Regeling vervallen per 22-11-2019

Algemene Subsidieverordening Rijswijk

Geldend van 22-12-2006 t/m 21-11-2019

Intitulé

De gemeenteraad; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders, d.d. 31 oktober 2006, no.   06-059, besluit vast te stellen de

Algemene Subsidieverordening Rijswijk

  • HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN

    Begripsomschrijvingen

    Artikel 1.1

    Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

    • 1.

      subsidie: de aanspraak op financiële middelen door de gemeente verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan de gemeente geleverde goederen en diensten;

    • 2.

      instelling: elke organisatie met volledige rechtsbevoegdheid, niet zijnde een publiekrechtelijke instantie, die zich de behartiging van door de gemeente erkende belangen van ideële en/of materiële aard ten doel stelt;

    • 3.

      particulier: een natuurlijk persoon die ten eigen behoeve een subsidieaanvraag indient;

    • 4.

      subsidieplafond: het door de gemeenteraad vastgestelde (maximale) financiële kader;

    • 5.

      werksoort: een aantal samenhangende activiteiten op basis van een bepaalde werkmethode en gericht op een bepaalde doelgroep;

    • 6.

      subsidiejaar: een aaneengesloten periode van 12 maanden;

    • 7.

      activiteitenplan: een overzicht van door de instelling uit te voeren activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd en waarin per activiteit de meetbare prestaties zijn vermeld;

    • 8.

      jaarverslag: een verslag van de door een instelling geleverde prestaties over het afgelopen subsidiejaar.

    Reikwijdte hoofdstuk

    Artikel 1.2

    • 1.

      Dit hoofdstuk is van toepassing op alle gemeentelijke subsidies, tenzij wettelijk anders is bepaald.

    • 2.

      De mate waarin de activiteiten van een instelling ten goede komen aan de ingezetenen van Rijswijk is mede bepalend voor het verlenen van subsidie en de berekening daarvan.

    Bevoegdheden

    Artikel 1.3

    • 1.

      De gemeenteraad stelt jaarlijks in het kader van de begrotingsbehandeling per werksoort de budgetten vast die voor subsidiëring beschikbaar zijn.

    • 2.

      Subsidieverlening vindt plaats met inachtneming van het bepaalde in het algemene deel van deze verordening en de van toepassing zijnde specifieke hoofdstukken.

    • 3.

      Subsidieverlening geschiedt door het college van burgemeester en wethouders, indien en voorzover de omvang van de uit te voeren activiteiten passen binnen het door de raad vastgestelde beleid en het vastgestelde subsidieplafond.

    • 4.

      De gemeenteraad stelt eenmaal in de vier jaar het beleid per werksoort vast, waarbij tussentijdse wijzigingen mogelijk zijn.

    Soorten subsidies

    Artikel 1.4

    Subsidies worden onderscheiden in:

    • 1.

      budgetsubsidie:een subsidie waarbij de instelling zich verplicht heeft een tevoren overeengekomen activiteitenpakket uit te voeren en verantwoording heeft af te leggen aan het college van burgemeester en wethouders over de omvang en kwaliteit van het uitgevoerde pakket;

    • 2.

      normsubsidie: een subsidie waarbij de hoogte van het budget bepaald wordt op basis van een rekeneenheid;

    • 3.

      waarderingssubsidie: een stimuleringsbijdrage in de kosten van activiteiten ongeacht de feitelijke kosten daarvan;

    • 4.

      eenmalige subsidie: een subsidie die wordt verstrekt ten behoeve van

    • 5.

      een experiment of een eenmalige activiteit dan wel een subsidie in de kosten van materiële aanschaffingen.

    • 6.

      subsidie voor geldelijke bijdrage aan particulieren met uitzon- particulieren: dering van subsidieverleningen die als inkomensvoorziening zijn te beschouwen.

    Algemene subsidievoorwaarden

    Artikel 1.5

    • 1.

      Aan instellingen die voor subsidie in aanmerking willen komen, worden de volgende voorwaarden gesteld:

    • 2.

      doelstelling en werkwijze mogen niet strijdig zijn met de wet of het algemeen belang;

    • 3.

      de instelling dient geen winstoogmerk te hebben;

    • 4.

      de instelling dient de deelnemers, vrijwilligers en beroepskrachten in voldoende mate bij haar beleid te betrekken;

    • 5.

      de samenstelling van het bestuur van een instelling dient zo breed mogelijk te zijn en het voert een beleid ten aanzien van de emancipatie van vrouwen, ouderen en migranten; dit dient te blijken uit het personeelsbeleid, de werkwijze en de bestuurssamenstelling;

    • 6.

      de instelling draagt binnen haar doelstelling zorg voor het voorkomen en het tegengaan van enige activiteit die discriminatie oplevert wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, burgerlijke staat, leeftijd, seksuele voorkeur, of op welke grond dan ook;

    • 7.

      de instelling dient met inbegrip van de verleende subsidie over voldoende financiële middelen te beschikken om de activiteiten te kunnen uitvoeren;

    • 8.

      de instelling dient mee te werken aan door of vanwege burgemeester en wethouders in te stellen onderzoeken die zijn gericht op het verkrijgen van gegevens ten aanzien van het beleid van de gemeente;

    • 9.

      de instelling is verplicht haar roerende en onroerende goederen tegen brandschade en andere risico's voldoende verzekerd te hebben; de instelling dient haar wettelijke aansprakelijkheid en die van haar leden, beroepskrachten, vrijwilligers en deelnemers aan haar activiteiten voldoende te verzekeren;

    • 10.

      wijzigingen in de statuten, alsmede in de organisatie of de werkwijze van de instelling of de samenstelling van het bestuur van de instelling dienen terstond schriftelijk aan het college van burgemeester en wethouders te worden medegedeeld.

    Bijzondere subsidievoorwaarden

    Artikel 1.6

    Het college van burgemeester en wethouders kan nadere voorwaarden stellen ten aanzien van de te heffen contributies en bijdragen en/of van de te hanteren tarieven.

    Weigeringsgronden

    Artikel 1.7

    • 1.

      Subsidieverlening, dan wel subsidievaststelling zonder dat een subsidie-verlening is voorafgegaan, kan naast de in artikel 1.10 geregelde gevallen in ieder geval ook geweigerd worden indien:

    • 2.

      de activiteiten van de aanvrager niet gericht zijn op of niet aanwijsbaar ten goede komen van de ingezetenen van de gemeente;

    • 3.

      de aanvrager ook zonder subsidieverlening over voldoende gelden hetzij uit eigen middelen hetzij uit middelen van derden kan beschikken om de kosten van activiteiten te dekken;

    • 4.

      subsidieverlening niet past binnen het voor de betreffende werksoort gevoerde beleid.

    Voorschotten

    Artikel 1.8

    Het college van burgemeester en wethouders kan de subsidie bij wijze van voorschot in één of meer termijnen uitbetalen.

    Meerjarige subsidie

    Artikel 1.9

    • 1.

      Het college van burgemeester en wethouders kan aan een instelling voor een langere periode dan een jaar subsidie verlenen.

    • 2.

      Indien van deze bevoegdheid gebruik wordt gemaakt, wordt in de subsidiebeschikking aangegeven op welk bedrag de instelling voor ieder jaar aanspraak heeft.

    • 3.

      Indien een meerjarige subsidie is verleend, behoudt het college van burgemeester en wethouders de bevoegdheid tot een tussentijdse verlaging van de subsidie over te gaan onder gelijktijdige aanpassing van de verlangde prestatie. Van deze bevoegdheid kan zij gebruikmaken:

      a.indien kortingen op de rijksbijdragen aan de gemeente daartoe aanleiding geven of

      b. bij wijzigingen in wettelijke voorschriften of

      c. bij sterk gewijzigde omstandigheden.

    • 4.

      Ter uitvoering van de beschikking tot meerjarige subsidieverlening kan het college van burgemeester en wethouders een convenant afsluiten indien de specifieke situatie daarom vraagt. Hierbij neemt het college van burgemeester en wethouders de bepalingen van deze verordening en de door de raad vastgestelde uitgangspunten voor het afsluiten van een convenant, zoals deze zijn opgenomen in de bij deze verordening behorende bijlage, in acht.

      Verlaging en intrekking van subsidie

    Artikel 1.10

    • 1.

      Het college van burgemeester en wethouders kan een verleende subsidie te allen tijde, zonder inachtneming van enige termijn, intrekken of ten nadele van de instelling wijzigen, indien:

      a. de instelling aan de bij of krachtens deze verordening gestelde voorwaarden niet langer voldoet;

      b. de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel zijn uitgevoerd;

      c. de instelling onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid;

      d. de subsidieverlening anderszins onjuist was en de instelling dit wist of kon weten;

      e. het financieel beheer van de instelling niet aan in redelijkheid te stellen eisen voldoet.

    • 2.

      De structurele subsidieverlening aan een instelling wordt op grond van algemene financiële en/of beleidsinhoudelijke overwegingen uitsluitend verlaagd of ingetrokken indien burgemeester en wethouders het voornemen daartoe tenminste negen maanden voorafgaand aan het subsidiejaar schriftelijk hebben medegedeeld.

    • 3.

      Het besluit tot verlaging of intrekking van de subsidie als bedoeld in het tweede lid regelt tevens de gevolgen ervan waarbij de instelling in staat wordt gesteld haar op grond van reeds verleende subsidies aangegane redelijke verplichtingen behoorlijk na te komen.

    Administratieve bepalingen en voorwaarden en toezicht

    Artikel 1.11

    • 1.

      De administratie van de instelling wordt op overzichtelijke wijze gevoerd en is zodanig ingericht dat op eenvoudige wijze een overzicht kan worden verkregen van de bezittingen, vorderingen, schulden en exploitatieresultaten van de instelling; het college van burgemeester en wethouders kan terzake nadere regels stellen.

    • 2.

      De aanschaffingskosten van onroerende en duurzame goederen, alsmede de kosten van verbouwing en buitengewoon onderhoud, worden als activa in de balans opgenomen; de afschrijvingen, bestemmingsgiften en investeringssubsidies die betrekking hebben op voornoemde aanschaffingskosten, alsmede de voorzieningen als bedoeld in artikel 2.6, worden als passiva in de balans opgenomen.

    • 3.

      Het college van burgemeester en wethouders kan te allen tijde de administratie, de betalingsbewijzen, de contracten en alle andere naar hun oordeel van belang zijnde stukken ter inzage vorderen.

    • 4.

      De instelling werkt mee aan een door of vanwege het college van burgemeester en wethouders in te stellen controle van de jaarstukken en administratie.

    • 5.

      De instelling verstrekt alle door of vanwege het college van burgemeester en wethouders gevraagde inlichtingen welke voor de beoordeling van de doel- en rechtmatigheid van de subsidieverlening van belang kunnen zijn.

    HOOFDSTUK II BUDGETSUBSIDIE

    Reikwijdte hoofdstuk

    Artikel 2.1

    Dit hoofdstuk is van toepassing op subsidies, die worden verleend door middel van de systematiek van budgetsubsidiëring.

    Subsidieverlening

    Artikel 2.2

    • 1.

      Zodra de gemeenteraad in het kader van de begrotingsbehandeling de producten met bijbehorende subsidiebudgetten heeft vastgesteld, is het college van burgemeester en wethouders bevoegd tot subsidieverlening over te gaan aan de instellingen op wier werkterrein het product betrekking heeft.

    • 2.

      De subsidies als bedoeld in dit hoofdstuk worden jaarlijks geïndexeerd overeenkomstig de stijging of daling, die het Consumenten Prijs Indexcijfer, gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek in het voorafgaande jaar ten opzichte van het jaar waarin de raming van de subsidie plaatsvindt, zal vertonen.

    • 3.

      Indien de budgettaire positie van de gemeente daar aanleiding toe geeft, kan de gemeenteraad afwijken van de bepaling in het tweede lid.

    De subsidieaanvraag

    Artikel 2.3

    • 1.

      Aanvragen om een subsidie moeten vóór 1 mei voorafgaand aan het subsidiejaar schriftelijk worden ingediend bij het college van burgemeester en wethouders.

    • 2.

      Bij de in het eerste lid bedoelde aanvraag worden overgelegd:

      a. een activiteitenplan voor het subsidiejaar waarop de aanvraag betrekking heeft;

      b. een begroting van baten en lasten voor het subsidiejaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd, alsmede een toelichting op deze begroting;

      c. een overzicht van de te heffen contributies en bijdragen en/of van de te hanteren tarieven;

      d. een jaarverslag over het afgelopen subsidiejaar;

      e. de exploitatierekening (overzicht van alle baten en lasten) over het afgelopen subsidiejaar;

      f. de balans op de laatste dag van het afgelopen subsidiejaar;

      g. een accountantsverklaring als bedoeld in artikel 4:78 van de Algemene wet bestuursrecht voorzover de instelling daartoe door het college van burgemeester en wethouders is aangewezen.

    • 3.

      Ook instellingen waarmee afspraken voor een meerjarige periode zijn gemaakt, leggen jaarlijks ter kennisneming de in het tweede lid bedoelde stukken over.

    • 4.

      Het college van burgemeester en wethouders kan verlangen dat de vereiste gegevens worden gesteld op door hen voorgeschreven formulieren.

    De eerste subsidieaanvraag

    Artikel 2.4

    Bij een eerste subsidieaanvraag legt de instelling tevens over:

    a. een exemplaar van de stichtingsakte of de statuten en het huishoudelijke reglement;

    b. een opgave van de bestuurssamenstelling.

    Vaststelling van de subsidie

    Artikel 2.5

    • 1.

      Het college van burgemeester en wethouders bepaalt aan de hand van het jaarverslag en van waarnemingen gedurende en na afloop van het subsidiejaar of de instelling de activiteiten zowel naar aard, omvang als intensiteit heeft geleverd, zoals deze zijn vastgelegd in de subsidiebeschikking.

    • 2.

      Indien de activiteiten zijn uitgevoerd, zoals deze zijn vastgelegd in de subsidiebeschikking en indien aan de ingevolge deze verordening gestelde voorwaarden is voldaan, stelt het college van burgemeester en wethouders de subsidie vast op het verleende subsidiebedrag. Ook in gevallen van meerjarige subsidieverlening stelt het college van burgemeester en wethouders per subsidiejaar de subsidie vast. De vaststelling geschiedt binnen twaalf maanden na afloop van het betreffende subsidiejaar.

    • 3.

      Indien de activiteiten, zoals deze zijn vastgelegd in de subsidiebeschikking niet of in mindere mate zijn uitgevoerd dan wel de instelling zich niet of niet geheel heeft gehouden aan de gestelde voorwaarden kan het college van burgemeester en wethouders de subsidie in afwijking van de verleende subsidie lager vaststellen.

    • 4.

      Indien de in het derde lid bedoelde situatie niet het gevolg is van verwijtbaar handelen van de instelling en toepassing daarvan financiële gevolgen heeft voor een instelling welke aantoonbaar niet door de instelling kunnen worden gedragen, kan het college van burgemeester en wethouders in voor de instelling gunstige zin afwijken van die toepassing.

    Overschotten, tekorten en voorzieningen

    Artikel 2.6

    • 1.

      Indien een subsidievaststelling als bedoeld in artikel 2.5 leidt tot een overschot of tekort op de exploitatierekening van de instelling is het tekort voor rekening van de instelling en staat het overschot in beginsel ter beschikking van de gemeente. Op eventuele overschotten zijn de in het tweede lid genoemde bepalingen van toepassing.

    • 2.

      De instellingen hebben het recht voorstellen te doen aan het college van burgemeester en wethouders over de aanwending van de overschotten als bedoeld in het eerste lid. Deze voorstellen kunnen betrekking hebben op het vormen van voorzieningen ter bestrijding van toekomstige (jurisch afdwingbare) risico's met betrekking tot de exploitatie, ten behoeve van toekomstige exploitatielasten of noodzakelijke investeringen, dit ter beoordeling van het college van burgemeester en wethouders. Deze exploitatielasten moeten gerelateerd zijn aan de in de subsidiebeschikking opgenomen activiteiten.

    • 3.

      De in het tweede lid bedoelde voorzieningen dienen onverwijld aan de gemeente te worden terugbetaald, indien:

      a.de subsidierelatie met de gemeente wordt beëindigd;

      b. de instelling wordt ontbonden.

    Liquidatiesaldo

    Artikel 2.7

    • 1.

      De instelling brengt het voornemen tot ontbinding, faillissement of surséance van betaling onverwijld schriftelijk ter kennis van het college van burgemeester en wethouders. Hetzelfde geldt voor een voorgenomen vervreemding of bestemmingswijziging van onroerende zaken.

    • 2.

      Bij liquidatie zijn de voorschriften omtrent rekening en verantwoording, alsmede die betreffende vaststelling van subsidie van overeenkomstige toepassing.

    • 3.

      Voorzover een batig liquidatiesaldo mede door het verlenen van gemeentelijke subsidie is gevormd, dient dit bedrag onverwijld aan de gemeente te worden teruggestort tot het bedrag dat in totaliteit aan subsidie is verstrekt.

    HOOFDSTUK III NORMSUBSIDIE

    WIJKWERK EN BEWONERSPARTICIPATIE

    Begripsomschrijvingen

    Artikel 3.1

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    a. wijk: een wijk is een werkgebied bestaand uit buurten zoals

    aangegeven in een geografisch overzicht, dat is opgenomen in de bevolkingsstatistiek van de gemeente Rijswijk;

    b. buurt: een buurt is een werkgebied van één of meerdere buurten, waarvan de begrenzing overeenkomt met de buurtgrenzen in de bevolkingsstatistiek van de gemeente Rijswijk;

    c. buurtgericht sociaal cultureel vrijwilligerswerk: door wijk- of bewonersorganisaties opgezette en sociaal cultureel uitgevoerde activiteiten ten behoeve van één of meerdere buurten en gericht op ontmoeting en recreatie alsmede laagdrempelige bijeenkomsten in de educatieve en culturele sfeer;

    d. samenlevings- het bevorderen van het op maatschappelijk welzijn

    opbouw: gerichte functioneren van de bevolking waaronder begrepen het behartigen van de belangen van buurt- en wijkbewoners en het instandhouden en verbeteren van de kwaliteit van de leefomgeving in buurten en wijken;

    e. wijkorganisatie: een organisatie met volledige rechtsbevoegdheid, niet zijnde een publiekrechtelijke instantie, die een proces van samenlevingsopbouw op wijkniveau in gang zet, onderhoudt en bevordert en dit coördineert met de binnen haar wijk werkzame bewonersorganisaties en die al dan niet werkt aan de totstandkoming van wenselijk of noodzakelijk geachte voorzieningen en activiteiten in het kader van buurtgericht sociaal cultureel vrijwilligerswerk;

    f. bewonersorganisatie: een organisatie, bestaande uit bewoners van één of meerdere buurten, die zich, in samenwerking met de wijkorganisatie, inzet voor de samenlevingsopbouw in de buurt(en) en / of werkt aan de totstandkoming van wenselijk of noodzakelijk geachte voorzieningen en activiteiten in het kader van buurtgericht sociaal cultureel vrijwilligerswerk;

    Subsidieverlening

    Artikel 3.2

    • 1.

      Zodra de gemeenteraad in het kader van de begrotingsbehandeling het budget heeft vastgesteld, dat beschikbaar is voor de subsidiëring van de werksoort wijkwerk en bewonersparticipatie, is het college van burgemeester en wethouders bevoegd tot subsidieverlening over te gaan.

    • 2.

      Het college van burgemeester en wethouders stelt de verdeling vast van het door de gemeenteraad beschikbaar gestelde budget op basis van de subsidiegrondslag genoemd in artikel 3.3 per wijkorganisatie, waarin begrepen de subsidiebudgetten van de onder de wijkorganisaties vallende bewonersorganisaties.

    • 3.

      In de beschikking tot subsidieverlening geeft het college van burgemeester en wethouders per wijkorganisatie een specificatie van de per buurt beschikbare budgetten voor samenlevingsopbouw en/of buurtgericht sociaal cultureel vrijwilligerswerk.

    Subsidiegrondslag

    Artikel 3.3

    • 1.

      Aan de wijkorganisatie wordt jaarlijks een subsidie per inwoner verleend ten behoeve van samenlevingsopbouw en/of buurtgericht sociaal cultureel vrijwilligerswerk.

    • 2.

      De subsidie als bedoeld in het eerste lid wordt slechts dan per buurt verleend, indien de wijkorganisatie of een onder haar vallende bewonersorganisatie in de buurt actief is.

    • 3.

      Als peildatum voor de berekening van het inwonertal wordt uitgegaan van 1 januari van het voorafgaande subsidiejaar, zoals dit wordt aangegeven in de bevolkingsstatistiek van de gemeente Rijswijk.

    • 4.

      De subsidie per inwoner wordt jaarlijks geïndexeerd op de wijze zoals aangegeven in artikel 2.2, tweede lid, van deze verordening.

    Criteria

    Artikel 3.4

    • 1.

      Subsidie aan de wijkorganisatie wordt slechts verleend, indien:

    • In het kader van de samenlevingsopbouw:

    • a. minimaal vier bestuursbijeenkomsten per buurt per jaar plaatsvinden;

    • b. minimaal een keer per jaar een algemene vergadering met de inwoners van de buurt plaatsvindt;

    • c. er sprake is van daadwerkelijke communicatie van de wijk- of bewonersorganisatie met de inwoners van de de buurt;

    • 2.

      In het kader van buurtgericht sociaal cultureel vrijwilligerswerk minimaal 10 keer per jaar gevarieerde activiteiten worden aangeboden voor de buurt en deze voor alle inwoners van de buurt toegankelijk zijn.

    Overige subsidievoorwaarden

    Artikel 3.5

    Voor subsidiëring op grond van dit hoofdstuk zijn van toepassing de bepalingen opgenomen in de artikelen 2.3 tot en met 2.7 van hoofdstuk II Budgetsubsidies.

    Hardheidsclausule

    Artikel 3.6

    Vervallen.

    HOOFDSTUK IV WAARDERINGSSUBSIDIE

    Reikwijdte hoofdstuk

    Artikel 4.1

    Dit hoofdstuk is van toepassing op subsidies die door het college van burgemeester en wethouders als waarderingssubsidies aan instellingen worden aangemerkt en maximaal voor een periode van vier jaar worden verstrekt.

    Aanvraagtermijn

    Artikel 4.2

    Een aanvraag voor een waarderingssubsidie dient ieder jaar voor 1 mei van het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor subsidie wordt gevraagd te worden ingediend.

    Subsidievaststelling

    Artikel 4.3

    Subsidieverstrekking krachtens dit hoofdstuk vindt plaats door middel van een eenmalige subsidievaststelling, waarbij de beschikking uiterlijk op 31 december van het subsidiejaar door het college van burgemeester en wethouders wordt afgegeven.

    Verslag

    Artikel 4.4

    • 1.

      De instelling is verplicht binnen vier maanden na afloop van het subsidiejaar jaarlijks een beknopt verslag van haar activiteiten in te zenden.

    • 2.

      Het college van burgemeester en wethouders kan nadere eisen stellen aan de inhoud van het verslag.

    HOOFDSTUK V EENMALIGE SUBSIDIE

    Subsidieverlening

    Artikel 5.1

    • 1.

      Verlening van een eenmalige subsidie geschiedt door het college van burgemeester en wethouders en is slechts mogelijk voorzover daartoe in de gemeentebegroting voldoende middelen zijn opgenomen.

    • 2.

      Bij een aanvraag om een eenmalige subsidie overlegt de instelling alle naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders relevante informatie.

    Subsidievaststelling

    Artikel 5.2

    • 1.

      De eenmalige subsidie wordt door het college van burgemeester en wethouders definitief vastgesteld op basis van de werkelijke inkomsten en uitgaven.

    • 2.

      Ten behoeve van de definitieve vaststelling, als bedoeld in het eerste lid, legt de instelling binnen twaalf weken nadat de desbetreffende activiteiten hebben plaatsgevonden een overzicht over van de werkelijke kosten en overige naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders relevante informatie.

    HOOFDSTUK VI SUBSIDIE VOOR PARTICULIEREN

    AFDELING 1, SUBSIDIE TENTOONSTELLINGEN

    Reikwijdte hoofdstuk

    Artikel 6.1

    • 1.

      Dit hoofdstuk is van toepassing op de verlening van subsidies aan beroepsbeeldende kunstenaars.

    • 2.

      Subsidie kan worden verleend ten behoeve van het houden van of deelnemen aan een tentoonstelling.

    Bevoegdheden

    Artikel 6.2

    • 1.

      De gemeenteraad stelt jaarlijks in het kader van de begrotingsbehandeling het budget vast, dat beschikbaar is voor de subsidiëring van de in artikel 6.1, tweede lid bedoelde tentoonstellingen.

    • 2.

      Het overeenkomstig het eerste lid vastgestelde budget fungeert als subsidieplafond.

    • 3.

      Subsidieverlening ten laste van het in het eerste lid bedoelde budget geschiedt door het college van burgemeester en wethouders.

    Criteria

    Artikel 6.3

    • 1.

      Voor subsidie komen in aanmerking beeldende kunstenaars die:

      a. lid zijn van een organisatie voor beroepsbeeldende kunstenaars en

      b. woonachtig zijn in Rijswijk of in een aan Rijswijk grenzende gemeente danwel in de regio Haaglanden;

    • 2.

      Een beeldend kunstenaar kan in aanmerking komen voor subsidie ten behoeve van een tentoonstelling van diens werk, al dan niet tezamen met dat van (een)ander(en).

    • 3.

      Een in Rijswijk woonachtige beeldend kunstenaar kan in aanmerking komen voor subsidie indien de tentoonstelling plaatsvindt in Rijswijk of in een aangrenzende gemeente danwel in één van de gemeenten van de regio Haaglanden.

    • 4.

      Een beeldend kunstenaar die woonachtig is in een aan Rijswijk grenzende gemeente danwel in één van de gemeenten van de regio Haaglanden, kan in aanmerking komen voor subsidie indien de tentoonstelling plaatsvindt in Rijswijk.

    • 5.

      Een beeldend kunstenaar kan slechts voor subsidie in aanmerking komen, indien de desbetreffende tentoonstelling

      a. wordt gehouden in een galerie of een andere voor het publiek toegankelijke ruimte, niet zijnde een kunst- of ambachtsmarkt,

      b. welke zich qua aard en oppervlakte, volgens het oordeel van het college van burgemeester en wethouders, leent voor openbare expositie,

      c. ten minste gedurende twee weken wordt gehouden en minimaal 24 uur per week geopend is, waarvan enkele dagen tussen 13.00 en 17.00 uur;

      d. gratis voor bezichtiging toegankelijk is.

    • 6.

      Per kalenderjaar wordt per beeldend kunstenaar voor ten hoogste twee tentoonstellingen subsidie verleend, waarvan er tenminste één in Rijswijk plaats dient te vinden.

    • 1.

      Uitsluitend aan kunstenaars die in Rijswijk woonachtig zijn, kan het college van burgemeester en wethouders subsidie verlenen, onder nader door hen te stellen voorwaarden, voor het houden van of deelnemen aan een tentoonstelling buiten het gebied, zoals omschreven in het eerste lid.

    Subsidieaanvraag

    Artikel 6.4

    • 1.

      Een aanvraag om subsidie dient ten minste vier weken voor de opening van de tentoonstelling te worden ingediend.

    • 2.

      Een aanvraag om subsidie dient vergezeld te gaan van een bewijs van lidmaatschap van een organisatie van beroepsbeeldende kunstenaars, alsmede van een omschrijving van de aard van de expositie.

    • 3.

      De subsidie wordt eerst verleend nadat de subsidieaanvrager zich schriftelijk heeft akkoord verklaard met de voorwaarde dat bij het niet doorgaan van de tentoonstelling de ontvangen subsidie dient te worden gerestitueerd.

    Subsidiegrondslag

    Artikel 6.4

    • 1.

      De subsidie in de expositiekosten bedraagt voor de periode 1 januari 2005 tot en met 31 december 2008 een bedrag van € 340,00 per tentoonstelling.

    • 2.

      De hoogte van het in het eerste lid genoemde bedrag wordt eens per vier jaar door het college van burgemeester en wethouders opnieuw bepaald.

    • 3.

      De hoogte van de subsidie voor een tentoonstelling van het werk van de beeldend kunstenaar tezamen met dat van (een)ander(en) wordt bepaald door het in het eerste lid genoemde basisbedrag te vermenigvuldigen met een breuk, waarvan de teller 1 is en de noemer gelijk is aan het aantal deelnemers van de betreffende tentoonstelling.

    Subsidievaststelling

    Artikel 6.5

    • 1.

      Aan de beeldend kunstenaar wordt per tentoonstelling van diens werk een subsidie verleend ter hoogte van het in artikel 6.4 genoemde bedrag.

    • 2.

      Subsidieverlening krachtens dit hoofdstuk vindt plaats middels een eenmalige subsidievaststelling.

    HOOFDSTUK VII RECHTSBESCHERMING

    Inspraak

    Artikel 7.1

    • 1.

      Het college van burgemeester en wethouders zendt zes maanden, voorafgaande aan het subsidiejaar, aan de betrokken instellingen die vallen onder de werking van de hoofdstukken II en III een ontwerpbeschikking tot subsidieverlening.

    • 2.

      Deze instellingen kunnen tot vier maanden, voorafgaande aan het subsidiejaar hun schriftelijke bedenkingen uitspreken tegen de ontwerpbeschikking tot subsidieverlening.

    Het indienen van bezwaar

    Artikel 7.2

    • 1.

      Tegen elke op grond van deze verordening door burgemeester en wethouders genomen beschikking tot subsidieverlening kan binnen zes weken na de verzending ervan bezwaar worden ingediend bij het college van burgemeester en wethouders.

    • 2.

      Het bezwaar, zoals bedoeld in het derde lid, schorst niet de werking van de beschikking waartegen het is gericht.

    HOOFDSTUK VIII OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

    Hardheidsclausule

    Artikel 8.1

    Het college van burgemeester en wethouders kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

    Algemene uitvoeringsbepaling

    Artikel 8.2

    In alle gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college van burgemeester en wethouders.

    Overgangsbepaling

    Artikel 8.3

    Op subsidies die vóór de inwerkingtreding van deze verordening zijn verleend, blijven de bepalingen, zoals opgenomen in de Algemene Subsidieverordening Welzijn van toepassing.

    Inwerkingtreding verordening

    Artikel 8.4

    1 Deze verordening kan worden aangehaald als "Algemene Subsidie-verordening Rijswijk".

    2 Zij treedt in werking op 1 januari 2005.

    3 Op dat tijdstip vervalt de Algemene Subsidieverordening Welzijn Rijswijk en de Tentoonstellingsverordening.

    Aldus besloten door de raad van de gemeente Rijswijk in zijn openbare vergadering van 1 april 2004, gewijzigd 12 december 2006.