Regeling vervallen per 07-09-2012

Handhavingsbeleid kwaliteit kinderopvang Ridderkerk

Geldend van 23-11-2007 t/m 06-09-2012

Intitulé

Handhavingsbeleid kwaliteit kinderopvang Ridderkerk

Artikel 0 Dit artikel moet nog worden gesplitst

Handhaving

Kwaliteit Kinderopvang

Ridderkerk

Inhoudsopgave

Afkortingen- en begrippenlijst 4

Inleiding 5

  • 1.

    1 Overgangsjaar 5

  • 1.

    2 Afbakening en leeswijzer 5

1. Situatie kinderopvang Ridderkerk 5

  • 2.

    1 Cijfers 5

  • 2.

    2 Overleg 6

  • 2.

    3 Capaciteit 6

2. Handhavingsbeleid 6

  • 3.

    1 Register 6

  • 3.

    2 Afwegingsmodel 7

  • 3.

    3 Sanctieprotocol 7

  • 3.

    4 Flankerend beleid 8

3. Uitvoering 8

  • 4.

    1 Organisatorische inbedding 8

  • 4.

    2 Evaluatie 9

Bijlagen 10

  • 1.

    Kopie register kinderopvang gemeente Ridderkerk 10

  • 2.

    Schema afwegingsmodel: 10

  • 2.

    1 Buitenschoolse opvang 10

  • 2.

    2 Dagopvang 10

  • 2.

    3 Gastouderopvang 10

  • 3.

    Samenvatting sancties Wet Kinderopvang 10

  • 4.

    Sanctieprotocol 10

  • 5.

    Procedures 10

  • 5.

    1 meldingsonderzoek 10

  • 5.

    2 jaarlijkse controle (regulier onderzoek) 10

  • 5.

    3 incidentele inspectie 10

  • 5.

    4 aanwijzing 10

  • 5.

    5 bevel 10

  • 5.

    6 verlenging bevel 10

  • 5.

    7 exploitatieverbod 10

  • 5.

    8 verwijdering uit het register 10

  • 5.

    9 bestuurlijke boete 10

Afkortingen- en begrippenlijst

Afdeling SPO afdeling Sociaal Beleid, Participatie en Onderwijs van de gemeente Ridderkerk

Afdeling VVH afdeling Veiligheid, Vergunningen & Handhaving

Afwegingsmodel model waarmee de prioriteit voor handhaving wordt bepaald

Bso buitenschoolse opvang, voorschoolse, tussenschoolse en naschoolse opvang voor 4-12 jarigen

GGD GGD Rotterdam, Gemeentelijke Gezondheids Dienst Rotterdam

Gastouderopvang kinderopvang in een gezinssituatie door een ander dan degene die als ouder op grond van artikel 5, eerste lid, Wet Kinderopvang aanspraak kan maken op een kinderopvangtoeslag onderscheidenlijk een tegemoetkoming of diens partner, bestaande in de gelijktijdige opvang van ten hoogste vier kinderen in de woning waar de ouder of de gastouder zijn hoofdverblijf heeft

Handhaving alle handelingen die normconform gedrag bewerkstelligen

Houder degene die een kindercentrum of een gastouderbureau exploiteert

IWI Inspectie Werk en Inkomen

Kindercentrum een voorziening waar kinderopvang plaatsvindt, anders dan gastouderopvang

Kdv kinderdagopvang, opvang voor kinderen van 0-4 jaar

Kinderopvang het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen en opvoeden van kinderen tot de eerste dag van de maand waarop het voortgezet onderwijs voor die kinderen begint

Register overzicht van gegevens van gemelde kindercentra en gastouderbureaus

Sanctieprotocol stappenplan voor het opleggen van sancties

Toetsingskader set van regels en afspraken, waarbinnen beoordeling plaatsvindt

Toezicht controle op de naleving van regelgeving (onderdeel van handhaving)

Toezichthouder personen belast met de controle op de naleving van de regelgeving in de zin van de Algemene wet bestuursrecht

VNG Vereniging van Nederlandse Gemeenten

WK Wet Kinderopvang

1. Inleiding

Met de inwerkingtreding van de Wet Kinderopvang (2005) is een nieuw wettelijk kader ontstaan voor de kwaliteit in de kinderopvang. In de wet zijn de kwaliteitsregels vastgesteld. Deze zijn nader uitgewerkt in de Beleidsregels kwaliteit kinderopvang. Deze beleidsregels zijn gebaseerd op een convenant dat door de brancheorganisaties is afgesloten. De kinderopvangbranche is zelf verantwoordelijk voor de kwaliteit van de kinderopvang. De overheid houdt hierop het toezicht.

De GGD is in de wet aangewezen als toezichthouder op de kwaliteit. Voor het toezicht door de GGD zijn eveneens beleidsregels opgesteld: Beleidsregels werkwijze toezichthouder. Daarnaast zijn landelijke toetsingskaders opgesteld. Door deze uniforme werkwijze weten instellingen en ouders altijd waar ze aan toe zijn. De gemeente is eindverantwoordelijk voor het toezicht op de kwaliteit in de kinderopvang (eerstelijnstoezicht). Toezicht, evenals sanctionering, maakt onderdeel uit van de handhaving van de kwaliteit in de kinderopvang. Het college van burgemeester en wethouders is hiervoor op basis van de wet bevoegd en stelt derhalve het handhavingsbeleid vast. De Inspectie voor Werk en Inkomen (IWI) verzorgt het tweedelijnstoezicht. IWI ziet erop toe dat het systeem van eerstelijnstoezicht door gemeenten goed werkt.

1.1 Overgangsjaar

Landelijk was 2005 een overgangsjaar. Deze periode werd door GGD-en en gemeenten gebruikt om zich in hun veranderde taken te verdiepen, de GGD toezichthouders werden bij- en omgeschoold en de branche ondernemers kregen de gelegenheid om te gaan voldoen aan de nieuwe kwaliteitsregels. Hierdoor is in 2005 slechts een klein aantal van de kinderopvanginstellingen daadwerkelijk volgens de nieuwe normen geïnspecteerd, waarbij gemeenten zich doorgaans coulant opstelden voor wat betreft de handhaving van de kwaliteitsnormen.

1.2 Afbakening en leeswijzer

Deze notitie gaat in op de veranderde taak van de gemeente met betrekking tot de handhaving van de kwaliteit in de kinderopvang. Het toezicht, zoals dat wordt uitgeoefend door de GGD, is geen onderwerp van deze notitie. Ook het peuterspeelzaalwerk valt buiten het bereik van deze notitie, omdat dit geen kinderopvang is in de zin van de Wet Kinderopvang. De kwaliteit van het peuterspeelzaalwerk is geregeld door middel van een verordening.

Achtereenvolgens komen de huidige situatie in Ridderkerk, het handhavingsbeleid, de uitvoering van de taken en de evaluatie van het beleid aan bod.

  • 2.

    Situatie kinderopvang Ridderkerk

    2.1 Cijfers

    In de gemeente Ridderkerk zijn op dit moment 5 organisaties actief op het gebied van kinderopvang. Zij exploiteren in totaal 17 locaties. Het gaat hierbij om 8 kinderdagverblijven, 8 buitenschoolse opvanglocaties en 1 gastouderbureau. In het landelijke overgangsjaar 2005 is een deel van deze instellingen volgens de nieuwe regels geïnspecteerd. In 2006 kwamen de overige instellingen aan de beurt. In het algemeen kan worden gezegd, dat er geen ernstige tekortkomingen zijn geconstateerd. Waar sprake was van een onvoldoende beoordeling, was er op dat punt ook de bereidheid aanwezig om tot verbeteracties over te gaan.

    2.2 Overleg

    Verder is in 2006 ook met regiogemeenten overleg gevoerd over het handhavingsbeleid en de inkoop van de inspecties bij de GGD. Veel instellingen exploiteren kindercentra in verschillende gemeenten in de regio. In verband met de rechtszekerheid en de rechtsgelijkheid is het voor hen van belang dat regiogemeenten gezamenlijk optrekken, zodat de instellingen niet met verschillende regels per gemeente te maken krijgen. Ook de GGD bedient verschillende gemeenten en heeft aangegeven liefst zoveel mogelijk dezelfde afspraken te willen maken. In de Wet Kinderopvang is echter aan gemeenten de eindverantwoordelijkheid toebedeeld en daarmee ook de bevoegdheid en de beleidsvrijheid om aan het handhavingsbeleid vorm te geven.

    2.3 Capaciteit

    De GGD heeft aangegeven dat er binnen de organisatie onvoldoende capaciteit beschikbaar is om jaarlijks alle kindercentra te inspecteren. Om die reden is in 2006 opnieuw slechts de helft van het aantal kindercentra in Ridderkerk geïnspecteerd. Hierdoor is ook 2006 een overgangsjaar geworden, waarin instellingen de gelegenheid werd geboden te wennen aan de nieuwe kwaliteitsnormen en de gemeente zich terughoudend heeft opgesteld met betrekking tot de handhaving van de kwaliteit. Overigens is door de gemeente steeds benadrukt dat aan de wettelijke verplichting dient te worden voldaan. Dat wil zeggen dat alle kindercentra minstens jaarlijks dienen te worden geïnspecteerd. Met de GGD worden afspraken gemaakt om deze doelstelling te bereiken. Hierbij heeft de GGD aangegeven dat zij verwacht vanaf 2008 aan de verplichtingen te kunnen voldoen.

    Nu alle instellingen ten minste één keer volgens de nieuwe normen zijn geïnspecteerd, is het van belang om het handhavingsbeleid vast te stellen. Op basis hiervan kan bij (voortdurende) gebreken adequaat worden opgetreden.

  • 3.

    Handhavingsbeleid

De VNG en GGD Nederland hebben de handen ineen geslagen om een model te ontwikkelen voor de handhaving van de kwaliteit in de kinderopvang. Het model is juridisch getoetst en is gebaseerd op de methodiek van het Expertisecentrum voor de Rechtshandhaving van het Ministerie van Justitie. Daarnaast is in de gemeente Ridderkerk eind 2004 het Handhavingsbeleidsplan “Handhaving in Ridderkerk – integraal beter” vastgesteld. Het model dat door de VNG is ontwikkeld sluit aan bij het algemene handhavingsbeleid van de gemeente Ridderkerk en is overgenomen in deze notitie. Het college is bevoegd het handhavingsbeleid vast te stellen en uit te voeren. Jaarlijks maakt het college een verslag van alle werkzaamheden die hij en de toezichthouders in dit kader in het voorafgaande kalenderjaar hebben verricht. Het college zendt het verslag aan de gemeenteraad en een afschrift daarvan aan de minister. Dit verloopt via de Inspectie voor Werk en Inkomen (IWI).

Onderdelen van het handhavingsbeleid zijn: het register, het afwegingsmodel, het sanctieprotocol en het omgaan met klachten en meldingen/signalen. In de volgende paragrafen wordt op deze onderdelen nader ingegaan.

3.1 Register

De regels met betrekking tot de kwaliteit in de kinderopvang zijn terug te vinden in hoofdstuk 3 van de Wet Kinderopvang. In artikel 46 is bepaald dat het college van burgemeester en wethouders een register bij houdt van gemelde kindercentra en gastouderopvang. De houder van een kindercentrum of gastouderbureau is verplicht zich bij de gemeente te melden en gegevens te verstrekken ten behoeve van het register.

Het register heeft een aantal functies. In de eerste plaats zorgt de verplichting van houders om zich te melden ervoor dat het college van burgemeester en wethouders op de hoogte blijft van de ontwikkelingen in de gemeente op het gebied van de kinderopvang. Bovendien kan na melding tevens inspectie op de kwaliteit plaatsvinden. In de tweede plaats is opneming in het register voor ouders van belang, omdat financiële compensatie door de belastingdienst alleen mogelijk is, indien gebruik gemaakt wordt van geregistreerde kinderopvang. In de derde plaats is het ook voor houders van belang zich te laten registeren, zodat zij zich kunnen profileren als bonafide kindercentrum of gastouderbureau van wie de ouders op een tegemoetkoming van het rijk kunnen rekenen en die onderworpen zijn aan kwaliteitscontroles.

Zoals in de meeste gemeenten is in Ridderkerk het register te raadplegen via internet, maar ook bij het Gemeentelijk Service Centrum is een kopie van het register, tegen vergoeding van € 1, af te halen. In bijlage 1 is zo’n kopie opgenomen.

3.2 Afwegingsmodel

Het afwegingsmodel is een model dat kan worden gebruikt om prioriteiten te stellen. Hierbij wordt gekeken naar de ernst van de overtreding en het risico dat de overtreding met zich mee brengt. Hoe groter het negatieve effect van de overtreding, hoe hoger de prioriteit om in te grijpen. Binnen het afwegingsmodel is een toetsmodule opgenomen. De bevindingen van de GGD naar aanleiding van de inspecties worden ingevuld in deze toetsmodule. Hieruit volgt het toetsresultaat, waarin het oordeel (voldoende, onvoldoende of slecht) is gekoppeld aan de prioriteit (laag, gemiddeld, hoog). In bijlage 2 is per soort opvang het afwegingsmodel schematisch weergegeven.

3.3 Sanctieprotocol

In het sanctieprotocol wordt uitgegaan van de verschillende sanctiemogelijkheden die de Wet Kinderopvang biedt. Deze zijn beschreven in de handreiking van de VNG: “Kwaliteit handhaven in de kinderopvang”. Een samenvatting van de sanctiemogelijkheden is opgenomen in bijlage 3.

Vooralsnog is aangesloten bij het sanctieprotocol van de gemeente Rotterdam. Dit om de werkbaarheid voor de GGD te bevorderen. Mocht gaandeweg blijken dat de gemeente Ridderkerk andere prioriteiten stelt bij het sanctioneren of wanneer uit praktijkervaringen verbeterpunten naar voren komen, kan het protocol worden bijgesteld.

In het sanctieprotocol is onderscheid gemaakt in twee fasen in het handhavingproces. In fase 1 krijgt de instelling een bevel, een aanwijzing of een waarschuwing. De instelling wordt de gelegenheid geboden om binnen een bepaalde tijd de overtreding te herstellen. De GGD controleert of dit is gebeurd. Indien de instelling de overtreding niet (tijdig) herstelt, gaat fase 2 in. De sanctiemogelijkheden van fase 2 zijn meer ingrijpend van aard en kunnen bestaan uit een verbod om in exploitatie te gaan of deze voort te zetten, verwijdering uit het register, bestuursdwang, (last onder) dwangsom of een bestuurlijke boete.

Het opstellen van een afwegingsmodel en een sanctieprotocol als onderdelen van het handhavingsbeleid voor de kwaliteit in de kinderopvang bieden transparantie en rechtszekerheid. De omstandigheden van het geval kunnen echter met zich mee brengen dat maatwerk moet worden geboden, waarbij soepeler of juist strenger optreden gewenst kan zijn. In geval van samenloop van overtredingen, wordt uitgegaan van de zwaarste overtreding.

3.4 Klachten en meldingen

Wanneer bij de gemeente of de GGD klachten of meldingen binnen komen over een kindercentrum of gastouderbureau, kan dit aanleiding zijn voor een incidenteel onderzoek door de GGD. Naar aanleiding van deze inspectie wordt bekeken of optreden door de gemeente gewenst is. Ook kunnen meldingen of signalen binnen komen over zogenaamde niet-gemelde kinderopvang. Dit is kinderopvang die niet (vooraf) bij de gemeente is gemeld en die derhalve:

  • -

    niet in het register is opgenomen

  • -

    niet is onderworpen aan de kwaliteitsinspecties.

Bij dergelijke signalen neemt de GGD contact op met de instelling om te onderzoeken of er sprake is van kinderopvang in de zin van de wet. Indien dit het geval is, wordt de instelling verzocht zich alsnog te melden bij de gemeente. De gemeente voert geen actief opsporingsbeleid met betrekking tot niet-gemelde kinderopvang.

3.4 Flankerend beleid

In de gemeente Ridderkerk is ervoor gekozen om handhaving in brede zin op te vatten. Dat wil zeggen dat het niet alleen gaat om repressieve maatregelen, maar dat er tevens aandacht dient te zijn voor preventie van overtredingen. Dit kan bijvoorbeeld door goede voorlichting. Met betrekking tot de handhaving van de kwaliteit in de kinderopvang wordt van dit uitgangspunt enigszins afgeweken. De kinderopvangbranche is immers zelf verantwoordelijk voor de kwaliteit in de kinderopvang. De diverse brancheorganisaties zijn nauw betrokken bij het formuleren van de kwaliteitsnormen. Instellingen en ouders kunnen ook rekenen op ondersteuning van hun brancheorganisatie. Om die redenen kiest de gemeente Ridderkerk ervoor niet actief preventief beleid te voeren als onderdeel van het handhavingsbeleid voor de kwaliteit van de kinderopvang. Wel wordt via de internetsite van de gemeente aan ouders en ondernemers algemene informatie gegeven over kinderopvang in de gemeente Ridderkerk.

4.Uitvoering

De taken van de gemeente op het gebied van kinderopvang zijn met de komst van de Wet Kinderopvang sterk veranderd. Er is geen inhoudelijk beleidsmatige relatie meer tussen de gemeente en de kinderopvanginstellingen. Ook de subsidierelatie is beëindigd, doordat de kinderopvang een volledig commerciële aangelegenheid is geworden. De kwaliteitsregels en de wijze waarop gehandhaafd moet worden zijn eveneens veranderd. In dit hoofdstuk wordt uiteen gezet, hoe de veranderde taken worden uitgevoerd en ingebed in de gemeentelijke organisatie.

4.1 Organisatorische inbedding

De gemeentelijke taken op het gebied van de handhaving van de kwaliteit in de kinderopvang kunnen naar hun aard worden uitgesplitst in diverse deeltaken. Het bijhouden van het register betreft administratieve werkzaamheden. Het maken van afspraken met en het aansturen van de GGD is te vatten onder contractmanagement of accountmanagement. Indien handhavend (met name sanctionerend) moet worden opgetreden is hiervoor specifieke juridische kennis vereist. Daarnaast is natuurlijk kennis van de kinderopvang nodig.

De deeltaken zijn te divers om aan één persoon of zelfs één afdeling toe te delen. Voor elke deeltaak is daarom gezocht naar een passende oplossing. De administratieve werkzaamheden die verband houden met het bijhouden van het register worden ondergebracht bij team Bedrijfsvoering van de afdeling SPO. Voor het accountmanagement van de GGD is een beleidsmedewerker van de afdeling SPO aanspreekpunt.

In geval handhavend moet worden opgetreden is de gemeente in grote mate afhankelijk van de specifieke deskundigheid van de GGD, omdat de inhoudelijke kennis van het toetsingskader daar aanwezig is. De toezichthoudende taak ligt vanuit de wet bij de GGD. Het kunnen toepassen van het afwegingsmodel voor de handhaving en de inhoudelijke kennis van het toetsingskader zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden.

Er kan voor worden gekozen de kennis van het toetsingskader en het toepassen van het handhavingsbeleid in huis te halen en een medewerker daarin op te leiden. Naar verwachting zal er weinig handhavend opgetreden moeten worden. Het ligt daarom niet voor de hand alleen voor handhaving de inhoudelijke kennis van het toetsingskader in huis te halen.

Om die reden is de GGD gevraagd behalve voor de inspecties, ook voor de handhaving een offerte te doen. Binnen de GGD is een scheiding tussen toezicht en handhaving gewaarborgd, doordat deze taken door verschillende afdelingen worden uitgevoerd. De gemeente houdt als eindverantwoordelijke natuurlijk vinger aan de pols: de conceptsanctiebeschikkingen worden door de GGD opgesteld en vervolgens door de afdeling VVH getoetst. Besluitvorming vindt altijd plaats door het college en de gemeente neemt ook de uitvoering van de sanctiebeschikking zelf ter hand. In bezwaar- en beroepsprocedures kan de gemeente de GGD om ondersteuning vragen. Hierbij kan het gaan om een toelichting op de bevindingen tijdens de inspectie (toezichttaak) of op de (juridische) aspecten van het handhavingtraject.

Deze aanpak heeft als belangrijkste voordeel dat iedere partner/afdeling of medewerker doet waar hij/zij goed in is. Wel is hierbij een goede afstemming van belang. Hierover zijn reeds afspraken gemaakt met de betrokken afdelingen en de GGD.

4.2 Evaluatie

Het betreft voor alle betrokken partijen een nieuwe situatie met nieuw beleid, waarmee ook landelijk nog niet veel ervaring is opgedaan. Om die reden wordt het handhavingsbeleid reeds in (het najaar van) 2008 geëvalueerd. Op basis van deze evaluatie kan het beleid indien nodig worden bijgesteld. Hierbij wordt tevens de verwachte nieuwe handreiking van de VNG betrokken.

Bijlagen

1.Kopie register kinderopvang gemeente Ridderkerk

2.Schema afwegingsmodel:

2.1 Buitenschoolse opvang

2.2 Dagopvang

2.3 Gastouderopvang

3.Samenvatting sancties Wet Kinderopvang

4.Sanctieprotocol

5.Procedures

5.1 meldingsonderzoek

5.2 jaarlijkse controle (regulier onderzoek)

5.3 incidentele inspectie

5.4 aanwijzing

5.5 bevel

5.6 verlenging bevel

5.7 exploitatieverbod

5.8 verwijdering uit het register

5.9 bestuurlijke boete