Regeling vervallen per 01-01-2012

Verordening Maatschappelijke Participatie Ridderkerk 2009

Geldend van 21-05-2009 t/m 31-12-2011

Intitulé

Gemeentestukken: 2009 - 236

De raad van de gemeente Ridderkerk;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 17 maart 2009,

nummer 236;

gelet op artikel van de 147 van de Gemeentewet;

b e s l u i t :

vast te stellen de

VERORDENING MAATSCHAPPELIJKE PARTICIPATIE RIDDERKERK 2009

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1.

    Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand (WWB) en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

  • 2.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      Aanvrager: degene, die 18 jaar of ouder is, die een bijdrage aanvraagt voor zichzelf, zijn partner en/of zijn kind(eren).

    • b.

      Deelnemer: De rechtmatige inwoner van de gemeente Ridderkerk van 18 jaar en ouder, niet zijnde een student of ROA/VVTV gerechtigde, die actief deelneemt aan tenminste een sportieve, culturele of sociaal-culturele activiteit in georganiseerd verband;

    • c.

      Minderjarige deelnemer: een bij de rechthebbende duurzaam inwonend eigen of stiefkind dat jonger is dan 18 jaar .

    • d.

      Gezinsinkomen: het totale netto inkomen van de aanvrager, zijn partner en zijn kinderen.

    • e.

      Student: studerende van 18 jaar en ouder die recht heeft op studiefinanciering op grond van de WSF 2000 of de WTOS;

    • f.

      Georganiseerd verband: een rechtspersoonlijkheid bezittende vereniging of stichting.

    • g.

      Bestuursorgaan: Het college van Burgemeester en Wethouders.

    • h.

      Subsidiejaar: tijdvak gelijk aan een kalenderjaar.

    • i.

      WSF 2000: Wet studiefinanciering 2000.

    • j.

      WTOS: Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten.

    • k.

      Maatschappelijke participatie binnen deze verordening; Actieve deelname van inwoners van Ridderkerk aan de samenleving door sportieve, culturele, sociale activiteiten.

l: Het Maatschappelijk Participatiefonds: de gemeentelijke regelgeving voor de verstrekking van tegemoetkomingen in de kosten van maatschappelijke activiteiten voor mensen met een minimuminkomen. Op grond van deze verordening kunnen bijdragen worden verstrekt voor de kosten van maatschappelijk participeren en/of aanschaf/vervanging van gebruiksgoederen.

Artikel 2 Doel en doelgroep

  • 1. Het doel van het Maatschappelijk Participatiefonds is inwoners tot een bepaald gezinsinkomen in staat te stellen deel te (blijven) nemen aan maatschappelijke activiteiten.

  • 2. Op grond van de deze verordening behoren tot de doelgroep om voor deze regeling in aanmerking te komen: alle huishoudens met een inkomen tot maximaal 120 % van de voor aanvrager van toepassing zijnde bijstandsnorm.

Artikel 3 Aanvrager

De bijdrage wordt verstrekt indien wordt deelgenomen of wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 5, 7 en 8 en primair wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • 1.

    De aanvrager is een inwoner van de gemeente Ridderkerk.

  • 2.

    Het gezinsinkomen bedraagt niet meer dan maximaal 120 % van de van toepassing zijnde bijstandsnorm.

  • 3.

    Het vermogen (behoudens vermogen in de woning) van de aanvrager en zijn partner bedraagt niet meer dan het vermogen dat ingevolge de artikelen 34 van de WWB buiten beschouwing

wordt gelaten.

  • 4.

    Binnen deze verordening is de aanvrager ook de ouder of verzorger die een traject bij Schuldhulpverlening volgt. Het besteedbaar inkomen van het gezin bedraagt niet meer dan 90% van de bijstandsnorm. De aanvraag kan slechts ingediend worden ten behoeve van het kind(eren) van de ouder.

  • 5.

    Binnen deze verordening is de aanvrager ook de inwoner die, in afwachting van de beslissing op zijn aanvraag tot verblijfsvergunning voor zichzelf of zijn kinderen, een aanvraag indient.

  • 6.

    Uit de overgelegde bewijsstukken blijken de kosten van één of meerdere activiteiten / uitgaven genoemd in artikel 5.

  • 7.

    Uit de overgelegde bewijsstukken blijkt dat de kosten, genoemd in artikel 5, door betrokkene gemaakt zijn.

  • 8.

    Geen rechthebbende aanvrager is de inwoner van de gemeente Ridderkerk die conform artikel

5 WWB lid f en artikel 15 WWB aanspraak kan maken op een voorliggende voorziening.

Artikel 4 Aanvragen

  • 1.

    Een aanvraag ingevolge de subsidieregeling wordt uiterlijk voor 1 april volgend op het kalenderjaar waarop de vergoeding betrekking heeft schriftelijk ingediend bij burgemeester en wethouders middels een door het bestuursorgaan vastgesteld aanvraagformulier.

  • 2.

    Een aanvraag wordt slechts in behandeling genomen als deze volledig is.

  • 3.

    Op de aanvraag wordt binnen 8 weken na ontvangst beslist.

  • 4.

    De beslissing van burgemeester en wethouders op de aanvraag wordt, schriftelijk en met

redenen omkleed, medegedeeld aan de aanvrager.

Artikel 5 De tegemoetkoming voor sport-, culturele- en sociaal-culturele activiteiten

  • 1. De aanvrager kan voor individuele deelname of deelname in georganiseerd verband aan sport-, culturele-, en sociaal-culturele activiteiten, om een tegemoetkoming verzoeken voor zichzelf, zijn partner en/of zijn kind(eren).

  • 2. De tegemoetkoming kan aangevraagd worden voor ondermeer contributies, lidmaatschappen, cursusgelden, eenmalige activiteiten, toegangskaarten en aanschaf van benodigde artikelen (waaronder bibliotheek, speel-o-theek, museumjaarkaart, pretpark, concertbezoek, theater, film etc).

  • 3. Als zodanig aangewezen georganiseerde verbanden worden aangemerkt sportorganisaties, waaronder begrepen het gemeentelijke zwembad, activiteiten van amateur-, ouderenorganisaties en buurtverenigingen.

  • 4. De volgende voorzieningen komen ondermeer in aanmerking voor een tegemoetkoming:

    • a.

      kosten van een abonnement op een regionaal of landelijk dagblad of tijdschrift. Het dagblad of tijdschrift moet passen binnen het doel van deze verordening.

    • b.

      kosten voor aanschaf van computer (onderdelen), printer(onderdelen), internetabonnement of kabel.

  • 5. De tegemoetkoming als bedoeld in dit artikel kan ingezet worden voor de verschuldigde ouderbijdrage aan een erkende peuterspeelzaal, of gastouder in de gemeente Ridderkerk per ten laste komend kind.

Artikel 6 De tegemoetkoming

  • 1. De vergoeding voor sport-, culturele en sociaal-culturele activiteiten, zoals bedoeld in artikel 5 bedraagt per kalenderjaar maximaal € 100,= per persoon.

  • 2. De aanvrager kan voor de bijkomende kosten, die direct verband houden met en in combinatie met de in artikel 5 bedoelde activiteiten, zoals kosten van (sport)kleding, (sport)schoeisel, muziekinstrumenten en les- of hobbymateriaal een bijdrage ontvangen tot een maximum van €50,= per jaar per gezinslid.

  • 3. De tegemoetkoming als bedoeld in artikel 6 lid 1 bedraagt ten behoeve van kinderen maximaal € 175,= en bedraagt ten behoeve van kinderen zoals bedoeld in artikel 6 lid 2 per kind € 75,=. Deze bedragen zijn niet overhevelbaar op de volwassen gezinsleden.

Artikel 7 Kosten schoolgaande kinderen van 4 tot 18 jaar

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen een bijdrage verstrekken in de kosten van schoolgaande kinderen van 4 tot 18 jaar, voor zover die kosten niet onder de WTOS c.q. WSF 2000 vallen, van € 140,- per kind per schooljaar.

  • 2. Er wordt niet tot uitbetaling overgegaan totdat een bewijs van inschrijving bij de school is overlegd.

Artikel 8 Kosten chronisch zieken en gehandicapten

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen een bijdrage verstrekken in de kosten van:

    • a.

      Het lidmaatschap van een belangenvereniging of patiëntenorganisatie;

    • b.

      Eigen bijdrage voor kosten verband houdend met een chronische ziekte of handicap;

    • c.

      Kosten van hulpmiddelen in verband met chronische ziekte of handicap die niet vergoed worden door de zorgverzekeraar.

  • 2. De vergoeding bedraagt € 100,00 per persoon per jaar.

Artikel 9 Indexering

Het college kan jaarlijks de in het kader van deze verordening geldende bedragen verhogen conform de ontwikkeling van de prijsindex volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek.

Artikel 10 Hardheidsclausule en onvoorziene omstandigheden

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen ten gunste van de rechthebbende afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

  • 2. In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslissen burgemeester en wethouders.

Artikel 11 Geen bijdrage

Geen bijdrage wordt verstrekt voor:

a.Bijkomende kosten verband houdende met de in artikel 5,7,9 en 13 bedoelde activiteiten, zoals kosten van telefoon, eten en drank, kapper, vervoer behoudens de in artikel 6 lid

2 genoemde bijkomende kosten;

  • b.

    Kosten van lidmaatschap van vakorganisaties, politieke partijen, kerkgenootschappen of levensbeschouwelijke organisaties, ANWB,Thuiszorg;

  • c.

    Kosten van dagtochten c.q. reizen, NS jaarkaart en vergunningen;

  • d.

    Kosten aanschaf Rotterdampas;

  • e.

    Kosten van donaties en giften;

  • f.

    De ontvangen tegemoetkoming kan in combinatie met een andere korting (zoals de Rotterdampas) nooit meer zijn dan 100% van de kosten.

Artikel 12 Juistheid aanvraag

Burgemeester en wethouders kunnen de juistheid en volledigheid van de in het formulier vermelde gegevens onderzoeken of laten onderzoeken.

Het besluit tot verstrekking van de tegemoetkoming kan worden ingetrokken indien de aanvrager in het kader van de aanvraag onjuiste, verouderde of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van deze gegevens tot een onjuiste beschikking op de aanvraag heeft geleid.

Artikel 13 Beleid

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van de uitvoering van deze verordening nadere regels stellen voor:

  • a.

    de aanvraagprocedure,

  • b.

    beoordeling van aanvragen,

  • c.

    het nemen van beslissingen naar aanleiding van de aanvragen,

  • d.

    de betaling,

  • e.

    de omvang van de steekproef,

  • f.

    hetgeen verder voor de uitvoering van deze verordening noodzakelijk is.

Artikel 14 Inwerkingtreding

De verordening treedt in werking op de dag nadat zij is bekendgemaakt. Gelijktijdig met het inwerkingtreden van deze verordening vervalt de Verordening Maatschappelijke Participatie gemeente Ridderkerk, welke op 8 oktober 2008 door de gemeenteraad is vastgesteld.

Ridderkerk, 23 april 2009

De raad voornoemd,

de griffier, de voorzitter,

MJZ/357

Artikelgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsbepalingen

Dit artikel bevat de begripsomschrijvingen en bevordert de inzichtelijkheid van de verordening.

Gehanteerde termen die niet nader worden gedefinieerd in de onderhavige verordening hebben de zelfde betekenis zoals deze in de Wet Werk en Bijstand zijn verwoord. Dit onderstreept tevens de verwantschap van deze verordening met de WWB.

Lid 2 sub a regelt dat een minderjarig thuisinwonend kind niet als aanvrager in de zin van de verordening kan worden aangemerkt; het kind wordt geacht te behoren tot het gezin.

Lid 2 sub b geeft aan dat de inwoner ingeschreven dient te zijn in het GBA van de gemeente

Ridderkerk. Verder dient de inwoning rechtmatig te zijn. Niet-rechtmatig zijn onder meer kraaksituaties en/ of illegale bewoning, geen geldige verblijfstitel, etc. In lid 2 sub c is bepaald dat studenten niet vallen onder het begrip rechthebbende.

Artikel 2 sub l; Onder gebruiksgoederen vallen gebruiksgoederen ten behoeve van participatie

(zoals sportschoenen, sportkleding, materialen om hobby’s uit te oefenen enz.). Andere gebruiksvoorwerpen (waaronder gebruiksgoederen voor in een woning) vallen hier niet onder.

Artikel 2 Doel en doelgroep

Behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 3 Aanvrager

Dit artikel bevat de gronden op basis waarvan een aanvraag om een bijdrage moet worden getoetst. De vermogenstoets vindt plaats vergelijkbaar met de WWB, met uitzondering van het vermogen in de woning. Met vermogen in de woning wordt geen rekening gehouden.

Aan het begrip inkomen (de bijstandsnorm + vrijlating WWB) dient de volgende toepassing te

worden gegeven. Het inkomensbegrip is afgeleid van de Wet op het Minimumloon c.q. het norminkomen plus gemeentelijke toeslag in het kader van de WWB. Het kan gaan om inkomen uit arbeid c.q. de uitkering ingevolge de WWB, Ioaw, Toeslagenwet, ANW, AOW en aanverwante wetten. Ook (rente)inkomsten uit vermogen worden meegerekend evenals alimentatie, heffingskortingen, pensioenen en lijfrentes.

Inkomsten zoals bedoeld in artikel 31, lid 2 WWB worden vrijgelaten.

Kosten voor de activiteiten bedoeld in artikel 5 moeten worden aangetoond. Mogelijkheden hiertoe zijn facturen of kassabonnen waaruit de kosten en de producten blijken. Verdere mogelijkheden zijn kwitanties, contributiekaarten, abonnementskaarten etc. met naam en prijs vermeld.

De aanvrager dient aan te tonen of de kosten door hem/haar gemaakt c.q. betaald zijn. Bij twijfel of de kosten door betrokkene gemaakt c.q. betaald zijn, of passen binnen het doel van de verordening kunnen Burgemeester en Wethouders een aanvraag afwijzen.

Artikel 5 lid f WWB jo artikel 15 WWB geven respectievelijk een definitie van een voorliggende voorziening en het hebben van geen recht op onderhavige voorzieningen indien er aanspraak op andere voorzieningen of regelingen is, op grond waarvan men geacht wordt deze kosten te betalen. Overigens kunnen zich in de praktijk situaties voordoen die een beoordeling op grond van artikel 10 van deze verordening rechtvaardigen. Op basis van de zich voordoende situatie zal het college van B&W een beslissing moeten nemen.

Artikel 4 Aanvragen

Dit artikel bevat procedurevoorschriften met betrekking tot de behandeling van aanvragen welke aansluiten bij de Algemene wet bestuursrecht. De aanvraag dient voor de beoordeling van het recht relevante informatie te bevatten. Indien de aanvrager kennelijk niet bereid is de voor de beoordeling van de aanvraag noodzakelijke gegevens te verstrekken dan wordt het verzoek niet in behandeling genomen (artikel 4:5 Algemene wet bestuursrecht).

Artikel 5 De tegemoetkoming voor sport-, culturele- en sociaal-culturele activiteiten

Dit regelt het aanwijzen van georganiseerde verbanden, aan welke men, om voor een bijdrage in aanmerking te komen, kan deelnemen. In gevallen, waarin deze verordening op dit punt niet voorziet, neemt het bestuursorgaan, na een daartoe gedaan verzoek, een beslissing. Vergoed worden zowel de contributie c.q. lidmaatschap van een vereniging als kosten van cursussen. Ook welzijnsactiviteiten, zoals koersbal, biljarten, bridge, bingo en wedstrijdgelden worden vergoed.

Het totaalbedrag van de bijdrage wordt gekoppeld aan het aantal personen per gezin. Onderlinge overheveling van de bijdrage is daarbij toegestaan.

Naast de totale maximale vergoeding van € 100,00 per volwassene kan maximaal € 50,00 per

persoon besteed worden aan bijkomende kosten. De bijkomende kosten moeten direct verband houden met een activiteit waarvoor ook een bijdrage wordt gevraagd. Dit om te voorkomen dat de bijkomende kosten gebruikt worden als een verkapte toelage voor met name kleding. Daarom is er alleen een vergoeding mogelijk voor bijkomende kosten in combinatie met een aanvraag voor een sport of andere voorziening. Wel kunnen er bijkomende kosten op een later tijdstip binnen het kalenderjaar worden vergoed, dan de kosten voor een sport of andere voorziening.

Voor de tegemoetkoming in geval van individuele sport-, culturele-, en sociaal-culturele activiteiten, geldt dat per persoon het maximum bedrag van de bijkomende kosten besteed kan worden. Er is immers geen sprake van bijvoorbeeld contributiekosten.

Artikel 6 De tegemoetkoming lid 3

In vergelijking met volwassenen liggen de uitgaven voor opgroeiende schoolgaande kinderen op

sport-, culturele en sociaal-culturele gebied hoger. Het budget van het Maatschappelijk Participatiefonds wordt daarom ten behoeve van de doelgroep kinderen verhoogd.

Artikel 7 Kosten schoolgaande kinderen van 4 tot 18 jaar

Bijkomende kosten van schoolgaande kinderen van 4 tot 18 jaar komen voor vergoeding in aanmerking. Het gaat dan om de kosten die niet onder de WTOS onder de 18 jaar vallen. De

WTOS vergoedt het lesgeld, de reiskosten en de boeken. Via het onderhavige fonds kunnen kosten zoals de aanschaf of reparatie van een fiets, aanschaf van regenpak, schooltas, tekendoos, kosten van schoolreisje, “vrijwillige” bijdrage schoolfonds e.d. worden vergoed. Vanaf de leeftijd van 18 jaar komt men voor WSF 2000 of WTOS ouder dan 17 jaar in aanmerking zodat dan de vergoeding ophoudt. Een vergoeding via de bijzondere bijstand is voor deze kosten niet mogelijk. De vergoeding bedraagt € 140,00 per kind.

Artikel 8 Kosten chronisch zieken en gehandicapten

Handicaps en chronische ziekten kunnen fysiek, verstandelijk of psychisch van aard zijn. De aanwezigheid van langdurige thuiszorg, hulpmiddelen voor wonen/ werk, vervoer, lopen / rolstoel, autovoorzieningen en arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100% geven een indicatie. Als voorbeelden van chronisch ziekten kunnen worden genoemd cara (o.a. astma), diabetes mellitus, epilepsie, reuma, lever- en darmziekten, spierziekten, migraine, nierziekten, hartafwijkingen, hemofilie, cystic fibrosis, chronische artritis en kanker. Als betrokkene een voorziening in het kader van de WMO, AWBZ of een gehandicaptenparkeerkaart heeft, kan aangenomen worden dat betrokkene in ieder geval onder de doelgroep valt.

Er wordt alleen een vergoeding verstrekt als de aanvraag verband houdt met de handicap/ziekte die betrokkene heeft. De vergoeding bedraagt € 100,00 per persoon.

Toelichting artikel 9 Indexering

Dit artikel dient te voorkomen dat het bedrag van de tegemoetkoming achterblijft bij de ontwikkeling van de prijsindex volgens het Centraal Bureau van Statistiek. Het bedrag van de tegemoetkoming dient daarmee in verhouding te blijven met de gangbare prijzen voor sportieve, culturele en sociaal-culturele activiteiten/duurzame goederen.

Artikel 10 Hardheidsclausule en onvoorziene omstandigheden

Behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 11 Geen bijdrage

Behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 12 Juistheid aanvraag

Dit artikel dient te voorkomen dat de tegemoetkoming niet conform de vereisten van deze verordening en het beschreven doel is besteed. Terugvordering van het gehele of gedeeltelijke bedrag behoort hierbij tot de mogelijkheden.

Artikel 13 Beleid

Behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 14 Inwerkingtreding

Behoeft geen nadere toelichting.rkt.