Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Roermond houdende regels omtrent mandaat voor ontheffingen t.b.v. de voertuigen als bedoeld in de afdelingen 7,8 en 14 van hoofdstuk 5 van de Regeling Voertuigen

Geldend van 01-01-2020 t/m heden

Intitulé

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Roermond houdende regels omtrent mandaat voor ontheffingen t.b.v. de voertuigen als bedoeld in de afdelingen 7,8 en 14 van hoofdstuk 5 van de Regeling Voertuigen

Het college van burgemeester en wethouders,

Gelet op artikel 149 van de Wegenverkeerswet 1994, artikel 9.1 van de Regeling Voertuigen en artikel 87 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990,

besluiten:

Artikel 1

  • 1. De bevoegdheid ingevolge artikel 149, eerste lid, onderdeel d, van de Wegenverkeerswet 1994 juncto artikel 9.1 van de Regeling Voertuigen tot het verlenen van ontheffing te mandateren aan de Algemeen Directeur van de Dienst Wegverkeer (RDW).

  • 2. Dit mandaat betreft de bevoegdheid tot het verlenen van ontheffing van het bepaalde in de afdelingen 7, 8 en 14 van hoofdstuk 5 van de Regeling Voertuigen, voor de eisen en voorwaarden aan de inrichting van deze voertuigen gesteld en ten aanzien van het rijden met deze voertuigen waarvan de afmetingen en massa's de wettelijke maxima overschrijden.

  • 3. De bevoegdheid ingevolge artikel 149, eerste lid, onderdeel d, van de Wegenverkeerswet 1994 juncto artikel 87 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 tot het verlenen van ontheffing te mandateren aan de Algemeen Directeur van de Dienst Wegverkeer voor zover noodzakelijk en direct samenhangend met de in lid 2 van dit artikel genoemde voertuigen.

  • 4. Voor de wegen en weggedeelten, genoemd in de bijlage behorende bij dit besluit, is geen voorafgaande toestemming onzerzijds noodzakelijk tot een voertuigbreedte van ten hoogste 3,50 m.

Artikel 2

De Algemeen Directeur van de Dienst Wegverkeer wordt toegestaan ten aanzien van de in artikel 1 verleende bevoegdheden aan medewerkers in dienst van de Dienst Wegverkeer ondermandaat te verlenen.

Artikel 3

Een beschikking als bedoeld in artikel 1 wordt verleend met omschrijving van de voertuigen waarvoor deze wordt afgegeven dan wel geweigerd, de wegen en weggedeelten waarvoor de ontheffing geldt, en overeenkomstig het bepaalde in artikel 9.3 van de Regeling Voertuigen alsmede het bepaalde in artikel 3:45 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 4

  • 1. De ontheffingen worden onderscheiden in langlopende ontheffingen en incidentele ontheffingen.

  • 2. Langlopende ontheffingen worden verleend:

    • a.

      voor een geldigheidsduur van maximaal drie jaren;

    • b.

      voor een bepaald gebied, waarbij zo nodig bepaalde wegen worden uitgezonderd, of uitsluitend voor met namen genoemde wegen.

Artikel 5

De gemandateerde dient de houder van de ontheffing erop te wijzen dat deze zich vooraf dient te overtuigen van de mogelijkheid van transport over de te berijden weg.

Artikel 6

De gemandateerde zendt afschriften van zijn incidentele beschikkingen op basis van dit mandaat per omgaande toe aan het college.

Artikel 7

De leges die verschuldigd zijn voor de behandeling van de ontheffingsaanvraag worden geïnd door de gemandateerde.

Artikel 8

  • 1. Per ontheffing wordt door de RDW een bedrag in rekening gebracht.

  • 2. Per langlopende ontheffing draagt de gemandateerde geen afdracht af aan het college.

  • 3. De gemandateerde ontvangt buiten het gestelde in het eerste lid geen vergoeding voor de op grond van het mandaat uitgevoerde werkzaamheden.

Artikel 9

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag waarop de schriftelijke mededeling van de gemandateerde is ontvangen waarin wordt ingestemd met het verleende mandaat.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders op 3 december 2019.

Burgemeester en wethouders van Roermond,

De secretaris,

mr. drs. J.J.Th.L. Geraedts

De burgemeester,

M.J.D. Donders- de Leest