Regeling vervallen per 11-10-2010

Verordening Wet inburgering gemeente Roosendaal 2007

Geldend van 28-09-2007 t/m 10-10-2010 met terugwerkende kracht vanaf 29-03-2007

Intitulé

Verordening Wet inburgering gemeente Roosendaal 2007

VERORDENING WET INBURGERING

De raad van de gemeente Roosendaal,

gezien het advies van de commissie samenleving,

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van Roosendaal van 27 februari 2007

gelet op de artikelen 8, 19, vijfde lid, 23, derde lid, en 35 van de Wet inburgering;

overwegende dat de raad bij verordening regels dient te stellen over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen, het aanbieden van een inburgeringsvoorziening aan bijzondere groepen inburgeringsplichtigen en de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringsvoorziening is vastgesteld, alsmede dat de raad bij verordening het bedrag dient vast te stellen van de bestuurlijke boete die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd;

besluit vast te stellen de volgende verordening:

VERORDENING WET INBURGERING

Hoofdstuk 1. Begripsomschrijvingen, beleidsregels en informatieverstrekking

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Roosendaal;

    • b.

      de wet: de Wet inburgering;

  • 2. De begripsomschrijvingen in de wet en de daarop berustende regelingen zijn van toepassing op de begrippen die in deze verordening worden gebruikt.

Artikel 2 Beleidsplan

Het college stelt de beleidsregels inburgering vast waarin wordt aangegeven op welke wijze invulling wordt gegeven aan de Wet en deze verordening.

Artikel 3 De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen

Het college draagt er zorg voor dat de inburgeringsplichtigen op een doeltreffende en doelmatige wijze worden geïnformeerd over hun rechten en plichten uit hoofde van de wet en over het aanbod van en de toegang tot inburgeringsvoorzieningen.

Hoofdstuk 2. Doelgroepen en samenstelling van de inburgeringsvoorziening

Artikel 4 Aanwijzen van de doelgroepen

  • 1. Het college biedt een inburgeringsvoorziening aan ten behoeve van de groep inburgeringsplichtigen zoals in de Wet is vastgelegd.

  • 2. Naast de groep zoals vermeld in het eerste lid, biedt het college een inburgeringsvoorziening aan ten behoeve van de persoon die algemene bijstand of een uitkering op grond van een van de bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen sociale zekerheidswetten of sociale zekerheidsregelingen ontvangt, of oudkomer is en zelf geen inkomsten uit tegenwoordige arbeid, algemene bijstand of uitkering geniet;

  • 3. Het college stelt beleidsregels vast als bedoeld in art. 2 van deze verordening waarbijwordt aangegeven aan welke inburgeringsplichtigen bij voorrang een inburgeringsvoorziening wordt aangeboden. Bij het vaststellen van deze beleidsregels wordt bovendien vastgelegd binnen welke kaders het college tot de keuze van deze regeling is gekomen.

Artikel 5 De samenstelling van de inburgeringsvoorziening

  • 1. Het college stemt de inburgeringsvoorziening, met uitzondering van de inburgeringsvoorziening aan geestelijke bedienaren, af op het startniveau en de vaardigheden, de persoonlijke omstandigheden en de maatschappelijke positie van de inburgeringsplichtige.

  • 2. Indien de inburgeringsplichtige een voorziening gericht op arbeidsinschakeling wordt aangeboden, draagt het college er zorg voor dat de inburgeringsvoorziening op de voorziening gericht op arbeidsinschakeling wordt afgestemd.

Artikel 6 De inning van de eigen bijdrage

  • 1. De eigen bijdrage, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de wet wordt in ten hoogste 6 termijnen betaald.

  • 2. Het college legt in de beschikking tot toekenning van een inburgeringsvoorziening de termijnen van betaling vast. Indien het college de eigen bijdrage verrekent met de algemene bijstand, wordt dat in de beschikking vastgelegd.

Artikel 7 Opleggen van verplichtingen

Het college kan een inburgeringsplichtige bij beschikking een of meer van de volgende verplichtingen opleggen:

  • a.

    het deelnemen aan het onderzoek als bedoeld in artikel 25, vierde lid, van de wet;

  • b.

    het melden indien door ziekte dan wel door andere relevante omstandigheden niet aan de verplichtingen in de beschikking kan worden voldaan;

  • c.

    het deelnemen aan de aangeboden inburgeringscursus;

  • d.

    het deelnemen aan gesprekken met de trajectbegeleider;

  • e.

    het deelnemen aan voortgangsgesprekken;

  • f.

    voor de eerste maal deelnemen aan het inburgeringsexamen op een tijdstip dat door het college wordt bepaald;

Hoofdstuk 3. Het aanbod van een inburgeringsvoorziening

Artikel 8 De procedure van het doen van een aanbod

  • 1. Het college doet het aanbod, bedoeld in artikel 19, eerste of tweede lid, van de wet schriftelijk. Het aanbod wordt gezonden naar het adres waar de inburgeringsplichtige in de gemeentelijke basisadministratie is ingeschreven.

  • 2. In het aanbod wordt een omschrijving gegeven van de inburgeringsvoorziening die wordt aangeboden en worden de rechten en verplichtingen vermeld die aan de inburgeringsvoorziening worden verbonden.

  • 3. De inburgeringsplichtige aan wie een aanbod wordt gedaan, deelt binnen 6 weken het college schriftelijk mee of hij het aanbod al dan niet aanvaardt.

  • 4. Wanneer de inburgeringsplichtige het aanbod aanvaardt, neemt het college binnen 8 weken na ontvangst van deze mededeling het besluit tot toekenning van de inburgeringsvoorziening, overeenkomstig het gedane aanbod.

Artikel 9 De inhoud van de beschikking

Het besluit tot toekenning van een inburgeringsvoorziening bevat in ieder geval:

  • a.

    een beschrijving van de inburgeringsvoorziening;

  • b.

    een opgave van de rechten en verplichtingen van de inburgeringsplichtige;

  • c.

    de datum waarop het inburgeringsexamen moet zijn behaald;

  • d.

    de termijnen en wijze van betaling; en

  • e.

    ingeval van een oudkomer: de datum waarop de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht, bedoeld in artikel 26 van de wet, aanvangt.

Hoofdstuk 4. De bestuurlijke boete

Artikel 10 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen

  • 1. De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 250 indien de inburgeringsplichtige of de persoon ten aanzien van wie het college op redelijke gronden kan vermoeden dat deze inburgeringsplichtig is geen of onvoldoende medewerking verleent aan het onderzoek, bedoeld in artikel 25, vierde lid, van de wet of aan de verplichting bedoeld in art. 7 sub a van deze verordening, dan wel heeft verzuimd te melden dat door ziekte of door andere relevante omstandigheden niet aan de verplichtingen in de beschikking kan worden voldaan als bedoeld in art. 7 sub b van deze verordening;

  • 2. De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 500 indien de inburgeringsplichtige geen of onvoldoende medewerking verleent aan de uitvoering van de voor hem vastgestelde inburgeringsvoorziening, bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de wet of aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 7 sub c t/m e van deze verordening.

  • 3. De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 500 indien de inburgeringsplichtige niet binnen de in artikel 7, eerste lid, van de wet bedoelde termijn of binnen de door het college op grond van artikel 31, tweede lid, onderdeel a, van de wet verlengde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

Artikel 11 Verhoging van de bestuurlijke boete bij herhaling van de overtreding

  • 1. De bestuurlijke boete voor overtredingen, bedoeld in artikel 10, eerste lid, bedraagt ten hoogste € 250 indien de inburgeringsplichtige zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte overtreding opnieuw schuldig maakt aan dezelfde overtreding.

  • 2. De bestuurlijke boete voor overtredingen, bedoeld in artikel 10, tweede lid, bedraagt ten hoogste € 500 indien de inburgeringsplichtige zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte overtreding opnieuw schuldig maakt aan dezelfde overtreding.

  • 3. De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 1000 indien de inburgeringsplichtige niet binnen de door het college op grond van artikel 32 of artikel 33 van de wet vastgestelde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

Hoofdstuk 5. Slotbepalingen

Artikel 12 Hardheidsclausule

Het college van burgemeester en wethouders kan in bijzondere gevallen ten gunste van de inburgeringsplichtige afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 13 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 01-01-2007

Artikel 14 Citeertitel

De verordening wordt aangehaald als: Verordening Wet inburgering gemeente Roosendaal 2007.

Aldus vastgesteld in de raadvergadering van 29 maart 2007.

De griffier, De voorzitter,