Regeling vervallen per 01-02-2007

Verordening speelautomaten Ridderkerk 1993

Geldend van 09-02-2007 t/m 31-01-2007

Intitulé

RIDDERKERK

Gemeentestukken: 1993-730

De raad van de gemeente Ridderkerk;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 10 augustus 1993, nr. 730;

gelet op de Wet op de kansspelen;

b e s 1 u i t :

vast te stellen de volgende

Verordening speelautomaten Ridderkerk 1993

Artikel 1

In deze verordeningwordt verstaan onder a. speelautomaat:

een toestel ingericht voor de beoefeninq van een spel, dat bestaat uit een door,de speler in werking gesteld mechanisch, elektrisch of elektronisch proces, waarbij het resultaat kan leiden tot de middellijke of onmiddellijke uitkering van prijzen of premies, daaronder begrepen het recht om gratis verder te spelen;

  • b.

    behendigheidsautomaat: een speelautomaat waarvan;

  • a.

    het spelresultaat uitsluitend kan leiden tot een verlengde spelduur of het recht op gratis spelen en

  • b.

    het proces, ook nadat het in werkinq is gesteld, door de speler kan worden beinvloed en het geheel of vrijwel qeheel van zijn inzicht en behendigheid bij het gebruik van de daartoe qeboden middelen afhanqt of en in welke mate de speelduur verlengd of het recht op gratis spelen verkregen wordt;

  • c.

    kansspelautomaat:

een speelautomaat, die geen behendigheidsautomaat is;

d.vergunning:

de in artikel 30b van de wet bedoelde vergunning voor het aanwezig hebben van één of meer speelautomaten (aanwezigheidsvergunning);

e.ondernemer/vergunninghouder;

de natuurlijke of rechtspersoon die een inrichting exploiteert als bedoeld in artikel 30c lid a of b van de wet;

  • f.

    inrichting:

    • 1.

      een inrichting als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder a of c van de Drank- en Horecawet, indien daarvoor ingevolge die wet vergunning is verleend en deze nog van kracht is:

    • 2.

      een inrichting, waarvan de ondernemer inschrijfplichtig en ingeschreven is bij het Bedrijfschap Horeca;

  • g.

    laagdrempelige inrichting:

een inrichting die het publiek niet in de eerste plaats pleegt te bezoeken voor het nuttigen van alcoholhoudende drank en maaltijden ter plaatse, maar voor andere doeleinden zoals bijvoorbeeld recreatie, sport en het kopen en nuttigen van etenswaren anders dan in een restaurantbedrijf;

h.hoogdrempelige inrichting:

elke inrichting die niet voldoet aan de omschrijving van een inrichting, genoemd onder g.

Artikel 2

  • 1.

    De ondernemer dient de vergunning aan te vragen door middel van een door de burgemeester vast te stellen aanvraagformulier.

  • 2.

    Indien de aanvraag een inrichting betreft als bedoeld in artikel 30c, eerste lid, onder b van de wet, dan dient de ondernemer een kopie van het geldig inschrijvingsbewijs

van het Bedrijfschap Horeca bij de aanvraag over te leggen.

Artikel 3

De vergunning kan uitsluitend worden gesteld ten name van de ondernemer en is niet overdraagbaar.

Artikel 4

De burgemeester kan - met inachtneming van de eisen gesteld in de wet - per inrichting slechts vergunning verlenen voor het aanwezig hebben van twee speelautomaten, met dien verstande dat voor een laagdrempelige inrichting slechts vergunning verleend wordt voor het aanwezig hebben van behendigheidsautomaten en voor een hoogdrempelige inrichting van ten hoogste1 kansspelautomaat. (Dit artikel is achterhaald: wettelijk minimum is thans twee kansspelautomaten)

Artikel 5

a.Bij een inrichting als bedoeld in artikel 1, onder f sub 1, mogen de speelautomaten alleen geplaatst zijn in die lokaliteiten van de inrichting welke zijn vermeld in

de Drank- en Horecavergunning.

b.Bij meer dan één Drank- en Horecavergunning kunnen meer aanwezigheidsvergunningen worden verleend.

Artikel 6

Een aanwezigheidsvergunning wordt verleend 1 jaar.

Artikel 7

Deze verordening kan worden aangehaald als Speelautomatenverordening Ridderkerk 1993 en treedt in werking met ingang van de dag, volgende op die van haar bekendmaking.

Artikel 8

De aanwezigheidsvergunningen, die zijn verleend vóór het in werking treden van deze verordening, blijven van kracht tot 1 januari 1995.

Ridderkerk, 27 september 1993 De raad voornoemd,

de secretaris, de voorzitter