Regeling vervallen per 07-03-2014

Algemene Subsidieverordening Ridderkerk 2008

Geldend van 19-09-2008 t/m 06-03-2014

Intitulé

Algemene Subsidieverordening Ridderkerk 2008

De raad van de gemeente Ridderkerk;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 1 juli 2008,

nummer 183;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht;

b e s l u i t :

vast te stellen de

ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING RIDDERKERK 2008

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    wet: de Algemene wet bestuursrecht (Awb);

  • b.

    subsidieontvanger: een rechtspersoon, een natuurlijke persoon of een groep van natuurlijke personen, waaraan het college subsidie verstrekt;

  • c.

    activiteitenplan: de beschrijving van de activiteiten van een organisatie ter verwezenlijking van de betreffende gemeentelijke doelstellingen in de periode waarvoor subsidie wordt verstrekt.

Artikel 2 Reikwijdte

Deze verordening geldt voor alle subsidies die bij het college worden aangevraagd en door het college worden verstrekt, tenzij dit bij of krachtens wet is uitgesloten.

Artikel 3 Bevoegdheden raad en college

  • 1. De raad stelt jaarlijks via de gemeentebegroting de bedragen vast die voor subsidiëring beschikbaar zijn.

  • 2. Het college is belast met de uitvoering van de verordening. Uitvoering houdt ook in het verlenen, vaststellen, weigeren, wijzigen of intrekken van subsidies.

  • 3. Het college kan, met inachtneming van de artikelen artikelen 4:37 tot en met 4:40 van de wet, nadere regels stellen ten aanzien van:

    • a.

      de voor subsidie in aanmerking komende activiteiten;

    • b.

      de voorwaarden waaraan moet worden voldaan alvorens tot subsidiëring kan worden besloten

    • c.

      de aard van de bij de aanvraag in te dienen bescheiden;

    • d.

      de datum waarop de aanvragen om subsidie kunnen worden ingediend;

    • e.

      de wijze van verslaglegging

Artikel 4 Subsidieplafond

  • 1. Het college kan jaarlijks subsidieplafonds vaststellen, binnen de door de raad geautoriseerde financiële kaders.

  • 2. Het college stelt per subsidieplafond vast hoe het beschikbare subsidiebedrag wordt verdeeld.

  • 3. Het college maakt op de in de gemeente gebruikelijke wijze de subsidieplafonds bekend en de wijze van verdeling van de beschikbare subsidiebedragen.

Artikel 5 Weigeringsgronden

Naast de in artikel 4:25, tweede lid en artikel 4:35 van de wet genoemde gronden, kan het college de subsidie weigeren, indien:

  • a.

    de te subsidiëren activiteiten niet aanwijsbaar ten goede zullen komen aan inwoners van de gemeente;

  • b.

    de subsidieverstrekking niet past binnen door de raad of het college vastgesteld beleid;

  • c.

    de aanvrager ook zonder subsidieverstrekking over voldoende gelden, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden, kan beschikken om de kosten van de activiteiten te dekken;

  • d.

    de aanvrager de behoefte aan de te subsidiëren activiteiten niet aannemelijk kan maken;

  • e.

    een doublure ontstaat met al door het college gesubsidieerde activiteiten of een deel daarvan;

  • f.

    de door de aanvrager aan de deelnemers aan de activiteiten gevraagde eigen bijdrage zo laag is, dat door een redelijke verhoging daarvan subsidieverstrekking achterwege kan blijven

Artikel 6 Vergoeding vermogenswaarden en vorming egalisatiereserve

  • 1. Voor zover subsidieverstrekking heeft geleid tot vermogensvorming, is de subsidieontvanger daarvoor een vergoeding verschuldigd aan het college.

  • 2. Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding, gaat het college uit van de waarde van de zaken en andere vermogensbestanddelen op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd wordt, met dien verstande dat in geval van schadevergoeding aan de subsidieontvanger voor verlies of beschadiging van zaken wordt uitgegaan van het bedrag van die schadevergoeding.

  • 3. Indien het onroerende zaken betreft, geschiedt de waardebepaling door een onafhankelijk deskundige.

  • 4. De vergoeding bedraagt maximaal het totale subsidiebedrag dat het college aan de subsidieontvanger heeft verstrekt.

  • 5. De subsidieontvanger kan een egalisatiereserve vormen tot ten hoogste tien procent van de subsidie over het betreffende jaar.

Artikel 7 Medesubsidiëring

Artikel 7 Medesubsidiëring

Het college kan van bepalingen in deze verordening afwijken indien sprake is van medesubsidiëring en de betreffende bepalingen in strijd zijn met die van de medesubsidiënt.

Hoofdstuk 2 – Subsidies algemeen

Artikel 8 Reikwijdte

Dit hoofdstuk is van toepassing op jaarlijkse en meerjarige subsidies.

Artikel 9 Meerjarige en per boekjaar verleende subsidies

  • 1. Het college verleent subsidies per boekjaar.

  • 2. Het college kan subsidies verlenen voor maximaal vier achtereenvolgende jaren, indien het tevens een begrotingsvoorbehoud maakt, als bedoeld in artikel 4:34, eerste lid van de wet.

  • 3. Bij meerjarige subsidieverlening wordt steeds jaarlijks tussentijds de subsidie vastgesteld.

Artikel 10 Termijn indienen subsidieaanvraag

  • 1. Een aanvraag om subsidie op grond van de begroting wordt uiterlijk ingediend op 1 juni van het jaar voorafgaand aan het jaar of de jaren waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 2. Het college kan besluiten te laat ingediende subsidieaanvragen niet in behandeling te nemen.

  • 3. Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de in het eerste lid genoemde termijn.

Artikel 11 Indiening aanvraagbescheiden voor subsidies

De aanvraag om een subsidie gaat in ieder geval vergezeld van:

  • a.

    een activiteitenplan, tenzij redelijkerwijs kan worden aangenomen dat daaraan geen behoefte is;

  • b.

    een begroting, tenzij deze voor de berekening van het subsidiebedrag niet van belang is;

  • c.

    indien het een rechtspersoon betreft, een afschrift van de oprichtingsakte of van de statuten zoals deze laatstelijk gewijzigd zijn, indien deze al niet eerder zijn overgelegd

Artikel 12 Subsidieverlening

  • 1. Op een aanvraag als bedoeld in artikel 10, eerste lid, neemt het college vóór 1 januari van het jaar of de jaren waarop de aanvraag betrekking heeft, een besluit.

  • 2. Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de in het vorige lid genoemde termijn; in dat geval wordt de aanvrager daarvan gemotiveerd op de hoogte gesteld vóór het verstrijken van de termijn.

Artikel 13 Tussentijds verslag

  • 1. Bij de beschikking tot subsidieverlening kan het college bepalen dat de subsidieontvanger periodiek verslag uitbrengt over de voortgang van de activiteiten en de besteding van de verleende subsidie tot dan toe en een prognose geeft voor de resterende periode.

  • 2. Indien de voortgang van de activiteiten niet overeenkomt met de planning, geeft de subsidieontvanger aan hoe en wanneer alsnog realisatie van het activiteitenplan wordt bereikt.

  • 3. Het college kan voorschriften geven voor het tussentijds verslag.

Artikel 14 Accountantscontrole

  • 1. Artikel 4:78 van de wet is van toepassing op subsidies van € 50.000,-- en hoger.

  • 2. In bijzondere gevallen kan het college afwijken van het bepaalde in het vorige lid.

Artikel 15 Informatieplicht

De subsidieontvanger informeert het college steeds over belangrijke wijzigingen voor zover deze voor de subsidieverstrekking van belang zijn.

Artikel 16 Subsidievaststelling

  • 1. Bij subsidieverlening als bedoeld in artikel 12, dient de subsidieontvanger vóór 1 juni van het jaar volgend op het jaar waarop de subsidie betrekking heeft, een financieel jaarverslag en een activiteitenverslag in en legt hij verantwoording af over de overige subsidieverplichtingen, zodat het college de subsidie kan vaststellen.

  • 2. Indien de subsidieontvanger niet of onvoldoende aantoont dat de verplichtingen zijn nagekomen, deelt het college dit schriftelijk mee aan de subsidieontvanger. Hierbij vermeldt het college op welke onderdelen aanvullende informatie moet worden verstrekt. De subsidieontvanger krijgt in dat geval de gelegenheid om binnen drie weken na ontvangst van de mededeling de aanvullende informatie te verstrekken.

  • 3. Het college stelt de subsidie vast vóór 1 oktober van het jaar volgend op het jaar waarop de subsidie betrekking had.

  • 4. In bijzondere gevallen kan het college afwijken van de in het eerste en derde lid genoemde termijnen; in dat geval wordt de aanvrager daarvan gemotiveerd op de hoogte gesteld vóór het verstrijken van de termijn.

Artikel 17 Betaling

Het college betaalt het subsidiebedrag binnen 8 weken na de subsidievaststelling onder verrekening van de betaalde voorschotten.

Hoofdstuk 3 Initiatiefsubsidies

Artikel 18 Begripsbepaling en reikwijdte

Dit hoofdstuk verstaat onder initiatiefsubsidie: een subsidie tot maximaal € 2.000,--, voor activiteiten die worden uitgevoerd binnen twaalf maanden nadat de aanvraag is ingediend.

Artikel 19 Indexering

Het in artikel 18 genoemde bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd met het indexcijfer van prijsstijgingen als door de raad vastgesteld bij de begroting.

Artikel 20 Termijn indienen aanvraag

  • 1. Een aanvraag om een initiatiefsubsidie wordt uiterlijk 8 weken voor aanvang van de activiteit(en) waarvoor de subsidie bestemd is, aangevraagd.

  • 2. De aanvraag vermeldt in ieder geval:

    • a.

      de activiteit(en) waarvoor de subsidie bestemd is;

    • b.

      de datum of data waarop de activiteit plaatsvindt;

    • c.

      de organisator(en) van de activiteit(en);

    • d.

      de doelgroep;

    • e.

      de kosten.

Artikel 21 Subsidievaststelling

  • 1. Op een aanvraag om een initiatiefsubsidie neemt het college binnen 8 weken na ontvangst een besluit tot subsidievaststelling.

  • 2. Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de in het vorige lid genoemde termijn; in dat geval wordt de aanvrager daarvan gemotiveerd op de hoogte gesteld vóór het verstrijken van de termijn.

Hoofdstuk 4 Waarderingssubsidies

Artikel 22 Begripsbepaling en reikwijdte

Dit hoofdstuk verstaat onder waarderingssubsidie: een subsidie die wordt verstrekt aan een organisatie die activiteiten organiseert en uitvoert met een erkend lokaal maatschappelijk belang en waarbij het college niet op prestaties en resultaten van de organisatie wil sturen.

Artikel 23 Aanvraag

  • 1. Een aanvraag om een waarderingssubsidie wordt uiterlijk ingediend op 1 juni van het jaar voorafgaand aan het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 2. De aanvraag om een waarderingssubsidie vermeldt in ieder geval:

    • a.

      de doelstelling en de doelgroep van de organisatie;

    • b.

      een activiteitenplan;

    • c.

      een verslag van de activiteiten in het voorgaande jaar.

  • 3. Het college kan besluiten te laat ingediende aanvragen niet in behandeling te nemen.

  • 4. Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de in het eerste lid genoemde termijn.

Artikel 24 Subsidievaststelling

Op een aanvraag om waarderingssubsidie neemt het college vóór 1 januari een besluit tot subsidievaststelling.

Hoofdstuk 5 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 25 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na die van bekendmaking.

  • 2. De Algemene Subsidieverordening 2007, vastgesteld bij raadsbesluit van 12 juli 2007 onder nummer 2007-97A, wordt ingetrokken.

  • 3. Beleidsregels die op grond van de Algemene subsidieverordening 2007, de Algemene subsidieverordening 2006 of op grond van de Algemene subsidieverordening Ridderkerk 2000 zijn vastgesteld en sindsdien niet zijn herzien, blijven onverkort van kracht.

  • 4. Op subsidies die voor de inwerkingtreding van deze verordening zijn aangevraagd en verleend, blijven de bepalingen van de Algemene subsidieverordening 2007 c.q. 2006 van kracht.

Artikel 26 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als ‘ASV 2008’.

Ridderkerk,

De raad voornoemd,

de griffier, de voorzitter,

EO/412/

Toelichting op de Algemene Subsidieverordening Ridderkerk 2008 (ASV 2008)

Algemeen

Voor de gehele verordening geldt dat alle begrippen of artikelen die letterlijk de tekst van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) staan, niet in de verordening voorkomen. In sommige artikelen wordt verwezen naar een wetsartikel omdat daarin een aanvullende eis wordt gesteld.

De herziening van de ASV is ingegeven door:

  • -

    opmerkingen van de accountant over de bepaling inzake het subsidieplafond en ten aanzien van het subsidieplafond;

  • -

    verbeterpunten die uit het Project Verbetering Subsidieproces naar voren zijn gekomen;

  • -

    overige (juridische) verbeterpunten naar aanleiding van opmerkingen uit de cursus subsidierecht die in-company is georganiseerd.

Daar waar zinvol, volgt hieronder een artikelsgewijze toelichting.

Artikel 4 Subsidieplafond

Het subsidieplafond is het bedrag dat gedurende het begrotingsjaar beschikbaar is voor subsidieverstrekking. De raad legt met de programmabegroting vast tot welk niveau het college uitgaven mag doen. Daarmee zal het college rekening moeten houden bij de vaststelling van subsidieplafonds.

Op grond van artikel 4:25, tweede lid Awb moet subsidie worden geweigerd indien daardoor het subsidieplafond overschreden zou worden.

Het subsidieplafond moet op de gebruikelijke wijze bekend worden gemaakt en daarbij moet tevens worden aangegeven welke verdeelmethode wordt gehanteerd.

Artikel 5 Weigeringsgronden

In aanvulling op de wettelijke weigeringsgronden, zijn hier weigeringsgronden opgenomen die al enige jaren in de Ridderkerkse praktijk worden gehanteerd.

Artikel 6 Vergoeding vermogenswaarden en vorming egalisatiereserve

Het is toegestaan dat subsidieontvangers een egalisatiereserve opbouwen. Deze mag nooit meer bedragen dan 10% van de subsidie die de subsidieontvanger over het betreffende jaar heeft ontvangen.

Over het bedrag boven deze toegestane 10%-regeling, is de subsidieontvanger een vergoeding verschuldigd of dient hij een deel van het subsidiebedrag aan het college te retourneren.

Artikel 9 Meerjarige en per boekjaar verleende subsidies

Subsidies kunnen per boekjaar of voor meerdere jaren (maximaal vier) verleend worden.

Wanneer het college voor meer dan één jaar subsidie verleent, moet het begrotingsvoorbehoud worden gemaakt. Dit betekent dat verlening geschiedt onder de voorwaarde dat de raad voldoende gelden ter beschikking stelt.

Artikel 11 Indiening aanvraagbescheiden voor subsidies

Hierin staan de minimumvereisten voor het indienen van een aanvraag.

Het college mag aanvullende gegevens eisen.

Artikel 16 Subsidievaststelling

De subsidievaststelling is wat vroeger ook wel ‘de afrekening’ of ‘definitieve subsidievaststelling’ werd genoemd. Sinds de inwerkingtreding van de Awb volgt na subsidieverlening (waarbij de aanspraak op subsidie ontstaat) de subsidievaststelling, waarbij wordt beoordeeld of de subsidieontvanger aan alle verplichtingen heeft voldaan en ook de beloofde activiteiten heeft uitgevoerd.

Artikelen 18, 19 en 20

Het is onnodig belastend om voor kleinere subsidies de uitgebreide subsidieprocedure te doorlopen. Daarom is een apart hoofdstuk voor initiatiefsubsidies opgenomen.

Dergelijke subsidies kunnen tot 8 weken vóór de activiteit worden aangevraagd en het college beslist ook binnen 8 weken. De subsidie wordt direct vastgesteld; er is dus niet eerst nog een beschikking tot subsidieverlening.

Artikelen 22, 23 en 24

In het huidige subsidiebeleid van de gemeente Ridderkerk worden waarderingssubsidies verstrekt aan organisaties die activiteiten uitvoeren met een erkend lokaal maatschappelijk belang, waarbij er geen behoefte is om te sturen op prestaties en resultaten en ook niet afgerekend hoeft te worden op het exploitatieresultaat. Wel wordt bij vervolgaanvragen getoetst of uitgevoerde activiteiten nog passen binnen de doelstelling van de organisatie op grond waarvan waarderingssubsidie is verstrekt.