Regeling vervallen per 17-05-2017

Verordening tegemoetkoming kosten kinderopvang 2011

Geldend van 01-01-2015 t/m 16-05-2017

Intitulé

Verordening tegemoetkoming kosten kinderopvang 2011

Hoofdstuk 1 De begrippen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a.

Awb:

de Algemene wet bestuursrecht;

b.

berekeningsjaar:

het kalenderjaar waarop de tegemoetkoming betrekking heeft;

c.

BSN:

Burgerservicenummer;

d.

het college:

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Roermond;

e.

sociaal medisch geïndiceerde:

de ouder die:

-een lichamelijke, zintuiglijke, verstandelijke of psychische beperking heeft en voor wie is vastgesteld dat een of meer van deze beperkingen kinderopvang noodzakelijk maken; of - een kind heeft waarbij is vastgesteld de kinderopvang noodzakelijk is voor een goede en gezonde ontwikkeling van het betreffende kind;

f.

tegemoetkoming:

De tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang;

g.

de wet:

de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (Wkkp);

h.

wettelijke doelgroep:

doelgroep zoals omschreven van artikel 1.22 van de wet.

Hoofdstuk 2 Recht op tegemoetkoming

Artikel 2 Recht op de tegemoetkoming

Recht op tegemoetkoming heeft de ouder die:

1.

onder de wettelijk doelgroep valt;

2.

een sociaal- medische indicatie heeft.

Hoofdstuk 3 Hoogte van de tegemoetkoming

Artikel 3 Hoogte van de tegemoetkoming

1.

De hoogte van de tegemoetkoming op grond van de wettelijke doelgroepbepaling wordt toegekend conform de bepalingen in de wet.

2.

De hoogte van de tegemoetkoming op grond van een sociaal medische indicatie wordt verleend op basis van de kosten van de noodzakelijk geachte omvang van de kinderopvang.

Hoofdstuk 4 Verlening van de tegemoetkoming

Artikel 4 Te verstrekken gegevens bij de aanvraag

1.

Een aanvraag voor een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang bevat:

a.

naam, adres en BSN van de ouder;

b.

indien van toepassing: naam en BSN van de partner en, indien dit een ander adres is dan het adres van de ouder: het adres van de partner;

c.

naam, geboortedatum en BSN van het kind of de kinderen waarop de aangevraagde tegemoetkoming betrekking heeft;

d.

een offerte of contract van het kindercentrum of gastouderopvang, die plaatsvindt door tussenkomst van een geregistreerd gastouderbureau dat de kinderopvang verzorgt of gaat verzorgen, waarin in ieder geval wordt aangegeven: het aantal uren kinderopvang per kind, de kostprijs per uur en de aanvangsdatum van de opvang;

e.

gegevens of een verwijzing naar gegevens waaruit blijkt dat de ouder behoort tot de groep personen als bedoeld in artikel 1:22 van de wet;

f.

gegevens waaruit blijkt dat de ouder tot de doelgroep van de sociaal medisch geïndiceerde behoort;

g.

overige gegevens die het college nodig acht om te kunnen besluiten over de aanvraag van de tegemoetkoming.

2.

Het college kan bepalen dat de aanvraag wordt ingediend met behulp van een door het college vastgesteld en beschikbaar gesteld aanvraagformulier.

3.

Indien de ouder een partner heeft, wordt de aanvraag mede ondertekend door de partner.

Artikel 5 Beslistermijn

1.

Het college besluit over de aanvraag binnen vier weken na ontvangst van alle benodigde gegevens.

2.

Het college kan de beslistermijn met ten hoogste tweeweken verdagen. Het college stelt de ouder hiervan schriftelijk in kennis.

Artikel 6 Inhoud van de beschikking

Het besluit tot verlening van een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang bevat in ieder geval:

a.

de vaststelling tot welke van de doelgroepen de ouder behoort;

b.

de naam en geboortedatum van het kind of de kinderen waarop de tegemoetkoming betrekking heeft;

c.

de naam en adres van het kindercentrum of gastouderbureau waar de kinderopvang plaatsvindt;

d.

de periode en de omvang van de kinderopvang per tijdvak waarvoor de tegemoetkoming wordt verleend;

e.

de wijze waarop het bedrag van de tegemoetkoming wordt bepaald en het bedrag dat op basis hiervan wordt verleend;

f.

de wijze waarop de tegemoetkoming wordt uitbetaald;

g.

de verplichtingen van de ouder.

Artikel 7 Weigeringsgrond

Het college kent geen tegemoetkoming toe op grond van een sociaal medische indicatie, indien de ouder of de partner aanspraak kan maken op een tegemoetkoming op grond van de wet of een andere voorliggende voorziening.

Artikel 8 Ingangsdatum van de tegemoetkoming

1.

De tegemoetkoming wordt verleend met ingang van de datum waarop het kind/de kinderen voor de eerste keer in een berekeningsjaar gebruik maken van de kinderopvang.

2.

Een tegemoetkoming die betrekking heeft op het voorgaande berekeningsjaar kan tot uiterlijk 1 april van het hierop volgende berekeningsjaar ingediend worden.

3.

In afwijking van het eerste en tweede lid wordt de tegemoetkoming bij een sociaal-medische indicatie niet eerder verleend dan met ingang van de datum van de aanvraag.

Artikel 9 De periode waarvoor de tegemoetkoming wordt verleend

1.

De tegemoetkoming bedraagt maximaal de periode van één berekeningsjaar.

2.

In afwijking van het eerste lid kan het college de tegemoetkoming voor een andere periode verlenen.

Artikel 10 Omvang van de kinderopvang

Het college verleent de tegemoetkoming voor het aantal uren kinderopvang dat naar zijn oordeel redelijkerwijs noodzakelijk is.

Artikel 11 De bevoorschotting van de tegemoetkoming

1.

De voorlopige tegemoetkoming wordt in de vorm van een voorschot in maandelijkse termijnen uitbetaald.

2.

Het college kan nadere voorschriften over de wijze van bevoorschotting stellen.

Hoofdstuk 5 Definitieve vaststelling van de tegemoetkoming

Artikel 12 Het besluit tot vaststelling van de tegemoetkoming

1.

De ouder verstrekt, eventueel door tussenkomst van het kindcentrum of gastouderbureau, uiterlijk

1 maart volgend op het berekeningsjaar waarin de tegemoetkoming is verleend, aan het college een overzicht van de feitelijke kosten van kinderopvang over de periode waarover de tegemoetkoming bij wijze van voorschot is verleend.

2.

Het college stelt de definitieve tegemoetkoming uiterlijk binnen 3 maanden na ontvangst van het overzicht van de kosten vast.

Artikel 13 Verrekening met de voorschotten

De tegemoetkoming wordt overeenkomstig de vaststelling binnen 1 maand betaald, onder verrekening van de betaalde voorschotten.

Artikel 14 Invordering

1.

Het college maakt gebruik van zijn bevoegdheid inzake het invorderen van verschuldigde bedragen aan de gemeente als bedoeld in artikel 1.38 van de wet.

2.

Het college stelt nadere beleidregels op voor het invorderen van deze bedragen.

3.

In de beleidsregels bedoeld in het eerste lid worden tenminste regels gesteld op grond waarvan geheel of gedeeltelijk van verdere terugvordering en verhaal kan worden afgezien.

Hoofdstuk 6 Verplichtingen van de ouder

Artikel 15 Inlichtingenplicht

1.

De ouder of partner doet het college onmiddellijk na het bekend worden daarvan uit eigen beweging schriftelijk mededeling van inlichtingen en gegevens die kunnen leiden tot de vaststelling van een lagere tegemoetkoming.

2.

De ouder of partner verstrekt desgevraagd aan het college, binnen een door het college te stellen redelijke termijn, alle gegevens en inlichtingen van hem en zijn partner die voor de aanspraak op en de hoogte van de tegemoetkoming van de gemeente van belang zijn.

Hoofdstuk 7 Slotbepalingen

Artikel 16 Onvoorziene omstandigheden

In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 17 Inwerkingtreding en citeertitel

1.

Deze verordening kan worden aangehaald als: ’Verordening tegemoetkoming kosten kinderopvang 2011’.

2.

De Verordening tegemoetkoming kosten kinderopvang 2011 treedt in werking de dag na bekendmaking onder gelijktijdige intrekking van de Verordening Kinderopvang 2005.

Toelichting Verordening tegemoetkoming kosten kinderopvang 2011

Artikel 1 Begripsbepalingen

De begripsbepalingen in artikel 1 en 1a van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (Wkkp) zijn ook van toepassing op deze verordening. Alleen de in deze artikelen niet gedefinieerde begrippen zijn aangevuld.

Artikel 2 Recht op de tegemoetkoming

Het eerste lid behoeft geen toelichting.

Op grond van het tweede lid kan de ouder of partner die een sociaal medische indicatie heeft aanspraak maken op een tegemoetkoming. In de Wkkp heeft een aantal artikelen betrekking op de doelgroep met een sociaal-medisch indicatie (art. 1.23 Wkkp, artikel 1.6 lid 1 onderdeel k Wkkp en artikel 1.6 lid 1 onderdeel l Wkkp).

Artikel 1.23 Wkkp is vooralsnog nog niet in werking getreden vanwege het ontbreken van een landelijk indicatieorgaan. Er is momenteel nog geen zicht op de komst van zo’n indicatieorgaan in de toekomst.

Vanaf 2005 is er via het gemeentefonds geld beschikbaar om deze buitenwettelijke doelgroep te financieren. Deze financiering wordt vanaf 2010 structureel voortgezet. De gemeente moet eigen beleid maken over financiering van deze doelgroep.

Bij dit beleid wordt zo nauw mogelijk aangesloten op de wettelijke bepalingen. Ten eerste omdat in beide gevallen sprake is van een vergoeding in de vorm van een subsidie; ten tweede omdat op deze wijze een efficiënte manier van uitvoering mogelijk wordt.

Artikel 3 Hoogte van de tegemoetkoming

Lid 1 behandelt de hoogte van de tegemoetkoming voor de wettelijke doelgroepen. Deze is geregeld in de Wkkp. Dit betekent dat de hoogte van de tegemoetkoming afhankelijk is van de kosten van de kinderopvang per kind. Naast de kinderopvangtoeslag van het Rijk en de tegemoetkoming van de gemeente, bestaat er een eigen bijdrage voor de ouder. Voor bepaalde doelgroepen heeft de gemeente de wettelijke plicht om deze eigen bijdrage te vergoeden. De hoogte van de vergoeding is door het Rijk vastgelegd in artikel 3 van de Regeling Wet kinderopvang.

Lid 2 regelt de hoogte van de tegemoetkoming voor de doelgroep sociaal-medisch geïndiceerden. De doelgroep sociaal-medisch geïndiceerden heeft geen recht op een kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst. De gemeente draagt zorg voor de tegemoetkoming. In dit lid wordt geregeld dat de ouder of verzorger recht heeft op een tegemoetkoming voor zover deze tegemoetkoming redelijkerwijs noodzakelijk is.

Artikel 4. Te verstrekken gegevens bij de aanvraag

De tegemoetkoming wordt door de ouder aangevraagd bij het college (artikel 1.26 Wkkp). Het moet dan gaan om het college van de gemeente waar de ouder woont (artikel 1.22, derde lid, Wkkp). De aanvraag moet schriftelijk gebeuren (artikel 4:1 Awb).

Omdat een tegemoetkoming voor de duur van een berekeningsjaar wordt verstrekt moet deze elk jaar opnieuw worden aangevraagd.

De aanvrager moet aantonen dat hij/zij behoort tot één van de 2 doelgroepen (zie artikel 2). Voor de wettelijke doelgroep heeft de gemeente meestal alle gegevens in bezit.

Om aan te kunnen tonen dat de aanvrager behoort tot de groep sociaal medisch geïndiceerden dient hij/zij een objectiveerbare verklaring van het consultatiebureau, bureau Jeugdzorg of van een indicatiestelling voor AWBZ-zorg te overleggen waaruit de sociaal-medische noodzaak blijkt.

Indien een dergelijke verklaring ontbreekt of alsnog vragen oproept kan het college ook een onafhankelijke externe adviesorganisatie vragen de noodzaak te onderzoeken.

Onderdeel d van het eerste lid bepaalt dat bij de aanvraag een offerte of contract van het kindercentrum of gastouderbureau dat de kinderopvang gaat verzorgen, moet worden gevoegd. Dit betekent dat de aanvraag voor een tegemoetkoming pas bij de gemeente kan worden ingediend als de ouder over een offerte of contract beschikt. Op basis van de offerte of het contract kan de gemeente de hoogte van de tegemoetkoming vaststellen. Het kindercentrum of gastouderbureau dat de kinderopvang gaat verzorgen, moet ingeschreven staan in een gemeentelijk register (artikel 1.5, eerst lid, Wkkp).

In het derde lid wordt bepaald dat indien de aanvrager een partner heeft, deze partner de aanvraag mede ondertekent. Deze bepaling is volledigheidshalve in de verordening opgenomen. De verplichting is reeds neergelegd in artikel 1.26, derde lid, Wkkp.

Artikel 5 Beslistermijn

De termijn waarin het college moet beslissen op een aanvraag bedraagt vier weken.

In uitzonderingsgevallen waarin een beslissing binnen vier weken niet mogelijk is maakt het college gebruik van de in artikel 4:14 lid 3 van de Awb neergelegde mogelijkheid om de afhandelingstermijn te verlengen met ten hoogste twee weken. Indien het college gebruikt maakt van de verlenging van de afhandelingstermijn wordt de ouder hiervan schriftelijk op de hoogte gebracht.

Artikel 6 Inhoud van de beschikking

Het besluit is een beschikking in de zin van artikel 1:3 Awb. Dit betekent dat tegen het besluit bezwaar kan worden gemaakt en beroep kan worden ingesteld.

Artikel 7 Weigeringsgrond

De tegemoetkoming op grond van een sociaal- medische indicatie is een vangnetvoorziening.

Dit betekent dat alleen de ouder en/of partner die niet op grond van een wettelijke bepaling (Wkkp) of een andere voorliggende voorziening aanspraak kan maken in de kosten van de kinderopvang, aanspraak kunnen maken op kinderopvang wegens een sociaal-medische noodzaak.

Tot een voorliggende voorziening wordt in ieder geval gerekend:

1.

De Algemene wet bijzondere ziektenkosten (AWBZ);

2.

Medisch kinderdagverblijf (MKD);

3.

Persoonsgebonden budget (pgb);

4.

Peuterspeelzaal;

5.

Wet op de jeugdzorg.

Artikel 8 Ingangsdatum van de tegemoetkoming

Een tegemoetkoming over een berekeningsjaar kan aangevraagd te worden in hetzelfde berekeningsjaar tot uiterlijk tot 1 april van het hier opvolgende jaar. Dit sluit aan bij de methodiek en berekening van aanvragen van de kinderopvangtoeslag bij de belastingdienst.

Bij een tegemoetkoming op grond van een sociaal-medische indicatie wordt de tegemoetkoming verleend met ingang van datum aanvraag. De reden hiervoor is dat er een onderzoek moet plaatsvinden of de ouder of het kind sociaal-medisch geïndiceerd is. In de meeste gevallen is het niet mogelijk om een sociaal-medische indicatie met terugwerkende kracht vast te stellen.

Artikel 9 De periode waarvoor de tegemoetkoming wordt verleend

De tegemoetkomingen voor beide doelgroepen worden toegekend voor maximaal één berekeningsjaar.

Voor aanvragen die in de loop van een jaar worden toegekend, geldt dat de tegemoetkoming wordt verstrekt tot 31 december van het betreffende jaar.

In het tweede lid is geregeld dat het college de tegemoetkoming voor een andere periode kan verlenen. Dit is bijvoorbeeld het geval als de aanvrager voor een bepaalde periode recht heeft op de tegemoetkoming, bijvoorbeeld als deze een re-integratieproject voor een bepaalde periode volgt.

Artikel 10 Omvang van de kinderopvang

Het college verleent de tegemoetkoming voor de uren dat naar zijn oordeel redelijkerwijs noodzakelijk is voor de combinatie arbeid en zorg (artikel 2 lid 1) of nodig zijn vanwege de sociaal-medische indicatie van de ouder of het kind. (artikel 2 lid 2).

Artikel 11 De bevoorschotting van de tegemoetkoming

De subsidieverstrekking vindt plaats in de vorm van maandelijkse voorschotten. Dit betekent dat het totale bedrag van de tegemoetkoming waarop de aanvrager recht heeft, wordt gedeeld in twaalf gelijke delen (indien de aanvraag het gehele berekeningsjaar betreft).

De gemeente betaalt de tegemoetkoming uit aan de ouder. De ouder kan, al dan niet op verzoek van het kindercentrum of het gastouderbureau, de gemeente machtigen om de betalingen rechtstreeks aan dat kindercentrum of gastouderbureau te doen. Deze machtiging verandert juridisch gezien niets aan de verhouding tussen de gemeente en de ouder. Ook al wordt het bedrag gestort op de rekening van het kindercentrum of gastouderbureau, er blijft sprake van een betaling van de tegemoetkoming van gemeente aan de ouder.

Het tweede lid geeft het college de bevoegdheid om nadere voorschriften te stellen over de wijze van bevoorschotting van de tegemoetkoming.

Artikel 12 Het besluit tot vaststelling van de tegemoetkoming

Uiterlijk 1 maart volgend op het berekeningsjaar dient de ouder (eventueel door tussenkomst van het kindercentrum of gastouderbureau) een overzicht van de feitelijke kosten in te leveren (lid 1).

Vervolgens zal het college binnen 3 maanden na ontvangst van het overzicht de tegemoetkoming definitief vaststellen.

Het college kan ook besluiten de tegemoetkoming ambtshalve definitief vast te stellen. Dit is geregeld in artikel 4:47, onderdeel a van de Awb.

Artikel 13 Verrekening met de voorschotten

Dit artikel regelt de uitbetaling van het nog te betalen deel van de tegemoetkoming. Als de gemeente een ouder een hoger bedrag heeft uitgekeerd dan waarop deze recht heeft, kan de gemeente het te veel betaalde bedrag terugvorderen (zie artikel 14)

Artikel 14 Invordering

In artikel 1.38 Wkkp is de bevoegdheid neergelegd om onverschuldigde bedragen in het kader van de wet in te vorderen.

In de beleidsregel Invordering Wet kinderopvang worden nadere regels gesteld worden over het invorderen van verstrekte bedragen in het kader van de wet en onder welke voorwaarden van

invordering wordt afgezien.

Artikel 15 Inlichtingenplicht

Deze verplichtingen staan in ongeveer dezelfde bewoordingen ook in artikel 1.28 van de wet. Volledigheidshalve worden deze verplichtingen hier herhaald.

Artikel 16 Onvoorziene omstandigheden

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 17 Inwerkingtreding en citeertitel

Dit artikel behoeft geen toelichting.