Regeling vervallen per 12-06-2018

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Roerdalen houdende regels omtrent gemeentelijke monumenten Monumentenverordening 2010

Geldend van 02-12-2016 t/m 11-06-2018

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Roerdalen houdende regels omtrent gemeentelijke monumenten Monumentenverordening 2010

Monumentenverordening 2010

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Begripsbepalingen

Deze verordening verstaat onder:

1. monumenten: a. alle zaken die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde; b. terreinen die van algemeen belang zijn wegens daar aanwezige zaken als bedoeld onder a.

2. gemeentelijke monumentenlijst: de lijst waarop zijn vermeld de overeenkomstig deze verordening beschermde monu-menten.

3. beschermde gemeentelijke monumenten: onroerende monumenten, die overeenkomstig de bepalingen van deze verordening op de gemeentelijke monumentenlijst zijn geplaatst.

4. beschermde rijksmonumenten: onroerende monumenten die zijn ingeschreven in de ingevolge de Monumentenwet vastgestelde registers.

5. kerkelijke monumenten: onroerende monumenten die eigendom zijn van een kerkgenootschap, kerkelijke ge-meente of parochie of van een kerkelijke instelling en die uitsluitend of voor een over-wegend deel worden gebruikt voor de uitoefening van de eredienst.

6. Monumentencommissie: de door de raad ingestelde commissie, als bedoeld in artikel 2 van de Verordening op de Omgevingscommissie MER 2016.

7. bevoegd gezag: bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, of 2.2. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

8. vergunning: een omgevingsvergunning als bedoeld in artkel 2.1, eerste lid of 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

9. Wabo: Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

HOOFDSTUK 2. De MONUMENTENCOMMISSIE

Artikel 2. Monumentencommissie

[vervallen]

HOOFDSTUK 3. BESCHERMDE GEMEENTELIJKE MONUMENTEN

Artikel 3. De gemeentelijke monumentenlijst

1. Burgemeester en wethouders kunnen, al dan niet op verzoek van belanghebbenden, besluiten onroerende monumenten als beschermd monument op de gemeentelijke monumentenlijst te plaatsen.

2. Burgemeester en wethouders besluiten over plaatsing van onroerende

monumenten op de gemeentelijke monumentenlijst, nadat de Omgevingscommissie MER en de eigenaar zijn gehoord. In spoedeisende gevallen kunnen zij hiervan afwijken.

3. Burgemeester en wethouders nemen met betrekking tot kerkelijke monumenten geen beslissing tot plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst dan na overleg met de eigenaar.

4. Burgemeester en wethouders nemen binnen acht weken nadat de

Omgevingscommissie MER is gehoord, een beslissing als bedoeld in het tweede lid. Zij maken hun beslissing zo spoedig mogelijk bekend aan degenen die als eigenaren en anderszins zakelijk gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan, aan de ingeschreven hypothecaire schuldeisers en indien om aanwijzing is verzocht, aan de verzoeker.

5. Burgemeester en wethouders maken de plaatsing op de gemeentelijke monumenten-lijst op de in de gemeente gebruikelijke wijze bekend.

6. De gemeentelijke monumentenlijst geeft de plaatselijke aanduiding aan, de kadastrale aanduiding, de tenaamstelling en een beschrijving van het monument.

7. Burgemeester en wethouders kunnen ambtshalve of op verzoek van belanghebbenden in de gemeentelijke monumentenlijst wijzigingen aanbrengen. Indien de wijziging naar het oordeel van burgemeester en wethouders van ondergeschikte betekenis is of als de wijziging betreft het doorhalen van de inschrijving van een monument dat is teniet gegaan, blijft overeenkomstige toepassing van artikel 3, leden 2 en 3 achterwege.

8. Monumenten die zijn ingeschreven in het register als bedoeld in artikel 6 van de Mo-numentenwet of die zijn geplaatst op een lijst van monumenten, op grond van een mo-numentenverordening van de provincie Limburg, worden door burgemeester en wet-houders niet op de gemeentelijke monumentenlijst geplaatst.

9. Monumenten die na plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst worden inge-schreven in het monumentenregister als bedoeld in artikel 6 van de Monumentenwet worden geacht niet meer op de gemeentelijke monumentenlijst te zijn geplaatst.

Artikel 4. De gemeentelijke monumentenlijst ligt ter gemeentesecretarie voor een ieder ter inzage.

Artikel 5. Wijziging van beschermde gemeentelijke monumenten

1. Het is verboden een beschermd gemeentelijk monument te beschadigen, te vernielen of af te breken.

2. Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag:

a. een beschermd gemeentelijk monument af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen;

b. een beschermd gemeentelijk monument te herstellen of te gebruiken of te laten gebruiken op een dusdanige wijze waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

Artikel 6. Vergunning

1. Een aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 4.2 Besluit omgevingsrecht voor een vergunning als bedoeld in artikel 5 en de daarbij te overleggen gegevens en bescheiden worden in drievoud ingediend.

2. Op ontvankelijke aanvragen is de uitgebreide voorbereidingsprocedure (paragraaf 3.3) van de Wabo van toepassing.

3. Een ieder kan zijn zienswijze over een in behandeling genomen aanvraag naar voren brengen.

4. Het bevoegd gezag zendt binnen 1 week een afschrift van de ontvankelijke aanvraag om een vergunning voor een gemeentelijk

monument aan de Omgevingscommissie MER voor advies.

5. Binnen 8 weken na de datum van verzending van het afschrift brengt de

Omgevingscommissie MER schriftelijk haar advies uit aan het college.

6. Een vergunning blijft buiten werking totdat de beroepstermijn is verstreken of, indien beroep is ingesteld, op het beroep is beslist.

7. Burgemeester en wethouder kunnen aan een vergunning voorschriften verbinden in het belang van de monumentenzorg.

8. De vergunning kan voor bepaalde tijd worden verleend.

Artikel 7. Kerkelijke monumenten

Het bevoegd gezag neemt met betrekking tot een kerkelijk monument geen beslissing op grond van deze verordening dan in overeenstemming met de eigenaar, in-dien en voor zover het betreft een beslissing, waarbij wezenlijke belangen van de gods-dienstuitoefening in dat monument in het geding zijn.

Artikel 8. Intrekken vergunning Het bevoegd gezag kan de vergunning intrekken als:

a. blijkt dat de vergunning ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is ver-leend;

b. blijkt dat de vergunninghouder de aan de vergunning verbonden voorschriften niet na-leeft;

c. de omstandigheden aan de kant van de vergunninghouder zich zodanig hebben gewij-zigd, dat het belang van het monument zwaarder dient te wegen.

HOOFDSTUK 4. BESCHERMDE RIJKSMONUMENTEN

Artikel 9. Aanvraag

1. Burgemeester en wethouders zenden een afschrift van de aanvraag om vergunning voor een beschermd rijksmonument aan de Omgevingscommissie MER.

2. De Omgevingscommissie MER adviseert schriftelijk over de aanvraag binnen twee maanden na de datum van verzending van het afschrift.

3. Bij overschrijding van de in lid 2 genoemde termijn wordt de Omgevingscommissie MER geacht geadviseerd te hebben.

HOOFDSTUK 5. SCHADEVERGOEDING

Artikel 10. Schadevergoeding

Indien en voor zover blijkt dat een belanghebbende ten gevolge van:

a. de weigering van burgemeester en wethouders wijziging aan te brengen in de gemeentelijke monumentenlijst;

b. de weigering van het bevoegd gezag een vergunning tot wijziging, afbraak of verwijdering van een gemeentelijk monument te verlenen;

c. voorschriften door het bevoegd gezag verbonden aan een vergunning tot wijziging, afbraak of verwijdering van een gemeentelijk monument; schade lijdt of zal lijden die redelijkerwijze niet of niet geheel tot zijn last behoort te blij-ven, kent de gemeenteraad hem op zijn verzoek een naar billijkheid te bepalen schade-vergoeding toe.

HOOFDSTUK 6. STRAFBEPALINGEN

Artikel 11. Strafbaarstelling

1. Hij die handelt in strijd met artikel 5 van deze verordening wordt gestraft met een geld-boete van de tweede categorie.

2. Overtreding van artikel 5 van deze verordening kan bovendien worden gestraft met

3. openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

HOOFDSTUK 7. SLOTBEPALINGEN

Artikel 12. Opsporing

1. De opsporing van de in artikel 11 strafbaar gestelde feiten is, naast de in artikel 141 van het Wetboek van Strafverordening genoemde opsporingsambtenaren, opgedragen aan hen die door burgemeester en wethouders met de zorg voor de naleving van deze verordening zijn belast, ieder voor zover het de feiten betreft die in de aanwijzing zijn vermeld.

2. Zo dikwijls de zorg voor de naleving van deze verordening dit vereist, wordt hierbij de last verstrekt al dan niet besloten ruimten en plaatsen, met uitzondering van woningen desnoods tegen de wil van de rechthebbende, bewoner of gebruiker te betreden, aan hen die en voor zover zij door het bevoegd gezag belast zijn met het toezicht op de na-leving van deze verordening.

Artikel 13. Inwerkingtreding

1. Voor zover deze verordening betrekking heeft op gemeentelijke monumenten treedt zij in werking op de derde dag na die waarop zij is bekend gemaakt.

2. Voor zover deze verordening betrekking heeft op beschermde rijksmonumenten treedt zij in werking overeenkomstig het bepaalde in artikel 15, lid 2 van de Monumentenwet.

3. De wijzigingen in deze verordeningen, zoals verwerkt in de verordening en bij besluit van de raad van 24 mei 2010 vastgesteld, treden in werking op het tijdstip waarop de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in werking treedt.

Overgangsregeling

Ontvankelijke aanvragen om vergunning als bedoeld in artikel 5 die zijn ingediend voor de inwerkingtreding van deze wijzigingsverordening worden afgehandeld volgens het recht zoals dat gold voor het tijdstip waarop artikel 2.2 van de Wabo in werking is getreden.

Artikel 14. Titel

Deze verordening kan worden aangehaald als "Monumentenverordening 2010".

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van 24 mei 2007,
laatstelijk gewijzigd in de gemeenteraad van 1 juli 2010.