Regeling vervallen per 21-12-2023

Financiële verordening Rijswijk 2016

Geldend van 01-01-2020 t/m 20-12-2023

Intitulé

Financiële verordening Rijswijk 2016

De raad van de gemeente Rijswijk;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 1 maart2016 met kenmerk 15.148429;

gelet op artikel 212 van de Gemeentewet;

besluit vast te stellen de Financiële verordening Rijswijk 2016:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepaling

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (hierna BBV): besluit houdende de voorschriften voor de begrotings- en verantwoordingsdocumenten, uitvoeringsinformatie en informatie voor derden van provincies en gemeenten;

  • -

    organisatieonderdeel: iedere organisatorische eenheid binnen de gemeentelijke organisatie met een eigen rechtstreekse verantwoordelijkheid op een bepaald beleidsterrein aan het college;

  • -

    overheidsbedrijf: onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon, al dan niet tezamen met een of meer andere publiekrechtelijke rechtspersonen, in staat is het beleid te bepalen of een onderneming in de vorm van een personenvennootschap, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon deelneemt;

  • -

    rechtmatigheid: het in overeenstemming zijn met geldende wet- en regelgeving, waaronder gemeentelijke verordeningen, raadsbesluiten en collegebesluiten;

  • -

    doelmatigheid: het realiseren van bepaalde prestaties met een zo beperkt mogelijke inzet van middelen;

  • -

    doeltreffendheid: de mate waarin de beoogde maatschappelijke effecten van het beleid ook daadwerkelijk worden behaald;

Hoofdstuk 2. Begroting en verantwoording

Artikel 2. Programma-indeling

  • 1. De raad stelt op basis van de door het college aan de programma’s toegewezen producten, de onderverdeling van de programma’s vast.

  • 2. De raad kan jaarlijks, de programma-indeling van de begroting van het komend jaar wijzigen.

  • 3. De raad stelt op voorstel van het college per programma relevante indicatoren vast voor het meten van en het afleggen van verantwoording over de gemeentelijke productie van goederen en diensten en het maatschappelijke rendement van het gemeentelijke beleid.

Artikel 3. Inrichting begroting en jaarrekening

  • 1. Bij de begroting worden de volgende zaken per programma behandeld: de visie, doelstellingen & indicatoren (wat willen we bereiken?), activiteiten (wat gaan we er voor doen?) en financiën (wat gaat het kosten?).

  • 2. Bij de jaarrekening wordt op dezelfde punten in gegaan als onder 3.1, alleen ligt de focus op de prestaties en resultaten van het betreffende jaar.

  • 3. In de jaarrekening wordt van de investeringen en projecten de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de raming van de resterende uitgaven weergegeven.

Artikel 4. Kaders begroting

Het college biedt voor de raadsvergadering behandeling van de Jaarrekening van het vorig jaar, aan de raad de kaders voor het beleid en financiën van de begroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming. De raad stelt deze nota voor 15 juli vast.

Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten

  • 1. De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de baten en de lasten per programma.

  • 2. Bij de begrotingsbehandeling kan de raad aangeven van welke nieuwe investeringen hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen. De overige nieuwe investeringen worden bij de begrotingsbehandeling (in het begrotingsjaar) geautoriseerd.

  • 3. Voor een investering waarvan het investeringskrediet niet met het vaststellen van de begroting is geautoriseerd, legt het college voorafgaand aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel met een voorstel voor het vaststellen van een investeringskrediet aan de raad voor.

Artikel 6. Tussentijdse rapportage

  • 1. Het college informeert de raad twee maal per jaar door middel van tussentijdse rapportages over de realisatie van de begroting van de gemeente van het lopende boekjaar.

  • 2. De tussenrapportages bevatten een uiteenzetting over de bijstelling van het beleid (inclusief maatschappelijke effecten) en een overzicht met de bijgestelde raming van:

    • a)

      de baten en de lasten per programma;

    • b)

      het overzicht van de algemene dekkingsmiddelen;

    • c)

      het totale saldo van de baten en de lasten volgend uit de onderdelen a en b;

    • d)

      de (beoogde) toevoegingen en onttrekkingen aan reserves per programma; en

    • e)

      het resultaat, volgend uit de onderdelen c en d, alsmede de bijstelling van de investeringskredieten en de ontwikkelingen m.b.t. de risico’s.

  • 3. Het college informeert de raad vooraf en neemt pas een besluit nadat de raad in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen indien het de lasten van geautoriseerde lasten (> € 100.000) of de investeringsuitgaven van geautoriseerde investeringskredieten dreigen te overschrijden (> € 100.000) of de baten van geautoriseerde baten dreigen te onderschrijden (> € 100.000).

  • 4. Het college kan van lid 3 afwijken in uitzonderlijke (nood-)situaties. De raad dient dan zo spoedig mogelijk op de hoogte worden gebracht inclusief een verantwoordingsvoorstel.

  • 5. In de tussenrapportages worden afwijkingen op de ramingen van de baten en de lasten van investeringskredieten in de programmabegroting boven de € 100.000 (of € 50.000 jaarlijkse lasten) toegelicht.

Artikel 7. Informatieplicht

  • 1.

    Het college besluit over het verstrekken van leningen, kapitaal, waarborgen en garanties groter dan € 100.000; en niet eerder dan nadat de raad is geïnformeerd over het voornemen en hiertoe in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen.

  • 2.

    Van verstrekte of meerjarig toegezegde subsidies boven de € 100.000 verstrekt het college aan de raad – na ontvangst – het inhoudelijk en financieel verslag bedoeld in art.7a, lid 1 van de Algemene Subsidieverordening.

Hoofdstuk 3. Financieel beleid

Artikel 8. Waardering en afschrijving vaste activa

  • 1. Materiële vaste activa worden onder aftrek van bijdragen van derden geactiveerd.

  • 2. Materiële vaste activa worden afgeschreven volgens de methodiek en de termijnen zoals vermeld in de bijlage afschrijvingsbeleid bij deze verordening.

Artikel 9. Voorziening voor oninbare vorderingen

  • 1.

    Voor de vorderingen op derden wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van een individuele beoordeling op inbaarheid van de openstaande vorderingen. Het college stelt hiertoe periodiek de ‘beleidsregels invordering privaatrechtelijke vorderingen’ en de spelregels inzake het innigs- en incassobeleid vast.

  • 2.

    Voor publiekrechtelijke vorderingen betreffende:

    • a)

      onroerende zaakbelasting eigenaren;

    • b)

      precariobelasting;

    • c)

      hondenbelasting;

    • d)

      parkeerbelasting;

    • e)

      rioolheffing;

    • f)

      afvalstoffenheffing; en

    • g)

      bijstandsverstrekking,

wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd ter grootte van het historische percentage van oninbaarheid. Naarmate de vordering ouder is, wordt een hoger percentage van oninbaarheid gehanteerd.

  • 3.

    Voor de overige vorderingen wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van een beoordeling op inbaarheid van de openstaande vorderingen ouder dan drie maanden, voor zover deze groter zijn dan € 5.000 per vordering. Bij vorderingen kleiner dan € 5.000 wordt een percentage gestort in de voorziening, afhankelijk van het jaar van ontstaan:

    • ·

      huidig boekjaar 10% van het openstaande bedrag;

    • ·

      boekjaar –1 20% van het openstaande bedrag;

    • ·

      boekjaar –2 40% van het openstaande bedrag;

    • ·

      boekjaar –3 60% van het openstaande bedrag;

    • ·

      boekjaar –4 80% van het openstaande bedrag;

    • ·

      boekjaar –5 en verder 100% van het openstaande bedrag.

Artikel 10. Reserves en voorzieningen

  • 1. Het college biedt de raad eens in de 4 jaar een nota reserves en voorzieningen aan. Deze nota wordt door de raad vastgesteld en behandelt:

    • a)

      de vorming en besteding van reserves;

    • b)

      de vorming en besteding van voorzieningen; en

    • c)

      de rentetoerekening aan reserves en voorzieningen.

  • 2. Bij een voorstel voor de instelling van een bestemmingsreserve wordt minimaal aangegeven:

    • a)

      het specifieke doel van de reserve;

    • b)

      de voeding van de reserve;

    • c)

      de hoogte van de reserve; en

    • d)

      de looptijd.

Artikel 11. Kostprijsberekening

    • 1.

      Het tarief c.q. de kostprijs van rechten, heffingen, goederen, werken en diensten wordt extracomptabel berekend en omvat

      • a.

        De directe kosten, waarin opgenomen

        • i.

          de bijdragen aan en onttrekkingen uit voorzieningen

        • ii.

          de afschrijvingskosten

        • iii.

          voor rechten en heffingen: de compensabele BTW en gederfde inkomsten als gevolg van kwijtschelding

      • b.

        De overhead, middels een opslag op de direct aan het product toe te rekenen personeelslasten, gedifferentieerd naar een laag tarief (buitendienst) en een hoog tarief (binnendienst).

      • c.

        De aan de gebruikte activa toegerekende rente over het vreemd vermogen, berekend op basis van het gewogen gemiddelde rentepercentage van de rentekosten van de opgenomen langlopende geldleningen, afgerond op een half procent.

    • 2.

      De overhead wordt, op basis van een jaarlijks vast te stellen verdeling van tijd per formatieplaats die niet onder overhead valt, extracomptabel toegerekend aan:

      • a.

        De programma’s, beleidsproducten, taakvelden en investeringskredieten, waaronder tevens vallen:

        • i.

          Activiteiten die door specifieke uitkeringen gefinancierd worden;

        • ii.

          Activiteiten die betrokken worden in de aangifte VPB.

    • 3.

      De omvang van de toe te rekenen overhead wordt bepaald door het saldo van alle niet direct toe te rekenen lasten en baten, met uitzondering van de in artikel 2 lid a sub i en ii genoemde activiteiten, waarvoor bovenliggende wet- en regelgeving de omvang bepaalt.

Artikel 12. Prijzen economische activiteiten

  • 1. Voor de levering van goederen, diensten of werken aan overheidsbedrijven en derden en met welke bijbehorende activiteiten de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt tenminste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de activiteit wordt gemotiveerd.

  • 2. Bij het verstrekken van leningen of garanties aan overheidsbedrijven en derden brengt de gemeente de geraamde integrale kosten in rekening. Bij afwijking doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de lening of garantie wordt gemotiveerd.

  • 3. Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van tenminste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Bij afwijking doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd.

  • 4. Raadbesluiten met de motivering van het publiekbelang als bedoeld in de vorige leden zijn niet nodig als er sprake is van:

    • a)

      leveringen van goederen, diensten of werken en het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal aan andere overheden voor zover deze leveringen en verstrekkingen zijn bedoeld voor de uitoefening van de publieke taak door die andere overheid;

    • b)

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een bij wet opgedragen publiekrechtelijke taak;

    • c)

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een toegekend bijzonder of uitsluitend recht waarvoor prijsvoorschriften gelden;

    • d)

      een bevoordeling van sociale werkplaatsen;

    • e)

      een bevoordeling van onderwijsinstellingen;

    • f)

      een bevoordeling van publieke media-instellingen; en

    • g)

      een bevoordeling die valt onder de reikwijdte van de staatssteunregels van het Werkingsverdrag van de Europese Unie en daarmee verenigbaar is.

Artikel 13. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor de belastingen, de rioolheffingen, de afvalstoffenheffing, leges, precario, parkeerbelasting, haven en kadegeld, hondenbelasting, liggeld, marktgeld, onroerendzaakbelastingen, de BIZ en toeristenbelasting.

Artikel 14. Financieringsfunctie

Het college stelt periodiek het treasurystatuut vast, waarin het beleid ten aanzien van financiering wordt geregeld.

Hoofdstuk 4. Paragrafen

Artikel 15. Inhoud paragrafen

  • 1. Bij de begroting en de jaarrekening (voortgang) neemt het college in de verschillende paragrafen in ieder geval de verplichte onderdelen op grond van het BBV op.

  • 2. De raad kan jaarlijks, de indeling van de paragrafen van de begroting van het komend jaar wijzigen.

  • 3. Het college biedt de raad periodiek (een actualisatie van) beleidnota’s aan, met betrekking tot de verschillende paragrafen. De raad stellen deze nota’s vast.

Hoofdstuk 5. Financiële organisatie en financieel beheer

Artikel 16. Administratie

Het college draagt zorg voor:

  • 1.

    een administratie die zodanig van opzet en werking is, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

    • a)

      het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in organisatieonderdelen;

    • b)

      het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, voorraden, vorderingen, schulden, contracten, enz.

    • c)

      het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

    • d)

      het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid;

    • e)

      het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving; en

    • f)

      de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

  • 2.

    Onder administratie wordt verstaan het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, functioneren en beheersen van de gemeentelijke organisatie en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

Artikel 17. Financiële organisatie

Het college draagt zorgt voor:

  • a)

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidige toewijzing van de gemeentelijke taken aan de organisatieonderdelen;

  • b)

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden;

  • c)

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • d)

    de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

  • e)

    de te maken afspraken met de organisatieonderdelen over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

  • f)

    de kostenverdeelsleutels voor het eenduidig toewijzen van de lasten en baten aan de producten van de productenraming en de productenrealisatie;

  • g)

    het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten;

  • h)

    het beleid en de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen; en

  • i)

    het beleid en de interne regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen, opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan.

Artikel 18. Interne controle

Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder a van de Gemeentewet, en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder b van de Gemeentewet, voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

Hoofdstuk 6. Slotbepalingen

Artikel 19. Intrekken oude verordening en overgangsrecht

De Financiële verordening gemeente Rijswijk 2006 wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de jaarrekening en het jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar voorafgaand aan het jaar waarin deze verordening in werking treedt en op de begroting, jaarrekening en jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar dat samenvalt met het jaar waarin deze verordening in werking treedt.

Artikel 20. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt (met terugwerkende kracht) in werking op 1 januari 2016.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Financiële verordening Gemeente Rijswijk 2016.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad van 19 april 2016.
de gemeenteraad,
de griffier, J.A. Massaar, bpa
de voorzitter, drs. M.J. Bezuijen