Regeling vervallen per 22-03-2021

Programma van Eisen subsidieaanvraag Uitvoering programma ‘Gezonde Leefstijl 2015-2018’

Geldend van 18-08-2018 t/m 21-03-2021

Intitulé

Programma van Eisen subsidieaanvraag Uitvoering programma ‘Gezonde Leefstijl 2015-2018’

Gemeente Roosendaal

12-6-2014

Inhoudsopgave

1

Inleiding

2

2

Situatiebeschrijving

2

2.1

Opdrachtgever / opdrachtnemer

2

2.2

Gemeentelijk beleidskader

2

3

Beschrijving activiteiten

4

3.1

Inleiding: maatschappelijke effecten

4

3.2

Omschrijving activiteiten

4

3.2.1

Jongeren op gezond gewicht (JOGG)

4

3.2.2

Sport- en beweegparticipatie jeugd

5

3.2.3

Sport- en beweegparticipatie volwassenen

6

3.3

Nadere eisen, activiteiten en randvoorwaarden

7

4

Procedure

8

4.1

Aanvraag

8

4.2

Opbouw activiteitenplan

8

4.3

Het subsidieverzoek

8

4.4

Kwaliteitsbewaking en beoordeling

9

4.5

Overige voorwaarden en aanvullende eisen

9

5

Algemene Voorwaarden

10

5.1

Overeenkomst

10

5.2

Betaling

10

5.3

Vaststelling subsidieverlening

10

5.4

Wettelijk kader

10

5.5

Inlichtingen

10

1 Inleiding

De gemeente Roosendaal is voornemens een overeenkomst af te sluiten voor het uitvoeren van het programma ‘Gezonde Leefstijl 2015-2018’ voor de jaren 2015 en 2016 met een optie voor de jaren 2017 en 2018. Dit ‘programma van eisen’ is bedoeld om nadere invulling te geven aan de precieze ‘vraag’ c.q. opdracht van de gemeente Roosendaal in deze. Sportservice Noord-Brabant wordt gevraagd door middel van een activiteitenplan aan te geven op welke manier uitvoering gegeven wordt aan de beschreven opdracht.

2 Situatiebeschrijving

2.1 Opdrachtgever / opdrachtnemer

De gemeente Roosendaal (team Maatschappij) is opdrachtgever voor de uit te voeren werkzaamheden. Sportservice Noord-Brabant is opdrachtnemer.

2.2 Gemeentelijk beleidskader

De maatschappelijke context waarin de gemeente haar werk doet is de afgelopen jaren sterk veranderd: de financiële crisis, minder geld en meer taken vanuit het Rijk en een groter accent op bewuste en toekomstbestendige keuzes. En ook: een vernieuwde rolopvatting van de gemeente naar de samenleving toe en omgekeerd. Uitgaande van de kracht van de gemeenschap wil de gemeente Roosendaal zelfwerkzaamheid en gelijkwaardigheid van burgers bevorderen. Voor zichzelf ziet zij daarbij vooral een activerende en verbindende rol weggelegd met als uitgangspunten: ‘wederkerigheid, iedereen telt en doet mee, participatie op eigen kracht, arbeidsparticipatie als basis en ‘loslaten tenzij’ wat betreft de rol van de gemeente’.

Het programma ‘Gezonde Leefstijl 2015-2018’ borduurt voort op het lopende stimulerings-programma ‘Sport en Bewegen 2013-2014’ en is voor het eerst onlosmakelijk verbonden met het lokaal gezondheidsbeleid zoals verwoord in ‘Samen werken aan een gezonder Roosendaal, Uitvoeringsprogramma Lokaal Gezondheidsbeleid 2013-2017’. In dit uitvoeringsprogramma is onder andere gekozen voor de speerpunten ‘gezonde leefstijl jongeren’ en ‘vitaal ouder worden’. Onder de noemer ‘Leefbaarheid en wonen’ zal de komende vier jaren verder worden geïnvesteerd in het versterken van de leefbaarheid van de wijken en dorpen. Daarbij wordt meer ruimte geboden voor initiatieven vanuit de samenleving en het vergroten van burgerparticipatie. De gemeente wil beter aansluiten bij de vragen van bewoners en organisaties zodat juist die zaken worden aangepakt die voor de betreffende wijk of dorp het belangrijkst zijn. Bij de uitvoering van het programma ‘Gezonde Leefstijl 2015-2018’ dient nadrukkelijk ook aangesloten te worden bij de uitgangspunten van het hiervoor beschreven beleid op het gebied van ‘Leefbaarheid en wonen’.

3 Beschrijving activiteiten

3.1 Inleiding: maatschappelijke effecten

Middels de uitvoering van het programma ‘Gezonde Leefstijl 2015-2018’ wordt de opdrachtnemer gevraagd een bijdrage te leveren aan de volgende drie maatschappelijke effecten:

  • I.

    De Roosendaalse jeugd groeit gezond en veilig op en neemt naar eigen tevredenheid deel aan de samenleving;

  • II.

    Volwassenen nemen zo lang mogelijk gezond, op eigen kracht en naar eigen tevredenheid deel aan de samenleving;

  • III.

    De gemeente Roosendaal is aantrekkelijk om te wonen en vrije tijd door te brengen;

Gesteld wordt dat het hebben van een gezonde leefstijl bijdraagt aan genoemde maatschappelijke effecten (outcome). De focus op het bevorderen van een gezonde leefstijl wordt daarbij vertaald in een aantal te realiseren operationele hoofd- en subdoelstellingen (output). Opdrachtnemer wordt gevraagd de subdoelstellingen in het activiteitenplan nader uit te werken in een aantal kritieke prestatie-indicatoren (kpi’s) waarmee beoordeeld kan worden in welke mate de doelstellingen gerealiseerd zijn.

De gemeente heeft de volgende doelen gesteld:

  • A.

    Jeugd op een gezond gewicht brengen en houden (JOGG)

  • B.

    Sport- en beweegparticipatie onder de jeugd vergroten

  • C.

    Sport- en beweegparticipatie onder volwassenen vergroten

In de hiernavolgende paragrafen worden de doelen nader toegelicht en uitgewerkt in subdoelstellingen. Daarbij zullen per doelstelling een aantal specifieke accenten worden gelegd.

3.2 Omschrijving activiteiten

3.2.1 Jongeren op gezond gewicht (JOGG)

In 2012 werd de gemeente Roosendaal door de ondertekening van een driejarige overeenkomst met het landelijke JOGG-bureau (Jongeren op Gezond Gewicht) officieel een JOGG-gemeente. De gemeente stelde zich toen tot doel de stijgende trend van het percentage basisschoolleerlingen met (ernstig) overgewicht in de wijk Kalsdonk om te zetten in een daling.

Centraal staat de volgende hoofddoelstelling:

  • A.

    Jeugd op een gezond gewicht brengen en houden.

Bovengenoemde hoofddoelstelling is uitgewerkt in de volgende subdoelstellingen. Daarbij wordt uitgegaan van het bereiken van de doelstellingen eind 2018.

Subdoelstelling

Prestatie-indicator

A1

Het verhogen van de consumptie van gezonde voeding onder de jeugd.

door aanvrager nader uit te werken in het activiteitenplan

A2

Het vergroten van het bewustzijn bij ouders van het belang van gezonde voeding door hun kinderen.

door aanvrager nader uit te werken in het activiteitenplan

A3

Het vergroten van het aantal sport-, spel- en beweegmomenten onder de jeugd.

door aanvrager nader uit te werken in het activiteitenplan

De opdrachtnemer wordt gevraagd bij het uitvoeren van het JOGG-project nadrukkelijk samen te werken met GGD West-Brabant. Met GGD West-Brabant is afgesproken dat ze in ieder geval een beleidsadviseur en een GVO-functionaris ter beschikking stellen ten behoeve van JOGG. Daarnaast levert GGD West-Brabant en de gemeente zelf capaciteit op ‘onderzoek’ en ‘communicatie’. Voor wat betreft de huidige focus op wijk Kalsdonk: de opdrachtnemer wordt gevraagd in overleg met GGD West-Brabant opnieuw te bepalen in welke wijken en dorpen de JOGG-aanpak nodig is. Daarbij is het wenselijk dat een bepaalde inzet in Kalsdonk gewaarborgd blijft gezien de voorinvestering zoals deze daar gepleegd is. Voor wat betreft de doelgroep jeugd wordt de opdrachtnemer gevraagd onderbouwd een onderverdeling in activiteiten te maken tussen de leeftijdscategorieën 0- tot 12-jarigen en 12- tot 19-jarigen.

3.2.2 Sport- en beweegparticipatie jeugd

De gemeente stelt zich tot doel om de sport- en beweegparticipatie onder de jeugd te vergroten. Meer bewegen, spelen en sporten heeft een positieve invloed op leefstijlfactoren zoals overgewicht (ongezond eten), schadelijk alcoholgebruik en roken, maar ook op depressie en diabetes. De gemeente kiest er bewust voor te werken aan een gezonde basis bij de doelgroep ‘jeugd’. Daarbij wordt de opdrachtnemer gevraagd specifieke aandacht te besteden aan jeugd met een beperking en jeugd in wijken en dorpen.

Centraal staat de volgende hoofddoelstelling:

  • B.

    Sport- en beweegparticipatie onder de jeugd vergroten.

Bovengenoemde hoofddoelstelling is uitgewerkt in de volgende subdoelstellingen. Daarbij wordt uitgegaan van het bereiken van de doelstellingen eind 2018.

Subdoelstelling

Prestatie-indicator

B1

Het vergroten van het aantal sport-, spel- en beweegmomenten onder de jeugd.

door aanvrager nader uit te werken in het activiteitenplan

B2

Het vergroten van het aantal sport-, spel- en beweegmomenten onder de jeugd die lichamelijk inactief is.

door aanvrager nader uit te werken in het activiteitenplan

B3

Het vergroten van het aantal sport-, spel- en beweegmomenten onder jeugd met een beperking.

door aanvrager nader uit te werken in het activiteitenplan

3.2.3 Sport- en beweegparticipatie volwassenen

De gemeente stelt zich tot doel om de sport- en beweegparticipatie onder volwassenen te vergroten. Meer sporten en bewegen heeft een positieve invloed op leefstijlfactoren zoals overgewicht (ongezond eten), schadelijk alcoholgebruik en roken, maar ook op depressie en diabetes. De gemeente kiest er bewust voor te werken aan een gezonde basis bij de doelgroep ‘volwassenen’. Daarbij wordt de opdrachtnemer gevraagd specifieke aandacht te besteden aan volwassenen met een beperking, 50-plussers en kwetsbare ouderen die onvoldoende deelnemen aan de samenleving (sociaal isolement, inactiviteit).

Centraal staat de volgende hoofddoelstelling:

  • C.

    Sport- en beweegparticipatie onder volwassenen vergroten.

Bovengenoemde hoofddoelstelling is uitgewerkt in de volgende subdoelstellingen. Daarbij wordt uitgegaan van het bereiken van de doelstellingen eind 2018.

Subdoelstelling

Prestatie-indicator

C1

Het vergroten van het aantal sport- en beweegmomenten onder volwassenen.

door aanvrager nader uit te werken in het activiteitenplan

C2

Het vergroten van het aantal sport- en beweegmomenten onder volwassenen die lichamelijk inactief zijn.

door aanvrager nader uit te werken in het activiteitenplan

C3

Het vergroten van het aantal sport- en beweegmomenten onder volwassenen met een beperking.

door aanvrager nader uit te werken in het activiteitenplan

3.3 Nadere activiteiten, eisen en randvoorwaarden

Bij het opstellen en uitvoeren van het programma ‘Gezonde Leefstijl 2015-2018’ gelden de volgende nadere activiteiten, eisen en randvoorwaarden:

  • -

    Beoordelingsrol activiteitensubsidie

    Per 1 januari 2015 wordt de volgende nadere regel voor subsidie van kracht: ‘Activiteitensubsidie Sport, Recreatie & Cultuur’. De belangrijkste inhoudelijke voorwaarde om voor activiteitensubsidie in aanmerking te komen is of de aanvragende partijen met de activiteit waar ze subsidie voor aanvragen in voldoende mate bijdragen aan de volgende drie doelstellingen (inclusief de subdoelstellingen, zie ook paragraaf 3.1):

    • A

      Jeugd op een gezond gewicht brengen en houden (JOGG)

    • B

      Sport- en beweegparticipatie onder de jeugd vergroten

    • C

      Sport- en beweegparticipatie onder volwassenen vergroten

  • De opdrachtnemer wordt gevraagd alle activiteitensubsidie-aanvragen gericht op de beleidsvelden ‘sport’ en ‘recreatie’ inhoudelijk te beoordelen. Daarbij wordt gevraagd afstemming te onderhouden met De Kring Educatie, de organisatie die alle activiteitensubsidie-aanvragen gericht op het beleidsveld ‘cultuur’ inhoudelijk gaat beoordelen.

  • -

    Brede Impuls Combinatiefuncties / Sport en Bewegen in de Buurt

    Het programma ‘Gezonde Leefstijl 2015-2018’ zal voor een deel worden gefinancierd vanuit de landelijke stimuleringsregeling ‘Brede Impuls Combinatiefuncties’ / ‘Sport en Bewegen in de Buurt’. De opdrachtnemer wordt gevraagd aan te sluiten bij het kerndoel van deze regeling, namelijk het bevorderen van een hogere sportdeelname en een gezondere en actievere leefstijl.

  • -

    Vraag wijk / dorp centraal

    De opdrachtnemer wordt gevraagd uitgaande van de beoogde maatschappelijke effecten en doelstellingen (zie paragraaf 3.1 + 3.2) de ‘behoefte’ van de wijk / het dorp centraal te stellen bij het opzetten en uitvoeren van het activiteitenplan. Daarbij dient de opdrachtnemer actief in overleg te treden met de organisaties in wijken en dorpen zoals de scholen, wijkinstanties en (semi-) residentiële instellingen.

  • -

    Uitvoering lopende samenwerkingsovereenkomsten

    Anno 2014 lopen er een aantal samenwerkingsovereenkomsten op het gebied van sport met een doorloop naar 2015. Zo heeft de gemeente zich verbonden aan het Sportloket Aangepast Sporten West-Brabant voor in ieder geval de jaren 2013 t/m 2015. Verder is Roosendaal sinds 2013 officieel een JOGG-gemeente voor in ieder geval de periode tot en met 2015. De opdrachtnemer wordt gevraagd aangesloten te blijven op genoemde overeenkomsten.

4 Procedure

4.1 Aanvraag

De subsidie dient te worden aangevraagd door middel van het hiervoor bestemde aanvraagformulier, vergezeld van:

  • Een activiteitenplan (zie verder 4.2)

  • Een onderbouwde, sluitende begroting waarin wordt aangetoond dat met inbegrip van de gemeentelijks subsidie voldoende middelen beschikbaar zijn de activiteiten, waarvoor subsidie wordt aangevraagd, te realiseren. De begroting dient inzicht te gegeven in de berekening van de kostprijs per activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd. In het geval van een meerjarensubsidieovereenkomst dient men voor elk subsidiejaar apart een begroting op te stellen.

  • Indien bij de bepaling van de subsidiabele kosten gebruik word gemaakt van uurtarieven, dienen deze tarieven door de subsidieaanvrager te worden berekend met gebruikmaking van een door het college voor te schrijven standaardberekeningswijze. Zie Bijlage 1.

  • •.

    Indien van toepassing de stand van de egalisatiereserve op het moment van de aanvraag.

4.2 Opbouw activiteitenplan

Het activiteitenplan is de grondslag voor de inhoudelijke beoordeling van het subsidieverzoek. Op basis van de omschrijving, wordt beoordeeld of men voor subsidie in aanmerking komt en zo ja, voor welk bedrag.

Het activiteitenplan dient minimaal uit de volgende 4 onderdelen opgebouwd te zijn:

  • 1.

    Een beschrijving van de activiteit behorend bij een doelstelling zoals vermeld onder paragraaf 3.2.

  • 2.

    De bijdrage die de activiteit levert aan het realiseren van de gestelde maatschappelijk effecten onder paragraaf 3.1.

  • 3.

    De bijdrage die de activiteit levert aan het realiseren van het gestelde doelen onder paragraaf 3.2.

  • 4.

    De meetbare prestaties (prestatie-indicatoren) welke aan de activiteit verbonden zijn.

4.3 Het subsidieverzoek

Het subsidieverzoek (inclusief begroting en activiteitenplan) kan gericht worden aan:

College van Burgemeester en Wethouders

Gemeente Roosendaal

Postbus 5000

4700 KA Roosendaal

Het subsidieverzoek dient uiterlijk 1 oktober 2014 schriftelijk te worden in gediend bij het college van B&W. Het college beslist aan welke organisatie de subsidie verleend wordt en beschikt op aanvragen voor een jaarlijkse subsidie uiterlijk op 31 december 2014. De termijn wordt opgeschort met ingang van de dag waarop het college de aanvrager uitnodigt de aanvraag aan te vullen tot de dag waarop de aanvraag is aangevuld.

4.4 Kwaliteitsbewaking en beoordeling

Het college beoordeelt over de voortgang van de activiteit waar subsidie voor is verleend. Het college kan de subsidieverstrekking intrekken indien de afgesproken activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaats gevonden of zullen plaats vinden.

4.5 Overige voorwaarden en aanvullende eisen

De subsidieontvanger informeert het college schriftelijk over besluiten, wijzingen of ontwikkelingen die er toe kunnen leiden dat de afgesproken prestaties geheel of gedeeltelijk niet kunnen worden nagekomen.

5 Algemene Voorwaarden

5.1 Overeenkomst

Aan de subsidieontvanger wordt een subsidie verstrekt voor de periode van 1 jaar, ingaande 1 januari 2015 tot en met 31 december 2015. De subsidieverlening is gebaseerd op de Algemene Subsidieverordening Roosendaal en de Nadere regels voor subsidieverstrekking en deze wordt verleend door middel van een beschikking en een uitvoeringsovereenkomst.

5.2 Betaling

De subsidieontvanger ontvangt een voorschot van 90 % van het maximale verleende subsidiebedrag. Uitbetaling gebeurt in maandelijkse termijnen gedurende de periode waarvoor de subsidie is toegekend. Afhankelijk van de hoogte van het bedrag kan dit maandelijks, per kwartaal of per jaar zijn. Na de vaststelling van de subsidie wordt het bedrag, waar subsidieontvanger dan nog recht op heeft, uitgekeerd dan wel wordt het bedrag dat de subsidieontvanger op basis van de afrekening terug dient te betalen, teruggevorderd.

5.3 Vaststelling subsidieverlening

De subsidieontvanger dient na afloop van de subsidieperiode een verzoek tot vaststelling in te dienen. Het college stelt de subsidie vast volgens de bepalingen zoals die opgenomen zijn in de Algemene Subsidieverordening Roosendaal

5.4 Wettelijk kader

  • -

    Algemene subsidieverordening Roosendaal (zie www.roosendaal.nl)

  • -

    Nadere regels voor subsidieverstrekking 2015 (zie www.roosendaal.nl)

  • -

    Algemene wet Bestuursrecht (zie www.wetten.overheid.nl)

Algemene of verkoopvoorwaarden van de opdrachtnemer zijn uitdrukkelijk uitgesloten.

5.5 Inlichtingen

Voor vragen over de activiteiten en prestaties zoals opgenomen in dit Programma van Eisen kunt u contact opnemen met Jürgen Koevoets (team Maatschappij), tel. 0165-579108 en via e-mail: j.koevoets@roosendaal.nl. Voor vragen aangaande het subsidieverzoek kan men zich wenden tot Anita Verwijmeren (team Interne Dienstverlening & Communicatie), tel. 0165-579013 en via e-mail: subsidies@roosendaal.nl .

Ondertekening

Bijlage 1: Standaard berekeningswijzen en definities

Een veel gebruikte methode voor de bepaling van de omvang van het subsidiebedrag is de berekening van de (gedeeltelijke) bijdrage aan de werkelijke kosten van subsidiabele activiteiten. Hierbij is een belangrijke basis voor de financiering/subsidie (kostengrondslag) de inzet van personeel. De subsidieontvanger moet zich verantwoorden over het aantal subsidiabele uren en de totstandkoming van de uurtarieven. Dit brengt hoge lasten met zich mee. Vooral de verschillende uitgangspunten en definities per subsidie ten aanzien van de subsidiabele kosten (bijvoorbeeld overheadkosten) leggen een grote (lasten)druk op de administratieve systemen van subsidieontvangers.

Voor de toepassing van de berekeningsmethoden kan het college besluiten dat wordt aangesloten bij de praktijk van de subsidieontvanger. Dat wil zeggen dat de subsidieverstrekker de subsidieontvanger de keuzemogelijkheid kan geven om de subsidiabele kosten volgens één van de drie gestandaardiseerde methodes te berekenen:

  • 1.

    berekening op basis van integrale kosten;

  • 2.

    berekening op basis van een uurtarief per kostendrager, vermeerderd met een forfaitair vastgestelde opslag voor indirecte kosten;

  • 3.

    een forfaitair vastgesteld uurtarief.

Ad.1

Voor de toepassing van de berekeningswijze op basis van integrale kosten geldt de voorwaarden dat deze is gebaseerd op bedrijfseconomische en maatschappelijk aanvaardbare grondslagen

Ad.2

Voor de toepassing van de berekeningswijze op basis van een uurtarief per kostendrager wordt het daarin van toepassing zijnde opslagpercentage voor de indirecte kosten voorgeschreven. Vanaf 2015 is dit 20%.

Ad.3

Voor de toepassing van een forfaitair vastgesteld uurtarief wordt het van toepassing zijnde uurtarief per kostendrager voorgeschreven. Vanaf 2015 is dit € 67,50,-.

Uniforme forfaitaire elementen voor de berekening van uurtarieven

Forfaitaire elementen zijn een hulpmiddel om de bepaling van de subsidiabele kosten, en daarmee van het subsidiebedrag, te vereenvoudigen en te uniformeren. Voorbeelden van forfaitaire elementen zijn: het aantal werkbare uren op jaarbasis, het uurtarief voor kosten van eigen arbeid (niet zijnde loonkosten) en het uurtarief voor categorieën van loonkosten, bijvoorbeeld op basis van de Handleiding Overheidstarieven. Zo wordt voor de berekening van uurtarieven uitgegaan van een forfaitair vastgestelde standaard van 1.600 werkbare uren op jaarbasis.

Eenduidige definities voor kostenbegrippen

Bij het bepalen van kostenbegrippen bij de berekening van uurtarieven wordt uitgegaan van de volgende definities:

  • a.

    Subsidiabele kosten: de kosten die bij het verlenen en vaststellen van de subsidie in aanmerking worden genomen, respectievelijk de feitelijke hoogte van die kosten.

  • b.

    Kostendrager: kostenplaats of volume-eenheid voor kostenberekening, bijvoorbeeld personeels-/arbeidsuren, apparaat-/machine-uren en overige kostendragers als output van apparaten en machines en verbruikte materialen.

  • c.

    Directe kosten: kosten van een kostendrager en kosten derden, die rechtstreeks aan de subsidiabele activiteit worden toegerekend.

  • d.

    Indirecte kosten of overhead: kosten die niet rechtstreeks aan een subsidiabele activiteit worden toegerekend, maar via toerekening van een kostendrager.

  • e.

    Integrale kosten: het geheel van de directe en indirecte kosten.

  • f.

    Kosten derden: op factuur aantoonbare aan derden verschuldigde kosten die direct voor de subsidiabele activiteit worden gemaakt, bijvoorbeeld door uitbesteding van een deel van de subsidiabele activiteit en kosten van voor de subsidiabele activiteit geleverde goederen en diensten.

  • g.

    Loonkosten: de optelsom van de bruto loonkosten, niet winstafhankelijke emolumenten, dan wel extra verdiensten naast het loon, werkgeverslasten, kosten van secundaire arbeidsvoorwaarden en, indien van toepassing, een evenredig deel van de begrote kosten voor een eventuele wachtgelduitkering na ontslag, voor personeel dat werkzaamheden verricht ten behoeve van subsidiabele activiteiten.

  • h.

    Urenbasis: het aantal direct productieve uren per fte per jaar.

  • i.

    Aantal actieve uren per jaar: het aantal uren per dag vermenigvuldigd met het aantal werkbare dagen in een kalenderjaar minus:

    • -

      Wettelijk erkende feestdagen

    • -

      Verlof conform CAO

    • -

      Percentage ziekteverzuim

    • -

      Percentage indirect actieve tijd (werkbesprekingen, personeelsaangelegenheden, studieverlof etc.) op basis van ervaringsgegevens

  • j.

    Afschrijvingskosten: kosten die de economische waardevermindering weergeven van een investering tegen historische kostprijs gedurende de economische levensduur (periode waarna de investering economisch verouderd is), de eventuele restwaarde na de economische levensduur behoren niet tot de subsidiabele kosten.