Regeling vervallen per 01-01-2012

Afstemmingsverordening WIJ

Geldend van 11-11-2009 t/m 31-12-2011 met terugwerkende kracht vanaf 01-10-2009

Intitulé

Afstemmingsverordening WIJ

De gemeenteraad stelt de volgende verordening vast.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijving

In deze verordening wordt verstaan onder:

a.

de wet:

de Wet investeren in jongeren;

b.

inkomensvoorziening:

de inkomensvoorziening als genoemd in artikel 24 van de WIJ;

c.

WIJ-norm:

de op grond van hoofdstuk 4 van de wet van toepassing zijnde norm, vermeerderd of verminderd met de op grond van dat hoofdstuk door het college vastgestelde verhoging of verlaging inclusief vakantiegeld reservering;

d.

verlaging:

het verlagen van de inkomensvoorziening op grond van artikel 41 van de wet;

e.

WI:

Wet inburgering;

f.

jongere:

de jongere tussen de 18 en 27 jaar welke een inkomensvoorziening ontvangt op grond van de wet;

g.

college:

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Roermond.

Artikel 2 Het verlagen van de inkomensvoorziening

  • 1. Als de jongere zich naar het oordeel van het college gedraagt, zoals omschreven in artikel 41 lid 1 van de WIJ, wordt overeenkomstig deze verordening de inkomensvoorziening verlaagd.

  • 2. De verlaging wordt afgestemd op de ernst van de gedraging, de mate waarin de jongere de gedraging kan worden verweten en de bijzondere persoonlijke omstandigheden waarin de jongere verkeert.

Artikel 3 Berekeningsgrondslag

De verlaging, als bedoeld in artikel 2, wordt opgelegd op de voor de jongere toepasselijke WIJ-norm.

Artikel 4 Het besluit tot verlaging van de inkomensvoorziening

In het besluit tot opleggen van een verlaging wordt vermeld de reden van de verlaging, de duur van de verlaging, het percentage waarmee de inkomensvoorziening wordt verlaagd en, indien van toepassing, de reden waarom een hogere of lagere verlaging wordt toegepast.

Artikel 5 Afzien van verlaging van de inkomensvoorziening

  • 1. Het college ziet af van verlaging indien:

    • a.

      elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt of

    • b.

      de gedraging meer dan 1 jaar vóór constatering van die gedraging door het college heeft plaatsgevonden, tenzij de gedraging een schending van de inlichtingenplicht inhoudt en als gevolg van die gedraging ten onrechte inkomensvoorziening is verleend. Een verlaging wegens schending van de inlichtingenplicht wordt niet opgelegd na verloop van 5 jaren nadat de betreffende gedraging heeft plaatsgevonden.

  • 2. Het college kan geheel of gedeeltelijk afzien van verlaging indien het daarvoor zeer bijzondere individuele omstandigheden aanwezig acht.

  • 3. Indien het college afziet van verlaging wordt de belanghebbende daarvan schriftelijk mededeling gedaan onder vermelding van de redenen.

Artikel 6 Ingangsdatum, tijdvak en recidive

  • 1. De verlaging wordt met terugwerkende kracht toegepast, voor zover de inkomensvoorziening nog niet is uitbetaald. Daarbij wordt uitgegaan van de voor die maand geldende WIJ-norm.

  • 2. Voor zover de inkomensvoorziening over de afgelopen maand reeds is uitbetaald gaat de verlaging de eerstvolgende kalendermaand in. Daarbij wordt uitgegaan van de voor die maand geldende WIJ-norm.

  • 3. De duur van de verlaging bedraagt minimaal de termijnen die in de hoofdstukken 2 tot en met 4 van deze verordening vermeld staan.

  • 4. Indien de jongere, binnen 12 maanden nadat de verwijtbare gedraging zich heeft voorgedaan, opnieuw zijn verplichtingen verwijtbaar niet nakomt (recidive), worden de minimale termijnen waarnaar in lid 3 wordt verwezen verdubbeld.

  • 5. Bij derde en meer opvolgende verwijtbare gedragingen wordt het percentage van de verlaging worden verzwaard en wordt de duur waarnaar in lid 3 wordt verwezen telkens verlengd met één maand extra.

  • 6. Voor het bepalen van de aanvang van de termijn van 12 maanden geldt het tijdstip waarop de beschikking, waarin de verlaging is medegedeeld, bekend is gemaakt.

Artikel 7 Samenloop van gedragingen

  • 1 Indien een jongere zich schuldig maakt aan één gedraging die verschillende schendingen van de verplichtingen inhoudt als genoemd in artikel 2, eerste lid, wordt voor het bepalen van de hoogte en duur van de verlaging uitgegaan van het hoogste percentage.

  • 2

    • a

      Indien een jongere een inburgeringsprogramma volgt in het kader van de WI, kan de inkomensvoorziening slechts worden verlaagd voor zover dit inburgeringsprogramma voor de jongere deel uitmaakt van het werkleeraanbod;

    • b

      Indien een boete op basis van de Boeteverordening in het kader van de WI is opgelegd, kan niet tegelijkertijd voor hetzelfde feit of dezelfde gedraging een verlaging van de inkomensvoorziening worden toegepast in het kader van deze afstemmingsverordening.

Hoofdstuk 2 Niet nakomen van verplichtingen verbonden aan het werkleeraanbod (artikel 45 WIJ)

Artikel 8 Categorieën

Gedragingen van de jongere waardoor de verplichting op grond van artikel 45 van de WIJ niet of onvoldoende is nagekomen, worden onderscheiden in de volgende categorieën:

  • 1.

    Categorie 1:

    • a.

      het onvoldoende meewerken aan het opstellen van een plan met betrekking tot de arbeidsinschakeling, waaronder begrepen het onvoldoende meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling;

    • b.

      het zich niet onderwerpen aan een noodzakelijke behandeling van medische aard.

  • 2.

    Categorie 2:

    • a.

      het stellen van onredelijke eisen in verband met de te verrichten algemeen geaccepteerde arbeid, die het aanvaarden of verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid belemmeren;

    • b.

      het niet of onvoldoende meewerken aan het behoud of bevorderen van de arbeidsbekwaamheid;

    • c.

      het niet of onvoldoende meewerken aan activiteiten of werkzaamheden, gericht op de arbeidsinschakeling;

    • d.

      het nalaten de opgedragen werkzaamheden of activiteiten naar beste vermogen te verrichten.

Artikel 9 De hoogte en duur van de verlaging

De verlaging van op grond van artikel 8 wordt vastgesteld op:

  • a.

    35% van de WIJ-norm gedurende 1 maand bij gedragingen in categorie 1.

  • b.

    50% van de WIJ-norm gedurende 1 maand bij gedragingen in categorie 2.

Hoofdstuk 3 Inlichtingenplicht (artikel 44 WIJ)

Artikel 10 Schending inlichtingenplicht

  • 1. Indien het niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht als bedoeld in artikel 44 van de WIJ heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van inkomensvoorziening, wordt de verlaging afgestemd op de hoogte van het benadelingsbedrag.

  • 2. De verlaging bedoeld in het eerste lid bedraagt:

    • a.

      20% van de WIJ-norm gedurende 1 maand, bij een netto-benadelingsbedrag tot € 1000,-;

    • b.

      50% van de WIJ-norm gedurende 1 maand, bij een netto-benadelingsbedrag tot € 3000,-;

    • c.

      100% van de WIJ-norm gedurende 1 maand, bij een netto-benadelingsbedrag tot € 3000,- of meer.

  • 3. Indien een jongere gegevens in verband met de vaststelling van het recht op een werkleeraanbod of inkomensvoorziening, waarover hij reeds eerder redelijkerwijs kon beschikken, pas in een bezwaar-, beroeps-, of hoger beroepsprocedure verstrekt, wordt de WIJ-norm verlaagd met 20% gedurende 1 maand.

  • 4. Van een verlaging als bedoeld in lid 1 wordt afgezien:

    • a.

      zodra ter zake van de gedraging strafvervolging is ingesteld en het onderzoek ter terechtzitting een aanvang heeft genomen;

    • b.

      zodra het recht tot strafvervolging is vervallen, doordat het Openbaar Ministerie een schikking met de jongere heeft getroffen.

Hoofdstuk 4 Zeer ernstige misdragingen (artikel 41 WIJ)

Artikel 11 Zeer ernstige misdragingen

  • 1. Indien een jongere zich ernstig misdraagt tegenover het college of zijn ambtenaren en medewerkers, onder omstandigheden die verband houden met de uitvoering van de WIJ wordt de inkomensvoorziening verlaagd.

  • 2. De verlaging wordt in geval van een ernstige misdraging in de vorm van verbaal geweld, discriminatie of intimidatie op de volgende wijze vastgesteld:

    • a.

      50% van de WIJ-norm gedurende 1 maand bij een eerste ernstige misdraging;

    • b.

      100% van de WIJ-norm gedurende 1 maand bij een tweede ernstige misdraging binnen een periode van 24 maanden na de vorige misdraging;

    • c.

      100% van de WIJ-norm gedurende 2 maanden vanaf een derde ernstige misdraging binnen een periode van 24 maanden na de vorige misdraging.

  • 3. De verlaging in geval van een ernstige misdraging in de vorm van zaakgericht fysiek geweld, mensgericht fysiek geweld wordt op de volgende wijze vastgesteld:

    • a.

      100% van de WIJ-norm gedurende 1 maand bij een eerste ernstige misdraging;

    • b.

      100% van de WIJ-norm gedurende 2 maanden bij een tweede ernstige misdraging binnen een periode van 24 maanden na de vorige misdraging;

    • c.

      100% van de WIJ-norm gedurende 3 maanden vanaf een derde ernstige misdraging binnen een periode van 24 maanden na de vorige misdraging.

  • 4. Van een ernstige misdraging in de zin van artikel 41, eerste lid van de WIJ kan alleen sprake zijn als verwijtbaarheid is vastgesteld én dit gedrag in het normale menselijke verkeer onacceptabel is.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 12 Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 oktober 2009.

  • 2. Deze verordening kan worden aangehaald als: ‘Afstemmingsverordening WIJ’.

Ondertekening

Aldus besloten door de raad van de gemeente Roermond in zijn openbare vergadering van 22 oktober 2009

De griffier

J. Vervuurt

De voorzitter

H.M.J.M. van Beers

Toelichting bij de Afstemmingsverordening WIJ

Algemeen

Het recht op een inkomensvoorziening in het kader van de WIJ is altijd verbonden aan de plicht van de jongere om zich in te zetten om onafhankelijk van deze inkomensvoorziening te worden, het verstrekken van alle relevante inlichtingen en het nakomen van voorwaarden en afspraken. Dit betekent dat de vaststelling van de hoogte van de inkomensvoorziening in het kader van de WIJ niet alleen afhangt van de toepasselijke WIJ-norm, inkomsten en het vermogen van de jongere, maar ook van de mate waarin door de jongere de opgelegde verplichtingen worden nagekomen.

Daartoe dient de gemeente bij aanvang van de inkomensvoorziening aan de jongere mede te delen welke de verplichtingen zijn en welke de directe gevolgen zijn voor de inkomensvoorziening indien hij deze verplichtingen niet nakomt. Het niet nakomen van deze verplichtingen heeft meestal een tijdelijke verlaging van de inkomensvoorziening tot gevolg. De afstemming of verlaging is een wettelijke verplichting op grond van artikel 41 eerste lid van de WIJ.

Het vaststellen van de hoogte en duur van deze verlaging is een bevoegdheid van de gemeente. Artikel 12, eerste lid, onderdeel b, van de WIJ schrijft voor dat de gemeenteraad in een verordening nadere regels stelt met betrekking tot de hoogte en duur van de verlaging.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijving

Voor de begrippen die in de verordening worden gebruikt is aansluiting gezocht bij de begripsomschrijvingen in de Wet investeren in jongeren (WIJ).

Artikel 2 Het verlagen van de inkomensvoorziening

  • 1.

    Dit artikellid geeft de omvang van de werking van deze verordening aan en met name dat het hier een uitwerking betreft van artikel 41 lid 1 van de WIJ.

  • 2.

    In de verordening zijn voor allerlei gedragingen standaardverlagingen vastgesteld in de vorm van een vaste (procentuele) verlaging van de WIJ-norm. In dit tweede lid is de hoofdregel neergelegd: de verlaging afstemmen op de ernst van het feit dat zich heeft voorgedaan, de afweging in hoeverre de betrokken persoon hiervoor verantwoordelijk is en de eventuele individuele bijzondere omstandigheden die van belang kunnen zijn in verband met de gevolgen van de tijdelijke verlaging voor de persoon of het gezin. Afwijking van de standaardverlaging kan zowel tot een verzwaring als een matiging van de hoogte en/of de duur van de verlaging leiden.

Matiging van de verlaging kan bijvoorbeeld aan de orde komen bij:

  • bijzondere financiële of sociale omstandigheden van de jongere;

  • proportionaliteit: de zwaarte van de verlaging is niet evenredig aan de ernst van de gedraging en de mate van verwijtbaarheid.

Artikel 3 Berekeningsgrondslag

In dit lid is het uitgangspunt vastgelegd dat een verlaging wordt toegepast op de WIJ-norm. Onder de WIJ-norm wordt verstaan de wettelijke inkomensvoorziening, inclusief gemeentelijke toeslag of verlaging en inclusief vakantiegeld reservering.

Artikel 4 Het besluit tot verlaging van de inkomensvoorziening

Het verlagen van de WIJ-norm wegens het niet voldoen aan een of meerdere op grond van de WWB opgelegde verplichtingen, vindt plaats door middel van een besluit. Deze eis vloeit rechtstreeks voort uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Met name dient aandacht besteed te worden aan het zorgvuldigheidsbeginsel, het beginsel van proportionaliteit en het motiveringsbeginsel.

Artikel 5 Afzien van verlaging van de inkomensvoorziening

  • 1.

    Het afzien van een verlaging ‘indien elke vorm van verwijtbaarheid’ ontbreekt, is geregeld in artikel 41, tweede lid, WIJ, maar wordt hier nogmaals benadrukt.

    Een andere reden om af te zien van een verlaging is dat de gedraging te lang geleden heeft plaatsgevonden (verjaring). Omwille van de effectiviteit (‘lik op stuk’) is het nodig dat een verlaging spoedig nadat de gedraging heeft plaatsgehad, wordt toegepast. Om deze reden wordt onder b. geregeld dat het college geen verlagingen toepast bij gedragingen die langer dan één jaar geleden hebben plaatsgevonden.

  • 2.

    Voor gedragingen die een schending van de inlichtingenverplichting inhouden en als gevolg waarvan ten onrechte inkomensvoorziening is verleend of een te hoog bedrag aan inkomensvoorziening is verleend, geldt een verjaringstermijn van vijf jaar, omdat dit ook aansluit bij andere verjaringstermijnen, zoals bijvoorbeeld in het Burgerlijk Wetboek.

  • 3.

    Hierin wordt geregeld dat het college kan afzien van een verlaging indien er daarvoor zeer bijzondere individuele omstandigheden aanwezig zijn (hardheidsclausule). Dit is uiteraard erg afhankelijk van de concrete situatie en wordt hier niet verder gespecificeerd.

  • 4.

    Het doen van een schriftelijke mededeling dat het college afziet van een verlaging is van belang in verband met eventuele recidive.

Artikel 6 Ingangsdatum, tijdvak en recidive

De verlaging wordt naar de toekomst toegepast, tenzij de inkomensvoorziening nog niet is uitbetaald. De verlaging dient na constatering in beginsel zo spoedig mogelijk geëffectueerd te worden zodat oorzaak en gevolg maximaal aan elkaar worden gekoppeld.

In de leden 3 tot en met 5 is de systematiek geregeld indien sprake is van herhaling van de verwijtbare gedraging. Indien binnen één jaar na een eerste verwijtbare gedraging opnieuw sprake is van een verwijtbare gedraging, wordt de grotere mate van verwijtbaarheid tot uitdrukking gebracht in een verdubbeling van de duur van de verlaging.

Er is geen sprake van recidive als is afgezien van een afstemming omdat de verwijtbaarheid geheel heeft ontbroken.

Met eerste verwijtbare gedraging wordt de eerste gedraging bedoeld die aanleiding is geweest tot een verlaging, ook indien de verlaging wegens zeer bijzondere omstandigheden niet is geëffectueerd.

In de situatie, dat de jongere in een korte periode steeds herhalend verwijtbaar gedrag blijft vertonen (de derde en mogelijke volgende verwijtbare gedragingen) kan het college besluiten na afweging van alle belangen om de gegeven percentages van de hoofdstukken 2 tot en met 4 te verzwaren. Tevens kan de duur telkens worden verlengd met een maand. Zo is sprake van een evenwichtige en systematische opbouw van verlagingen van de inkomensvoorziening, indien sprake is van steeds terugkerend verwijtbaar gedrag van de jongere.

In lid 6 is bepaald dat de start van de termijn van 12 maanden voor herhaald gedrag, geldt vanaf het tijdstip waarop het besluit (waarin de verlaging is medegedeeld), bekend is gemaakt (verzenddatum beschikking).

Artikel 7 Samenloop van gedragingen

  • 1

    Als sprake is van een gedraging die meerdere schendingen van verplichtingen als gevolg heeft, dan dient voor het toepassen van de verlaging worden uitgegaan van de gedraging waarop de hoogste verlaging van toepassing is. Het gaat hierbij om de samenhang in het verwijtbare gedrag dat tot twee verlagingen zou leiden. In dat geval geldt het hoogste percentage. De regeling geldt niet voor een bepaalde gedraging die geheel verschillende schendingen van verplichtingen met zich meebrengt op verschillende momenten achter elkaar.

  • 2
    • a.

      Verlaging op grond van de WIJ kan alleen plaatsvinden als de belanghebbende zich niet houdt aan de verplichtingen die zijn verbonden aan het werkleeraanbod in het kader van de WIJ. Dat betekent dat de inkomensvoorziening alleen kan worden verlaagd als belanghebbende een inburgeringsprogramma volgt dat volgens het college tevens deel uitmaakt van het werkleeraanbod .

    • a.

      In de WI geldt een eigen bestuurlijke boeteregeling die als specifieke regeling voorrang krijgt voor deze (algemene) verordening om te verlagen in het kader van de WIJ.

Hoofdstuk 2 Niet nakomen van verplichtingen verbonden aan het werkleeraanbod (artikel 45 WIJ)

Artikel 8 Categorieën

De relatie tussen werken/leren en een inkomensvoorziening is zwaarder aangezet dan in de WWB, waarbij werk boven uitkering gaat, maar het recht op bijstand tevens bestaat als afgeleide van de plicht tot arbeidsparticipatie. Met de WIJ wordt een ‘paradigmawisseling’ beoogd: is het uitgangspunt in de WWB ‘een uitkering, mits’, in de WIJ is dit omgedraaid en geldt als uitgangspunt ‘eerst een werken en/of leren en alleen zo nodig een inkomensvoorziening’.

In de WIJ staat de duurzame arbeidsparticipatie van de jongere, en daarmee het werkleeraanbod voorop met als afgeleide een inkomensvoorziening.

Aanvaardt de jongere het werkleeraanbod en is het inkomen toereikend, dan bestaat in beginsel geen recht op een inkomensvoorziening.

Ook wanneer de jongere het werkleeraanbod geaccepteerd heeft maar uit de houding en het gedrag van de jongere echter ondubbelzinnig blijkt dat hij niet echt wil meewerken aan het werkleeraanbod kan het college het recht op werkleeraanbod en inkomensvoorziening intrekken. Dit is geregeld in artikel 21 en 42 lid 1 onderdeel f van de WIJ.

Natuurlijk kan ook blijken dat de jongere in mindere mate aan zijn verplichtingen voldoet zonder dat er sprake is van een expliciete weigering van het werkleeraanbod. Deze gedragingen worden benoemd in artikel 45 van de WIJ.

Het college heeft dan het instrument van verlaging in handen om een verandering van houding en gedrag te bewerkstelligen bij de jongere.

In deze verordening zijn aan de schending van de verplichtingen maatregelen van uiteenlopende hoogte verbonden. Hierbij is gebruik gemaakt van een categorie-indeling. In dit artikel worden de verplichtingen genoemd waaraan de jongere moet voldoen in het kader van het werkleeraanbod. De WIJ hanteert een specifieke terminologie die afwijkt van de begrippen uit de aan de aan de WIJ verwante bijstandswet. Deze terminologie is overgenomen in deze verordening.

Categorie 1:

Artikel 8 lid 1 onder a betreft het meewerken aan het opstellen van een plan met betrekking tot de arbeidsinschakeling oftewel het werkleeraanbod. Er is dan geen sprake van een expliciete weigering van het werkleeraanbod maar uit houding en gedrag van de jongere blijkt dat hij het tot stand komen van het werkleeraanbod wil frusteren.

Ook wanneer het college vastgesteld heeft door middel van een onafhankelijk arbeidskundig onderzoek dat een medische of psychologische behandeling noodzakelijk is voor de arbeidsmarktinschakeling kan de inkomensvoorziening verlaagd worden (Artikel 8 lid 1 onder b).

Categorie 2:

Artikel 8 lid 2 onder a: de jongere moet niet zodanige eisen aan de arbeid stellen dat hierdoor het krijgen of behouden van die arbeid wordt belemmerd. De jongere kan verder door afwijkend gedrag, het stellen van irreële eisen of door ongebruikelijke werktijden een bemiddelingspoging belemmeren. De jongere dient zich zo op te stellen dat hij algemeen geaccepteerde arbeid kan en wil aanvaarden.

Verder moet de jongere meewerken aan het behoud of het bevorderen van zijn arbeidsbekwaamheid en aan activiteiten en werkzaamheden die zijn gericht op arbeidsinschakeling en deze naar beste vermogen verrichten (artikel 8 lid 2 b,c en d).

Dit betekent dat de jongere zich coöperatief moet opstellen met betrekking tot de door het college opgelegde verplichtingen en opgedragen trajecten en voorzieningen.

Hieronder wordt ook begrepen het in voldoende mate voldoen aan de sollicitatieverplichting wanneer dat gedurende een training van een jongere verwacht wordt.

Artikel 9 De hoogte en duur van de verlaging

Deze bepaling behoeft geen toelichting.

Hoofdstuk 3 Inlichtingenplicht (artikel 44 WIJ)

Artikel 10 Schending inlichtingenplicht

  • 1.

    Indien de jongere de voor de verlening van de inkomensvoorziening van belang zijnde gegevens niet direct zelf (onverwijld) of desgevraagd niet op tijd verstrekt, wordt de inkomensvoorziening voortgezet en wordt de WIJ-norm gedurende 1 maand worden verlaagd voor zover dit de gemeente heeft benadeeld.

    Onder ‘onverwijld uit eigen beweging’ mededeling doen in artikel 44, eerste lid WIJ wordt verstaan:

    • -

      direct mondeling (eventueel telefonisch) informatie geven of indien dit niet mogelijk is,

      op de periodieke verklaring van de maand waarin het feit of de omstandigheid zich heeft voorgedaan of, als dit niet mogelijk is,

      vóór de eerste van de maand volgend op de maand waarin het feit of de omstandigheid zich heeft voorgedaan.

  • 2.

    Uit deze formulering volgt dat wanneer er geen sprake is van een financiële benadeling er ook geen afstemming plaats zal vinden.

  • 1.

    Noodzakelijk is dat de gegevens waarover de jongere beschikt ook zo spoedig mogelijk worden verstrekt, zodat deze ook tijdig beoordeeld kunnen worden en daarmee eventuele juridische procedures vermeden kunnen worden.

Hoofdstuk 4 Zeer ernstige misdragingen (artikel 41 WIJ)

Artikel 11 Zeer ernstige misdragingen

In artikel 41, eerste lid, wordt gesproken over ‘het zich jegens het college zeer ernstig misdragen’. In de verordening worden in verband met de leesbaarheid niet steeds de woorden zeer ernstig misdragen gebruikt, terwijl het wel om hetzelfde wettelijke begrip gaat.

Dit betekent voorts dat alleen (zeer) agressief gedrag tegenover leden van het college en ambtenaren aanleiding kan zijn voor een verlaging. Een verlaging is dus niet mogelijk als een klant zich agressief heeft gedragen tegenover een medewerker van een andere organisatie die (indirect) belast is met de uitvoering van de wet (bijvoorbeeld een reïntegratiebedrijf).

Opgemerkt wordt dat landelijk, maar ook in de gemeente Roermond incidenten tegen medewerkers tijdens hun werk frequenter en ernstiger zijn geworden. Dit is een maatschappelijk verschijnsel dat in brede kring als zeer ernstig wordt ervaren en afgekeurd. In de gemeente Roermond neemt het college elke misdraging in welke vorm dan ook tegen medewerkers van de gemeente Roermond of het college zeer hoog op en accepteert dit dan ook onder geen enkele voorwaarde.

In deze afstemmingsverordening is getracht om een genuanceerde en systematische invulling te geven die recht doet aan deze ernstige problematiek. Om deze reden wordt ook anders omgegaan met recidive dan in artikel 6 van deze verordening (hoger percentage en/of verlenging termijn van de verlaging) en een langere termijn wanneer herhaling van het gedrag aangemerkt wordt als recidive (24 maanden in plaats van 12 maanden).

Wat betreft het vaststellen van de ernst van de gedraging, kunnen de volgende vormen van agressief gedrag in een oplopende reeks (steeds ernstiger) worden onderscheiden:

  • verbaal geweld (schelden);

  • discriminatie;

  • intimidatie (uitoefenen van psychische druk);

  • zaakgericht fysiek geweld (vernielingen);

  • mensgericht fysiek geweld;

  • combinatie van agressievormen.

Voor het bepalen van verwijtbaarheid van de misdraging zal gekeken moeten worden naar de soort gedraging, de mate waarin de gedraging te verwijten valt en de omstandigheden waaronder de misdraging heeft plaatsgehad.

In dit verband kan in het algemeen een onderscheid gemaakt worden tussen instrumenteel geweld en frustratiegeweld. Van instrumenteel geweld is sprake als iemand het toepassen van geweld bewust gebruikt om een bepaald doel te bereiken (bijvoorbeeld het verkrijgen van een uitkering). Agressie die ontstaat door onmacht, ontevredenheid, onduidelijkheid en dergelijke kan worden aangeduid met frustratieagressie. Het zal duidelijk zijn dat de mate van verwijtbaarheid bij instrumenteel geweld in beginsel groter is dan bij frustratiegeweld.

In lid 2 is en lid 3 is tevens onderscheid gemaakt tussen fysiek en niet fysiek geweld.

Daarbij wordt fysiek geweld in welke vorm dan ook als een ernstiger incident beschouwd dan wanneer dit niet heeft plaatsgevonden.

Daarnaast is sprake van een steeds zwaardere afstemming (verlaging) van de inkomensvoorziening naarmate deze vergelijkbare incidenten door dezelfde persoon vaker voorkomen.

Hierdoor ontstaat een meer gedifferentieerd uitgewerkt en gestructureerd systeem waarbij meer recht wordt gedaan aan een stapsgewijze progressieve reactie op onacceptabele incidenten.

Het toepassen van een verlaging staat overigens geheel los van het doen van aangifte bij de politie. Voor de afdeling Sociale Zaken is er een intern agressieprotocol opgesteld met instructies hoe te handelen bij agressie.

Schematisch:

Niet fysiek geweld

(verbaal, discriminatie of intimidatie)

1e keer

50%

1 maand

2e keer < 24 maanden

100%

1 maand

3e keer of meer < 24 maanden

100%

2 maanden

Fysiek geweld

(zaak- of mensgericht)

1e keer

100%

1 maand

2e keer < 24 maanden

100%

2 maanden

3e keer of meer < 24 maanden

100%

3 maanden

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 12 Citeertitel en inwerkingtreding

De WIJ treedt in werking per 1 oktober 2009, zodat deze Afstemmingsverordening WIJ ook aan deze datum is gekoppeld.