Subsidieverordening Instandhouding gemeentelijke monumenten 2008

Geldend van 02-05-2008 t/m heden

Intitulé

De gemeenteraad; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 4 maart 2008, no. 08-022;  BESLUIT: vast te stellen de volgende regeling:

Subsidieregeling Instandhouding gemeentelijke monumenten (1.733.41) Hoofdstuk I

Algemene bepalingen

Artikel 1 Vaststellen subsidieplafond

De gemeenteraad stelt jaarlijks bij de vaststelling van de begroting het bedrag vast dat in het daar op volgende kalenderjaar ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies op grond van deze verordening.

Artikel 2 Bekendmaking subsidieplafond

De besluiten van de gemeenteraad, als bedoeld in artikel 1 worden bekend gemaakt in een of meer dag- of nieuwsbladen.

Artikel 3 Grondslag

  • 1. Op grond van deze verordening kunnen burgemeester en wethouders in het belang van de zorg voor gemeentelijke monumenten subsidie verlenen voor onderhoud en instandhouding van gemeentelijke monumenten, zoals nader geregeld in artikel 5 tot en met 9 van deze verordening

  • 2. Burgemeester en wethouders houden bij hun beslissing op grond van het eerste lid rekening met steun die op grond van deze verordening of enige andere regeling is of kan worden toegekend.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen aan het toekennen van subsidie voorwaarden verbinden.

Artikel 4

Burgemeester en wethouders kennen slechts subsidie toe voor zover de op grond van artikel 2 van dit hoofdstuk begrote middelen voor het beleidsveld gemeentelijke monumenten toereikend zijn.

Paragraaf 1: Begripsbepalingen.

Artikel 5

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • a.

    monumenten: alle zaken die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde;

  • b.

    beschermde gemeentelijke monumenten: onroerende monumenten die zijn ingeschreven in het register zoals bedoeld in artikel 3 van de Verordening gemeentelijke monumenten 1989 c.q. artikel 6 van de Monumentenverordening Rijswijk 2008;

  • c.

    subsidiabele instandhoudingskosten: kosten voor het in goede bouwkundige staat brengen en houden van een beschermd monument, zoals omschreven in hoofdstuk I van de Leidraad Brim subsidiabele instandhoudingskosten van de Minister van OC en W (Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten) (Bijlage bij Regeling rijkssubsidiering instandhouding monumenten; Staatscourant 30 jan. 2006, nr. 21, p. 23)

Daarnaast zijn werkzaamheden aan van gemeentewege beschermde parken, tuinen en historische buitenplaatsen subsidiabel voor zover deze werkzaamheden sober en doelmatig zijn uitgevoerd en zaken betreffen die compositorisch of functioneel deel uitmaken van de tuin of het park van de beschermde historische buitenplaats. De werkzaamheden zijn slechts subsidiabel indien de restauratie-of onderhoudswerkzaamheden bijdragen aan het beheer van de beschermde historische buitenplaats en gericht zijn op het behoud van de cultuurhistorische- en natuurwetenschappelijke waarden en van het natuurschoon.

  • d.

    kerkelijke monumenten: onroerende monumenten, die eigendom zijn van een kerkgenootschap, kerkelijke gemeente of parochie of van een kerkelijke instelling en die uitsluitend of voor een overwegend deel worden gebruikt voor de uitoefening van de eredienst;

  • e.

    landhuis: een in beginsel onversterkt groot huis dat in oorsprong bestemd is (geweest) voor het wonen, omgeven door park of parkbos en onderdeel van een historische buitenplaats.

  • f.

    woonhuis: een gebouw dat gebouwd en bestemd is voor permanente huisvesting van een of meerdere personen; woningen in de vorm van bijgebouwen op historische buitenplaatsen vallen ook onder deze categorie.

  • g.

    boerderij: gebouw of complex van gebouwen, inclusief de bedrijfswoning, gebouwd voor de uitoefening van het agrarisch bedrijf; boerderijen met hun bijbehorende bedrijfsgebouwen op historische buitenplaatsen vallen onder de categorie boerderijen.

  • h.

    bedrijfsmonumenten: monumenten ontworpen en gebouwd voor het daarin beroepsmatig uitoefenen van een bedrijf, niet zijnde boerderijen.

  • i.

    overige monumenten: alle monumenten niet vallend onder d, e, f, g en h, met uitzondering van archeologische monumenten en scholen

Paragraaf 2: Instandhouding van monumenten.

Artikel 6

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen op verzoek van de eigenaar subsidie verlenen voor het sober en doelmatig instandhouden van beschermde gemeentelijke monumenten, met uitzondering van archeologische monumenten en scholen.

  • 2.

    a. Burgemeester en wethouders verlenen slechts subsidie zoals bedoeld in het eerste lid indien het eigendommen betreft van natuurlijke personen, of kerkgenootschappen, kerkelijke gemeenten en parochies of stichtingen of andere privaatrechtelijke rechtspersonen zonder winstoogmerk, die zich het behoud van een of meerdere monumenten ten doel stellen.

    • b.

      Daarnaast kunnen Burgemeester en wethouders subsidie verlenen indien en voor zover de eigenaar aantoont dat hij op geen enkele andere wijze een bijdrage in de kosten van de instandhouding kan verkrijgen en dat de onderhoudskosten ook geen aftrekpost vormen in fiscale zin.

  • 3.

    Niet subsidiabel is c.q. zijn:

    • a.

      Gebouw- of woningverbetering alsmede woning- of gebouwuitbreiding;

    • b.

      Het verbeteren of wijzigen van interieurs, tenzij het gaat om het met monumentenvergunning wijzigen of herstellen van uitdrukkelijk beschermde onderdelen van het interieur;

    • c.

      Herstel van schade ten gevolgen van calamiteiten en rampen (storm,

regen, hagel, sneeuw, brand, aardbeving, aardverschuiving, windhoos, cycloon, tornado, orkaan, overstroming, etc.) en onvoorspelbare gebeurtenissen (zoals oorlog, terrorisme, opstand, revoluties, bezetting, onlusten, langdurige stakingen, etc.);

  • 4.

    Subsidie wordt in ieder geval niet verstrekt:

  • a.

    voor zover in de subsidiabele instandhoudingskosten subsidie is verstrekt op grond van een andere regeling van de overheid.

  • b.

    indien een eventueel benodigde bouw-, aanleg-, of monumentenvergunning niet is verleend en het werk al is uitgevoerd;

  • c.

    voor instandhouding van c.q. onderzoek aan c.q. opgraving van archeologische monumenten.

  • d.

    voor zover de kosten van de instandhoudingswerkzaamheden op grond van een verzekering (zouden kunnen) worden gedekt, dan wel op grond van de Wet op de omzetbelasting op verschuldigde belasting in aftrek kunnen worden gebracht, dan wel fiscaal aftrekbaar zijn, dan wel anderszins niet ten laste van de aanvrager komen;

  • e.

    aan de Staat, de provincie, het waterschap, het veenschap of de veenpolder en overige publiekrechtelijke lichamen.

  • f.

    Voor herbouw c.q. reconstructie van een monument;

  • g.

    Voor instandhoudingswerkzaamheden die reeds zijn aangevangen dan wel zijn beëindigd.

  • 5.

    a. Ter stimulering van de bestrijding van de door eigenaren gemaakte kosten voor inschakeling van de Monumentenwacht Zuid-Holland dan wel een ander erkend bouwtechnisch bureau voor de opstelling van een bouwtechnisch inspectierapport, kunnen Burgemeester en wethouders het in artikel 7 lid 3 genoemde maximale subsidiebedrag ophogen met maximaal 250 euro per object per jaar.

  • b.

    Het te verlenen extra subsidie bedraagt 50% van de kosten genoemd in lid a.

Artikel 7

  • 1. De subsidie, als bedoeld in artikel 6 van deze verordening, bedraagt 50% van de subsidiabele instandhoudingskosten voor de monumenten vallende onder artikel 6 lid 1 van dit hoofdstuk.

  • 2. Burgemeester en wethouders verlenen slechts subsidie als de subsidiabele instandhoudingskosten voor een object in een kalenderjaar minimaal 500 Euro heeft bedragen.

  • 3. Het subsidie bedraagt maximaal voor:

  • a. kerkelijke monumenten : 2.815 euro

  • b. landhuismonumenten : 2.300 euro

  • c. boerderijmonumenten : 2.300 euro

  • d. woonhuismonumenten : 1.150 euro

  • e. bedrijfsmonumenten : 1.730 euro

  • f. overige monumenten : 2.000 euro

  • 3. Indien de som van het jaarlijks door aanvragers gevraagde subsidie het door de raad ter beschikking gestelde budget overschrijdt, vindt toedeling naar rato plaats.

Artikel 8

  • 1. De subsidie, zoals bedoeld in artikel 6 van dit hoofdstuk, dient te worden aangevraagd vóór 1 februari van ieder budgetjaar en heeft betrekking op de instandhoudingskosten die gemaakt gaan worden in het betreffende of daarop volgende budgetjaren, met een maximum van 4 budgetjaren;

  • 1a. Er kan slechts één maal per object of objectdeel per jaar subsidie aangevraagd worden.

  • 2. Burgemeester en wethouder stellen binnen een maand na inwerkingtreding van deze verordening een aanvraagformulier vast als bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht;

  • 3. Burgemeester en wethouders stellen binnen een maand na inwerkingtreding van deze verordening Beleidsregels Indieningsvereisten Instandhouding- en Planvormingsubsidie gemeentelijke monumenten vast, alsmede aanvraagformulieren voor instandhoudingsubsidie en planvormingsubsidie;

  • 4. Aanvragen om subsidie worden slechts in behandeling genomen indien zij voorzien zijn van het in lid 2 bedoelde aanvraagformulier en voldoen aan het in lid 3 bedoelde Beleidsregels Indieningsvereisten Instandhouding- en Planvormingsubsidie gemeentelijke monumenten.

  • 5. Burgemeester en wethouders toetsen de ontvankelijkheid van de aanvraag aan het in lid 3 bedoelde Beleidsregels Indieningsvereisten Instandhouding- en Planvormingsubsidie gemeentelijke monumenten.

  • 6. Indien Burgemeester en wethouders de aanvraag ontvankelijk verklaren en in behandeling nemen, toetsen zij de aanvraag aan deze verordening.

  • 7. Burgemeester en wethouders kunnen de voorbereiding en beslissing op de toets, als bedoeld onder de leden 6 en 7 mandateren aan door hen aan te wijzen ambtenaren.

  • 8. Verlening van subsidie als bedoeld in de artikelen 2 en 5 geschiedt slechts voor zover het betrokken budget toereikend is.

  • 9. Burgemeester en wethouders berekenen vooraf aan de subsidiabele instandhoudingskosten.

  • 10. Burgemeester en wethouders beslissen vóór 1 oktober van het budgetjaar op een verzoek om subsidie.

  • 11. Burgemeester en wethouders kunnen bij de verlening van subsidie voorwaarden stellen;

  • 12. In elk geval moet de aanvrager de aanvang en beëindiging van het onderhoud / restauratie aan de gemeente melden d.m.v. een formulier “Aanvang werk” en een formulier “Einde werk”.

  • 13. Na ontvangst van het formulier “Einde werk” stellen B&W de subsidie vast. De aanvrager dient hiertoe binnen twee maanden na ontvangst van het formulier “Einde werk” ter contrôle in bij Burgemeester en wethouders:

    • a.

      de originele betaalbewijzen en rekeningen;

    • b.

      een door een onafhankelijke deskundige opgestelde verklaring waaruit blijkt dat er (en zo ja welke) instandhoudingswerkzaamheden zijn uitgevoerd.

    • c.

      bij ontbreken van de onder lid b genoemde verklaring, of indien uit de onder b genoemde verklaring blijkt dat er geen of onvoldoende instandhoudingswerkzaamheden zijn uitgevoerd conform de oorspronkelijke aanvraag om subsidie, vorderen Burgemeester en wethouders de verleende subsidie terug.

  • 14. Na de eindcontrôle stellen Burgemeester en wethouders de definitieve subsidiabele instandhoudingskosten en het definitieve subsidie vast.

Artikel 9: Planvormingssubsidie

  • 1. Burgemeester en wethouders stimuleren de opstelling van instandhoudingsplannen. Indien het voor de instandhouding van een beschermd monument noodzakelijk is een restauratiearchitect, tuin- of landschapsarchitect, architectuur- of bouwhistoricus, materieeldeskundige, bouwkostendeskundige of andersoortige deskundige in te schakelen, kunnen B&W eenmalig een subsidie van 50% van de planvormingskosten met een maximum van 1.500 euro verlenen per instandhoudingsplan per object per jaar.

  • 2. Om in aanmerking te kunnen komen voor planvormingssubsidie is vooraf goedkeuring door B&W van het plan en van de deskundige planvormer noodzakelijk. In de goedkeuringsprocedure speelt het aangevraagd zijn c.q. verleend zijn van de benodigde vergunningen een rol, alsmede de onder 3 en 4 genoemde bescheiden en informatie;

  • 3. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de noodzakelijke bescheiden inzake deskundigheid van de in lid 1 genoemde personen op te vragen c.q. CV’s en diploma’s op te vragen c.q. referenties in te winnen. Indien volgens het oordeel van B&W de betrokken perso(o)n(en) niet of onvoldoende gekwalificeerd zijn, is dit een weigeringsgrond.

  • 4. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd te eisen dat de in lid 1 genoemde perso(o)n(en) beschikken over het Procescertificaat Instandhoudingstechnologie en voldoen aan de Nationale Beoordelingsrichtlijn Instandhoudingstechnologie BRL 5020.

  • 5. Geen planvormingssubsidie wordt verleend:

  • 6. a. ter bestrijding van kosten voor notarissen, procureurs, advocaten, raadslieden, etc.

  • b. indien het betreffende plan reeds is opgesteld en geheel of gedeeltelijk in uitvoering dan wel uitgevoerd is.

  • c. voor het genoemde in artikel 5 sub a van deze verordening.

Artikel 10: Terugvordering

Onjuiste verstrekking van gegevens is niet toegestaan. De gemeente vordert in dat geval de verleende subsidie terug.

Paragraaf 3: Slotbepalingen

Artikel I: overgangsbepalingen

  • 1. De Subsidieverordening Stadsvernieuwing 1995 worden ingetrokken.

  • 2. Op aanvragen, ingediend vóór 1 april van het jaar waarin deze verordening in werking treedt, en ingediend onder de werking van de Subsidieverordening Stadsvernieuwing 1995, blijft het bepaalde in de Subsidieverordening Stadsvernieuwing 1995 van kracht.

  • 3. Met betrekking tot aanvragen als bedoeld in het tweede lid, doch op of na 1 april van het jaar waarin deze verordening in werking treedt nemen Burgemeester en wethouders, in afwijking van hoofdstuk III, artikel 6 van de Subsidieverordening Stadsvernieuwing 1995, een besluit uiterlijk zes weken na inwerkingtreding van deze verordening.

  • 4. a. Voor onder lid 4 sub b genoemde soort onderhoud kan tot 31 december van het jaar waarin deze verordening in werking treedt, een aanvraag op grond van de Subsidieverordening Stadsvernieuwing 1995 worden ingediend.

  • b. Het moet gaan om onderhoud dat is uitgevoerd of in uitvoering was:

  • 1. vóór inwerkingtreding van deze verordening en:

  • 2. tussen 1 april en 31 december van het jaar waarin deze verordening in werking treedt.

  • 5. a. Voor onder lid 5 sub b genoemde soort onderhoud kan tot 31 december van het jaar waarin deze verordening in werking treedt, een aanvraag op grond van de Subsidieverordening Stadsvernieuwing 1995 worden ingediend.

  • b. Het moet gaan om onderhoud dat is uitgevoerd of in uitvoering was:

  • 1. tot maximaal 6 maanden na inwerkingtreding van deze verordening met een maximum van 31 december van het jaar van inwerkingtreden van deze verordening en;

  • 2. tussen 1 april en 31 december van het jaar waarin deze verordening in werking treedt en;

  • 3. reeds begonnen voor inwerkingtreding van deze verordening;

  • 6. Met betrekkking tot aanvragen als bedoeld in het vierde en vijfde lid nemen Burgemeester en wethouders binnen zes weken na de in lid 5 sub b 2 genoemde termijn een beslissing.

Artikel II: Hardheidsclausule

Indien vanwege bijzonder omstandigheden een strikte toepassing van het bepaalde in deze verordening naar het oordeel van Burgemeester en wethouders zou leiden tot een onredelijke beslissing, kunnen Burgemeester en wethouders afwijken van het bepaalde in deze verordening.

Artikel III: Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als “Subsidieverordening Instandhouding gemeentelijke monumenten 2008”.

Artikel VII: Inwerkingtreding van de verordening

Deze verordening treedt in werking de 8e dag volgend op de publicatie.

Aldus besloten door de raad van de gemeente Rijswijk in zijn openbare vergadering van 15 april 2008