Regeling vervallen per 24-08-2004

verordening op de vertrouwenscommissie voor de vervulling van de vacature burgemeester 2004

Geldend van 24-08-2004 t/m 23-08-2004 met terugwerkende kracht vanaf 10-02-2004

Intitulé

verordening op de vertrouwenscommissie voor de vervulling van de vacature burgemeester 2004

De raad van de gemeente Ridderkerk;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 10 februari 2004,

nummer 182;

gelet op de artikelen 61, 82 en 86 van de Gemeentewet, artikel 15 van de Archiefwet 1995 en artikel 9 van het Archiefbesluit 1995, artikel 8 en 22 van de Tijdelijke Referendumwet en de circulaire van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 21 november 2001, kenmerk bk01/96073;

b e s l u i t :

  • I.

    In te stellen een vertrouwenscommissie voor de voorbereiding van de aanbeveling inzake de vervulling van de vacature burgemeester;

  • II.

    vast te stellen de verordening op de vertrouwenscommissie voor de vervulling van de vacature burgemeester 2004.

Artikel 1 - Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    De minister: de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

  • b.

    De commissaris: de commissaris van de Koningin in de provincie Zuid-Holland;

  • c.

    De commissie: de vertrouwenscommissie, zijnde een raadscommissie, die belast is met de voorbereiding van de aanbeveling tot vervulling van de vacature burgemeester.

Artikel 2 - Taak en werkwijze van de commissie

  • 1. De commissie heeft tot taak de door de commissaris geselecteerde kandidaten te beoordelen.

  • 2. De commissie brengt over haar bevindingen schriftelijk en vertrouwelijk verslag uit aan de commissaris en de raad. Het verslag aan de raad wordt voorzien van een conceptaanbeveling van twee personen. Indien geen raadplegend referendum wordt gehouden, geeft de commissie tevens een beredeneerde volgorde van de kandidaten op haar conceptaanbeveling aan.

  • 3. De commissie verschaft zich slechts door tussenkomst van de commissaris de door haar nodig geachte informatie over de kandidaten.

  • 4. De commissie brengt haar in lid 2 bedoelde bevindingen uit op basis van de gegevens die de commissaris haar verstrekt en op basis van mondelinge en schriftelijke informatie die de door haar ontvangen kandidaten haar geven, zulks na weging van een en ander.

  • 5. Bij haar werkzaamheden neemt de commissie het gestelde in de circulaire van de minister d.d. 21 november 2001, kenmerk bk01/96073, in acht.

Artikel 3 - Samenstelling commissie

  • 1. De commissie bestaat uit de volgende raadsleden:

    • -

      de heer H. Dokter

    • -

      mevrouw C. van Dijl-Garama

    • -

      de heer W.P. Onderdelinden

    • -

      de heer A. den Ouden

    • -

      de heer P.J.H.M. de Koning

    • -

      de heer L.B. Plaisier

    • -

      mevrouw A. Muizelaar

  • 2. De commissie kiest uit haar midden een voorzitter en een plaatsvervangend voorzitter.

  • 3. De commissie kent geen plaatsvervangende leden.

  • 4. De heer E.M. den Boef, zijnde wethouder van de gemeente, is als adviseur aan de commissie toegevoegd. De adviseur is geen lid van en heeft geen stemrecht in de commissie.

Artikel 4 - Ambtelijke ondersteuning

  • 1. De griffier is secretaris van de commissie.

  • 2. De secretaris geeft ambtelijke ondersteuning aan de commissie.

  • 3. De secretaris is geen lid van en heeft geen stemrecht in de commissie.

  • 4. De gemeentesecretaris is plaatsvervangend secretaris en als zodanig ook bij de vergaderingen van de commissie aanwezig. De gemeentesecretaris is geen lid van en heeft geen stemrecht in de commissie.

Artikel 5 - Vergaderingen

  • 1. De vergaderingen van de commissie zijn besloten.

  • 2. De commissie vergadert zo dikwijls als de voorzitter of tenminste twee leden dit noodzakelijk achten.

  • 3. De voorzitter doet van elke vergadering ten minste vierentwintig uur tevoren aankondiging aan de leden van de commissie.

  • 4. De commissie vergadert niet indien niet tenminste de helft plus één van het aantal leden aanwezig is.

Artikel 6 - Geheimhouding

  • 1. De commissie legt in elke vergadering, met toepassing van artikel 86 van de Gemeentewet, geheimhouding op over de inhoud van de stukken en het behandelde tijdens de vergadering.

  • 2. De voorzitter ziet erop toe dat aan het gestelde in het vorige lid wordt voldaan.

  • 3. De commissie en haar leden verstrekken geen inzage in de stukken noch informatie over de stukken en over het behandelde in haar vergadering aan raadsleden die geen zitting hebben in de commissie, noch aan anderen, behoudens het bepaalde in artikel 2, lid 2.

  • 4. De commissie, noch de gemeenteraad zal de geheimhouding waartoe het eerste lid verplicht, opheffen.

  • 5. De geheimhoudingsplicht blijft na ontbinding van de commissie van kracht.

  • 6. Het in dit artikel bepaalde is van overeenkomstige toepassing op de (plaatsvervangend) secretaris en de adviseur.

Artikel 7 - Verslag

  • 1. De bevindingen, bedoeld in artikel 2, worden vastgesteld bij meerderheid van de uitgebrachte stemmen.

  • 2. Het gevoelen van de minderheid wordt desgewenst in het verslag vermeld.

  • 3. Bij het staken van de stemmen over de uit te brengen bevindingen, wordt het nemen van een beslissing uitgesteld tot de volgende vergadering. Is uitstel van de beslissing niet mogelijk of staken de stemmen ook in die volgende vergadering, dan worden geen bevindingen van de commissie, maar de verschillende meningen binnen de commissie ter kennis van de gemeenteraad en de commissaris gebracht.

Artikel 8 - Gesprekken met de kandidaten

  • 1. De secretaris nodigt, in overleg met de commissie, de kandidaten uit voor een gesprek met de commissie.

  • 2. De plaats en het tijdstip van een gesprek worden zodanig gekozen dat wordt voorkomen dat de kandidaten hierdoor aan anderen bekend raken of tijdens het bezoek aan de commissie met elkaar in contact komen.

Artikel 9 - Ontbinding commissie

De commissie wordt geacht te zijn ontbonden met ingang van de dag volgende op die waarop door de minister aan de gemeenteraad is bekend gemaakt dat in de vacature van burgemeester is voorzien.

Artikel 10 - Archivering van stukken

1.De voorzitter en de secretaris van de commissie dragen er zorg voor dat op het tijdstip bedoeld in artikel 9, alle archiefbescheiden die de commissie zelf heeft opgemaakt onverwijld in een verzegelde envelop en gerubriceerd als "geheim" worden overgebracht naar de krachtens de wet door de raad aangewezen archiefbewaarplaats.

Zij dragen er eveneens zorg voor dat uitvoering wordt gegeven aan het bepaalde in de volgende leden van dit artikel.

  • 2.

    Van de in het eerste lid bedoelde overbrenging wordt een verklaring van overbrenging als bedoeld in artikel 9 van het Archiefbesluit 1995 opgemaakt. In deze verklaring wordt melding gemaakt van de met toepassing van artikel 15, lid 1 sub a. en c., van de Archiefwet 1995 gestelde beperkingen aan de openbaarheid, geldende voor een periode van 75 jaar.

  • 4.

    Originele bescheiden die de commissie heeft ontvangen van de commissaris of van kandidaten worden onmiddellijk aan dezen teruggezonden, met in achtneming van het bepaalde in XI.6 van de circulaire van de Minister van BZK.

  • 5.

    Alle overige bescheiden en alle kopieën van de in dit artikel bedoelde bescheiden worden onmiddellijk vernietigd.

Artikel 11 - Contactpersoon

  • 1. De voorzitter van de commissie treedt op als contactpersoon naar buiten.

  • 2. Alle stukken bestemd voor de commissie worden gericht aan de voorzitter en gezonden aan het privé-adres van de secretaris en aldaar bewaard tot het moment van ontbinding van de commissie.

  • 3. Alle stukken die van de commissie uitgaan worden door de voorzitter en de secretaris ondertekend en vanaf het privé-adres van de secretaris verzonden.

Artikel 12 - Onvoorziene aangelegenheden

In alle gevallen waarin deze verordening dan wel de circulaire van de minister d.d. 21 november 2001 niet voorziet, beslist de commissie.

Artikel 13 - Inwerkingtreding en vervaldatum

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking na verloop van zes weken na haar bekendmaking.

  • 2.

    Deze verordening vervalt met ingang van de dag volgend op die waarop door de minister een besluit is genomen op de aanbeveling van de raad.

Ridderkerk, 16 februari 2004

De raad voornoemd,

de griffier, de voorzitter,

JGvS/780