten worden toegerekend.

  • 3.

    In afwijking van het eerste lid van deze beleidregels, wordt geen inkomstenvrijlating toegepast over inkomsten die door belanghebbende zijn verzwegen en waarbij het teveel of de ten onrechte verstrekte bijstand of uitkering op grond van de IOAW/IOAZ alsnog door het college wordt teruggevorderd of verrekend.

  • 3.

    Dit artikel is niet van toepassing op personen jonger dan 27 jaar (artikel 31, vijfde lid van de Wwb).

Algemene toelichting artikel 2

De Wwb, IOAW en IOAZ kent een vrijlatingsbepaling voor inkomsten uit arbeid. Het percentage en het maximum is vastgelegd in de wetten. Aan de gemeente is (slechts) de bevoegdheid gegeven te bepalen in welke gevallen/situaties zij van oordeel is, dat de vrijlating een bijdrage levert aan de arbeidsinschakeling en / of uitstroom uit de bijstand.

Toelichting artikel 2 eerste lid

In dit artikel is opgenomen dat in alle gevallen de inkomstenvrijlating wordt toegepast. Door het verrichten van arbeid in dienstbetrekking wordt een band met de arbeidsmarkt tot stand gebracht, dit draagt bij aan de kans op volledige uitstroom. Er kan in principe ook een afwijkende keus worden gemaakt als er sprake is van “geen uitstroom”, deeltijdarbeid, tijdelijk werk etc.

Dit is niet wenselijk omdat alle arbeid een relatie met de arbeidsmarkt geeft en de kans op uitstroom vergroot. Een andere reden is die van de uitvoerbaarheid. Als er onderscheid wordt gemaakt zoals hierboven is genoemd geeft dat veel werk voor de uitvoering en vergroot het de kans op onduidelijkheid voor de klant.

Toelichting artikel 2 tweede lid

Ingangsdatum is de eerste van de maand waarin de inkomsten worden gekort op de uitkering.

Toelichting artikel 2 derde lid

Indien het derde lid onverkort wordt toegepast, moet ook op inkomsten die zijn verzwegen maar die zijn ontdekt door het college, de inkomstenvrijlating worden toegepast. Belanghebbende heeft echter inkomsten verzwegen, veelal met het doel een hoger totaalinkomen te verwerven dan wettelijk mogelijk is.

Belanghebbende is hiermee gericht op het vergroten van het inkomen en niet op vergroting van de kans op arbeidsinschakeling en daarmee (gedeeltelijke) uitstroom uit de bijstand.

Daarmee kan worden aangenomen dat het toepassen van de inkomstenvrijlating niet bijdraagt aan de arbeidsinschakeling van belanghebbende. Het toepassen van de inkomstenvrijlating is in die gevallen dan ook niet aan de orde (vierde lid).

Toelichting artikel 2 vierde lid

In artikel 31, vijfde lid van de Wwb is geregeld dat jongeren tot 27 jaar, niet in aanmerking komen voor premies, vergoedingen voor vrijwilligerswerk en inkomstenvrijlatingen. Dit draagt niet bij aan een duurzame arbeidsinschakeling voor jongeren.

Artikel 3 Eenmalige toekenning inkomstenvrijlating

  • 1.

    De inkomstenvrijlating als bedoeld in artikel 31, tweede lid onder n Wwb, artikel 8, tweede lid IOAW en artikel 8, derde lid IOAZ, wordt één maal per bijstand- of uitkeringsperiode toegekend.

  • 2.

    Als dezelfde bijstand- uitkeringsperiode wordt aangemerkt:

    • a.

      de periode waarin een uitkering aaneengesloten of na een onderbreking die korter is dan 30 dagen wordt voortgezet;

    • b.

      de situatie waarin de uitkering wordt hersteld, na een onderbreking wegens verblijf in detentie, verblijf in het buitenland of verblijf in een inrichting, ongeacht de duur van de onderbreking;

    • c.

      de situatie waarin sprake is van voortzetting van een uitkering die in een andere gemeente reeds werd verstrekt;

    • d.

      de situatie waarin na wijziging van bijvoorbeeld woon- of gezinssituatie de uitkering met een andere norm wordt voortgezet.

  • 3.

    Indien de nieuwe bijstandsperiode minder dan zes maanden na de ingangsdatum van de inkomstenvrijlating aanvangt, ontstaat geen nieuw recht op inkomstenvrijlating.

  • 4.

    In de situatie als beschreven in het tweede en derde lid, herleeft het oude recht op inkomstenvrijlating, voor zover nog aanwezig.

5 Klanten met een uitkering Wwb, IOAW, IOAZ op 31 december 2011 hebben alleen een nieuw recht op de inkomstenvrijlating zoals is opgenomen in het eerste, tweede, derde en vierde lid van artikel 3 van deze beleidsregels, als er sprake is van uitbreiding van de huidige inkomsten of geheel nieuwe inkomsten. Dit is conform de “Beleidsregels Wwb, IOAW, IOAZ 2012”.

Algemene toelichting artikel 3

De formulering van de wettelijke bepaling is zodanig, dat ruimte voor interpretatie bestaat over het aantal maal dat de vrijlating kan worden toegepast: de formulering dat de vrijlating voor maximaal zes maanden aaneengesloten wordt toegepast, duidt op eenmaligheid, maar herhaling van de vrijlating is formeel niet uitgesloten.

Toelichting artikel 3 eerste lid

Bij eenmalig kan gedacht worden aan de volgende opties;

  • -

    per keer dat werk is aangevangen

  • -

    per jaar

  • -

    per uitkeringsperiode (dus zo veel maal als – na een onderbreking - een afzonderlijk recht op uitkering wordt vastgesteld)

  • -

    absoluut, eenmaal tijdens het leven van belanghebbende

Gekozen wordt voor een pragmatische oplossing, namelijk per bijstandsperiode. Dit is een goed uitvoerbare keus en zal de klant bij iedere bijstandsperiode gestimuleerd worden om te gaan werken.

Toelichting artikel 3 tweede, derde en vierde lid

De bijstandsperiode kan om diverse redenen worden onderbroken. De onderbrekingen die niet te maken hebben met het aanvaarden van arbeid zijn geen reden om nieuw recht te geven op een inkomstenvrijlating. Een aantal mogelijkheden zijn in dit artikel opgenomen. Het derde lid geeft aan dat er bij een korte uitstroom (minder dan zes maanden) ook geen nieuw recht is op een inkomstenvrijlating.

Als er nog recht bestond op inkomstenvrijlating kan dit recht wel worden volgemaakt.

Toelichting artikel 3 vijfde lid

Onze gemeente had tot 1 januari 2012 beleid voor het verstrekken van activeringspremies waaronder ook een premie voor parttime inkomsten. Voor de klanten die een uitkering hebben op 31 december 2011 moet daarom een overgangsbepaling worden opgenomen. Deze klanten krijgen alleen een nieuw recht vanaf 1 januari op de inkomstenvrijlating als er sprake is van nieuwe inkomsten of uitbreiding van de huidige inkomsten. Dit is beschreven in de “beleidsregels Wwb, IOAW en IOAZ 2012”

Artikel 4 Extra vrijlating inkomsten alleenstaande ouders in de Wwb, IOAW en IOAZ

  • 1.

    Het college maakt volledig gebruik van de wettelijke mogelijkheid om de extra inkomsten uit deeltijdarbeid van de alleenstaande ouder vrij te laten zoals is bepaald in:

    • -

      artikel 31, tweede lid onder r van de Wwb

    • -

      artikel 8, vijfde lid IOAW en artikel 8, negende lid IOAZ

  • 2.

    De bepalingen van artikel 2 en 3 zijn ook van toepassing op de alleenstaande ouder tijdens de extra vrijlatingsperiode genoemd in artikel 31, tweede lid onder r van de Wwb.

Toelichting

In artikel 31, tweede lid onder r, artikel 8, vijfde lid IOAZ en artikel 8, negende lid IOAZ staat ook vermeld dat de inkomsten moeten bijdragen aan de uitstroom en dat de periode van uitkering aaneengesloten moet zijn.

De bepalingen van artikel 2 en 3 van dit besluit zijn daarom ook van toepassing op deze groep.

Artikel 5 Inwerkingtreding van dit besluit

  • 1.

    De toepassing van artikel 1 gaat in per 1 juli 2012

  • 2.

    De toepassing van artikel 2,3 en 4 gaat in per 1 januari 2012.

Toelichting artikel 5 eerste lid

De wettelijke bepaling van de scholingsplicht is ingegaan per 1 juli 2012. Voor die tijd moest de jongere wel onderzoek doen naar de mogelijkheid van scholing maar kon de uitkering nog niet worden geweigerd. De bepalingen in dit besluit treden in werking per 1 juli 2012.

Toelichting artikel 5 tweede lid

De wetgeving rondom de inkomstenvrijlating is ingegaan per 1 januari 2012. De uitwerking hier van in dit besluit zal dan ook terugwerken tot 1 januari 2012.

Artikel 6 Hardheidsclausule

  • 1.

    Als de toepassing van dit besluit een negatief gevolg heeft die betrekking heeft op de scholingsplicht van de jongere zal de jongere een redelijke termijn worden geboden om alsnog te voldoen aan de gestelde eisen in dit besluit.

  • 2.

    Als de toepassing van dit besluit een negatief gevolg heeft die betrekking heeft op de inkomstenvrijlating zal er geen toepassing gegeven aan dit besluit en zal de klant worden geïnformeerd over de eenmalige handhaving van een eerder genomen besluit en de gevolgen voor de toekomst.

Toelichting

Dit besluit heeft een terugwerkende kracht en moet daarom zorgvuldig worden toegepast. Betreffende de inkomstenvrijlating mag dit besluit geen financieel negatief besluit geven voor de reeds verstrekte maanden uitkering. De jongere die op zoek moet naar geschikte scholing en/of ontheffing wil vragen, krijgt daarvoor een redelijke termijn geboden die schriftelijk wordt medegedeeld.