Regeling vervallen per 01-07-2015

Uitvoeringsbesluit reïntegratieverordening Wet werk en bijstand gemeente Rijssen-Holten 2006

Geldend van 01-02-2006 t/m 30-06-2015 met terugwerkende kracht vanaf 22-12-2005

Intitulé

Uitvoeringsbesluit reïntegratieverordening Wet werk en bijstand gemeente Rijssen-Holten 2006

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a.

    Verordening: de Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand gemeente Rijssen-Holten 2005;

  • b.

    Diagnose: het verkrijgen van inzicht in de capaciteiten, belemmeringen, interesses en motivatie van de belanghebbende (probleemanalyse). Resultaat van de analyse is een geobjectiveerde diagnose van de belanghebbende in relatie tot de afstand op de arbeidsmarkt;

  • c.

    Aanbodversterking: het versterken van competenties opdat het algemeen functioneren gericht op een toekomstige werkomgeving van de belanghebbende bevorderd wordt;

  • d.

    Werken met behoud van uitkering: de uitkeringsgerechtigde, met behoud van uitkering, werkritme op te laten doen en/of te behouden, vaardigheden op te laten doen in een bepaald vakgebied en/of te laten wennen aan aspecten die samenhangen met het verrichten van algemeen geaccepteerde arbeid;

  • e.

    Werken in dienst van een werkgever met loonkostensubsidie: de belanghebbende werkervaring te laten opdoen (eventueel gecombineerd met aanbodversterking en begeleiding) in dienst van een werkgever, waarbij de werkgever een loonkostensubsidie ontvangt;

  • f.

    Begeleiding: de belanghebbende gedurende een reïntegratietraject begeleiden, waardoor de voortgang van het reïntegratietraject gemonitoord kan worden en problemen tijdig gesignaleerd kunnen worden;

  • g.

    Bemiddeling: het realiseren en begeleiden van een individuele plaatsing naar algemeen geaccepteerde arbeid, waarbij de belanghebbende uitkeringsonafhankelijk wordt en de werkgever geen loonkostensubsidie ontvangt;

  • h.

    Nazorg: het monitoren en evalueren van de belanghebbende en waar nodig interveniëren na plaatsing, resulterend in duurzame plaatsing;

  • i.

    Duurzame plaatsing: tewerkstelling in algemeen geaccepteerde arbeid die langer dan 6 aaneengesloten maanden duurt, waarbij de belanghebbende uitkeringsonafhankelijk is geworden en de werkgever geen loonkostensubsidie ontvangt;

  • j.

    Arbeidsovereenkomst: een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht;

  • k.

    Werkgever: een natuurlijk- of rechtspersoon waarmee de belanghebbende een arbeidsovereenkomst heeft;

  • l.

    Gezin: conform artikel 4, lid c van de wet;

  • m.

    Dienstbetrekking: een arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 7:610 van het Burgerlijk Wetboek dan wel een aanstelling als ambtenaar als bedoeld in artikel 1, lid 1 van de Ambtenarenwet, uitgezonderd arbeidsovereenkomsten krachtens de WIW en het besluit ID en die worden gesubsidieerd op grond van de Wet en de Wet sociale werkvoorziening;

  • n.

    Gesubsidieerde arbeid: de in artikel 14, lid 1 van de Invoeringswet Wet Werk en Bijstand genoemde dienstbetrekkingen of arbeidsovereenkomst;

  • o.

    Bijstandsnorm: een landelijk door middel van basisnormen vastgesteld bedrag van bijstand in algemene bestaanskosten zoals genoemd in paragraaf 3.2 en 3.3 van de Wet Werk en Bijstand;

  • p.

    Inkomen: een inkomen als bedoeld in artikel 32 lid 1 van de Wet Werk en Bijstand.

  • q.

    Vrijwilligerswerk: het verrichten van onbetaalde maatschappelijk nuttige activiteiten gericht op arbeidsinschakeling of zelfstandige maatschappelijke participatie;

  • r.

    Work First: de voorziening waarbij door middel van werken met behoud van uitkering de belanghebbende gemotiveerd wordt om in te stromen in een arbeidsmarktgericht traject;

  • s.

    Werkervaringsbaan: de voorziening waarbij door middel van werken met behoud van uitkering door belanghebbende werkritme wordt opgedaan en/of blijft behouden, vaardigheden worden opgedaan in een bepaald vakgebied en/of te wennen aan aspecten die samenhangen met het verrichten van algemeen geaccepteerde arbeid;

  • t.

    Opstapbaan: een gesubsidieerde arbeidsplaats met het doel om de belanghebbende zodanig te kwalificeren dat hij/zij doorstroomt naar een reguliere baan;

Beperkingen

Artikel 2 Eigen bijdrage kosten voorziening

Het college verlangt van degene zoals bedoeld in artikel 1, onder h of i van de verordening, een bijdrage in de kosten van de voorziening. Bij een inkomen hoger dan 115% van de bijstandsnorm is een eigen bijdrage verschuldigd. De eigen bijdrage is een bedrag ter hoogte van een percentage van 10% van het netto gezinsjaarinkomen voor het gedeelte waarmee het gezinsinkomen de 115% van de toepasselijke bijstandsnorm overstijgt.

Artikel 3 Terugvordering

  • 1.

    Indien de Anw-er of Nugger die gebruik maakt van een voorziening, de verplichtingen zoals genoemd in de met hem/haar afgesloten trajectovereenkomst verwijtbaar niet of onvoldoende nakomt, kan het college het door haar gefinancierde gedeelte van de kosten van de voorziening geheel of gedeeltelijk terugvorderen.

  • 2.

    Geen terugvordering vindt plaats als alle verwijtbaarheid ontbreekt.

  • 3.

    Kosten van de voorziening die door de gemeente gemaakt zijn op grond van door de Anw-er of Nugger verstrekte onjuiste of onvolledige inlichtingen kunnen te allen tijde geheel of gedeeltelijk worden teruggevorderd.

  • 4.

    Het college stelt de hoogte van het terugvorderingsbedrag gelijk aan de hoogte van de maatregel die zou zijn opgelegd aan een uitkeringsgerechtigde in vergelijkbare situatie.

  • 5.

    Het college verhaalt de kosten van invordering op belanghebbende.

Algemene voorzieningen

Artikel 4 Arbeidsdeskundig onderzoek

  • 1. Het college kan voorafgaand aan een reïntegratietraject een onderzoek (laten) doen naar de belastbaarheid van de belanghebbende ten aanzien van het verrichten van werkzaamheden.

  • 2. Een arbeidsdeskundig onderzoek kan bestaan uit:

    • a.

      Medisch onderzoek

    • b.

      Psychodiagnostisch onderzoek

Artikel 5 Loonkostensubsidie

  • 1.

    Het college kan een loonkostensubsidie aan een werkgever verstrekken om daarmee het opdoen van werkervaring of de overgang naar een arbeidsovereenkomst bij de betreffende werkgever of een andere werkgever voor de belanghebbende mogelijk te maken.

  • 2.

    Loonkostensubsidie aan werkgevers is alleen mogelijk ten behoeve van arbeidsplaatsen, met een minimale duur van 1 maand, die worden vervuld door belanghebbenden in het kader van een reïntegratietraject.

  • 3.

    De loonkostensubsidie wordt alleen verstrekt, indien voldaan is aan de voorwaarden zoals gesteld in de EC-vrijstellingstellingsverordening werkgelegenheidssteun (2204/2002, 12 december 2002); aan de in die verordening onder artikel 5 lid 3 sub b genoemde voorwaarde hoeft niet te worden voldaan omdat hier sprake is van een generieke regeling.

  • 4.

    De loonkostensubsidie wordt verstrekt per belanghebbende en is volgens de volgende systematiek opgebouwd:

a. De subsidie bedraagt voor een uitkeringsgerechtigde fase 2-cliënt en een fase 2-cliënt die aansluitend op de voorziening opstapbaan een regulier dienstverband krijgt:

de eerste 3 maanden tot een maximum bedrag van € 500,00 per maand; - de volgende 3 maanden tot een maximum bedrag van € 250,00 per maand en bij voortzetting van de arbeidsovereenkomst na 6 maanden een eenmalige tegemoetkoming van € 500,00.

b. De subsidie bedraagt voor een uitkeringsgerechtigde fase 3-cliënt en een fase 3-cliënt die aansluitend op de voorziening opstapbaan een regulier dienstverband krijgt:

de eerste 6 maanden tot een maximum bedrag van € 1.000,00 per maand; - de volgende 6 maanden tot een maximum bedrag van € 500,00 per maand en bij voortzetting van de arbeidsovereenkomst na 12 maanden een eenmalige tegemoetkoming van € 1.000,00.

c. De subsidie bedraagt voor een uitkeringsgerechtigde fase 4-cliënt en een persoon die aansluitend op het dienstverband in het kader van de Wet Inschakeling Werkzoekenden en het Besluit ID-banen een regulier dienstverband krijgt:

de eerste 12 maanden tot een maximum bedrag van € 1.000,00 per maand; - de volgende 12 maanden tot een maximum bedrag van € 750,00 per maand en bij voortzetting van de arbeidsovereenkomst na 24 maanden een eenmalige tegemoetkoming van € 1.000,00.

  • 5.

    De genoemde bedragen in artikel 5, lid 4 worden naar rato van loon toegekend.

  • 6.

    De loonkostensubsidie moet worden aangevraagd uiterlijk drie maanden na de ingangsdatum van de arbeidsovereenkomst. Voor het aanvragen van de loonkostensubsidie dient de werkgever gebruik te maken van een formulier dat door het college is vastgesteld.

  • 7.

    Het college stelt de loonkostensubsidie telkens na afloop van het kalenderjaar of na afloop van de overeengekomen periode vast op basis van de door het college te bepalen en door de werkgever aan te leveren documenten.

  • 8.

    Het college kan voorschotten verstrekken als aan de voorwaarden van de subsidieverstrekking, zoals bedoeld in artikel 5, lid 2 en 3, is voldaan. Betaling vindt plaats na overlegging van kopieën van de loonstroken.

  • 9.

    Voorschotten worden eerst verrekend met de vastgestelde loonkostensubsidie of met voorschotten over eenzelfde of een volgend kalenderjaar. Als een werkgever meerdere loonkostensubsidies ontvangt, kunnen voorschotten op de ene subsidie met een vastgestelde andere subsidie op grond van dit uitvoeringsbesluit worden verrekend.

  • 10.

    De loonkostensubsidie is mogelijk ten behoeve van een werkgever met of zonder winstoogmerk.

Artikel 6 Premie voor de werkgever

  • 1.

    Het college kan aan een werkgever een premie geven als een belanghebbende algemeen geaccepteerde arbeid wordt geboden.

  • 2.

    De premie wordt alleen verstrekt als de belanghebbende met het aanvaarden van de algemeen geaccepteerde arbeid, uitkeringsonafhankelijk wordt.

  • 3.

    De premie wordt alleen verstrekt indien er geen sprake is van een loonkostensubsidie, zoals bedoeld in artikel 5 van dit uitvoeringsbesluit.

  • 4.

    De premie wordt alleen verstrekt als de werkgever een arbeidsovereenkomst heeft gesloten met de werknemer en deze overeenkomst daadwerkelijk van kracht is.

  • 5.

    De premie wordt per arbeidsovereenkomst eenmalig verstrekt.

  • 6.

    De hoogte van de premie is afhankelijk van het arbeidscontract dat wordt aangeboden:

    • a.

      Bij een contract voor bepaalde tijd, zijnde minimaal 6 aaneengesloten maanden, bedraagt de premie € 750,00. Bij een eventuele verlenging van het contract wordt geen nieuwe premie zoals omschreven in dit artikel verstrekt.

    • b.

      Bij een contract voor onbepaalde tijd, bedraagt de premie € 1.000,00.

  • 7.

    De premie moet bij het college worden aangevraagd uiterlijk drie maanden na de ingangsdatum van de arbeidsovereenkomst. Voor het aanvragen van de premie dient de werkgever gebruik te maken van een formulier dat door het college is vastgesteld.

Premies voor uitkeringsgerechtigde personen

Artikel 7 Uitstroompremie

  • 1. De uitkeringsgerechtigde die arbeid in dienstbetrekking, anders dan gesubsidieerde arbeid, aanvaardt ten gevolge waarvan hij volledig in de kosten van bestaan kan voorzien gedurende een periode van 12 maanden ontvangt een éénmalige premie van € 900,00.

  • 2. De uitkeringsgerechtigde heeft onmiddellijk voorafgaand aan zijn indiensttreding gesubsidieerde arbeid verricht of heeft ten minste 12 maanden ononderbroken uitkering voor levensonderhoud ontvangen op grond van de WWB, de Ioaw of de Ioaz.

  • 3. Er bestaat geen recht op een premie indien met betrekking tot de aanvaarde arbeid ten aanzien van de ontvangen inkomsten dan wel de werkaanvaarding als niet is voldaan aan de inlichtingenverplichting als bedoeld in artikel 17 van de WWB of als bedoeld in artikel 13 van de Ioaw of de Ioaz.

Artikel 8 Premie deeltijdarbeid

  • 1. De uitkeringsgerechtigde waarvoor volledige uitstroom binnen 1 jaar niet mogelijk is en die arbeid in dienstbetrekking verricht waarmee niet volledig in de kosten van het bestaan kan worden voorzien ontvangt jaarlijks een eenmalige premie ter hoogte van 25% van de in het betreffende kalenderjaar met die arbeid verkregen inkomsten.

  • 2. De premie bedraagt per jaar maximaal € 700,00 per persoon.

  • 3. Het college zal door invoering van dit artikel geen gebruik maken van de mogelijkheid tot toepassing van vrijlating van inkomsten uit arbeid, zoals genoemd in artikel 31, lid 2 sub o van de WWB, artikel 3, lid 2 sub d van het Inkomensbesluit Ioaw en artikel 2, lid 1 sub b van het Inkomensbesluit Ioaz.

Artikel 9 Stimuleringspremie

  • 1. De uitkeringsgerechtigde die naar oordeel van het college in voorafgaande 12 maanden, een traject of onderdelen uit een traject succesvol heeft afgesloten of belangrijke vorderingen in een traject heeft geboekt, ontvangt een premie van € 125,00.

  • 2. De premie wordt een keer per kalenderjaar verstrekt.

Artikel 10 Premie onbetaald werken met behoud van uitkering

  • 1. De uitkeringsgerechtigde die in het kader van een traject onbetaalde arbeid verricht ontvangt een premie.

  • 2. Voorwaarden voor het verkrijgen van premie voor onbetaalde arbeid zijn:

    • a.

      de uitkeringsgerechtigde verleent alle medewerking aan het overeengekomen traject of aan anderszins met hem/haar overeengekomen of aan hem/haar opgelegde activeringsactiviteiten;

    • b.

      de activiteiten worden gedurende tenminste 12 uren per week verricht;

    • c.

      de activiteiten hebben gedurende ten minste drie aaneengesloten maanden plaatsgevonden;

    • d.

      de uitkeringsgerechtigde heeft geen vergoeding ontvangen van de organisatie waarvoor het werk wordt verricht.

  • 3. De premie bedraagt € 125,00 per periode van drie maanden waarin de arbeid wordt verricht.

  • 4. De premie voor onbetaalde arbeid bedraagt per jaar maximaal € 500,00 per persoon.

Artikel 11 Samenvoeging en subsidieplafond

  • 1. Premies voor uitkeringsgerechtigde personen die op basis van de voorgaande artikelen worden toegekend, worden eens per kalenderjaar gelijktijdig uitbetaald.

  • 2. Maximaal kan per uitkeringsgerechtigde premie worden verstrekt gelijk aan het bedrag conform artikel 31, lid 2 sub j van de WWB dan wel artikel 27, lid 2 sub h van het inkomensbesluit Ioaw en artikel 2, lid 1 sub c van het inkomensbesluit Ioaz.

  • 3. Voor het jaar 2006 stelt het college een subsidieplafond voor activeringspremies voor de

    uitkeringsgerechtigde in van € 70.000,00.

Artikel 12 Toekenning

De premies voor uitkeringsgerechtigde personen worden ambtshalve toegekend, dan wel op aanvraag.

Voorzieningen in het kader van een reïntegratietraject

Onverkort de voorzieningen zoals genoemd in artikel 3 tot en met 9, stelt het college in het kader van reïntegratietrajecten voor belanghebbenden extra voorzieningen ter beschikking.

Artikel 13 arbeidsmarktgericht traject

  • 1. Het college kan een arbeidsmarktgericht traject aanbieden.

  • 2. Het arbeidsmarktgerichte traject bestaat in ieder geval uit:

    • a.

      Diagnose leidende tot een trajectplan;

    • b.

      Begeleiding;

    • c.

      Bemiddeling;

    • d.

      Nazorg.

  • 3. Daarnaast kan ook aanbodversterking en werkervaring met behoud van uitkering of werkervaring in dienst van de werkgever worden ingezet. Dit gebeurt naar oordeel van de uitvoerder in overeenstemming met het college en de belanghebbende.

  • 4. Aan het werken met behoud van uitkering zijn de volgende voorwaarden verbonden:

    • a.

      De duur van werken met behoud van uitkering in het kader van een arbeidsmarktgericht traject is maximaal 6 maanden;

    • b.

      Er wordt aan de uitkeringsgerechtigde geen loon betaald;

    • c.

      Werkervaring met behoud van uitkering kan alleen ingezet worden indien door de plaatsing de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en indien door de plaatsing geen verdringing plaatsvindt;

    • d.

      De uitkeringsgerechtigde heeft ingestemd om in het kader van een reïntegratietraject werkervaring met behoud van uitkering op te doen;

    • e.

      In het trajectplan worden tenminste vastgelegd het doel van het werken met behoud van uitkering alsmede de wijze waarop de begeleiding plaatsvindt;

    • f.

      Het trajectplan wordt ondertekend door de uitkeringsgerechtigde, de gemeente en de uitvoerder van het reïntegratietraject.

  • 5. De duur van een arbeidsmarktgericht traject is:

    • a.

      Voor belanghebbenden die door het CWI als fase 2 zijn aangeduid: maximaal ½ jaar

    • b.

      Voor belanghebbenden die door het CWI als fase 3 zijn aangeduid: maximaal 1 jaar

    • c.

      Voor belanghebbenden die door het CWI als fase 4 zijn aangeduid: maximaal 1 ½ jaar

Artikel 14 Voortraject arbeidsinpassing

  • 1. Het college kan een belanghebbende die nog niet in staat is om een arbeidsmarktgericht traject naar werk te volgen, een voortraject arbeidsinpassing aanbieden.

  • 2. De duur van een voortraject arbeidsinpassing is 6 maanden met de mogelijkheid dit eenmalig voor 6 maanden te verlengen.

Artikel 15 Zelfstandige maatschappelijke activering

Vooralsnog worden deze trajecten op individuele basis ingezet en zijn er nog geen aanvullende regels voor opgesteld.

(On)betaald werk als instrument voor reïntegratie

Artikel 16 Vrijwilligerswerk

  • 1. Vrijwilligerswerk kan een onderdeel zijn van een traject gericht op arbeidsinschakeling of, als dat vooralsnog niet mogelijk is, zelfstandige maatschappelijke participatie.

  • 2. Vrijwilligerswerk heeft als doel de belanghebbende, met behoud van uitkering, werkritme op te laten doen en/of behouden.

  • 3. Vrijwilligerswerk wordt alleen verricht bij organisaties zonder winstoogmerk.

  • 4. Deze voorziening kan ingezet worden wanneer door burgemeester en wethouders aan de hand van een onderzoek is vastgesteld dat de belanghebbende geen perspectief of pas op (middel)lange termijn een reëel perspectief heeft op regulier werk en dat inzet van de voorziening wenselijk is.

Artikel 17 Work First

  • 1. Work First kan een onderdeel zijn van een traject gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2. Het traject Work First bestaat in ieder geval uit:

    • a.

      werken met behoud van uitkering;

    • b.

      begeleiding.

  • 3. Aan het traject Work First zijn de volgende voorwaarden verbonden:

    • a.

      De duur van werken met behoud van uitkering in het kader van een traject is maximaal drie maanden;

    • b.

      Er wordt aan de belanghebbende geen loon betaald;

    • c.

      De belanghebbende heeft ingestemd om in het kader van een reïntegratietraject werkervaring met behoud van uitkering op te doen om daarmee de weg naar de arbeidsmarkt te bespoedigen;

    • d.

      Het testen en achterhalen van competenties van de belanghebbende staan centraal;

    • e.

      In het diagnoseplan worden tenminste vastgelegd het doel van het werken met behoud van uitkering alsmede de wijze waarop de begeleiding plaatsvindt.

Artikel 18 Werkervaringsbaan

  • 1. De werkervaringsbaan kan een onderdeel zijn van een traject gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2. Deze voorziening wordt ingezet wanneer door burgemeester en wethouders aan de hand van een onderzoek is vastgesteld dat de belanghebbende op korte of (middel)lange termijn een reëel perspectief heeft op regulier werk en werkervaring als werkervaringsbaan geïndiceerd is.

  • 3. De werkervaringsbaan duurt maximaal drie maanden en kan met maximaal drie maanden worden verlengd.

Artikel 19 Opstapbaan

  • 1. Een opstapbaan kan een onderdeel zijn van een traject gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2. Plaatsing in een opstapbaan heeft ten doel om belanghebbende werkervaring, zo mogelijk in combinatie met scholing en andere voorzieningen, te laten opdoen om hem zo snel mogelijk te plaatsen op een reguliere arbeidsplaats.

  • 3. Een opstapbaan wordt een belanghebbende uitsluitend aangeboden indien (aansluitend op de werkervaringsbaan) geen reëel uitzicht bestaat om met behulp van de regeling loonkostensubsidie, zoals bedoeld in artikel 5 van dit uitvoeringsbesluit werkervaring op te doen.

  • 4. Burgemeester en wethouders bieden de belanghebbende een arbeidsovereenkomst aan voor bepaalde tijd met een loon van 100% van het wettelijk minimumloon (WML). De duur van de arbeidsovereenkomst bedraagt maximaal zes maanden, waarbij voorafgaand eerst het instrument werkervaringsbaan wordt aangeboden. De arbeidsovereenkomst kan een keer met een periode van zes maanden verlengd worden.

  • 5. Tijdens de duur van de arbeidsovereenkomst heeft de belanghebbende recht op bemiddeling naar een reguliere baan.

  • 6. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de werknemer te detacheren bij een instantie of bedrijf in Rijssen-Holten of omgeving.

Artikel 20 Inwerkingtreding

  • 1. Het uitvoeringsbesluit reïntegratieverordening Wet werk en bijstand gemeente Rijssen-Holten 2005 wordt met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2006 ingetrokken. Besluiten die op grond van het uitvoeringsbesluit reïntegratieverordening Wet werk en bijstand gemeente Rijssen-Holten 2005 na 1 januari 2006 zijn genomen en waartegen geen bezwaar of beroep kan worden ingesteld, gelden als beslissingen als bedoeld in dit uitvoeringsbesluit.

  • 2. Dit uitvoeringsbesluit kan worden aangehaald als: Uitvoeringsbesluit reïntegratieverordening Wet werk en bijstand gemeente Rijssen-Holten 2006.

  • 3. Het uitvoeringsbesluit treedt in werking de dag na afkondiging en werkt terug tot 1 januari 2006.

Toelichting

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In dit artikel worden omschrijvingen gegeven van begrippen die in het uitvoeringsbesluit voorkomen, en waarvan het van belang is dat er telkens hetzelfde onder wordt verstaan. Bij het omschrijven van de begrippen wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de begripsbepalingen in de Wet Werk en Bijstand en de Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand gemeente Rijssen-Holten 2005.

Artikel 2 Eigen bijdrage kosten voorziening

In aansluiting op het percentage dat gehanteerd wordt in het minimabeleid heeft het college besloten om de aanvrager van een traject met een inkomen hoger dan 115% van de bijstandsnorm een eigen bijdrage te laten voldoen. Het beperken van drempels zal bijdragen tot vergroting van de arbeidsparticipatie op de regionale arbeidsmarkt. Reden waarom is gekozen voor een eigen bijdrage ter hoogte van een percentage van 10% van het (gezins)inkomen voor het gedeelte waarmee het gezinsinkomen de 115% van de toepasselijke bijstandsnorm overstijgt.

Artikel 3 Terugvordering

Van Anw-ers en Nuggers mag verwacht worden dat zij gebruik maken van een voorziening om hiermee hun mogelijkheden tot inschakeling in de arbeidsmarkt te vergroten. Het college maakt kosten ter financiering voor het aangaan van een reïntegratietraject. Van de Anw-er of Nugger mag dan ook een actieve houding worden verwacht. Tevens mag van de Anw-er of Nugger verwacht worden zich te houden aan de verplichtingen. Wanneer de Anw-er of Nugger deze verplichtingen verwijtbaar niet of onvoldoende nakomt, kan het college het door haar gefinancierde gedeelte van de kosten van de voorziening geheel of gedeeltelijk terugvorderen. Geen terugvordering vindt plaats als alle verwijtbaarheid ontbreekt. Kosten van de voorziening die door de gemeente gemaakt zijn op grond van door de Anw-er of Nugger verstrekte onjuiste of onvolledige inlichtingen kunnen te allen tijde geheel of gedeeltelijk worden teruggevorderd. Om rechtsgelijkheid te bevorderen stelt het college de hoogte van het terugvorderingsbedrag gelijk aan de hoogte van de maatregel die zou zijn opgelegd aan een uitkeringsgerechtigde in vergelijkbare situatie. Indien de Anw-er of Nugger niet tijdig het terugvorderingsbedrag betaalt zal met betrekking tot de invorderingskosten worden aangesloten bij de werkwijze die wordt gehanteerd bij de terugvordering van kosten van bijstand.

Artikel 4 Arbeidsdeskundig onderzoek

Een arbeidsdeskundig onderzoek kan gestart worden op indicatie van de belanghebbende, als hij/zij zelf aangeeft beperkingen te hebben, maar ook op initiatief van het college, als er daar een vermoeden is van beperkingen voor de arbeidsinschakeling. Een arbeidsdeskundig onderzoek kan bestaan uit een medisch onderzoek en een psychodiagnostisch onderzoek. Het doel van het onderzoek is om enerzijds vast te stellen of er inderdaad sprake is van dergelijke beperkingen. Anderzijds wordt een advies gegeven op welke wijze arbeidsinschakeling misschien wel (in deeltijd) tot de mogelijkheden behoort. Hierbij wordt ook gekeken naar de mogelijkheden van een WSW-dienstverband.

Artikel 5 Loonkostensubsidie

Het college kan een loonkostensubsidie aan de werkgever verstrekken, waardoor het in dienst nemen en houden van een belanghebbende aantrekkelijker wordt. De werkgever wordt hiermee gestimuleerd om mensen aan te nemen met een relatief grote afstand tot de arbeidsmarkt, waarin hij waarschijnlijk meer dan gemiddeld zal moeten investeren om tot de gewenste productiviteit te komen. Nadere regels voor deze loonkostensubsidieregeling, alsmede de hoogte en de voorwaarden waaronder deze subsidie kan worden verstrekt zijn hiervoor benoemd. De subsidieregeling voor een uitkeringsgerechtigde cliënt is ook toepasbaar voor personen die aansluitend op de voorziening opstapbaan, het dienstverband in het kader van de Wet Inschakeling Werkzoekenden en het Besluit ID banen een regulier dienstverband krijgen.

De EC-vrijstellingsverordening werkgelegenheidssteun stelt een aantal voorwaarden aan de verstrekking van werkgelegenheidssteun. Deze voorwaarden zijn:

Indienstneming van benadeelde en gehandicapte werknemers

  • 1.

    Steunmaatregelen ter bevordering van de indienstneming van benadeelde of gehandicapte werknemers door ondernemingen en alle steun die op grond van een dergelijke regeling kan worden verleend, moet voldoen aan de voorwaarden genoemd bij 2 en 3;

  • 2.

    De bruto steunintensiteit voor alle steun die wordt verleend met het oog op de tewerkstelling van de betrokken benadeelde of gehandicapte werknemer of werknemers, berekend als een percentage van de loonkosten gedurende een periode van een jaar vanaf indienstneming, mag niet meer bedragen dan 50 % voor de benadeelde werknemers of niet meer dan 60 % voor de gehandicapte werknemers.

  • 3.

    Indien de indienstneming niet leidt tot een netto toename van het aantal werknemers in de betrokken vestiging, moeten de vacatures zijn ontstaan ten gevolge van ontslag op initiatief van de werknemer, ouderdompensionering, vermindering van de werktijd op initiatief van de werknemer of gewettigd ontslag om dringende redenen, en niet door afvloeiing.

Benadeelde werknemer

Benadeelde werknemers zijn personen die behoren tot de categorieën werknemers welke het moeilijk hebben om zonder hulp tot de arbeidsmarkt toe te treden, zijnde personen die ten minste aan één van de volgende criteria voldoen:

  • 1.

    personen die jonger zijn dan 25 jaar of hun voltijdse opleiding minder dan twee jaar tevoren hebben voltooid, en die nog niet hun eerste reguliere betaalde betrekking hebben gevonden;

  • 2.

    migrerende werknemers die in de Gemeenschap verhuizen of zijn verhuisd of die ingezetene van de Gemeenschap worden om er te werken;

  • 3.

    Personen die behoren tot een etnische minderheid in een lidstaat en wier profiel met betrekking tot talenkennis, beroepsopleiding of werkervaring moet worden bijgesteld om hun vooruitzicht op het verkrijgen van een vaste betrekking te verbeteren;

  • 4.

    Personen die willen intreden of herintreden in het arbeidsleven en die gedurende tenminste twee jaar niet hebben deelgenomen aan het arbeidsproces of aan een opleiding, inzonderheid personen die hun werk hebben opgegeven wegens de moeilijkheid arbeid en gezinsleven te combineren;

  • 5.

    Personen die als alleenstaande volwassene de zorg op zich nemen voor één of meerdere kinderen;

  • 6.

    Personen die geen diploma hoger middelbaar onderwijs of daarmee gelijkgestelde kwalificatie hebben behaald, die geen betrekking hebben of die hun betrekking verliezen;

  • 7.

    Personen van meer dan 50 jaar, die geen betrekking hebben of die hun betrekking verliezen,

  • 8.

    Langdurig werklozen, dat wil zeggen personen die gedurende twaalf van de voorbije 16 maanden, respectievelijk zes van de acht maanden voor personen jonger dan 25 jaar, werkloos zijn geweest;

  • 9.

    Personen die overeenkomstig het nationale recht als verslaafde of ex-verslaafde zijn erkend;

  • 10.

    Personen die sinds de aanvang van een periode van detentie en of andere strafrechtelijke maatregelen nog niet hun eerste reguliere betaalde betrekking hebben gevonden;

  • 11.

    Gehandicapte personen die overeenkomstige het nationaal recht worden erkend als gehandicapt;

  • 12.

    Gehandicapte personen die een erkende, ernstige lichamelijke, geestelijke of psychologische handicap hebben.

Brutoloonkosten exclusief werkgeverslasten

De loonkostensubsidie wordt gebaseerd op het startloon van de werknemer (op datum ondertekening arbeidsovereenkomst). Dit loon geldt voor de totale periode, loonsverhogingen etc. worden niet verrekend.

Onder brutoloonkosten exclusief werkgeverslasten wordt het volgende verstaan: vast overeengekomen brutomaandloon (loon in geld) zoals overeengekomen in de arbeidsovereenkomst, exclusief vakantiegeld, bonussen, toelagen voor overuren etc.

De in dit artikel genoemde loonkostensubsidie voldoet niet aan de vijf criteria voor staatssteun. Daarom is er geen sprake van staatssteun. De loonkostensubsidie geldt voor alle ondernemingen of producties in alle sectoren. Dit betekent dat er sprake is van een generieke regeling (ieder bedrijf of onderneming kan, ongeacht de vestigingsplaats van de onderneming of plaats van tewerkstelling van de werknemer, een beroep doen op subsidie). Een generieke regeling is niet verboden en hoeft niet te voldoen aan de eisen van de EC-vrijstellingsverordening. De periode van tewerkstelling, vereist voor toekenning van de subsidie kan dan ook korter zijn dan de in de EC-vrijstellingsverordening genoemde twaalf maanden.

Artikel 6 Premie voor de werkgever

Om een werkgever te stimuleren een belanghebbende een reguliere (dat wil zeggen: niet gesubsidieerde) arbeidsplaats aan te bieden, is het mogelijk om een premie aan de werkgever te verstrekken. Nadere regels, alsmede de hoogte en de voorwaarden waaronder deze premie kan worden verstrekt zijn hiervoor genoemd.

Artikel 7 Uitstroompremie

Lid 1

Indien uitkeringsgerechtigden een baan aanvaarden kunnen zij met extra kosten te maken krijgen. Te denken valt aan kosten op het terrein van representatie (kleding, schoeisel), lichaamsverzorging of de aanschaf van een fiets. Ook door de werkgever niet te vergoeden reiskosten kunnen hiertoe worden gerekend. De in dit artikel genoemde premie dient er toe dat uitkeringsgerechtigden niet in een situatie komen te verkeren dat het moeten maken van deze kosten verhinderd dat een baan wordt aanvaard. De uitstroompremie dient om een extra impuls te geven om zelf aan de slag te gaan en toch een baan te aanvaarden.

Het kostenaspect en de daarmee verband houdende belemmeringen kunnen ook optreden in het geval van het verruilen van een gesubsidieerde voor een reguliere baan. Ook in deze situatie kan de premie worden verstrekt.

Lid 2

Voorwaarde voor het kunnen ontvangen van de premie is dat de uitkeringsgerechtigde in de periode direct voorafgaande aan het moment van de indiensttreding reeds gedurende een jaar of langer ononderbroken een uitkering op grond van de WWB/Ioaw/Ioaz heeft ontvangen dan wel gesubsidieerde arbeid heeft verricht. In situaties van vrij kortdurende werkloosheid wordt de hiervoor aangegeven belemmering niet geacht aanwezig te zijn.

Lid 3

Er bestaat geen recht op een premie indien er in relatie tot de dienstbetrekking en/of de daarmee verband houdende werkzaamheden sprake is geweest van schending van de informatieplicht. In deze situaties heeft de uitkeringsgerechtigde er uitdrukkelijk blijk van gegeven geen stimuleringspremie nodig gehad te hebben om tot uitstroom te geraken. Bovendien is in een dergelijke situatie er geen mogelijkheid om het gedrag (schending van inlichtingenplicht) te bestraffen door middel van een maatregel (zoals dit wel kan in de situatie waarin iemand in deeltijd gaat werken). Het in dit geval niet toekennen van een uitstroompremie heeft dan ook bij wijze van uitzondering het karakter van een straf.

Artikel 8 Premie deeltijdarbeid

De premie deeltijdarbeid volgt qua berekening de systematiek van de berekening van de vrijlatingsbepalingen ingevolge de WWB. Een premie wordt slechts als activerings- of stimuleringsinstrument voor een uitkeringsgerechtigde op zijn plaats geacht indien volledige uitstroom binnen 1 jaar niet mogelijk is. Op grond van artikel 31, lid 2 onder o. WWB kunnen de inkomsten van uitkeringsgerechtigden gedurende 6 maanden gedeeltelijk worden vrijgelaten. Door toekenning van vrijlating van inkomsten uit arbeid wordt het bruto inkomen verhoogd. Dit heeft nadelige effecten voor de gemeente omdat de vrijlating wordt bekostigd uit het WWB inkomensdeel en voor de uitkeringsgerechtigde omdat dit gevolgen heeft voor inkomensafhankelijke regelingen. Het verstrekken van premie kent deze nadelen niet. Daarom zal de gemeente afzien van toepassing van vrijlating van inkomsten uit arbeid en dit vervangen door een premie deeltijdarbeid.

Artikel 9 Stimuleringspremie

In het kader van of op het terrein van reïntegratie liggende trajecten of activiteiten kan een premie worden verstrekt. De premie zal voortvloeien uit het behalen van een bepaald resultaat, het bereiken van een bepaald niveau of het leveren van bepaalde inspanningen. Voorwaarde hierbij is dat het gaat om een in overleg met het college aangewezen traject. Onder omstandigheden kan het verstrekken van een stimuleringspremie worden gecombineerd met het verstrekken van een premie deeltijdarbeid.

Artikel 10 Premie onbetaald werken met behoud van uitkering

In het kader van een traject kan met behoud van uitkering arbeid worden verricht. Met dit artikel wordt qua premiëring daarbij aangesloten. Het verrichten van onbetaalde arbeid mag het verkrijgen van betaalde arbeid dan wel de deelname aan andere activeringsactiviteiten niet verhinderen. Het moet gaan om onbetaalde arbeid van een redelijke omvang. Dit kan ook vrijwilligerswerk zijn waarvoor het college toestemming verleent. Als ondergrens geldt een gemiddelde van 12 uren per week waarbij het werk gedurende ten minste drie aaneengesloten maanden heeft plaatsgevonden. Van de uitkeringsgerechtigde kan worden gevraagd om een verklaring van de organisatie waarbij de onbetaalde arbeid wordt verricht betreffende de aard, de duur en de omvang van de activiteiten te overleggen.

Artikel 11 Samenvoeging en subsidieplafond

In artikel 31, lid 2 onder j. van de WWB dan wel artikel 7 sub l van de Ioaw en artikel 2, lid 1 Ioaz is bepaald dat er per kalenderjaar eenmalig een maximaal bedrag aan premie toegekend kan worden. Tevens kan in het kader van de fiscale wetgeving jaarlijks onbelast eenmalig een premie worden verstrekt. Daarop aansluitend wordt in artikel 7 geregeld dat, indien tijdens een kalenderjaar ingevolge meerdere artikelen een premie wordt verstrekt, deze premies gelijktijdig worden uitbetaald.

Per voorziening kan een plafond ingebouwd worden; dit laat de mogelijkheid open dat er naar een andere voorziening wordt uitgeweken. Een door het college ingesteld subsidieplafond vormt een weigeringsgrond bij de aanspraak op de desbetreffende voorziening.

Artikel 12 Toekenning

Premies voor uitkeringsgerechtigde personen, met uitzondering van de uitstroompremie, worden ambtshalve, dan wel op aanvraag verleend en vastgesteld nadat is vastgesteld dat aan de voorwaarden is voldaan. De uitstroompremie wordt op aanvraag verleend, maar de vaststelling en uitbetaling vindt plaats nadat de uitkeringsgerechtigde heeft aangetoond dat hij aan de voorwaarden heeft voldaan.

Artikel 13 Arbeidsmarktgericht traject

Het college stelt voorzieningen ter beschikking die de mogelijkheden richting de arbeidsmarkt vergroten. Door inkoop van arbeidsmarktgerichte trajecten is hierin voorzien. Een arbeidsmarktgericht traject is een traject waarbij een reïntegratiebedrijf verantwoordelijk is voor uitvoering van het gehele reïntegratietraject. Dit traject bestaat uit: een diagnose die leidt tot het opstellen van een trajectplan, het eventueel inzetten van instrumenten (aanbodversterking en werkervaring), bemiddeling naar of plaatsing op de arbeidsmarkt en nazorg. Doel van het traject is plaatsing op de arbeidsmarkt.

Ingekocht zijn integrale trajecten gericht op werk voor drie doelgroepen, waarbij de afstand tot de arbeidsmarkt bepalend is:

  • -

    integrale trajecten fase 2

  • -

    integrale trajecten fase 3

  • -

    integrale trajecten fase 4

Artikel 14 Voortraject arbeidsinpassing

Het college kan een belanghebbende die nog niet in staat is om een arbeidsmarktgericht traject naar werk te volgen een voortraject arbeidsinpassing aanbieden. Dit traject heeft onder andere tot doel de belanghebbende geschikt te maken voor toeleiding naar werk. Instrumenten die in dit verband worden ingezet zijn gericht op actief worden, actief zijn en actief blijven. Daarnaast beoogt het traject direct te voorkomen dat de belanghebbende de relatie met werk en de arbeidsmarkt verliest. Het voortraject arbeidsinpassing heeft een functie als aanbod bij de doorstroom naar een arbeidsmarktgericht traject. Het voortraject arbeidsinpassing wordt met prioriteit ingezet voor belanghebbenden met een gemeentelijke uitkering die een arbeidsverplichting hebben en heeft derhalve een verplichtend karakter. Het voortraject arbeidsinpassing wordt normaliter ingezet met behoud van uitkering voor de betrokkenen gedurende een periode van 6 maanden met de mogelijkheid dit eenmalig voor 6 maanden te verlengen.

Artikel 15 Zelfstandige maatschappelijke activering

Door invoering van de Wet werk en bijstand is de tweeledige doelstelling van sociale activering gesplitst, waardoor eenduidige trajecten en resultaatafspraken kunnen worden ingekocht. Als sprake is van arbeidsmarktperspectief wordt arbeidsactivering ingezet als voortraject voor een uitstroomgericht reïntegratietraject. Als geen sprake is van arbeidsmarktperspectief wordt maatschappelijke participatie aangeboden als voorziening voor het voorkomen van sociaal isolement.

Artikel 16 Vrijwilligerswerk

Vrijwilligerswerk met behoud van uitkering kan een nuttig instrument zijn om werkritme op te doen of te laten behouden. Het kan worden ingezet als uitstroom naar algemeen geaccepteerde arbeid niet mogelijk is, of als dat pas op middellange (binnen een jaar) of lange termijn (niet binnen 1 jaar) te realiseren is. Er is bewust voor gekozen om geen exacte termijnen te noemen voor dit arbeidsperspectief. Niet alleen zou dat ten onrechte de suggestie wekken dat dit altijd vooraf exact vast te stellen is, het arbeidsperspectief is ook niet alleen afhankelijk van in de persoon gelegen omstandigheden. Ook een veranderende arbeidsmarkt maakt dat de het arbeidsperspectief wijzigt.

Vrijwilligerswerk wordt alleen verricht bij organisaties die geen winstoogmerk hebben. Uit de definitie van vrijwilligerswerk in artikel 1 onder q volgt bovendien dat het moet gaan om maatschappelijk nuttige activiteiten. Er is van afgezien om een maximale duur vast te stellen, om ervoor te zorgen dat het instrument ingezet kan worden voor degenen voor wie uitstroom naar betaald werk niet mogelijk is, en voor wie het vrijwilligerswerk zelfstandige maatschappelijke participatie als doel heeft. Als vrijwilligerswerk een onderdeel van een traject naar betaald werk is, wordt de duur beperkt doordat een traject van beperkte duur is.

Artikel 17 Work First

Het instrument Work First wordt gekenmerkt door een snelle en intensieve benadering van de cliënt waarbij zo snel mogelijk (binnen 24 uur) na de bijstandsaanvraag onbetaald werk zal worden aangeboden om werkervaring en arbeidsritme op te doen. Duidelijk moet worden wat de mogelijkheden en belemmeringen van betrokkene zijn. Input hiervoor is (ondersteund door de test Leidmotievenmethodiek Werk, waarin de drijfveren van de werkzoekende naar werk centraal staan) het advies van de casemanager. Daarnaast zal tijdens de Work First periode de werkzoekende ondersteund worden bij het solliciteren en zal hij/zij worden aangesproken op zijn/haar gedrag. De Work First aanpak gaat ook gepaard met een strenge verzuimaanpak. Uitgangspunt is dat de cliënt volledig actief is voor het deel dat hij/zij beschikbaar is voor de arbeidsmarkt. Het instrument Work First zal worden gehanteerd voor de doelgroep “direct bemiddelbaar”. Voor de niet direct bemiddelbare groep zal een ander instrument (bv arbeidsmedisch advies, het activeringstraject of reïntegratietraject) een uitkomst kunnen bieden. Tijdens de uitvoering van de Work First periode zal het testen en achterhalen van competenties van de cliënt centraal staan. Work First duurt maximaal drie maanden.

Artikel 18 Werkervaringsbaan

De werkervaringsbaan heeft als belangrijkste doel het opdoen van vaardigheden in een vakgebied en het wennen aan aspecten die samenhangen met betaald werk, waardoor uitstroom naar betaald werk mogelijk wordt gemaakt. De werkervaringsbaan is bedoeld voor belanghebbenden die op korte (binnen een half jaar), middellange (binnen een jaar) of lange termijn (niet binnen 1 jaar) perspectief op betaald werk hebben. Voor de werkervaringsbaan geldt net als voor vrijwilligerswerk dat niet alleen het arbeidsperspectief bepalend is voor de inzet van het instrument. De werkervaringsbaan duurt (inclusief verlenging) maximaal zes maanden.

Artikel 19 Opstapbaan

De opstapbaan is een gesubsidieerde baan met als doel kwalificatie voor regulier werk door het oriënteren op werk, het opdoen van vaardigheden en werkervaring (zonodig in combinatie met scholing of andere voorzieningen) om zodoende binnen of na twaalf maanden door te stromen naar een reguliere baan. De opstapbaan wordt voorafgegaan door een werkervaringsbaan van ± drie maanden met aansluitend een arbeidsovereenkomst van zes maanden met een salaris van 100% van het WML. Met belanghebbende zal een trajectplan worden aangegaan waarin de afspraken worden vastgelegd welke met belanghebbende worden gemaakt ten aanzien van zijn ontwikkeling. Gedurende het traject zal belanghebbende worden geplaatst bij een werkgever om werkervaring op te doen. De arbeidsovereenkomst kan een keer met zes maanden worden verlengd. Afhankelijk van het verloop van het traject zal belanghebbende na afloop van of tijdens de periode van de opstapbaan;

1) uitstromen naar regulier werk, 2) intensief worden bemiddeld naar regulier werk, zonder dat belanghebbende een arbeidsovereenkomst heeft op grond van de opstapbaan.

Artikel 20 Inwerkingtreding

Dit artikel behoeft geen verdere toelichting.

Het college voornoemd in onderstaand overzicht subsidieregelingen en premie voor de werkgever en premies voor werkzoekenden met een uitkering.

Overzicht subsidie en premie

Subsidie / premie

Voor wie

Doelgroep

Duur/voorwaarde

Totaal bijdrage

Loonkosten subsidie

Werkgever

Fase 2 WWB/Ioaw/ Ioaz

3 maanden

€ 500,00 p/m

3 maanden

€ 250,00 p/m

> 6 maanden

€ 500,00 eenmalig

Fase 3 WWB/Ioaw/ Ioaz

6 maanden

€ 1.000,00 p/m

6 maanden

€ 500,00 p/m

> 12 maanden

€ 1.000,00 eenmalig

Fase 4 WWB/Ioaw/ Ioaz

12 maanden

€ 1.000,00 p/m

12 maanden

€ 750,00 p/m

> 24 maanden

€ 1.000,00 eenmalig

Premie werkgever

Werkgever

WWB/Ioaw/ Ioaz

Contract bep. tijd min. 6 maanden

€ 750,00 eenmalig

WWB/Ioaw/ Ioaz

Contract voor onbepaalde tijd

€ 1.000,00 eenmalig

Uitstroompremie

Uitkeringsgerechtigde

WWB/Ioaw/ Ioaz

Contract 12 maanden

€ 900,00 eenmalig

Premie deeltijdarbeid

Uitkeringsgerechtigde

WWB/Ioaw/ Ioaz

25% van inkomsten tot max. € 700,00 p/j

Stimuleringspremie

Uitkeringsgerechtigde

WWB/Ioaw/ Ioaz

Traject of onderdeel uit traject succesvol afsluiten of belangrijke vordering maken

€ 125,00 p/j

Premie onbetaald werken m.b.v. uitkering

Uitkeringsgerechtigde

WWB/Ioaw/ Ioaz

Ten minste 3 maanden, 12 uur p/w

€ 125,00 p/k tot max. € 500,00 p/j