Regeling vervallen per 01-01-2014

Verordening Hondenbelasting

Geldend van 24-12-2009 t/m 31-12-2013

Intitulé

VERORDENING HONDENBELASTING

De raad van de gemeente Ridderkerk;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 17 november 2009, nummer 275;

gelet op artikel 226 van de Gemeentewet;

b e s l u i t :

vast te stellen de

Artikel 1 Belastbaar feit

Onder de naam “hondenbelasting” wordt een directe belasting geheven ter zake van het houden van een hond binnen de gemeente.

Artikel 2 Belastingplicht

  • 1. Belastingplichtig is de houder van een hond.

  • 2. Als houder wordt aangemerkt degene die onder welke titel dan ook een hond onder zich heeft, tenzij blijkt dat een ander de houder is.

  • 3. Het houden van een hond door een lid van het huishouden wordt aangemerkt als het houden van een hond door een door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aan te wijzen lid van dat huishouden.

Artikel 3 Vrijstellingen

De belasting wordt niet geheven ter zake van honden:

  • a.

    die uitsluitend dienen om blinde personen te leiden;

  • b.

    die door de “Stichting sociale honden voor gehandicapten Nederland” als gehandicaptenhond aan een gehandicapte ter beschikking zijn gesteld;

  • c.

    die geregistreerd staan als geleidehond in het dierenpaspoort;

  • d.

    die geregistreerd staan als politiehond of politie in opleiding waarbij de houder van een hond een registratie van de Koninklijke Nederlandse Politiehond Vereniging kan overleggen;

  • e.

    die geregistreerd staan als hulphond in opleiding bij de hieronder genoemde stichtingen en verenigingen en waarbij de belastingplichtige het uitsluitend doel heeft, een in bruikleen gekregen hond, op te leiden voor mensen met een lichamelijke of auditieve handicap. - Stichting Hulphond Nederland; - Stichting de hond kan de was doen;

  • f.

    die door de ‘Stichting Hulphond Nederland’ of ‘Stichting de hond kan de was doen’ als hulphond aan een persoon met een lichamelijke of auditieve handicap ter beschikking zijn gesteld;

  • g.

    die verblijven in een hondenasiel als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van het Honden- en kattenbesluit 1999, welk asiel is opgenomen in het centraal register bedoeld in artikel 5, tweede lid, van genoemd besluit;

  • h.

    die uitsluitend ten verkoop of aflevering in voorraad worden gehouden in een bedrijfsinrichting als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van het Honden- en kattenbesluit 1999, welke inrichting is opgenomen in het centraal register bedoeld in artikel 5, tweede lid, van genoemd besluit;

  • i.

    die jonger zijn dan drie maanden, voor zover zij tezamen met de moederhond worden gehouden.

  • j.

    in eigendom zijn van regionale politiekorpsen en die worden gebruikt voor politiedoeleinden.

Artikel 4 Maatstaf van heffing

De belasting wordt geheven naar het aantal honden dat wordt gehouden.

Artikel 5 Belastingtarief

De belasting bedraagt per belastingjaar het tarief zoals opgenomen in hoofdstuk 4 van het Besluit tarieven gemeentelijke heffingen en invordering.

Artikel 6 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 7 Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1. De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. Indien de belastingplicht in de loop van het jaar aanvangt, dan wel het aantal honden in de loop van het belastingjaar toeneemt, is de belasting, respectievelijk de hogere belasting ter zake van het toegenomen aantal honden, verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, respectievelijk de toename van het aantal honden, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, dan wel het aantal honden in de loop van het belastingjaar vermindert, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht respectievelijk de vermindering van het aantal honden, nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij blijkt dat het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 10,--

  • 4. Belastingbedragen van minder dan € 10,-- worden niet geheven. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen hondenbelasting of andere heffingen aangemerkt als één belastingaanslag.

Artikel 9 Termijnen van betaling

Ten aanzien van de termijnen van betaling geldt de regeling in hoofdstuk 11 van het Besluit tarieven gemeentelijk heffingen en invordering.

Artikel 10 – Verlenen kwijtschelding

  • 1. Bij de invordering van de hondenbelasting wordt per kalenderjaar kwijtschelding verleend voor ten hoogste het belastingtarief voor de eerste hond, zoals genoemd in tarieventabel behorende bij deze verordening.

  • 2. Bij de invordering van de hondenbelasting wordt in afwijking van de uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 het percentage voor de berekening van de kosten van bestaan vastgesteld op 100%.

Artikel 11 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de hondenbelasting.

Artikel 12 Inwerkingtreding

  • 1.

    De “Verordening hondenbelasting 2009”, van 18 december 2008, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2010.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 17 december 2009.
De raad voornoemd,
De griffier,
De voorzitter,
JvH/275