Regeling vervallen per 01-01-2015

Beleidsregels voor de verlening van bijstand in bijzondere noodzakelijke kosten van het bestaan

Geldend van 03-10-2007 t/m 31-12-2014 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2007

Intitulé

Beleidsregels voor de verlening van bijstand in bijzondere noodzakelijke kosten van het bestaan.

Burgemeester en wethouders van de gemeente Rijssen - Holten 

Gelet op het bepaalde in artikel 35 van de Wet werk en bijstand en gelet op titel 4.3 van de Algemene wet bestuursrecht; 

BESLUITEN:

Vast te stellen de volgende beleidsregels voor de verlening van bijstand in bijzondere noodzakelijke kosten van het bestaan.

Artikel 1. Algemeen

  • 1. Als bijzondere bijstand wordt aangemerkt de bijstand die wordt verstrekt indien bijzondere omstandigheden in het individuele geval leiden tot noodzakelijke kosten van het bestaan waarin de algemene bijstand niet voorziet en die de aanwezige draagkracht en/of vermogen te boven gaan.

  • 2. Bijzondere bijstand wordt verleend met inachtneming van het bepaalde in de Wet werk en bijstand (WWB).

  • 3. Indien bijzondere omstandigheden in het individuele geval daartoe aanleiding geven, wordt de bijstand vastgesteld in afwijking van deze beleidsregels.

  • 4. Bijzondere bijstand kan qua hoogte en duur op grond van gemeentelijk beleid worden beperkt, zulks ter beoordeling aan het college.

Artikel 2. Kosten van medische en sociale voorzieningen

  • 1. Bijzondere bijstand in de noodzakelijke kosten van medische en/of sociale voorzieningen wordt verleend met inachtneming van het bepaalde in artikel 15 (inzake de voorliggende voorzieningen) van de Wet werk en bijstand.

  • 2. Voor de vaststelling van de noodzaak van kosten van bepaalde voorzieningen wordt een extern medisch advies ingewonnen indien de te verlenen bijstand naar verwachting een bedrag van € 500,00 per jaar te boven gaat en de noodzakelijkheid niet overduidelijk door de consulent kan worden vastgesteld.

  • 3. Uitkeringsgerechtigden van de gemeente wordt de mogelijkheid geboden zich collectief te verzekeren bij zorgverzekeraar Menzis voor basisverzekering, extra verzorgd 1 en tandverzorgd 1.

  • 4. De medische kosten worden in ieder geval noodzakelijk geacht als er een (gedeeltelijke) vergoeding voor deze kosten mogelijk is uit het pakket Menzis extra verzorgd.

  • 5. Een verzekering van het pakket Menzis Extra Verzorgd 1 en Menzis Tand Verzorgd 1 en de daaruit voortvloeiende vergoedingen worden ( op grond van jurisprudentie) aangemerkt als een voorliggende voorziening. Indien de uitkeringsgerechtigde elders verzekerd is, wordt de vergoeding vanuit het (vergelijkbare) laagste aanvullende pakket, inclusief tandheelkunde, als voorliggende voorziening aangemerkt.

  • 6. Heeft betrokkene nagelaten om een aanvullende verzekering af te sluiten, en kunnen de kosten als bijzondere noodzakelijke kosten worden aangemerkt, dan dient de bijstand te worden vastgesteld op het bedrag dat op grond van het pakket Menzis extra verzorgd 1 en Menzis tandverzorgd 1 vergoed zou worden. Deze beleidsregels gelden ook voor andere medische/para medische voorzieningen.

Artikel 3. Kosten van duurzame gebruiksgoederen

  • 1. Indien voor de kosten van noodzakelijk duurzame gebruiksgoederen een geldlening is verstrekt door de gemeentelijke kredietbank kan bijzondere bijstand verleend worden voor de kosten van rente en aflossing, indien en voor zover deze kosten het aflossingsbedrag zoals bedoeld in artikel 11 van deze beleidsregels te boven gaan.

  • 2. Kosten van aanschaf, vervanging en/of reparatie van duurzame gebruiksgoederen worden aangemerkt als algemene kosten van het bestaan en dienen primair uit eigen middelen, inkomen, vermogen, reservering vooraf dan wel betaling achteraf, te worden voldaan.

  • 3. Bijzondere bijstand in de kosten van noodzakelijke duurzame gebruiksgoederen kan in bijzondere omstandigheden worden verleend in de vorm van borgtocht of anders in de vorm van een geldlening, indien hetgeen onder lid 2 absoluut geen optie is.

Artikel 4. Kosten van wonen

  • 1. Onder woonkosten wordt verstaan:

    • a.

      Indien een huurwoning wordt bewoond: de op de aanvangsdatum van het lopende huurtoeslagtijdvak per maand geldende huurprijs als bedoeld in de Wet Huurtoeslag die wordt uitgevoerd door de Belastingdienst:

    • b.

      Indien een eigen woning wordt bewoond: de tot een bedrag per maand omgerekende som van de ten behoeve van de woning verschuldigde hypotheekrente en de in verband met het eigendom hebben van de woning te betalen zakelijke lasten, waarbij onder zakelijke lasten wordt verstaan: de rioolrechten, het eigenaarsdeel van de onroerende zaakbelasting, de premie brand en opstalverzekering en het eigenaarsdeel van de waterschapslasten; alsmede een bedrag voor onderhoudskosten conform het daarvoor opgestelde landelijke normen.

  • 2. Indien een eigen woning of huurwoning wordt bewoond waarvan de woonkosten lager zijn dan het van toepassing zijnde maximale bedrag bedoeld in de Wet Huurtoeslag wordt een woonkostentoeslag verstrekt;

  • 3. Indien een eigen woning of huurwoning wordt bewoond waarvan de woonkosten hoger zijn dan het maximale bedrag als genoemd in de Wet Huurtoeslag wordt een woonkostentoeslag verstrekt gedurende maximaal 1 jaar vanaf de datum van aanvraag.

    Deze termijn kan telkens met ten hoogste 1 jaar worden verlengd.

  • 4. Geen woonkostentoeslag wordt verleend indien geen Huurtoeslag wordt ontvangen door nalatigheid/verwijtbaarheid van de aanvrager.

  • 5. Aan het verlenen van een vergoeding bedoeld in het derde lid wordt de voorwaarde verbonden dat de aanvrager al het mogelijke doet ter verkrijging van goedkopere woonruimte.

  • 6. Voor de berekeningswijze van de woonkostentoeslag wordt naar de notitie huur – en woonkostentoeslag (punt 6 berekening van de woonkostentoeslag).

Artikel 5. Bijstand aan personen in de leeftijd van 18, 19 en 20 jaar

  • 1. Een jongere van 18, 19 of 20 jaar heeft recht op aanvullende bijstand, artikel 12 Wet werk en bijstand, indien en voor zover zijn/haar noodzakelijke bestaanskosten hoger zijn dan de van toepassing zijnde bijstandsnorm van artikel 20 van de Wet Werk en Bijstand

  • 2. Hogere noodzakelijke bestaanskosten zoals bedoeld in artikel 5.1 worden aanwezig geacht indien de jongere zelfstandig is gehuisvest en er daarnaast sprake is van één van de volgende situaties:

  • a. beide ouders van de jongere zijn overleden of wonen in het buitenland;

  • b. de jongere is op grond van een officiële maatregel uit huis geplaatst;

  • c. de jongere is op de datum van aanvragen van de bijstand al langer dan 1 kalenderjaar zelfstandig gehuisvest;

  • d. de jongere heeft, alleen of samen met een partner, de zorg voor een of meer kinderen;

  • e. de jongere is niet officieel uit huis geplaatst maar het is niet verantwoord om hem/haar bij de ouders te laten wonen.

  • 3. De hoogte van de( aanvullende ) bijzondere bijstand wordt maximaal vastgesteld op de uitkering die de jongere zou ontvangen op grond van de Wet werk en bijstand en de gemeentelijke Toeslagenverordening indien hij/zij 21 jaar zou zijn minus de voor bijstandsnorm opgrond van artikel 20 WWB.

  • 4. De bijstand als bedoeld in het eerste lid wordt verhaald op de onderhoudsplichtige ouders als bedoeld in artikel 61 van de Wet werk en bijstand.

Artikel 6. Toeslag voormalige alleenstaande ouder

  • 1. Indien het laatste in de gezinsbijstand begrepen kind niet langer ten laste van de voormalige alleenstaande ouder komt, wordt aan deze een toeslag verstrekt indien en voor zolang;

  • a. de voormalige alleenstaande ouder een uitkering ontvangt naar de voor hem geldende norm (al dan niet met toeslag op grond van de toeslagenverordening) en;

  • b. het betreffende kind tot het huishouden van de voormalige alleenstaande ouder blijft behoren;

  • 2. De toeslag kan ook worden verstrekt wanneer de voormalige alleenstaande ouder op grond van een andere wettelijke regeling (zoals Anw,TW of WW) een terugval in het inkomen zou doormaken.

  • 3. De toeslag wordt gedurende zes maanden verstrekt, mits het kind tot het huishouden blijft behoren en bedraagt:

    • ·

      gedurende drie maanden aansluitend op de normmutatie € 80,00 per maand

    • ·

      gedurende de volgende drie maanden € 40,00 per maand

Artikel 7. Bijstand in schulden

  • 1. Bijstand in schulden kan worden verleend met inachtneming van het bepaalde in artikel 49 van de Wet werk en bijstand.

  • 2. De Stadsbank Oost Nederland (SON) wordt aangemerkt als voorliggende voorziening.

  • 3. Indien voor de kosten van duurzame gebruiksgoederen door de SON een geldlening wordt verstrekt , dan wordt door de gemeente gedurende 3 jaar bijzondere bijstand verleend voor de kosten van rente en aflossing, indien en voor zover deze kosten het aflossingsbedrag zoals bedoeld in artikel 11 van deze beleidsregels te boven gaat.

  • 4. Indien en voor zover het krediet, benodigd voor een noodzakelijk schuldsanering, niet verstrekt kan worden door de SON met inachtneming van het bepaalde in de voorgaande leden, kan bijstand worden verleend op grond van artikel 49 van de Wet werk en bijstand in de vorm van een borgtocht.

  • 5. De aflossing van de geldlening in de vorm van een borgtocht wordt opgeschort tot het moment waarop de lening in het kader van de schuldsanering bij de SON is afgelost onder de voorwaarde dat betrokkene stipt en volledig aan zijn aflossingsverplichtingen bij deze bank voldoet.

Artikel 8. Draagkrachtregels algemeen

  • 1. Bij de verlening van bijzondere bijstand is de aanvrager naar draagkracht een eigen bijdrage verschuldigd.

  • 2. De draagkracht wordt vastgesteld voor de duur van 12 maanden, te rekenen vanaf de eerste dag van de maand waarin de aanvraag is ingediend.

  • 3. In geval het noodzakelijk is om de bijzondere bijstand met terugwerkende kracht toe te kennen, moet (in afwijking van lid 2) de draagkracht worden vastgesteld per de eerste dag van de maand waarin de kosten zijn gemaakt

  • 4. Indien de omstandigheden van de aanvrager of de aard van de kosten daartoe aanleiding geven, kan de draagkracht over een afwijkende periode vastgesteld worden.

Artikel 9. Draagkracht uit vermogen

  • 1.

    Indien slechts sprake is van draagkracht uit vermogen gebonden in de door de aanvrager en/of zijn gezin bewoonde woning, wordt op grond van de individuele situatie bepaald of wordt overgegaan tot bijstandsverlening en of en in welke mate rekening wordt gehouden met deze draagkracht.

  • 2.

    Wanneer de te verstrekken bijzondere bijstand naar verwachting per jaar niet meer bedraagt dan het netto minimum maandloon wordt in ieder geval afgezien van vestiging krediethypotheek

.

Artikel 10. Draagkracht uit inkomen

  • 1. Onder meerinkomen wordt verstaan het verschil tussen het netto jaarinkomen inclusief vakantietoeslag van de aanvrager en de op hem van toepassing zijnde uitkeringsnorm inclusief vakantietoeslag op grond van de Wet werk en bijstand en gemeentelijke Toeslagenverordening. Daarbij dient uit te worden gegaan van de norm voor een niet in inrichting verblijvende persoon, ook als de persoon in werkelijkheid wel in een inrichting verblijft.

  • 2. Indien de vakantietoeslag over het netto inkomen niet bekend is en handmatig berekend moet worden, dient de vakantietoeslag berekend te worden op grond van artikel 11 Regeling WWB

  • 3. De draagkracht uit inkomen wordt vastgesteld op 35% van het meerinkomen van de aanvrager en op 50% van het meerinkomen voor de aflossing van leenbijstand.

  • 4. De draagkracht wordt in afwijking van voorgaande vastgesteld op 100% van het meerinkomen boven de norm, indien sprake is van één of meer van onderstaande kostensoorten:

  • - kosten van begrafenis of crematie;

  • - kosten in verband met tijdelijke opname in inrichting of detentie;

  • - kosten ziektekostenverzekering

  • - woonkostentoeslag

  • - duurzame gebruiksgoederen

  • 5. Voor het inkomstenbegrip wordt aansluiting gezocht bij de bepalingen over de in aanmerking te nemen middelen van artikelen 32 en 33 WWB. Wettelijke inkomstenvrijlatingen en premies blijven buiten beschouwing, evenals de op grond van de WWB toegekende Langdurigheidstoeslag.

Artikel 11. Aflossingsregels

  • 1. De maandelijkse aflossingsruimte voor bijstand verstrekt in de vorm van een geldlening wordt vastgesteld op het verschil tussen het netto inkomen en 94% van de van toepassing zijnde uitkering op grond van de WWB en de gemeentelijke Toeslagenverordening.

  • 2. Het netto inkomen zoals bedoeld in het eerste lid wordt vastgesteld inclusief vakantiegeld.

  • 3. Indien de vakantietoeslag over het netto inkomen niet bekend is en handmatig berekend moet worden, dient de vakantietoeslag berekend te worden op grond van artikel 11 Regeling WWB

  • 4. De uitkering bedoeld in het eerste lid wordt verhoogd met de premie ziektekostenverzekering en de woonlasten voor zover deze meer bedragen dan op grond van de Ziekenfondswet respectievelijk de Huursubsidiewet voor eigen rekening komt.

  • 5. Indien gedurende drie jaar volledig en onafgebroken aan de aflossingsverplichting in verband met een geldlening betrekking hebbend op duurzame gebruiksgoederen als bedoeld in artikel 3 is voldaan, wordt het resterend bedrag van de geldlening geacht ‘om niet’ te zijn verleend. I

  • 6. Indien na drie jaar niet volledig aan de aflossingsverplichting is voldaan, en dit verwijtbaar is, dan wordt de totale openstaande lening ineens ingevorderd.

Artikel 12. Overbruggingsuitkering

  • 1. Een overbruggingsuitkering wordt toegekend indien iemand buiten zijn schuld liquiditeitsproblemen komt en niet op een andere wijze in de kosten worden voorzien.

  • 2. De overbruggingsuitkering wordt als bijzondere bijstand verstrekt indien deze is bedoeld voor de betaling van specifieke kosten, zoals huur, energie etc.

  • 3. Wordt de overbruggingsuitkering verstrekt voor de algemeen noodzakelijke kosten, ter overbrugging van maandelijkse bijstand, dan is de overbruggingsuitkering algemene bijstand.

  • 4. De overbruggingsuitkering voor algemeen noodzakelijke kosten bedraagt maximaal de voor de persoon geldende bijstandsnorm exclusief vakantietoeslag.

Artikel 13. Vaststelling periodieke bijzondere bijstand.

  • 1. Bijzondere kosten die periodiek terugkomen worden door de consulent omgerekend naar een maand bedrag.

  • 2. Bij de jaarlijkse hercontrole WWB wordt door de consulent beoordeeld of de verstrekte bijstand juist is vastgesteld.

  • 3. De consulent beoordeeld middels een rapport of de te veel verstrekte bijstand moet worden teruggevorderd.

  • 4. Van terugvordering wordt afgezien indien de verstrekte bijstand minder bedraagt dan € 125,00.

  • 5. De verstrekte bijstand wordt teruggevorderd indien dit is ontstaan door schending van de informatieplicht.

Artikel 14. Slotbepalingen

  • 1.

    Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als ‘beleidsregels bijzondere bijstand 2007”.

  • 2.

    Deze beleidsregels treden in werking de dag na bekendmaking en werken terug tot 1 januari 2007.

Aldus vastgesteld in de vergadering van 25 april 2007

Burgemeester en wethouders van Rijssen - Holten,

de secretaris, de burgemeester,

A.C van Eck. Drs. mr. B. Koelewijn