Regeling vervallen per 12-06-2009

Verordening financieringsstatuut gemeente Ridderkerk 2001

Geldend van 12-06-2009 t/m 11-06-2009

Intitulé

Verordening financieringsstatuut gemeente Ridderkerk 2001

De raad van de gemeente Ridderkerk;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 11 juni 2001,

nummer 414 ;

gelet op artikel 212 lid 3 van de Gemeentewet ;

b e s l u i t :

vast te stellen de:

Verordening financieringsstatuut gemeente Ridderkerk 2001

Artikel 1

In dit statuut wordt verstaan onder:

  • a.

    Financieringsfunctie: de functie diealle activiteiten omvat die zich richten op het sturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële stromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico's.

  • b.

    Financieringsbeleid: de uitgangspunten, doelstellingen, richtlijnen en limieten, de organisatorische en administratieve kaders, de informatievoorziening en de administratieve organisatie ter uitvoering van de financieringsfunctie.

  • c.

    Financieringsbeheer: de (beleids)uitvoering van de financieringsfunctie, binnen de kaders van het financieringsstatuut.

  • e.

    Risicobeheer:

    • 1.

      renterisicobeheer

    • 2.

      kredietrisicobeheer

3 koersrisicobeheer

  • 4.

    intern liquiditeitsbeheer.

    • f.

      Kasbeheer:

  • 1.

    geldstromenbeheer (inclusief betalingsverkeer)

  • 2.

    saldobeheer op dagbasis

  • 3.

    liquiditeitenbeheer (rentetypische looptijd korter dan een jaar).

    • g.

      Gemeentefinanciering (corporate finance):

  • 1.

    financiering (rentetypische looptijd langer dan 1 jaar)

  • 2.

    uitzettingen (rentetypische looptijd langer dan 1 jaar)

  • 3.

    relatiebeheer.

    • h.

      Derivaten: financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde. Deze onderliggende waarden kunnen reële producten zijn, zoals grondstoffen of financiële producten (bijvoorbeeld effecten). Derivaten kennen een breed toepassingsgebied en worden onder andere gebruikt om valuta- en rente- risico’s te sturen en financieringskosten te minimaliseren.

    • i.

      Financieringsparagraaf: onderdeel van de begroting en rekening, bedoeld als een belangrijk instrument voor het sturen en beheersen van, verantwoorden over en toezicht houden op de financieringsfunctie.

    • j.

      Kasgeldlimiet: een bedrag ter grootte van een percentage van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar.

    • k.

      Limiet: een limiet is een type richtlijn die de (uiterste) grens aangeeft van een bepaalde handeling, verantwoordelijkheid en/of bevoegdheid.

    • l.

      Nearbanking: het in- en doorlenen van middelen met als doel hiermee inkomsten te genereren.

    • m.

      Prudente financiering: ‘verstandig’ omgaan met uitzettingen en financieringen in die zin, dat voorwaarden worden gesteld aan de kredietwaardigheid van de tegenpartij, aan de producten en/of aan het gebruik van (financiële) derivaten.

    • n.

      Rating: kwalificatie door een ratingbureau, waarin de mate van kredietwaardigheid (lange termijn rating) of de capaciteit voor tijdige betaling van rente en aflossing (korte termijn rating) van een organisatie wordt gemeten en uitgedrukt in een waarderingscijfer.

    • o.

      Renterisiconorm: een bedrag ter grootte van een percentage van het totaal van de vaste schuld van de gemeente bij aanvang van het jaar.

    • p.

      Rentetypische looptijd: het tijdsinterval gedurende de looptijd van een geldlening, waarin op basis van de leningvoorwaarden van de geldlening sprake is van een door de verstrekker van een geldlening niet beïnvloedbare constante rentevergoeding.

    • q.

      Rentevisie: toekomstverwachting over de rente-ontwikkeling, uitgaande van een aantal rentebepalende factoren, op basis waarvan een financierings- en beleggingsbeleid wordt uitgevoerd.

    • r.

      Richtlijn: een richtlijn is een bindend voorschrift c.q. aanwijzing van een te volgen handelswijze.

    • s.

      Risicoprofiel: geeft aan in welke mate een organisatie financieringsrisico’s loopt.

    • t.

      Toezichthouder: het bestuursorgaan dat op grond van enige wettelijke bepaling is belast met het toezicht op de begroting van de gemeente.

    • u.

      Vermogenswaarde: het geheel van de in geld uitgedrukte waarde van de bezittingen aan goederen en vorderingen.

    • v.

      Waardepapier: verzamelnaam voor papieren met geldswaarde, zoals bankbiljetten, cheques, effecten e.d.

Artikel 2

De financieringsfunctie kent de volgende doelstellingen:

  • a.

    Het verkrijgen en handhaven van de toegang tot de (Europese) financiële markten tegen acceptabele condities.

  • b.

    Het zorgdragen voor een permanente beschikbaarheid van bancaire en financiële diensten, zo mogelijk tegen een vooraf overeengekomen kwaliteit en prijs.

  • c.

    Het beheersen van financiële risico's zoals renterisico's, kredietrisico's en liquiditeitsrisico's.

  • d.

    Het optimaliseren van het rendement van de beschikbare liquiditeiten met als doelstelling een zo optimaal mogelijk (rente)resultaat op bestaande en geprognosticeerde liquiditeitsposities tegen aanvaardbare risico's.

  • e.

    Het minimaliseren van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities (rentekosten).

  • f.

    Het aantrekken van vreemd vermogen tegen zo laag mogelijke kosten en aanvaardbare risico's.

Artikel 3

De financieringsfunctie kent de volgende uitgangspunten:

  • a.

    De gemeente kan uitsluitend leningen aangaan, middelen uitzetten en garanties verlenen voor de uitoefening van de publieke taak;

  • b.

    Uitzettingen en derivaten moeten een prudent karakter hebben en mogen niet gericht zijn op het genereren van inkomsten door het aangaan van overmatige risico's;

  • c.

    Bij het gebruik van derivaten wordt aan de gemeenteraad een afzonderlijk voorstel voorgelegd.

Artikel 4

Bij de uitoefening van de financieringsfunctie moet rekening worden gehouden met de volgende richtlijnen en limieten:

1. Algemeen

  • a.

    Tegenpartijen kunnen zijn:

  • I.

    Financiële instellingen die onder Nederlands toezicht door bijvoorbeeld De Nederlandsche Bank of de Verzekeringskamer of anderszins EU-toezicht vallen en die minimaal een A-rating hebben.

  • II.

    Instellingen aan wiens papier door een bancaire toezichthouder in een EU-lidstaat de solvabiliteitsvrije status zijn toegekend.

  • b.

    Een keer per jaar wordt de kredietwaardigheid van de kredietnemers onderzocht.

  • c.

    Een keer per jaar vindt overleg plaats met de bankrelaties om te toetsen of de met de bank afgesproken werkwijze voldoet en of transacties volgens de vastgestelde procedures verlopen.

  • d.

    Contacten en afspraken met de verschillende relaties dienen zodanig te zijn dat snel kan worden geanticipeerd op wisselende (markt)omstandigheden.

  • e.

    Nearbanking is verboden.

  • f.

    Bij het opstellen van de financieringsparagraaf worden de kasgeldlimiet en de rente- risiconorm in beeld gebracht.

  • g.

    De rentevisie van de gemeente is gebaseerd op de visie van drie gezaghebbende instanties,waaronder die van de huisbankier.

  • h.

    Het aantal door de gemeente Ridderkerk aan te houden bankrekeningen is beperkt tot het voor een goede bedrijfsvoering noodzakelijke aantal.

  • i.

    De beschikbare liquide middelen worden zoveel mogelijk geconcentreerd op de hoofdbankrekening bij de huisbankier.

2. Kasbeheer

  • a.

    Op de korte termijn dienen voldoende liquide middelen beschikbaar te zijn.

  • b.

    Renterisico's op de netto vlottende schuld zijn begrensd tot de normen van de kasgeldlimiet.

  • c.

    De kasgeldlimiet mag niet worden overschreden.

3. Gemeentefinanciering

  • a.

    Het renterisico op de vaste schuld mag de renterisiconorm niet overschrijden.

  • b.

    Bij het afsluiten van leningen moet de liquiditeitstypischeen rentetypische looptijd zo gekozen worden dat een gelijkmatige (renterisico)spreiding binnen de gehele leningenportefeuille ontstaat.

  • c.

    Het aantrekken van langlopende leningen geschiedt door drie offertes aan te vragen bij de huisbankier en twee andere geldgevers.

  • d.

    De toegestane financieringsinstrumenten voor een periode van minimaal twee jaren zijn in principe onderhandse geldleningen en Medium Term Notes (MTN’s).

  • e.

    Indien de inzet van andere instrumenten noodzakelijk is, wordt daartoe een voorstel voorgelegd aan de gemeenteraad.

    4. Uitzettingen

    • a.

      De duur van de uitzetting dient zoveel mogelijk aan te sluiten op de liquiditeitsprognose.

    • b.

      Uitzettingen in aandelen zijn uitgesloten, behalve voor zover de aandelen gekocht worden in het kader van de uitoefening van de publieke taak.

    • c.

      Aankopen van waardepapieren met een obligatiekarakter (bijvoorbeeld staatsobligaties) dienen (in verband met bijkomende kosten van aan-/verkoop) voor een periode van minimaal een jaar te worden aangegaan.

    • d.

      Risico's worden beperkt doordat in vastrentende waarden wordt uitgezet of doordat wordt uitgezet in producten waarbij minimaal de hoofdsom wordt gegarandeerd.

    • e.

      Koersrisico's op uitzettingen in vastrentende waarden worden beperkt door de omvang en de (resterende) looptijd te matchen met de omvang en looptijd van de beschikbare liquide middelen.

    • f.

      Bij het uitzetten van geldmiddelen voor een langere periode (> 1 jaar) dienen drie offertes aangevraagd te worden, bij de huisbankier en twee andere banken.

    5. Garantieverlening

    • a.

      Bij het verstrekken van gemeentegaranties aan een stichting of vereniging dienen de extra jaarlasten van de aan te trekken lening te passen binnen de exploitatie van de stichting of vereniging.

    • b.

      Jaarlijks vindt toetsing plaats van de financiële situatie van de stichting of vereniging aan de hand van de door de stichting of vereniging verplicht te overleggen jaarstukken.

Artikel 5

De taken met betrekking tot de uitvoering van de financieringsfunctie zijn als volgt verdeeld:

  • a.

    De gemeenteraad:

  • 1. Stelt het financieringsbeleid vast.

  • 2.

    Houdt toezicht op de uitvoering van het financieringsbeleid.

  • 3.

    Stelt de financieringsparagraaf vast, als onderdeel van de begroting en de jaarrekening.

  • b.

    Het college van burgemeester en wethouders:

Draagt zorg voor de uitvoering van het financieringsbeleid.

Houdt toezicht op de financieringsactiviteiten.

Legt verantwoording af aan de gemeenteraad over de financieringsactiviteiten.

  • c.

    Het hoofd Financiële Functie Bestuursdienst:

  • 1.

    Voert het financieringsbeleid uit binnen de aan hem gemandateerde bevoegdheden.

  • 2.

    Zet een zodanige administratieve organisatie op (inclusief functiescheiding) dat het bestaan en de goede werking van de financieringsactiviteiten is gewaarborgd.

  • 3.

    Toetst of de financieringsactiviteiten conform de opgezette administratieve organisatie worden uitgevoerd.

  • 4.

    Legt via de directeur Bestuursdienst verantwoording over de uitvoering van zijn taken af aan het college van burgemeester en wethouders.

  • d.

    De concerncontroller:

  • 1.

    Toetst het financieringsbeleid op actualiteit.

  • 2. Adviseert over inrichting van de financieringsfunctie.

  • 3. Toetst of het vastgestelde financieringsbeleid wordt nageleefd;

  • 4.

    Toetst de aanwezigheid van een adequate administratieve organisatie inzake de uitvoering van de financieringsfunctie.

  • 5.

    Beoordeelt de volledigheid en betrouwbaarheid van de informatievoorziening over de financieringsactiviteiten.

  • 6.

    Rapporteert rechtstreeks aan het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 6

1.Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd tot:

  • a.

    Het uitzetten van geldmiddelen, rekening houdend met de in artikel 4 geformuleerde richtlijnen en limieten, zonder maximum.

  • b.

    Het aantrekken van geldmiddelen, rekening houdend met de in artikel 4 geformuleerde richtlijnen en limieten, zonder maximum.

  • c.

    Het aangaan, wijzigen en beëindigen van rekening-courant-overeenkomsten rekening houdend met de in artikel 4 geformuleerde richtlijnen en limieten.

  • d.

    Het garanderen aan geldgevers van de betaling van rente en aflossing van geldleningen door:

  • I.

    Woningbouwcorporaties voor zover met deze geldleningen Ridderkerks volkshuisvestingsbelangen worden gediend.

  • II.

    Plaatselijke instellingen, werkzaam in het sociale en/of culturele belang van Ridderkerk.

.

2.De in het kader van dit artikel genomen besluiten worden ter kennisneming voorgelegd aan de raadscommissie belast met het financieringsbeleid.

Artikel 7

  • 1. De planning en control voor de financieringsfunctie sluiten aan op de reguliere begrotingscyclus van de gemeente Ridderkerk.

  • 2. Jaarlijks wordt aan de begroting en het jaarverslag van de gemeente Ridderkerk een financieringsparagraaf toegevoegd.

Artikel 8

  • 1. Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na die waarop zij is bekend gemaakt.

  • 2. Op dat tijdstip worden de delegatiebesluiten nummers 9, 10 en 11 uit het delegatie- register 1998.1 ingetrokken.

Artikel 9

Deze verordening kan worden aangehaald onder de titel: Financieringsstatuut 2001.

Ridderkerk, 16 juli 2001

De raad voornoemd,

de secretaris, de voorzitter,

JV/228/nb

MEMORIE VAN TOELICHTING BIJ DE VERORDENING FINANCIERINGSSTATUUT 2001

GEMEENTE RIDDERKERK

1 INLEIDING

1.1 Algemeen

  • 1.

    2 Bestuurlijke aansturing

  • 1.

    3 Kwaliteitseisen financiering

2 BEGRIPPENKADER

  • 2.

    1 Algemeen

  • 2.

    2 Algemene begrippen financiering

  • 2.

    3 Begrippen per financieringsdeelfunctie

  • 2.

    4 Begrippen van de Wet fido

  • 2.

    5 Overige begrippen

3. FINANCIERINGSBELEID

3.1 Algemeen

3.1.1 Publieke taak

3.1.2 Prudent karakter

3.2 Doeleinden, richtlijnen en limieten

3.2.1 Inleiding

3.2.2 Richtlijnen en limieten algemeen

3.3 Risicobeheer

3.3.1 Renterisicobeheer

3.3.2 Kredietrisicobeheer

3.3.3 Koersrisicobeheer

3.3.4 Intern liquiditeitsrisicobeheer

3.4 Kasbeheer

3.4.1 Geldstromenbeheer

3.4.2 Liquiditeitenbeheer

3.5 Gemeentefinanciering (corporate finance)

3.5.1 Financiering

3.5.2 Uitzetting

3.5.3 Relatiebeheer

4. ORGANISATIE FINANCIERINGSFUNCTIE

5. PLANNING EN CONTROL

6. INFORMATIEVOORZIENING

  • 6.

    1 Algemeen

  • 6.

    2 Beleidsmatige informatie

  • 6.

    3 Verantwoordingsinformatie

7 ADMINISTRATIEVE ORGANISATIE EN INTERNE CONTROLE

1 INLEIDING

1.1Algemeen

De financiering (treasury) bij de gemeenten heeft de laatste jaren sterk aan betekenis gewonnen. Belangrijke redenen daarvoor zijn met name de ontwikkelingen op de geld- en kapitaalmarkten die bovendien een Europese dimensie hebben gekregen, de introductie van

nieuwe financieringsinstrumenten, de verzelfstandiging van diensten van de decentrale overheden en de voortschrijdende professionalisering die voor de financiering in het algemeen wordt geëist. Financiering is een belangrijk aandachtsveld geworden en krijgt daardoor steeds meer bestuurlijke betekenis. De gemeenteraad zal als primaathouder zorg moeten dragen voor een verantwoordelijke en professionele inrichting van de financieringsfunctie, alsmede voor het scheppen van voorwaarden om deze te kunnen uitvoeren. De Wet financiering decentrale overheden (Wet fido) geeft daarvoor een belangrijk kader. Om de verantwoordelijkheid van de gemeenteraad vorm te kunnen geven wordt voorgesteld het Financieringsstatuut 2001 vast te stellen. De Memorie van Toelichting beoogt meer inzicht te verschaffen in de doelstellingen van het Financieringsstatuut 2001.

1.2Bestuurlijke aansturing

Financiering lijkt in de praktijk door zijn aard vaak een technische activiteit, die bovendien betrekkelijk afgezonderd uitgevoerd kan worden. Niets is minder waar. Zoals bij praktisch alle gemeentelijke activiteiten gaat het ook hier om een terrein dat bestuurlijk relevant is. Kenmerkend voor de financieringsfunctie is dat de (uiteindelijk budgettaire) risico's aanmerkelijk kunnen zijn.

In de Wet fido wordt de financieringsfunctie als volgt gedefinieerd:

Financiering (treasury) is het sturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële geldstromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico's.

Deze definitie kan als volgt worden toegelicht:

Sturen is het proces waarbij het college van B&W richting geeft aan het realiseren van de (beleid)doelstellingen voor de financieringsfunctie die de raad heeft vastgesteld.

Beheersen betreft het stelsel van maatregelen, systemen en processen waardoor het college zorgdraagt voor het blijvend realiseren van de vastgestelde financieringsdoelen.

Verantwoorden houdt in dat het college rekenschap aflegt over de uitkomsten van de opgedragen financieringstaken en over het gebruik van de gedelegeerde bevoegdheden ervan.

Toezicht houden is de controlerende activiteit die de gemeenteraad uitvoert om de resultaten van het financieringsbeleid te kunnen beoordelen.

Uit de definitie blijkt dat financiering ook een bestuurlijk proces is. De gemeenteraad dient daarbij het primaat te hebben en geeft de financieringsfunctie een beleidsmatige inkadering door het vaststellen van een financieringsstatuut. De Wet FIDO is daarbij een bepalend kader.

1.3Kwaliteitseisen financiering

De financieringsactiviteiten staan tegenwoordig bloot aan snelle interne- en externe ontwikkelingen. Hierdoor zijn de (budgettaire) risico’s die aan de financieringsfunctie verbonden zijn aanmerkelijk groter geworden. Dit betekent dat de gemeenteraad duidelijke doelstellingen moet formuleren voor de financieringsfunctie.

Tevens moet de gemeenteraad limieten en richtlijnen vastleggen voor het uitvoeren van de financieringsactiviteiten om ongewenste risico's te voorkomen.

Een nieuw instrument is de financieringsparagraaf in de begroting en de rekening. Naast algemene ontwikkelingen en concrete beleidsvoornemens worden in deze paragraaf de liquiditeitsprognose en de prognose of uitkomst van de kasgeldlimiet en de renterisiconorm opgenomen.

2 BEGRIPPENKADER

2.1 Algemeen

Om aan de kwaliteitseisen te kunnen voldoen moet een beleid onder andere helderheid scheppen over de gehanteerde begrippen. Deze begrippen worden onderscheiden in vier categorieën:

  • ·

    Algemene begrippen financiering (financieringsfunctie, -beleid en –beheer, zie 2.2);

  • ·

    Begrippen per financieringsdeelfunctie (risicobeheer, kasbeheer en financiering, zie 2.3);

  • ·

    Begrippen van de Wet fido (kasgeldlimiet, renterisiconorm, toezichthouder, zie 2.4);

  • ·

    Overige begrippen (vermogenswaarde, richtlijn, limiet, risicoprofiel, zie 2.5).

In de volgende paragrafen behandelen we deze begrippen.

2.2 Algemene begrippen financiering

De financieringsfunctie omvat alle activiteiten die zich richten op het sturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële stromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico's.

Het financieringsbeleid bestaat uit de uitgangspunten, doelstellingen, richtlijnen en limieten, de organisatorische en administratieve kaders, de informatievoorziening en de administratieve organisatie ter uitvoering van de financieringsfunctie. Het beleid wordt vastgelegd in een financieringsstatuut.

Het financieringsbeheer is de (beleid)uitvoering van de financieringsfunctie, binnen de kaders van het financieringsstatuut. De beleidsuitvoering vindt zijn weerslag in specifieke beleidsplannen. Deze beleidsplannen en de uitvoering daarvan komen aan de orde in de financieringsparagraaf van achtereenvolgens de begroting en de rekening.

2.3 Begrippen per financieringsdeelfunctie

De financieringsfunctie bestaat uit drie financieringsdeelfuncties:

  • ·

    Risicobeheer

  • ·

    Kasbeheer

  • ·

    Gemeentefinanciering

    2.3.1Risicobeheer

Het risicobeheer is een deelfunctie van de financieringsfunctie en omvat alle activiteiten die zich richten op het beheersen van financiële risico's, te weten renterisico's, kredietrisico's, koersrisico's en interne liquiditeitsrisico's.

  • ·

    Renterisicobeheer is het beheersen van de risico's die voortvloeien uit de mogelijkheid dat in de toekomst de rentelasten van het vreemd vermogen hoger respectievelijk dat de renteopbrengsten van activa lager zullen zijn dan een bestuurlijk wenselijk geacht niveau, c.q. het in de (meerjaren)begroting geraamde niveau.

  • ·

    Kredietrisicobeheer (of debiteurenrisicobeheer) is het beheersen van de risico's die voortvloeien uit de mogelijkheid op een waardedaling van de vorderingspositie ten gevolge van het niet (tijdig) na kunnen komen van de verplichtingen door de tegenpartij als gevolg van insolventie of deficit.

  • ·

    Koersrisicobeheer is het beheersen van de risico's die voortvloeien uit de mogelijkheid dat de financiële activa van de organisatie in waarde verminderen door negatieve koersontwikkelingen.

  • ·

    Intern liquiditeitsrisicobeheer is het beheersen van de risico's van mogelijke wijzigingen in de liquiditeitenplanning en meerjaren investeringsplanning, waardoor als gevolg daarvan de financieringskosten hoger kunnen uitvallen.

    2.3.2Kasbeheer

Het kasbeheer is een deelfunctie van de financieringsfunctie en omvat het beheer van de geldstromen en daaruit voortvloeiende saldi en liquiditeitsposities tot één jaar.

  • ·

    Geldstromenbeheer omvat al die activiteiten die nodig zijn om liquiditeiten te transfereren zowel binnen de organisatie zelf als tussen de organisatie en derden (betalingsverkeer).

  • ·

    Liquiditeitenbeheer is het financieren en uitzetten van middelen voor een periode tot één jaar.

    2.3.3Gemeentefinanciering (corporate finance)

Gemeentefinanciering (corporate finance) is een deelfunctie van de financieringsfunctie en omvat de activiteiten die gericht zijn op het beheren van de liquiditeitsposities voor een termijn vanaf één jaar en het voorzien in de benodigde liquiditeiten (minimaal 1 jaar) voor de realisatie van voorgenomen investeringen en activiteiten alsmede het onderhouden van relatie met financiële instellingen.

  • ·

    Financiering omvat het aantrekken van de benodigde financiële middelen voor een periode van minimaal één jaar. Deze middelen kunnen bestaan uit zowel eigen vermogen als vreemd vermogen. Het aantrekken van financiële middelen voor een periode tot één jaar behoort tot het liquiditeitenbeheer.

  • ·

    Uitzetting omvat het beheren van het eigen vermogen en andere financiële middelen voor een periode van minimaal één jaar. Uitzettingen kunnen intern en extern plaatsvinden. Externe uitzettingen kunnen bestaan uit het uitzetten van financieringsmiddelen of bij financiële instellingen en andere externe partijen. Het uitzetten van financiële middelen voor een periode tot één jaar behoort tot het liquiditeitenbeheer.

  • ·

    Relatiebeheer omvat het onderhouden van de relaties met financiële instellingen.

  • 2.4 Begrippen van de Wet fido

De begrippen van de Wet fido die voor de financieringsfunctie van belang zijn, zijn de volgende:

  • ·

    Openbare lichamen: provincies, gemeenten, waterschappen, regio's bedoeld in artikel 21 (eerste lid) van de Politiewet 1993, lichamen ingesteld met toepassing van de Wet gemeenschappelijke regelingen die bevoegd zijn tot het aangaan, garanderen en verstrekken van geldleningen door Onze Ministers aan te wijzen andere bij wet ingestelde lichamen en organen.

  • ·

    Rentetypische looptijd: het tijdsinterval gedurende de looptijd van een lening, waarin op basis van de leningvoorwaarden van de geldlening sprake is van een door de verstrekker van de geldlening niet beïnvloedbare constante rentevergoeding (Wet fido artikel 1, lid C).

  • ·

    Financiële derivaten: financiële instrumenten belichaamd in contracten waarin de voorwaarden zijn vastgelegd waartegen een transactie op een bepaald moment zal of kan plaatsvinden en waarvan afhankelijk is van één of meer onderliggende activa, referentieprijzen of indices (Wet fido, artikel 1, lid d).

  • ·

    Netto-vlottende schuld: het gezamenlijk bedrag van:

  • -

    de opgenomen gelden met een oorspronkelijke rentetypische looptijd van korter dan één jaar;

  • -

    de schuld in rekening-courant;

  • -

    de voor een termijn van korter dan één jaar ter bewaring in de kas gestorte gelden van derden, en

  • -

    overige geldleningen die geen onderdeel uitmaken van de vaste schuld, verminderd met het gezamenlijke bedrag van:

  • -

    de contante gelden in kas;

  • -

    de tegoeden in rekening-courant, en

  • -

    de overige uitstaande gelden met een rentetypische looptijd van korter dan één jaar.

  • ·

    De gemiddelde netto-vlottende schuld per kwartaal: het gemiddelde van de netto-vlottende schuld op de eerste dag van iedere maand in het desbetreffende kwartaal.

  • ·

    De kasgeldlimiet: een bedrag ter grootte van een percentage van het totaal van de jaarbegroting van het openbare lichaam bij aanvang van het jaar.

  • ·

    Het renterisico op de vaste schuld: de mate waarin het saldo van rentelasten en rentebaten van een openbaar lichaam verandert door wijzigingen in het rentepercentage op leningen en uitzettingen met een oorspronkelijke rentetypische looptijd van één jaar of langer.

  • ·

    De renterisiconorm: een bedrag ter grootte van een percentage van het totaal van de vaste schuld van het openbare lichaam bij aanvang van het jaar.

  • ·

    3%-norm voor het EMU-saldo van de overheid: de referentiewaarde voor het vorderingensaldo van de overheid zoals vastgelegd in artikel 104C en Protocol nr. 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie.

  • ·

    Toezichthouder: het bestuursorgaan dat op grond van enige wettelijke bepaling is belast met het toezicht op de begroting van een openbaar lichaam.

    2.5Overige begrippen

  • ·

    Vermogenswaarde: het geheel van de in geld uitgedrukte waarde van de bezittingen aan goederen en vorderingen (activa en passiva).

  • ·

    Richtlijn: een richtlijn is een bindend voorschrift c.q. aanwijzing van een te volgen handelswijze.

  • ·

    Limiet: een limiet is een type richtlijn die de (uiterste) grens aangeeft van een bepaalde handeling, verantwoordelijkheid en/of bevoegdheid.

  • ·

    Risicoprofiel: geeft aan in welke mate een organisatie risico's loopt.

3 FINANCIERINGSBELEID

3.1 Algemeen

In het financieringsstatuut wordt het financieringsbeleid vastgelegd. Dat geschiedt in de eerste plaats door het aangeven van de doelstellingen van het financieringsbeleid en van de richtlijnen en limieten voor de dagelijkse uitvoering van het financieringsbeleid. Met name voor deze onderdelen van het financieringsstatuut heeft de Wet fido op onderdelen een bepalend en bindend karakter. Alvorens meer specifiek op de doelstellingen, richtlijnen en limieten in te gaan, komen in deze paragraaf daarom eerst een aantal hoofdpunten van de Wet fido aan de orde, die van invloed zijn op het financieringsbeleid van de gemeente.

3.1.1 Publieke taak

De gemeente Ridderkerk kan uitsluitend leningen aangaan, middelen uitzetten en garanties verlenen voor de uitoefening van de publieke taak. De Wet fido geeft aan het begrip publieke taak een beperkte invulling. Bankachtige activiteiten – zoals in de zin van aantrekken en uitzetten van middelen met als doel het genereren van inkomen – worden volgens de Wet fido in elk geval niet tot de publieke taak van gemeenten gerekend en zijn verboden.

Het is de gemeenteraad die in belangrijke mate het kader van de publieke taak bepaalt. De gemeentebegroting en de begrotingswijzigingen bepalen daarbij het budgettaire kader voor de uitoefening van de publieke taak. Dit zal ook de context moeten zijn voor leningen en garanties aan instellingen die bijdragen aan de publieke taak. Een voorbeeld zijn leningen aan woningbouwcorporaties voor de sociale woningbouw. In dit laatste geval wordt vanuit de Wet fido geadviseerd – ter beheersing van risico's – minimaal dezelfde eisen te stellen als het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW). De gemeente(raad) moet zorgen voor een duidelijke en transparante motivering van waarom iets als publieke taak wordt beschouwd.

Overigens is het beleid van de gemeente Ridderkerk om geen leningen te verstrekken aan woningbouwcorporaties, maar in plaats daarvan garant te staan voor een lening van de bank. Dit past in het kader van de Wet fido, waarbij bankieren niet is toegestaan.

In die gevallen waarbij de gemeente voorziet in de financieringsbehoefte van een derde-organisatie die naar het oordeel van de gemeenteraad de publieke zaak dient (zoals een sportvereniging of een bibliotheek) kunnen er eventueel gunstiger financieringsvoorwaarden met deze organisatie worden afgesproken dan de voorwaarden die zouden gelden op basis van het financieringsbeleid.

3.1.2 Prudent karakter

Uitzettingen en derivaten moeten een prudent karakter hebben en mogen niet gericht zijn op het genereren van inkomsten door het aangaan van overmatige risico's. Het gaat hierbij om het uitzetten van tijdelijk overtollige middelen, die niet direct ten behoeve van de publieke taak worden aangewend (uit hoofde van de financieringsfunctie).

Bij het prudent uitzetten van middelen en het afsluiten van derivaten zijn in ieder geval twee aspecten in het geding. Dat zijn een voldoende kredietwaardigheid van de tegenpartij en een beperkt marktrisico van de uitzetting.

Marktrisico uitzettingen

De waarde van de financiële activa dient zo min mogelijk gevoelig te zijn voor marktbewegingen. Voorwaarde hierbij dient te zijn dat minimaal de hoofdsom van de lening intact blijft. Hiervan is sprake bij de volgende (soorten) uitzettingen:

  • ·

    Daggeld;

  • ·

    Deposito's;

  • ·

    Producten waarbij de hoofdsom is gegarandeerd

  • ·

    Uitzettingen in de vorm van vastrentende waarden, bijvoorbeeld obligaties.

Uitzettingen in de vorm van aandelen zijn niet toegestaan. Het kopen van aandelen van ondernemingen uit hoofde van de publieke taak is wel toegestaan (bijvoorbeeld aandelen van de Bank Nederlandse Gemeenten).

Derivaten

Derivaten kunnen een waardevolle rol vervullen bij het risicomanagement, mits er voldoende deskundigheid bij de gemeente aanwezig is. De derivatenproducten en hun (risico)effecten zijn namelijk uitermate complex. Indien het gebruik van derivaten gewenst is zal per geval een voorstel worden voorgelegd aan de gemeenteraad. Voor het gebruik van derivaten wordt gehandeld volgens de geldende ministeriële richtlijnen.

Prudent gebruik van derivaten houdt met name het volgende in:

  • ·

    Derivaten zijn alleen toegestaan voor het afdekken van financiële risico's (hedgen);

  • ·

    Gesloten positie. De onderliggende waarde waarop het derivaat betrekking heeft, heeft gelijke modaliteiten (in omvang, looptijd) als de bijbehorende financieringsbehoefte of bijbehorende overtollige middelen.

3.2 Doeleinden, richtlijnen en limieten

3.2.1 Inleiding

De financieringsactiviteiten staan aan snelle interne en externe ontwikkelingen bloot. Dit betekent dat de gemeenteraad duidelijke doelstellingen moet formuleren voor de financieringsfunctie. Deze doelstellingen hebben betrekking op zowel de hele financieringsfunctie als op de speciale financieringsactiviteiten. Het financieringsstatuut bevat de richtlijnen en limieten om ongewenste risico's te voorkomen.

3.2.2 Richtlijnen en limieten algemeen

Door middel van het financieringsstatuut geeft de gemeenteraad op hoofdlijnen aan volgens welke richtlijnen en binnen welke limieten de geformuleerde doelstellingen moeten worden gerealiseerd. Een richtlijn is een bindend voorschrift voor een handelwijze die gevolgd moet worden en een limiet is een type richtlijn die een uiterste grens aangeeft.

Een belangrijk deel van de richtlijnen en limieten is bepaald door de Wet fido. De wettelijke voorschriften van de Wet fido komen daarom herkenbaar als richtlijnen in het financieringsstatuut naar voren. Een voorbeeld hiervan is de kasgeldlimiet. Ter verdere invulling van de Wet fido worden in het Financieringsstatuut de richtlijnen en limieten vastgelegd, uiteraard binnen de wettelijke kaders die hiervoor gelden.

De richtlijnen en limieten bepalen het aanvaardbare financiële en interne risicoprofiel van de gemeente. Onder het financiële risicoprofiel worden de volgende financiële risico's verstaan: het renterisico, het koersrisico, het kredietrisico, het interne liquiditeitsrisico en het financieringsrisico. Het interne risicoprofiel heeft betrekking op de kwaliteitseisen van de gemeentelijke organisatie in het kader van de financieringsfunctie.

De richtlijnen en limieten in relatie tot het financiële risicoprofiel hebben vooral betrekking op

  • ·

    toegestane tegenpartijen

  • ·

    toegestane technieken

  • ·

    toegestane financiële instrumenten

  • ·

    kasgeldlimiet

  • ·

    renterisico

  • ·

    maximale omvang van transacties per tegenpartij

  • ·

    benodigde informatie.

    3.3Risicobeheer

    3.3.1Renterisicobeheer

Doelstellingen:

  • 1.

    Het zoveel mogelijk beperken van de (negatieve) invloeden van toekomstige rentewijzigingen op het resultaat van de (gemeentelijke) organisatie en op de waarde van rentedragende activa en passiva;

  • 2.

    Het minimaliseren van de rentekosten en het optimaliseren van de rentebaten.

    3.3.2Kredietrisicobeheer

Doelstelling:

Het beschermen van de organisatie tegen ongewenste financiële risico's als gevolg van onvoldoende kredietwaardigheid van tegenpartijen.

Voor het verstrekken van leningen en garanties aan derden wordt onderscheid gemaakt tussen partijen die een binding hebben met de gemeente (zoals bijvoorbeeld een sportvereniging) en partijen bij wie tijdelijk overtollige geldmiddelen kunnen worden uitgezet.

Voor het verstrekken van leningen aan en het afgeven van garanties ten behoeve van partijen die een binding met de gemeente hebben is het van belang dat in overleg met de betrokken

(beleids-)afdeling een advies aan het college van burgemeester en wethouders wordt voorgelegd. Het advies wordt uitgebracht door de afdeling Financiële Functie Bestuursdienst (FFBD). De betrokken beleidsafdeling is verantwoordelijk voor de aanlevering van het beleidsinhoudelijke deel van het advies. De afdeling FFBD is verantwoordelijk voor het onderdeel inzake de financiële consequenties. De concerncontroller toetst het voorstel integraal op naleving van de financiële - en beleidsmatige richtlijnen, alsmede op de volledigheid van de informatieverschaffing.Het college zal op basis van de in het advies opgenomen voorstellen een besluit nemen.

3.3.3Koersrisicobeheer

Doelstelling:

Het beschermen van de organisatie tegen ongewenste financiële risico's als gevolg van koersschommelingen.

Koersrisico's kunnen gelopen worden op verhandelbare waardepapieren zoals aandelen en obligaties. De Wet fido sluit de aankoop van aandelen in het algemeen nadrukkelijk uit. Het aankopen van aandelen van ondernemingen uit hoofde van de publieke taak is wel toegestaan, mits voldoende en transparant onderbouwd. (bijvoorbeeld aandelen BNG).

3.3.4Intern liquiditeitsrisicobeheer

Doelstelling:

Het beheersen van de risico's van mogelijke wijzigingen in de liquiditeitenplanning en middellange investeringsplanning.

3.4Kasbeheer

Het kasbeheer omvat het beheer van de geldstromen en daaruit voortvloeiende saldi en liquiditeitsposities tot één jaar.

Renterisico's op de netto vlottende schuld zijn begrensd tot de normen van de kasgeldlimiet van de Wet fido (per 1-1-2001: 8,2% van de jaarbegroting)

3.4.1Geldstromenbeheer

Geldstromenbeheer omvat alle activiteiten die nodig zijn om het interne en externe betalingsverkeer te beheersen. Het gaat dan vooral om het verplaatsen van geldstromen binnen de gemeentelijke organisatie en tussen de organisatie en derden.

Geldstromenbeheer heeft tot doel:

  • ·

    Het contante betalingsverkeer binnen de organisatie zoveel mogelijk te beperken.

  • ·

    De externe bankkosten te minimaliseren door het beperken van het verlies aan valutadagen, te betalen provisies en kosten van betalingsverkeer.

  • ·

    Het minimaliseren van de interne verwerkingskosten door de administratie zo efficiënt mogelijk op te zetten.

    3.4.2Liquiditeitenbeheer

Onder liquiditeitenbeheer verstaan we het financieren en uitzetten van middelen met een rentetypische looptijd korter dan één jaar. De treasurer moet er onder meer voor zorgen dat te allen tijde over voldoende dagelijks opvraagbare liquiditeiten kan worden beschikt om te garanderen dat de organisatie haar korte termijnverplichtingen kan nakomen.

Het uitzetten van overtollige geldmiddelen gebeurt door de treasurer voor de gehele gemeentelijke organisatie. Overwegingen om geldmiddelen gedurende een periode tot één jaar uit te zetten worden gemaakt op het moment dat er sprake is van overliquiditeit voor langer dan één maand en op het moment dat er een deposito afloopt. Per geval dient bekeken te worden op welke wijze en voor welke termijn geldmiddelen kunnen worden weggezet.

3.5Gemeentefinanciering (Corporate finance)

3.5.1Financiering

Financiering omvat het aantrekken van de benodigde financiële middelen met een rentetypische looptijd vanaf één jaar. Onder de financiering valt ook de inzet van eigen vermogen.

De doelstelling van deze deelfunctie kan als volgt worden geformuleerd:

  • ·

    Het voorzien in de toekomstige behoefte aan vreemd vermogen tegen zo laag mogelijke kosten.

  • ·

    Het (gedeeltelijk) voorzien in de toekomstige financieringsbehoefte door het intern beleggen van het eigen vermogen

  • ·

    Het aantrekken van vreemd vermogen met een rentetypische looptijd van minimaal 1 jaar tegen aanvaardbare risico's .

    3.5.2Uitzetting

Uitzetting omvat het beheren van het eigen vermogen en andere financiële middelen met een rentetypische looptijd vanaf één jaar. Het uitzetten van financiële middelen met een rentetypische looptijd korter dan één jaar behoort tot het liquiditeitenbeheer.

3.5.3Relatiebeheer

Relatiebeheer omvat het onderhouden van relaties met financiële instellingen. Hierbij stelt de gemeente zich als doel om de positie, naamsbekendheid en financiële betrouwbaarheid als klant (in de ogen van de geldgevers) te behouden en indien mogelijk te verbeteren, gericht op:

  • ·

    Het realiseren van marktconforme condities op producten en diensten geleverd door financiële instellingen.

  • ·

    Het zorgdragen voor een permanente beschikbaarheid van bancaire en financiële diensten, zo mogelijk tegen een vooraf overeengekomen kwaliteit en prijs.

4 ORGANISATIE FINANCIERINGSFUNCTIE

In Ridderkerk is ervoor gekozen de financieringsfunctie onder te brengen bij de afdeling Financiële Functie Bestuursdienst (FFBD). De wijze waarop de financieringsfunctie is ingericht wordt in de beschrijving van de administratieve organisatie vastgelegd.

5 PLANNING EN CONTROL

Jaarlijks wordt in de (meerjaren)begroting en in de gemeenterekening een financieringsparagraaf opgenomen. De planning & control voor de financieringsfunctie hangt nauw samen met die van de “normale” planning- & controlcyclus.

6 INFORMATIEVOORZIENING

6.1 Algemeen

De kernelementen bij de financieringsfunctie zijn zoals eerder aangegeven sturen, beheersen, verantwoorden en toezicht houden. Bij de eerste twee elementen gaat het met name om de operationele informatie passend bij het systeem van planning & control. Bij de elementen van verantwoorden en toezicht houden staat de verantwoordingsinformatie centraal.

De voorziening van juiste, tijdige, volledige en relevante verantwoordingsinformatie moet gerekend worden tot de belangrijkste voorwaarden voor het kunnen beheersen van de financiële en interne risico's. De administratieve organisatie en de interne controle dienen de adequate informatie te waarborgen.

6.2 Beleidsmatige informatie

De beleidsmatige informatie bestaat vooral uit de concrete beleidsplannen en de uitvoering ervan zoals opgenomen in de financieringsparagraaf. De beleidsmatige informatie beoogt een transparant besluitvormingsproces mogelijk te maken.

6.3 Verantwoordingsinformatie

De verantwoordingsinformatie is met name de informatie die aangeeft of de gestelde doelen gerealiseerd zijn en of de uitvoering van de financieringsfunctie heeft plaatsgevonden binnen de kaders van het financieringsstatuut. In het laatste geval is ook de rechtmatigheid van de uitvoering van de financieringsfunctie aan de orde. De verantwoordingsinformatie speelt op elk niveau van de organisatie.

De verantwoordingsinformatie voor de raad zal met name zijn weerslag vinden in de financieringsparagraaf van de gemeenterekening.

7 ADMINISTRATIEVE ORGANISATIE EN INTERNE CONTROLE

In de administratieve organisatie komt praktisch de gehele financieringsfunctie aan de orde. De richtlijnen en limieten, de verdeling van taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden, de delegatie en mandateringen, al deze zaken vinden hun vastlegging en neerslag in de administratieve organisatie. In relatie daarmee zal de administratieve organisatie ook de adequate beleids-, operationele- en verantwoordingsinformatie moeten kunnen leveren aan de betrokkenen.

De administratie bevat daarnaast als kernonderdeel ook de maatregelen voor de interne controle om daarmee te bewerkstelligen en te bevestigen dat de uitvoering van de financieringsfunctie conform de gestelde regels geschiedt. Daartoe dienen interne controles plaats te vinden op:

  • ·

    de juistheid, tijdigheid, volledigheid en relevantie van de managementinformatie;

  • ·

    de juistheid, volledigheid en tijdigheid van de administratieve verwerking;

  • ·

    de naleving van preventieve maatregelen;

  • ·

    de uitvoering van het vastgestelde beleid.

Een en ander betekent dat de administratieve organisatie en de interne controle moeten waarborgen dat:

  • ·

    de uitvoering rechtmatig en doelmatig is;

  • ·

    de financieringsactiviteiten adequaat kunnen worden uitgevoerd en bijgestuurd;

  • ·

    de risico's kunnen worden beheerst;

de juistheid, tijdigheid en volledigheid van de informatie verzekerd is.