Regeling vervallen per 08-05-2021

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Ridderkerk 2015

Geldend van 16-07-2015 t/m 07-05-2021 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2015

Intitulé

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Ridderkerk 2015

Het college van Ridderkerk;

besluit:

vast te stellen het volgende Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Ridderkerk 2015:

Besluit behorende bij de Verordening maatschappelijke ondersteuning Ridderkerk 2015

Hoofdstuk 1 Begripsbepalingen, procedureregels aanvraag maatschappelijke ondersteuning en algemene bepalingen omtrent het persoonsgebonden budget (pgb)

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1.

    In dit besluit wordt met het begripsbepaling Verordening bedoeld de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Ridderkerk 2015.

  • 2.

    Alle begrippen die in dit Besluit worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), Algemene maatregel van bestuur, Besluit maatschappelijke ondersteuning en de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2 Procedureregels aanvraag maatschappelijke ondersteuning

  • 1.

    Een ondersteuningsvraag kan door of namens een cliënt bij het college worden gemeld.

  • 2.

    Het college bevestigt de ontvangst van een melding schriftelijk.

  • 3.

     In spoedeisende gevallen als bedoeld in artikel 2.3.3 van de wet treft het college na de melding onverwijld een tijdelijke maatwerkvoorziening in afwachting van de uitkomst van het onderzoek.

  • 4.

    Het college wijst de cliënt en zijn mantelzorger voor het onderzoek, bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet, op de mogelijkheid gebruik te maken van gratis cliëntondersteuning.

  • 5.

    Het college verzamelt alle voor het onderzoek, bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet, van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de cliënt en zijn situatie en maakt zo spoedig mogelijk met hem een afspraak voor een gesprek.

  • 6.

    De cliënt verstrekt in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage.

  • 7.

    Als de cliënt genoegzaam bekend is bij de gemeente, kan het college in overeenstemming met de cliënt afzien van een vooronderzoek als bedoeld in het vijfde lid.

  • 8.

    Het college biedt de cliënt de mogelijkheid om op het meldingsformulier Wmo een persoonlijk plan als bedoeld in artikel 2.3.2, tweede lid, van de wet op te stellen. De cliënt heeft gedurende zeven dagen na de melding de gelegenheid het plan aan te vullen en te overhandigen.

  • 9.

    Het college onderzoekt in een gesprek tussen deskundigen en de degene door of namens wie de melding is gedaan, dan wel diens vertegenwoordiger en waar mogelijk met de mantelzorger of mantelzorgers en desgewenst familie, zo spoedig mogelijk en voor zover nodig:

    • a.

      de behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de cliënt;

      zijn zelfredzaamheid of zijn participatie of aan beschermd wonen of opvang;

    • b.

      het gewenste resultaat van het verzoek om ondersteuning;

    • c.

      de mogelijkheden om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp of algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn zelfredzaamheid of zijn participatie te handhaven of te verbeteren, of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;

    • d.

      de mogelijkheden om met mantelzorg of hulp van andere personen uit zijn sociaal netwerk te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;

    • e.

      de behoefte aan maatregelen ter ondersteuning van de mantelzorger van de cliënt;

    • f.

      de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening, zoals opgenomen in het beleidsplan, bedoeld in artikel 2.1.2 van de wet, of door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, of de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;

    • g.

      de mogelijkheden om door middel van samenwerking met zorgverzekeraars en zorgaanbieders als bedoeld in de Zorgverzekeringswet en partijen op het gebied van publieke gezondheid, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen, te komen tot een zo goed mogelijk afgestemde dienstverlening met het oog op de behoefte aan verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie of aan beschermd wonen of opvang;

    • h.

      de mogelijkheid om een maatwerkvoorziening te verstrekken;

    • i.

      welke bijdragen in de kosten de cliënt met toepassing van het bepaalde bij of krachtens artikel 2.1.4 van de wet verschuldigd zal zijn, en

    • j.

      de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een pgb, waarbij de cliënt in begrijpelijke bewoordingen wordt ingelicht over de gevolgen van die keuze.

  • 10.

    Als de cliënt een persoonlijk plan als bedoeld in artikel 1 lid acht, aan het college heeft overhandigd, betrekt het college dat plan bij het onderzoek, bedoeld in het negende lid.

  • 11.

    Het college informeert de cliënt over de gang van zaken bij het gesprek, diens rechten en plichten en de vervolgprocedure en vraagt de cliënt toestemming om zijn persoonsgegevens te verwerken.

  • 12.

    Als de ondersteuningsvraag genoegzaam bekend is, kan het college onverminderd het bepaalde in artikel 2.3.2 van de wet, in overleg met de cliënt afzien van een gesprek.

  • 13.

    Het college zorgt voor schriftelijke verslaglegging van het onderzoek.

  • 14.

    Binnen 10 werkdagen na het gesprek verstrekt het college aan de cliënt een verslag van de uitkomsten van het onderzoek. In dit onderzoeksverslag is het arrangement van voorzieningen en afspraken neergelegd;

  • 15.

    Opmerkingen of latere aanvullingen van de cliënt worden aan het onderzoeksverslag toegevoegd.

  • 16.

    Een cliënt of zijn gemachtigde of vertegenwoordiger kan een aanvraag om een maatwerkvoorziening schriftelijk indienen bij het college. Een aanvraag wordt ingediend door middel van een door het college vastgesteld aanvraagformulier.

  • 17.

    Vaststelling van de beschikking (het besluit) door het college.

Artikel 3 Wijze verstrekken Wmo voorzieningen

De gemeente draagt zorg voor:

  • 1.

    algemene voorzieningen: aanbod van diensten of activiteiten dat, zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, toegankelijk is en dat is gericht op maatschappelijke ondersteuning; Deze diensten en/of producten zijn voor iedereen toegankelijk en/of verkrijgbaar, zonder toets of beschikking

  • 2.

    maatwerkvoorziening: op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van een persoon afgestemd geheel van diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen ten behoeve van zelfredzaamheid, participatie en beschermd wonen en opvang. De maatwerkvoorziening kan worden verstrekt in:

    • a.

      in natura dan wel

    • b.

      een persoonsgebonden budget

  • 3.

    De Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 biedt geen ruimte voor het verstrekken van financiële tegemoetkomingen.

Artikel 4 Aanvragen van een pgb

Verstrekking van een toegekende individuele voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de aanvrager of diens  vertegenwoordiger. Het college verstrekt geen pgb voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die cliënt of diens vertegenwoordiger gemaakt heeft voor afgaand aan indiening van de aanvraag (Verordening artikel 11 lid 1). Dit is nader uitgewerkt in de Beleidsregels artikel 2.5.9.

Artikel 5 Criteria om in aanmerking te komen voor een pgb

De wettelijke eisen om aan een pgb te voldoen zijn:

  • 1.

    De budgethouder of diens (wettelijk) vertegenwoordiger moet motiveren waarom hij de voorziening in de vorm van een pgb wil krijgen.

  • 2.

    De budgethouder of diens (wettelijk) vertegenwoordiger moet een ondersteuningsplan overleggen waaruit minimaal het volgende blijkt:

    • a.

      inzicht in de problematiek van de ondersteuningsvrager;

    • b.

      de duur en wijze van de ondersteuning;

    • c.

      het resultaat van het te behalen doel van de ondersteuning;

    • d.

      welke evaluatiemomenten gedurende de duur van de ondersteuning.

  • 3.

    De budgethouder of diens (wettelijk) vertegenwoordiger moet in staat zijn om de voorziening zelf te organiseren.

  • 4.

    Hij moet aantonen dat het budget besteed wordt aan een maatwerkvoorziening die veilig, doeltreffend en cliëntgericht is.

  • 5.

    Indien de ondersteuning wordt geboden door een niet professioneel persoon uit de sociale omgeving, niet zijnde een aanbieder die woningaanpassingen en hulpmiddelen levert, dient bij het te overleggen ondersteuningsplan een Verklaring omtrent gedrag (Vog) die niet ouder is dan drie maanden van deze persoon gevoegd te zijn.

Nadere regels voor specifieke diensten, woningaanpassingen en hulpmiddelen zijn opgenomen in de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning 2015 artikel 5 gemeente Ridderkerk

Artikel 6 Afwijzingsgrond voor een pgb

Verstrekking van een persoonsgebonden budget vindt niet plaats indien:

  • 1.

    op grond van aanwijzingen die tijdens de indicatie duidelijk zijn geworden, het ernstige vermoeden bestaat dat de aanvrager of diens vertegenwoordiger problemen zal hebben met het omgaan met een persoonsgebonden budget;

  • 2.

    de gemeente, op advies van een instelling voor maatschappelijk werk of de Raad voor de kinderbescherming, van oordeel is dat een ten behoeve van een minderjarige aangevraagd budget in zodanige mate niet voor de inkoop van maatwerkvoorzieningen ten behoeve van het kind zal worden gebruikt, dat dit mishandeling, verwaarlozing of ernstige schade voor de opvoeding of ontwikkeling van de minderjarige tot gevolg zal hebben;

  • 3.

    aanvrager zich bij een eerder toegekend persoonsgebonden budget niet aan de opgelegde verplichtingen heeft gehouden.

Artikel 7 Verplichtingen pgb

De verstrekking van een persoonsgebonden budget vindt plaats met toepassing van Artikel 4 Nadere regels voor de verplichtingen die verbonden zijn aan het verstrekken van een pgb zijn vastgelegd in de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning 2015 gemeente Ridderkerk.

Artikel 8 Beschikking pgb

  • 1.

    De beschikking bevat, naast het motiveringsbeginsel genoemd in de Awb artikel 3.46 tenminste de volgende gegevens:

    • a.

      de budgetperiode

    • b.

      de hoogte van het pgb

    • c.

      de verplichtingen van de budgethouder

    • d.

      de voorwaarden (programma van eisen) waaraan de voorziening moet voldoen

    • e.

      uitleg over het trekkingsrecht via de SVB

  • 2.

    De budgethouder wordt geacht de in de beschikking gestelde periode gebruik te kunnen maken van een adequate voorziening.

Artikel 9 Betaling pgb

  • 1.

    Een pgb wordt toegekend vanaf de datum waarop het besluit tot toekenning wordt genomen, tenzij er op die dag geen recht was.

  • 2.

    Op grond van de Wmo artikel 2.6.2 voert de Sociale Verzekeringsbank (SVB) de betalingen en het budgetbeheer van het persoonsgebonden budget uit.

  • 3.

    De gemeente betaalt het pgb aan de Sociale verzekeringsbank. De SVB toetst de zorgovereenkomsten die pgb houders afsluiten op arbeidsrechtelijke aspecten en bouwt waarborgen in tegen oneigenlijk gebruik.

  • 4.

    De SVB controleert de administratie pgb en betaalt rechtstreeks aan de zorgaanbieder en/of leverancier.

  • 5.

    De SVB heeft de gemeente gemandateerd om de betaling en budgetbeheer uit te voeren voor die maatwerkvoorzieningen waarbij een eenmalige uitbetaling en controle aan de orde is.

    De betaling kan op de volgende wijze plaatsvinden:

    • a.

      Bij akkoord van de nota en het betalingsbewijs wordt het pgb rechtstreeks naar de bankrekening van de cliënt of diens wettelijk vertegenwoordiger overgemaakt.

    • b.

      Indien de cliënt de te betalen factuur niet kan voorschieten wordt na controle en bij akkoord van de factuur het pgb rechtstreeks naar de bankrekening van de leverancier of aannemer overgemaakt.

    Dit is nader uitgewerkt in de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning 2015

Artikel 10 Beëindiging pgb

  • 1.

    De budgethouder dient het college direct te melden als de voorziening of dienstverlening binnen de gestelde periode waarvoor het persoonsgebonden budget is verstrekt, niet langer gebruikt wordt of niet meer geschikt is.

  • 2.

    De budgethouder dient het persoonsgebonden budget naar rato terug te betalen.  

  • 3.

    De gemeente kan de waarde van de genoten maatwerkvoorziening uitdrukken in een bedrag dat voor terugvordering in aanmerking komt.

  • 4.

    Het onder 2 gestelde geldt ook als de budgethouder binnen de gestelde periode waarvoor het persoonsgebonden budget is verstrekt verhuist naar een andere gemeente.

  • 5.

    In geval van overlijden dienen de erven het persoonsgebonden budget naar rato terug te betalen.

Artikel 11 Hoogte pgb

  • 1.

    De hoogte van een pgb:

    • a.

      wordt bepaald aan de hand van een door de cliënt opgesteld ondersteuningsplan over hoe hij het pgb gaat besteden;

    • b.

      is toereikend om veilige, doeltreffende en kwalitatief goede diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren van derden te betrekken en wordt indien nodig aangevuld met een vergoeding voor onderhoud en verzekering, en

    • c.

      bedraagt niet meer dan de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate voorziening in natura.

  • 2.

    De hoogte van een pgb voor:

    • a.

      een zaak wordt bepaald op ten hoogste de kostprijs van de zaak die de aanvrager op dat moment zou hebben ontvangen als de zaak in natura zou zijn verstrekt. Als de naturaverstrekking een tweedehands voorziening betreft, wordt de kostprijs daarop gebaseerd, met een looptijd gelijk aan de verkorte termijn waarop de zaak technisch is afgeschreven, rekening houdend met onderhoud en verzekering. Als de naturaverstrekking een nieuwe voorziening betreft, wordt de kostprijs daarop gebaseerd, rekening houdend met een eventueel door de gemeente te ontvangen korting en rekening houdend met onderhoud en verzekering.

    • b.

      het tarief voor hulp bij het huishouden middels persoonlijke dienstverlening gekoppeld aan het resultaat van een schoon huis en/of zorgen voor schone en draagbare kleding en/of zorgen voor thuiswonende kinderen is vastgesteld door de gemeenteraad.

    • c.

      individuele begeleiding door een niet daartoe opgeleid persoon die mantelzorger is of afkomstig is uit het sociale netwerk van de cliënt, is bepaald per uur op basis van minimaal 70% van het tarief op basis van het laagste tarief voor begeleiding in natura (Verordening artikel 11 lid 4) door een daartoe opgeleide beroepskracht werkzaam bij een door de gemeente gecontracteerde instelling;

    • d.

      individuele begeleiding:

      • 1.

        door een daartoe opgeleid persoon; of

      • 2.

        waarvoor bijzondere deskundigheden zijn vereist;

        wordt per uur voor individuele begeleiding bepaald op basis van 90% van het laagste tarief per uur of voor individuele begeleiding in natura door een daartoe opgeleide beroepskracht werkzaam bij een door de gemeente gecontracteerde instelling.

    • e.

      begeleiding groep of dagbesteding met laag intensieve ondersteuning uitgevoerd door vrijwilligers met ondersteuning van een beroepskracht wordt per dagdeel bepaald op basis van minimaal 70% van het laagste tarief per dagdeel voor dergelijke begeleiding in natura door een daartoe opgeleide beroepskracht werkzaam bij een door de gemeente gecontracteerde instelling;

    • f.

      gespecialiseerde dagbesteding met hoog intensieve ondersteuning uitgevoerd door daartoe opgeleide personen wordt per dagdeel bepaald op basis van 90% van het laagste tarief per dagdeel voor dergelijke begeleiding in natura door daartoe opgeleide beroepskrachten werkzaam bij een door de gemeente gecontracteerde instelling.

    • g.

      kortdurend verblijf- en respijtzorg:

      • 1.

        met laag intensieve ondersteuning uitgevoerd door vrijwilligers met ondersteuning van een

        beroepskracht, wordt per etmaal voor kortdurend verblijf- en respijtzorg bepaald op basis van minimaal 70% van het laagste tarief per etmaal voor kortdurend verblijf- en respijtzorg in natura door een daartoe opgeleide beroepskracht(en) werkzaam bij een door de gemeente gecontracteerde instelling;

      • 2.

        met hoog intensieve ondersteuning uitgevoerd door daartoe opgeleide personen;

        wordt per etmaal voor kortdurend verblijf- en respijtzorg bepaald op basis van 90% van het laagste tarief per etmaal voor kortdurend verblijf- en respijtzorg in natura door een daartoe opgeleide beroepskracht(en) werkzaam bij een door de gemeente gecontracteerde instelling.

    • h.

      vervoer van en naar de dagbesteding en het kort verblijfadres en de ernst van de beperking het reizen met het openbaar vervoer door de cliënt belemmert:;

      • 1.

        door een professional wordt bepaald op basis van 90% van het tarief voor vervoer per dag van en naar de dagbesteding en het kort verblijfadres dat is bepaald in de Overeenkomst Maatwerk begeleiding Overgangscliënten en Overeenkomst Maatwerk begeleiding.

      • 2.

        door een niet professional wordt bepaald op basis van minimaal 70% van het tarief voor vervoer per dag van en naar de dagbesteding en het kort verblijfadres dat is bepaald in de Overeenkomst Maatwerk begeleiding Overgangscliënten en Overeenkomst Maatwerk begeleiding.

    • i.

      individuele taxikosten wordt bepaald op basis van het tarief van belastingvrije voet voor kilometervergoeding en bedraagt € 0,19 per kilometer, uitgaande van maximaal 2000 kilometer per jaar zoals bepaald voor het collectief vraagafhankelijk vervoer, tenzij 2000 km op medische gronden niet toereikend is.

    • j.

      rolstoeltaxikosten wordt bepaald op basis van het tarief dat door zorgverzekeraars vergoed wordt  voor rolstoeltaxivervoer op grond van de zorgverzekeringswet en bedraagt € 0,31 per kilometer, uitgaande van maximaal 2000 kilometer per jaar zoals bepaald voor het collectief vraagafhankelijk vervoer, tenzij 2000 km op medische gronden niet toereikend is.

    • k.

      een autoaanpassing wordt bepaald op basis van het programma van eisen voor de aanpassing en de laagste kostprijs voor een vergelijkbare aanpassing in natura opgenomen in het door de gemeente gesloten contract met een gekwalificeerde bedrijf voor autoaanpassingen.

    • l.

      aanschaf en onderhoud van een sportvoorziening wordt bepaald op basis van het laagste tarief voor een sportvoorziening in natura opgenomen in het door de gemeente gesloten contract met een leverancier van hulpmiddelen.

    • m.

      het bezoekbaar maken van een woning wordt bepaald op basis van de laagste kostprijs voor het bezoekbaar maken van een woning opgenomen in het door de gemeente gesloten contract met een erkende aannemer.

Hoofdstuk 2 Eigen bijdrage voor maatwerkvoorzieningen of pgb’s

Artikel 12 Eigen bijdrage voor maatwerkvoorzieningen of pgb's

Nadere regels op het landelijk Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 zijn vastgesteld bij Verordening maatschappelijke ondersteuning artikel 12

Artikel 13 Bijdrage voor algemene voorzieningen

  • Regels zijn vastgesteld bij Verordening maatschappelijke ondersteuning artikel 13

    Aanvullend op een geldende indicatie voor maatwerkvoorziening hulp bij het huishouden, waarvoor een eigen bijdrage geldt, kan cliënt naar wens aanvullende uren hulp bij het huishouden van de algemene voorziening voor het huishouden inkopen. Voor deze algemene aanvullende uren kan cliënt gebruik maken van een gereduceerd tarief van € 6,50 per afgenomen uur en/of dienst, met een maximum van 52 uur per dienstverlening/jaar.

    Dit gereduceerde tarief van € 6,50 heeft een geldigheid tot 1 januari 2016.

Hoofdstuk 3 Hulp bij het huishouden

Artikel 14 Hoogte van het persoonsgebonden budget

  • 1.

    Uitbetaling van het pgb vindt plaats op basis van de indiceerde uren, gekoppeld aan het te bereiken resultaat.

  • 2.

    Voor nieuwe cliënten waarvoor een indicatie is afgegeven na 31 december 2014 bedraagt  de hoogte van het pgb voor Persoonlijke dienstverlening geleverd door een zorgaanbieder of via een belangenbehartigersorganisatie voor zelfstandige professionals € 20,40 per uur.

  • 3.

    Overgangsrecht voor bestaande cliënten met een geldige indicatie voor hulp bij het huishouden middels Persoonlijke dienstverlening, die is afgegeven vóór 1 januari 2015 en waarvan de geldigheid afloopt in 2015 behouden hun huidige budget zoals vastgesteld per 1 juli 2014 tot de einddatum van de geldigheid van hun indicatie in 2015. De hoogte van het pgb Persoonlijke dienstverlening geleverd via een zorgaanbieder bedraagt € 20,40 per uur. Bij afgifte van een nieuwe indicatie in 2015 geldt het beleid per 1 januari 2015 en het tarief zoals voor nieuwe cliënten als onder lid 2.

  • 4.

    Overgangsrecht voor bestaande cliënten met een geldige indicatie voor hulp bij het huishouden middels Persoonlijke dienstverlening, die is afgegeven vóór 1 januari 2015 en die ook na 2015 doorloopt, houden tot aan datum einde geldigheid van de indicatie hun huidige budget zoals vastgesteld per 1 juli 2014. De hoogte van het pgb Persoonlijke dienstverlening geleverd via een zorgaanbieder bedraagt € 20,40 per uur. Bij afgifte van een nieuwe indicatie in 2015 geldt het beleid per 1 januari 2015 en het tarief zoals voor nieuwe cliënten als onder lid 2.

  • 5.

    Overgangsrecht voor bestaande cliënten met een geldige indicatie voor hulp bij het huishouden middels Schoonmaakdienst, die is afgegeven vóór 1 januari 2015 houden tot aan datum einde geldigheid van de indicatie hun huidige budget zoals vastgesteld per 1 juli 2014. De hoogte van het pgb voor schoonmaakvoorziening bedraagt:

    • a.

      Schoonmaakvoorziening geleverd via een belangenbehartigersorganisatie € 16,40 per uur.

    • b.

      Schoonmaakvoorziening geleverd via een zorgaanbieder € 18,05 per uur.

    Bij afgifte van een nieuwe indicatie in 2015 of daarna geldt het beleid per 1 januari 2015 en valt de schoonmaakdienst onder de algemene voorzieningen.

Hoofdstuk 4 Begeleiding

Artikel 15 Hoogte van het persoonsgebonden budget

  • 1. Overgangscliënten

    Er is overgangsrecht voor cliënten die op 31 december 2014 een geldige AWBZ indicatie voor Begeleiding hebben en waarvan de geldigheid doorloopt in 2015. Het overgangsrecht is van toepassing tot de einddatum van de indicatie in 2015 of tot uiterlijk 31 december 2015. Uitzondering hierop is de situatie dat de gemeente deze cliënten in de loop van 2015 een passend arrangement binnen de Wmo kan bieden.

    Het pgb is gebaseerd op het overgangsrecht en de in de AWBZ geldende tarieven

    • a.

      Reguliere Individuele begeleiding.

      Uitbetaling van het pgb vindt plaats op basis van de indiceerde uren.

      De hoogte van het pgb voor reguliere individuele begeleiding bedraagt € 45,00 per uur;

    • b.

      Begeleiding en/of instructie bij persoonlijke verzorging

      Uitbetaling van het pgb vindt plaats op basis van de indiceerde uren.

      De hoogte van het pgb voor ondersteuning bij persoonlijke verzorging bedraagt € 45,00 per uur;

    • c.

      Gespecialiseerde Individuele begeleiding

      Uitbetaling van het pgb vindt plaats op basis van de indiceerde uren.

      De hoogte van het pgb voor gespecialiseerde individuele begeleiding bedraagt € 75,00 per uur;

    • d.

      Reguliere Dagbesteding Groep

      Uitbetaling van het pgb vindt plaats op basis van het aantal geïndiceerde dagdelen.

      De hoogte van het pgb voor dagbesteding groep bedraagt € 32,50 per dagdeel;

    • e.

      Gespecialiseerde Dagbesteding Groep

      Uitbetaling van het pgb vindt plaats op basis van het aantal geïndiceerde dagdelen.

      De hoogte van het pgb voor dagbesteding groep bedraagt € 50,00 per dagdeel;

    • f.

      Vervoer van en naar de dagbesteding groep

      Uitbetaling van het pgb vindt plaats op basis van het vervoer van en naar de dagbesteding per dag

      De hoogte van het pgb voor vervoer per dag van en naar de dagbesteding bedraagt:

      • 1.

        Rolstoelvervoer geleverd door een professional € 17,00 per dag:

      • 2.

        Overig vervoer geleverd door een professional € 6,10 per dag:

  • 2. Nieuwe cliënten en cliënten die na 1 januari 2015 een nieuwe indicatie voor Begeleiding krijgen

    • a.

      Reguliere Individuele begeleiding.

      Uitbetaling van het pgb vindt plaats op basis van de indiceerde uren.

      De hoogte van het pgb voor reguliere individuele begeleiding bedraagt:

      • 1.

        Geleverd door een professional € 36,00 per uur;

      • 2.

        Geleverd door een niet-professional € 28,00 per uur.

    • b.

      Begeleiding en/of instructie bij persoonlijke verzorging

      Uitbetaling van het pgb vindt plaats op basis van de indiceerde uren.

      De hoogte van het pgb voor ondersteuning bij persoonlijke verzorging bedraagt:

      • 1.

        Geleverd door een professional € 36,00 per uur;

      • 2.

        Geleverd door een niet-professional € 28,00 per uur.

    • c.

      Gespecialiseerde Individuele begeleiding

      Uitbetaling van het pgb vindt plaats op basis van de indiceerde uren.

      De hoogte van het pgb voor gespecialiseerde individuele begeleiding bedraagt:

      • 1.

        Geleverd door een professional € 60,75 per uur;

      • 2.

        Geleverd door een niet-professional € 47,25 per uur.

    • d.

      Reguliere Dagbesteding Groep

      Uitbetaling van het pgb vindt plaats op basis van het aantal geïndiceerde dagdelen.

      De hoogte van het pgb voor dagbesteding groep bedraagt:

      • 1.

        Geleverd door een professional € 27,00 per dagdeel;

      • 2.

        Geleverd door een niet-professional € 21,00 per dagdeel.

    • e.

      Gespecialiseerde Dagbesteding Groep

      Uitbetaling van het pgb vindt plaats op basis van het aantal geïndiceerde dagdelen.

      De hoogte van het pgb voor dagbesteding groep bedraagt:

      • 1.

        Geleverd door een professional € 40,50 per dagdeel;

      • 2.

        Geleverd door een niet-professional € 31,50 per dagdeel.

    • f.

      Vervoer van en naar de dagbesteding groep

      Uitbetaling van het pgb vindt plaats op basis van het vervoer van en naar de dagbesteding per dag

      De hoogte van het pgb voor vervoer per dag van en naar de dagbesteding bedraagt:

      • 1.

        Rolstoelvervoer geleverd door een professional € 13,50 per dag;

      • 2.

        Rolstoelvervoer geleverd door een niet-professional € 10,50 per dag;

      • 3.

        Overig vervoer geleverd door een professional € 4,86 per dag;

      • 4.

        Overig vervoer geleverd door een niet-professional € 3,78 per dag.

Hoofdstuk 5 Kortdurend Verblijf 

Artikel 16 Kortdurend Verblijf in Maatschappelijke Opvang en Vrouwen Opvang alsmede Beschermd Wonen

De uitvoering van de maatwerkvoorziening Kortdurend Verblijf in Maatschappelijke Opvang, Vrouwen Opvang alsmede Beschermd Wonen wordt door Centrumgemeente Rotterdam uitgevoerd. De Centrumgemeente ontvangt van het Rijk hiervoor de middelen.

Artikel 17 Kortdurend Verblijf ter ontlasting van mantelzorgers

1. Overgangscliënten

Er is overgangsrecht voor cliënten die op 31 december 2014 een geldige AWBZ indicatie voor Kortdurend verblijf ter ontlasting van mantelzorgers hebben en waarvan de geldigheid doorloopt in 2015. Het overgangsrecht is van toepassing tot de einddatum van de indicatie in 2015 of tot uiterlijk 31 december 2015. Uitzondering hierop is de situatie dat de gemeente deze cliënten in de loop van 2015 een passend arrangement binnen de Wmo kan bieden.

  • a.

    Uitbetaling van het pgb vindt plaats op basis van het aantal geïndiceerde etmalen. De hoogte van het pgb voor kortdurend verblijf ter ontlasting van mantelzorgers geleverd door een zorginstelling bedraagt € 165,91 per etmaal.

  • b.

    Vervoer van en naar de locatie waar het kortdurend verblijf ter ontlasting van mantelzorgers wordt geboden.

    Uitbetaling van het pgb vindt plaats op basis van het vervoer van en naar de locatie waar het kortdurend verblijf wordt geboden, met dien verstande dat bij een kortdurend verblijf van meerdere etmalen aaneengesloten slechts eenmaal het bedrag van de heen en terugreis samen wordt uitgekeerd.

    De hoogte van het pgb voor vervoer per dag van en naar de dagbesteding bedraagt:

    • 1.

      Rolstoelvervoer geleverd door een professional € 17,00 per kortdurend verblijf;

    • 2.

      Overig vervoer € 6,10 per kortdurend verblijf;

2. Nieuwe cliënten en cliënten die na 1 januari 2015 een nieuwe indicatie voor Begeleiding krijgen

  • a.

    Uitbetaling van het pgb vindt plaats op basis van de indiceerde etmalen. De hoogte van het pgb voor kortdurend verblijf ter ontlasting van mantelzorgers bedraagt:

    • 1.

      Geleverd door een zorginstelling € 129,60 per etmaal;

    • 2.

      Geleverd, anders dan door een zorginstelling € 116,14 per etmaal.

  • b.

    Vervoer van en naar de locatie waar het kortdurend verblijf ter ontlasting van mantelzorgers wordt geboden.

    Uitbetaling van het pgb vindt plaats op basis van het vervoer van en naar de locatie waar het kortdurend verblijf wordt geboden, met dien verstande dat bij een kortdurend verblijf van meerdere etmalen aaneengesloten slechts eenmaal het bedrag van de heen en terugreis samen wordt uitbetaald. .

    De hoogte van het pgb voor vervoer per dag van en naar de dagbesteding bedraagt:

    • 1.

      Rolstoelvervoer geleverd door een professional € 13,50 per kortdurend verblijf;

    • 2.

      Rolstoelvervoer geleverd door een niet-professional € 10,50 per kortdurend verblijf;

    • 3.

      Overig vervoer geleverd door een professional € 4,86 per kortdurend verblijf;

    • 4.

      Overig vervoer geleverd door een niet-professional € 3,78 per kortdurend verblijf.

Hoofdstuk 6 Woningaanpassingen

Artikel 18 Hoogte van het persoonsgebonden budget

  • 1.

    Kosten woningaanpassing

    Het persoonsgebonden budget voor woonvoorzieningen wordt vastgesteld als tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte.

  • 2.

    Maximalisering woningaanpassing en primaat verhuizen 

    Het primaat van verhuizen wordt toegepast bij woningen waarbij het treffen van de maatwerkvoorziening het bedrag van de kosten van verhuizing te boven gaat.

  • 3.

    Bij de vaststelling van het pgb bedoeld voor een woningaanpassing wordt in ieder geval rekening gehouden met de volgende kosten:

    • a.

      de aanneemsom voor het treffen van de maatwerkvoorziening;

    • b.

      de risicoverrekening van loon- en materiaalkosten;

    • c.

      het architectenhonorarium tot ten hoogste 10% van de aanneemsom met dien verstande dat dit niet hoger is dan het maximale honorarium als bepaald in SR 1988 van de BNA;

    • d.

      de kosten van het toezicht op de uitvoering, tot een maximum van 2% van de aanneemsom;

    • e.

      de leges;

    • f.

      de verschuldigde en niet verrekenbare of terug te vorderen omzetbelasting;

    • g.

      renteverlies in verband met betaling aan derden voordat het pgb is uitbetaald, voor zover dit verband houdt met de bouw dan wel het treffen van voorzieningen;

    • h.

      de prijs van bouwrijpe grond, als niet binnen de oorspronkelijke kavel gebouwd kan worden, tot een door het college vast te stellen maximum;

    • i.

      de kosten in verband met technisch onderzoek en adviezen met betrekking tot het verrichten van de aanpassing;

    • j.

      kosten van heraansluiting op de openbare nutsvoorziening;

    • k.

      de door het college (schriftelijk) goedgekeurde kostenverhogingen, die ten tijde van de raming van de kosten redelijkerwijs niet voorzienbaar waren;

    • l.

      administratiekosten die verhuurder maakt ten behoeve van het treffen van een voorziening voor een persoon met een beperking;

    • m.

      verwijderen van voorzieningen.

  • 4.

    Bezoekbaar maken woning

    • a.

      De hoogte van het pgb voor het bezoekbaar maken van een woning door een professionele aannemer wordt vastgesteld op 90% als tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte.

    • b.

      De hoogte van het pgb voor het bezoekbaar maken van een woning wordt vastgesteld op 70% van de tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte, bij de keuze van de cliënt om niet gebruik te maken van een erkende aannemer.

  • 5.

    Saneren van de woning

    De werkelijke kosten komen in aanmerking voor het vast te stellen pgb. Materialen gekocht bij een bouw- of woonmarkt gaan voor op de materialen uit een woningspeciaalzaak.

    Het afschrijvingspercentage voor de huidige stoffering bedraagt op basis van de leeftijd van de stoffering:

    • -

      nieuwer dan 2 jaar: 0%

    • -

      tussen 2 en 4 jaar: 25%

    • -

      tussen 4 en 6 jaar: 50%

    • -

      tussen 6 en 8 jaar: 75%

    • -

      ouder dan 8 jaar : 100%

  • 6.

    De hoogte van het pgb voor het verwerven van grond voor het treffen van woonvoorzieningen kan het maximale aantal vierkante meters per vertrek en voor de buitenruimte worden verstrekt, die is opgenomen in Bijlage 1 van dit besluit. Hierop kan slechts een uitzondering gemaakt worden voor zover het aantal vierkante meters niet adequaat is voor de cliënt op grond van zijn beperkingen, persoonskenmerken en behoeften.

  • 7.

    Onderhoud, keuring en reparatie

    • a.

      De hoogte van het maximale pgb voor een stoellift bedraagt:

      • 1.

        Keuring (1 x per 4 jaar) € 280,00 (excl. Btw)

      • 2.

        Onderhoud (1 x per jaar) € 170,00 (excl. Btw)

    • b.

      De hoogte van het maximale pgb voor een plateaulift (rolstoellift) bedraagt:

      • 1.

        Keuring (1 x per 4 jaar) € 280,00 (excl. Btw)

      • 2.

        Onderhoud (1 x per jaar) € 170,00 (excl. Btw)

  • 8.

    Woonwagen of woonschip

    • a.

      Het maximale bedrag voor het aanpassen van een woonwagen of een woonschip, zoals bedoeld in artikel 10.15 van de Beleidsregels bedraagt B € 2.300,00.

    • b.

      Als de technische levensduur van de woonwagen of het woonschip minder dan 5 jaar is of de standplaats van de woonwagen binnen 5 jaar voor opheffing in aanmerking komt of het woonschip niet ten minste nog 5 jaar op de ligplaats mag liggen, bedragen de aanpassingskosten maximaal B € 900,00

Artikel 19 Gereedmelding

  • 1.

    Zo spoedig mogelijk na de voltooiing van de werkzaamheden in verband met een woningaanpassing, doch uiterlijk binnen twaalf maanden na de verzenddatum van het besluit waarbij het college de voorziening heeft verleend, meldt de budgethouder aan het college dat de werkzaamheden zijn voltooid.

  • 2.

    De gereedmelding, bedoeld in het eerste lid, gaat vergezeld van een verklaring dat bij het treffen van de voorzieningen is voldaan aan de voorschriften die aan het pgb zijn verbonden.

  • 3.

    De gereedmelding gaat vergezeld van alle rekeningen en betalingsbewijzen.

Artikel 20 Meerwaarde woning bij verkoop binnen 10 jaar

  • 1.

    De eigenaar-bewoner, die krachtens de Verordening een woonvoorziening heeft ontvangen die leidt tot waardestijging van de woning, dient bij verkoop van deze woning binnen een periode van 10 jaar na gereedmelding van de voorziening, deze verkoop van de woning onverwijld aan het college te melden.

  • 2.

    De meerwaarde van de eigen woning die door het treffen van de voorziening is ontstaan dient aan de gemeente te worden terugbetaald.

  • 3.

    De restitutie als bedoeld in het tweede lid bedraagt:

    - voor het eerste jaar 100% van de meerwaarde;

    - voor het tweede jaar 80% van de meerwaarde;

    - voor het derde jaar 60% van de meerwaarde;

    - voor het vierde jaar 40% van de meerwaarde;

    - voor het vijfde jaar tot en met het tiende jaar 20% van de meerwaarde;

    In alle gevallen minus de door de eigenaar van de woonruimte betaalde eigen bijdrage in de kosten van de getroffen voorziening.

Artikel 21 Kosten in verband met huurderving

  • 1.

    In geval van huurbeëindiging kan het college de eigenaar/verhuurder van aangepaste woonruimte een financiële tegemoetkoming verlenen in verband met derving van huurinkomsten.

  • 2.

    De hoogte van de tegemoetkoming, bedoeld in het vorige lid, wordt vastgesteld op de werkelijke kosten per maand tot maximaal het bedrag van de maximale subsidiabele huur op grond van de Wet op de huurtoeslag.

  • 3.

    Bij de berekening van de hoogte van de tegemoetkoming, blijft de eerste maand huurderving buiten beschouwing. De tegemoetkoming wordt verleend voor maximaal vijf maanden huurderving

Artikel 22 Kosten in verband met tijdelijke huisvesting

Een aanvrager kan in aanmerking komen voor een woonvoorziening indien sprake is van kosten voor tijdelijke huisvesting in verband met het aanpassen van:

  • 1.

    zijn huidige woning;

  • 2.

    de nog te betrekken woning.

    • a.

      De bedoelde voorziening wordt uitsluitend verleend indien de aanvrager redelijkerwijs niet kan voorkomen dat hij dubbele huurlasten heeft.

    • b.

      de bedoelde voorziening wordt voor maximaal zes maanden verleend.

    • c.

      de bedoelde voorziening wordt uitsluitend verleend voor kosten gemaakt in verband met:

      • i.

        het tijdelijk betrekken van zelfstandige woonruimte;

      • ii.

        het tijdelijk betrekken van niet-zelfstandige woonruimte;

      • iii.

        het langer moeten aanhouden van de te verlaten woonruimte.

    • d.

      Het pgb bedraagt even veel als de werkelijke huurkosten van de aanvrager voor de door hem bewoonde of nog te betrekken woning minus de huurtoeslag, doch maximaal het bedrag van de maximale huurtoeslag op grond van de Wet op de huurtoeslag.

Hoofdstuk 7 Maatwerkvoorziening die collectief in natura wordt uitgevoerd

Artikel 23 Collectief vraagafhankelijk vervoer CVV (Regiotaxi)

  • 1.

    Een indicatie voor een vervoersvoorziening in de vorm van collectief vraagafhankelijk vervoer wordt vertrekt in de vorm van een taxi-pas voor de Regiotaxi.

  • 2.

    Voor een vervoersvoorziening in de vorm van collectief vraagafhankelijk vervoer wordt geen eigen bijdrage opgelegd.

  • 3.

    Het aantal kilometers dat de persoon met beperkingen gebruik kan maken van het CVV wordt per jaar gemaximeerd op 2000 kilometer, tenzij op grond van persoonlijke omstandigheden heel veel medische ritten noodzakelijk zijn en dit medisch geobjectiveerd is.

  • 4.

    Voor personen met een indicatie voor CVV, die daarnaast beschikken over een maatwerkvervoersvoorziening voor de verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving, wordt het aantal kilometers dat deze persoon gebruik kan maken van het CVV gemaximeerd op 1000 kilometer per jaar. Tenzij voor deze persoon op grond van persoonlijke omstandigheden heel veel medische ritten noodzakelijk zijn buiten de directe woonomgeving.

Hoofdstuk 8 Hulpmiddelen

Artikel 24 Pgb voor vervoersvoorzieningen 

  • 1.

    De hoogte van het persoonsgebonden budget voor aanschaf en onderhoud van een maatwerkvervoersvoorziening wordt bepaald op basis van het laagste tarief voor een vervoersvoorziening in natura opgenomen in het door de gemeente gesloten contract met de leverancier van hulpmiddelen;

  • 2.

    Een scootmobiel is bedoeld voor verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving. Een 8 of 10 km. scootmobiel volstaat daarvoor. Indien de cliënt een zwaardere scootmobiel wenst dient hij/zij de meerkosten zelf te betalen.

  • 3.

    Bij de vaststelling van het pgb wordt ook rekening gehouden met de aanvullende kosten. Onder deze kosten wordt verstaan:

    • a.

      de verzekering

    • b.

      onderhoud

    • c.

      reparatie

    • d.

      keuring (indien wettelijk vereist)

  • 4.

    Het bedrag dat voor kosten als bedoeld in lid 3 wordt bepaald op basis van het gemiddelde bedrag voor onderhoud en reparatie voor vergelijkbare voorzieningen in het een na vorige volledige kalenderjaar.

  • 5.

    Het tarief voor individueel vervoer voor cliënten die op medische gronden geen gebruik kunnen maken van het collectief vraagafhankelijk vervoer is bepaald op basis van het tarief van belastingvrije voet voor kilometervergoeding en bedraagt € 0,19 per kilometer voor maximaal 2000 kilometer per jaar, zoals bepaald voor het collectief vraagafhankelijk vervoer. Tenzij aantoonbare extra medische ritten gemaakt moeten worden, is het maximale bedrag € 380,00 per jaar.

  • 6.

    Voor personen, zoals bedoeld in lid 5, die daarnaast beschikken over een maatwerkvervoersvoorziening voor de verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving, wordt het aantal kilometers dat deze persoon een kilometervergoeding in de vorm van een pgb ontvangt, gemaximeerd op 1000 kilometer per jaar. Tenzij voor deze persoon op grond van persoonlijke omstandigheden heel veel medische ritten noodzakelijk zijn buiten de directe woonomgeving, is het maximale bedrag € 190,00 per jaar.

  • 7.

    Het tarief voor individuele rolstoeltaxikosten wordt bepaald op basis van het tarief dat door zorgverzekeraars vergoed wordt voor rolstoeltaxivervoer op grond van de zorgverzekeringswet en bedraagt € 0,31 per kilometer voor maximaal 2000 kilometer per jaar zoals bepaald voor het collectief vraagafhankelijk vervoer. Tenzij aantoonbaar extra medische ritten gemaakt moeten worden, is het maximale bedrag € 620,00 per jaar.

  • 8.

    Voor personen, zoals bedoeld in lid 7, die daarnaast beschikken over een maatwerkvervoersvoorziening voor de verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving, wordt het aantal kilometers dat deze persoon een kilometervergoeding in de vorm van een pgb ontvangt, gemaximeerd op 1000 kilometer per jaar. Tenzij voor deze persoon op grond van persoonlijke omstandigheden heel veel medische ritten noodzakelijk zijn buiten de directe woonomgeving, is het maximale bedrag € 310,00 per jaar.

Artikel 25 Pgb voor rolstoelvoorzieningen 

  • 1.

    De hoogte van het persoonsgebonden budget voor aanschaf en onderhoud van een rolstoel wordt bepaald op basis van het laagste tarief voor een rolstoel in natura opgenomen in het door de gemeente gesloten contract met de leverancier van hulpmiddelen;

  • 2.

    Bij de vaststelling van het pgb wordt ook rekening gehouden met de aanvullende kosten. Onder deze kosten wordt verstaan:

    • a.

      de verzekering

    • b.

      onderhoud

    • c.

      reparatie

    • d.

      keuring (indien wettelijk vereist)

  • 3.

    Het bedrag dat voor kosten als bedoeld in lid 2 wordt bepaald op basis van het gemiddelde bedrag voor onderhoud en reparatie voor vergelijkbare voorzieningen in het een na vorige volledige kalenderjaar.

Artikel 26 Pgb voor sportvoorzieningen 

  • 1.

    De hoogte van het persoonsgebonden voor een sportvoorziening wordt vastgesteld als tegenwaarde van de goedkoopst adequate voorziening in natura opgenomen in het door de gemeente gesloten contract met de leverancier van hulpmiddelen;

  • 2.

    Het pgb wordt verhoogd met het gemiddelde bedrag voor onderhoud en reparatie voor vergelijkbare voorzieningen in het een na vorige volledige kalenderjaar.

Artikel 27 Pgb voor roerende woonvoorzieningen

  • 1.

    De hoogte van het persoonsgebonden voor een roerende woonvoorziening wordt vastgesteld als tegenwaarde van de goedkoopst adequate voorziening, verhoogd met het gemiddelde bedrag voor onderhoud en reparatie.

  • 2.

    Bij de vaststelling van het pgb wordt ook rekening gehouden met de aanvullende kosten. Onder deze kosten wordt verstaan:

    • a.

      onderhoud

    • b.

      reparatie

  • 3.

    Het bedrag dat voor kosten als bedoeld in lid 2 wordt bepaald op basis van het gemiddelde bedrag voor onderhoud en reparatie voor vergelijkbare voorzieningen in het een na vorige volledige kalenderjaar.

Artikel 28 Overige Hulpmiddelen:

  • 1. Het betreft hulpmiddelen die niet met de maatwerkvoorzieningen als bedoeld in artikel 24 tot en met 27 leiden tot participatie en zelfredzaamheid in de samenleving en die aangemerkt worden als maatwerkvoorziening.

  • 2. De hoogte van het persoonsgebonden budget voor aanschaf en onderhoud van een hulpmiddel wordt bepaald op basis van het laagste tarief voor het hulpmiddel in natura opgenomen in het door de gemeente gesloten contract met de leverancier van hulpmiddelen;

  • 3. Bij de vaststelling van het pgb wordt ook rekening gehouden met de aanvullende kosten. Onder deze kosten wordt verstaan:

    • a.

      de verzekering

    • b.

      onderhoud

    • c.

      reparatie

  • 4. Het bedrag dat voor kosten als bedoeld in lid 3 wordt bepaald op basis van het gemiddelde bedrag voor onderhoud en reparatie voor vergelijkbare voorzieningen in het een na vorige volledige kalenderjaar.

Hoofdstuk 9

Artikel 29 Tegemoetkoming meerkosten personen met een beperking of chronische problemen

  • 1.

    De gemeente biedt aan deze personen een collectieve ziektekostenverzekering CZM, waarvoor nadere regels zijn gesteld bij het minimabeleid. Bij deze CZM mag uitgegaan worden van de aanvullende verzekering “extra uitgebreid”.

  • 2.

    De eigen bijdrage voor maatwerkvoorzieningen die door het CAK wordt vastgesteld en geïnd is meeverzekerd in de collectieve ziektekostenverzekering CZM

Artikel 30 Waardering mantelzorgers

  • a.

    De gemeente waardeert de inzet van mantelzorgers in de vorm van de mantelzorgwaardering. Bij de beoordeling van de aanvraag van de mantelzorgwaardering wordt getoetst of er in het voorgaande jaar voldaan is aan de volgende criteria op basis van de definitie mantelzorg:

    • -

      Meer dan 8 uur per week ondersteuning aan persoon/ personen met beperkingen (zorgontvanger);

    • -

      Voor minimaal drie maanden aaneengesloten;

    • -

      Op basis van de sociale relatie tussen mantelzorger en persoon/ personen met beperkingen;

    • -

      De ondersteuning wordt gratis geboden;

    • -

      Zonder deze ondersteuning zou de persoon/ personen met beperkingen een (groter) beroep moeten doen op professionele ondersteuning.

 

  • b.

    Aan toekenning van de jaarlijkse blijk van waardering zijn uitvoeringsregels verbonden. Deze zijn nader uitgewerkt in de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning Ridderkerk 2015 artikel 4.1.

  • c.

    De hoogte van de mantelzorgwaardering is bepaald op € 75,00 per mantelzorger per jaar. 

  • d.

    De uiterste datum per kalenderjaar tot wanneer de mantelzorger(s) en de zorgontvanger zich kunnen aanmelden voor de mantelzorgwaardering is bepaald op 15 november.

  • e.

    De persoon die mantelzorg ontvangt is inwoner van Ridderkerk.

Artikel 30.1 Respijtzorg mantelzorgers

Tijdelijke respijtzorg

Dat kan gaan om een voorzienbare vraag of om een niet-voorzienbare vraag om respijtzorg.

Deze begrippen en de criteria hiervoor zijn nader uitgewerkt in de Beleidsregels 2015

  • a.

    Tijdelijke respijtzorg en crisiszorg voor begeleiding en kortdurend verblijf worden alleen in natura verstrekt.

  • b.

    De tijdelijke respijtzorg voor hulp bij het huishouden kan voor maximaal 4 weken afgegeven worden in de vorm van een persoonsvolgend budget. De cliënt en mantelzorger kunnen naar eigen keuze gedurende vier weken gebruik maken van diensten in en om het huis ten behoeve van de cliënt en te betrekken via BAR-Dichtbij. Het persoonsvolgend budget:

    • -

      bedraagt € 287,00 en komt overeen met het tarief van persoonlijke dienstverlening in natura;

    • -

      kan eenmaal per jaar verstrekt worden;

    • -

      wordt rechtstreeks uitbetaald aan BAR-Dichtbij.

  • c.

    Over deze tijdelijke respijtzorg voor hulp bij het huishouden is geen eigen bijdrage verschuldigd

Artikel 30 Betrekken van ingezetenen bij het beleid

Het college dient op grond van artikel 2.1.3 derde lid, van de verordening nadere regels te stellen met betrekking tot de medezeggenschap van ingezetenen. Deze regels zijn nader uitgewerkt in de Beleidsregels 2015.

Artikel 31 Indexering

Indien prijsontwikkelingen van maatwerkvoorzieningen daartoe aanleiding geven, kunnen de bedragen genoemd in dit Besluit worden aangepast. Aanpassing zal ten hoogste 1 maal per jaar plaatsvinden en vooraf worden gepubliceerd.

De gemeente indexeert de bedragen conform indexering die het Rijk toepast op de financiële middelen die het verstrekt aan de gemeente.

Artikel 32 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2015.

  • 2. Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Ridderkerk 2015.

Bijlage 1 maximalisering pgb voor verwerven grond 

Deze bijlage verwijst naar artikel 18 lid 6 van het besluit.

Het aantal m2 extra grond waarvoor een gehandicapte een pgb kan ontvangen als gevolg van de Wmo

verordening is per vertrek gemaximaliseerd en als volgt bepaald:

Soort vertrek

Tabel A

Tabel B

Woonkamer

30 m²

 

6 m²

 

 

Keuken

10 m²

 

4 m²

 

 

1-persoonsslaapkamer

10 m²

 

4 m²

 

 

2- persoonsslaapkamer

18 m²

 

4 m²

 

 

Toiletruimte

2 m²

 

1 m²

 

 

Badkamer:

wastafelruimte

 

doucheruimte

 

2 m²

 

3 m²

 

 

1 m²

 

2 m²

 

Entree/hal/gang

5 m²

 

2 m²

 

 

Berging

6 m²

 

4 m²

 

 

Uitraasruimte

10 m²

 

4 m²

 

 

 

Tabel A is van toepassing in geval van een aanbouw van een vertrek.

Tabel B is van toepassing in geval van uitbreiding van een al aanwezig vertrek.

 

 

Toelichting

Het aantal m² verhard pad tussen de openbare weg en de hoofdingang tot een woonruimte, dan wel tussen een tweede ingang en een berging en/of tuinpoort dat bij het nieuw aanleggen van paden, dan wel het aanpassen van bestaande paden ten hoogste voor een pgb in aanmerking komt, bedraagt 20 m²