Regeling vervallen per 16-04-2016

Verordening tot regeling van het functioneel leeftijdsontslag

Geldend van 25-10-2007 t/m 15-04-2016

Intitulé

Verordening tot regeling van het functioneel leeftijdsontslag

Uitkeringsverordening functioneel leeftijdsontslag

De Raad der gemeente Rotterdam,

Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders (Verzameling gedrukte stukken 1966, volgnr. 343);

Gelet op artikel 125, lid 2 jo, lid 1, van de Ambtenarenwet 1929 en artikel 92 van het Ambtenarenreglement;

Besluit:

vast te stellen de volgende verordening tot regeling van het functioneel leeftijdsontslag.

Artikel 1

  • 1. Aan de ambtenaar, wie op grond van het bepaalde in artikel 92, lid 1, van het Ambtenarenreglement ontslag wordt verleend uit een betrekking als bedoeld in dat lid, wordt met ingang van de datum van het ontslag ten laste van de gemeente een maandelijkse uitkering toegekend volgens de bepalingen van deze verordening.

  • 2. Onder gewezen ambtenaar wordt voor de toepassing van deze verordening verstaan de ambtenaar, die na zijn ontslag aanspraak kan ontlenen op een uitkering volgens de bepalingen van deze verordening.

Artikel 2

  • 1. De in artikel 92, lid 1, van het Ambtenarenreglement bedoelde datum van ontslag kan op verzoek van de ambtenaar, dan wel indien deze desgevraagd daarmede instemt en dit door het tot het verlenen van ontslag bevoegde gezag in het belang van de dienst wordt geacht en de ambtenaar, blijkens de uitslag van een geneeskundig onderzoek, geestelijk en lichamelijk in staat kan worden geacht zijn betrekking te blijven vervullen, voor de duur van ten hoogste een jaar worden opgeschort, welke duur onder genoemde voorwaarden telkens met ten hoogste een jaar kan worden verlengd.

  • 2. Indien de ambtenaar, voor wie toepassing is gegeven aan het bepaalde in het eerste lid, blijkens de uitslag van een geneeskundig onderzoek tussentijds ongeschikt is geworden voor de verdere vervulling van zijn betrekking, kan hem ontslag worden verleend met ingang van de eerste dag van de maand volgende op die waarin de uitslag van het geneeskundig onderzoek te zijner kennis is gebracht.

Artikel 3

  • 1. De uitkering bedraagt gedurende 60 maanden aansluitend op het ontslag 80% van de laatstelijk voor het ontslag van de ambtenaar aan diens betrekking verbonden bezoldiging vermeerderd met zoveel - doch ten hoogste 10 - malen 1/2 % van die bezoldiging als het totaal aantal volle dienstjaren geldig voor pensioen krachtens het pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds ABP op de dag van het ontslag meer dan 30 bedraagt.

    Vervolgens bedraagt de uitkering 70% van bedoelde bezoldiging, met dien verstande dat het bedrag van de uitkering niet lager is dan het bedrag van het pensioen, waarop de gewezen ambtenaar recht zou hebben, indien hij zou zijn gepensioneerd met ingang van de datum van zijn ontslag en in aanmerking zou zijn genomen de diensttijd bedoeld in artikel 5.4 van het pensioenreglement, welke hij bij het bereiken van de leeftijd van 65 jaar zal kunnen aanwijzen.

  • 2. Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder bezoldiging: de bezoldiging in de zin van artikel 1 van het Ambtenarenreglement welke laatstelijk voor het ontslag van de ambtenaar was verbonden aan de door hem vervulde betrekking. Indien de bezoldiging geheel of ten dele bestaat uit wisselende inkomsten, geldt het gemiddelde bedrag van deze inkomsten, berekend over de laatste twaalf volle kalendermaanden voorafgaand aan de datum van het ontslag.

  • 3. Indien bij handhaving van het dienstverband in de bezoldiging, als bedoeld in het tweede lid, anders dan uit hoofde van periodieke verhogingen dan wel wegens vermeerdering of vermindering van het aantal of de hoogte der toelagen wijziging zou zijn gekomen, geldt als zodanig van de dag van inwerkingtreding dier wijziging af het gewijzigde bedrag.

  • 4. Wanneer aan de gewezen ambtenaar na de dag van ingang van het ontslag terzake waarvan de uitkering is toegekend, een overheidspensioen, anders dan ten laste van de Stichting Pensioenfonds ABP, wordt toegekend, vindt zo nodig herberekening plaats zowel van het bedrag der uitkering als van het bedrag van het pensioen, bedoeld in lid 1 en artikel 5, lid 1 onder c, met ingang van de dag waarop eerstbedoeld pensioen is ingegaan.

Artikel 3a

  • 1. In dit artikel wordt verstaan onder:

    • a.

      Vereveningsfonds: het Vereveningsfonds FLO sector gemeenten;

    • b.

      Vereveningsregeling: de tijdelijke regeling die deel uitmaakt van de LOGA-overeenkomst met betrekking tot de financiering van het functioneel leeftijdsontslag.

  • 2. De gemeente Rotterdam is verplicht de in de Vereveningsregeling bedoelde bijdrage af te dragen aan het Vereveningsfonds voor alle bij hun in dienst zijnde personen voor wie premie ten behoeve van de FPU-regeling moet worden afgedragen.

  • 3. De in het tweede lid bedoelde bijdrage wordt voor de helft verhaald op de bij de in dienst zijnde personen voor wie premie ten behoeve van de FPU-regeling wordt afgedragen.

Artikel 4

  • 1. Indien de datum van ontslag van de ambtenaar van 55 jaar of ouder gelegen is na 1 april 1997, is deze ambtenaar verplicht een uitkering krachtens de regeling FPU aan te vragen. De uitkering als bedoeld in artikel 1 komt niet tot uitbetaling indien de ambtenaar geen toestemming verleent om de uitkering krachtens de regeling FPU via de werkgever tot uitbetaling te laten komen.

  • 2. Indien de in het eerste lid bedoelde ambtenaar niet of niet tijdig de uitkering krachtens de regeling FPU aanvraagt en hem dit redelijkerwijs kan worden verweten, wordt, voor de periode, waarin hij dientengevolge voornoemde uitkering niet of niet volledig ontvangt, voor de toepassing van het derde lid van dit artikel rekening gehouden met de uitkering die hij vanaf de ontslagdatum zou hebben genoten, indien hij de voornoemde uitkering wel tijdig zou hebben aangevraagd.

  • 3. De uitkering wordt, indien en voorzover recht daarop bestaat, verminderd met het bedrag van de uitkering krachtens de regeling FPU, met dien verstande dat buiten beschouwing blijft dat gedeelte van de uitkering krachtens de regeling FPU dat gebaseerd is op een individuele opbouw krachtens artikel 16.2, 16.3 of 16.4 van het pensioenreglement.

  • 4. Indien als gevolg van handelingen of nalaten van handelingen door de in het tweede lid bedoelde ambtenaar, de uitkering krachtens de regeling FPU geheel of ten dele vervallen wordt verklaard dan wel geheel of gedeeltelijk wordt geweigerd, wordt deze uitkering voor de toepassing van het derde lid van dit artikel geacht onverminderd te zijn genoten.

Artikel 4a

  • 1. Indien de gewezen ambtenaar die op 1 april 1997 jonger dan 50 jaar is bij het bereiken van de leeftijd van 62 jaar gebruik maakt van de mogelijkheid die artikel 16.1 van het pensioenreglement biedt tot vrijwillig voortzetting van de pensioenopbouw, waardoor ook na het bereiken van de leeftijd van 62 jaar de pensioenopbouw voor de helft plaats vindt, worden de kosten van deze vrijwillige voortzetting gedragen door de gemeente, met dien verstande dat 25% van het bedrag van de premie dat door de werkgever afgedragen zou moeten worden, indien de gewezen ambtenaar nog verplicht pensioen zou opbouwen, voor rekening blijft van de gewezen ambtenaar. De kosten van een vrijwillige aanvullende deelname waardoor de pensioenopbouw voor meer dan de helft plaats vindt, komen ten allen tijde volledig ten laste van de gewezen ambtenaar.

  • 2. Indien de gewezen ambtenaar die op 1 april 1997 50 jaar of ouder is, bij het bereiken van de leeftijd van 62 jaar gebruik maakt van de mogelijkheid die artikel 16.5 van het pensioenreglement biedt tot vrijwillige voortzetting van de pensioenopbouw, waardoor ook na het bereiken van de leeftijd van 62 jaar de pensioenopbouw voor de helft plaats vindt, worden de kosten van deze vrijwillige voortzetting gedragen door de gemeente, met dien verstande dat 25% van de kosten voor rekening blijft van de gewezen ambtenaar.

  • 3. De werkgever stelt de ambtenaar in de drie maanden voor zijn ontslag schriftelijk op de hoogte van:

    • a.

      de mogelijkheid om ook na het bereiken van de leeftijd van 62 jaar de pensioenopbouw voor de helft voort te zetten op basis van artikel 16.1 van het pensioenreglement voor de gewezen ambtenaar als bedoeld in artikel 4a, eerste lid, dan wel op basis van 16.5 van het pensioenreglement voor de gewezen ambtenaar als bedoeld in artikel 4a, tweede lid;

    • b.

      het feit dat indien de gewezen ambtenaar van de onder a weergegeven mogelijkheid gebruik maakt, dit niet leidt tot extra kosten in vergelijking tot de situatie zoals die gold voor de gewezen ambtenaar voordat hij de leeftijd van 62 jaar bereikte als gevolg van de toepasselijkheid van artikel 4a, eerste lid, dan wel artikel 4a, tweede lid;

    • c.

      de termijn waarbinnen een schriftelijk verzoek van de gewezen ambtenaar om gebruik te maken van de mogelijkheid die de artikelen 16.1 en 16.5 van het pensioenreglement bieden, ingediend moet zijn bij het bestuur van de Stichting Pensioenfonds ABP,

    • d.

      de mogelijkheid dat de gewezen ambtenaar op zijn verzoek bij de indiening van de aanvraag wordt ondersteund door de werkgever.

  • 4. De aanschrijving als bedoeld in het derde lid wordt herhaald in de drie maanden voor het moment dat de ambtenaar de leeftijd van 62 jaar bereikt.

Artikel 5

  • 1. Wanneer een gewezen ambtenaar, die aan deze regeling recht op uitkering kan ontlenen, inkomsten geniet of gaat genieten uit of in verband met arbeid, waaronder mede wordt verstaan een uitkering krachtens de WAJONG of de WAZ, of bedrijf, ter hand genomen met ingang van of na de datum waarop zijn ontslag is ingegaan, wordt op de uitkering een vermindering toegepast. Deze vermindering is gelijk aan het bedrag waarmede de inkomsten en de onverminderde uitkering krachtens artikel 3 samen de laatst genoten bezoldiging te boven gaan.

  • 2. Het in het eerste lid bepaalde vindt overeenkomstige toepassing ten aanzien van inkomsten uit of in verband met arbeid of bedrijf, ter hand genomen gedurende verlof, vakantie of non-activiteit, onmiddellijk voorafgaande aan het ontslag terzake waarvan hem de uitkering krachtens deze verordening is toegekend.

  • 3. Wanneer de gewezen ambtenaar uit of in verband met arbeid of bedrijf, ter hand genomen voor de datum waarop het ontslag, terzake waarvan hem de uitkering krachtens deze verordening is toegekend, is ingegaan, op of na die datum inkomsten of hogere inkomsten gaat genieten, anders dan tengevolge van algemene loonsverhogingen, is ten aanzien van die inkomsten of hogere inkomsten het bepaalde in het eerste lid van overeenkomstige toepassing.

  • 4. Ingeval inkomsten zijn genoten uit overwerk of bij wijze van gratificatie, blijft de in dit artikel geregelde vermindering achterwege.

Artikel 6

  • 1. Van het ter hand nemen van enige arbeid of bedrijf doet de gewezen ambtenaar onverwijld mededeling aan burgemeester en wethouders. Daarbij doet hij, voorzover mogelijk, opgave van de inkomsten die hij uit dien hoofde zal verwerven, alsmede van de kinderbijslag welke, onder welke benaming ook, elders wordt ontvangen; hij is verplicht om, indien inkomsten tijdelijk of blijvend wijziging ondergaan, daarvan tijdig voor het verschijnen van de eerstvolgende uitkeringstermijn nadere opgave te doen.

    Zijn de inkomsten niet vooraf op te geven, dan doet hij tijdig voor het verschijnen van elke uitkeringstermijn opgave van de inkomsten, die hij sedert het ter hand nemen van de werkzaamheden of sinds de vorige opgave heeft genoten. Brengt echter de aard der werkzaamheden mede dat de inkomsten over een langere termijn moeten worden berekend, dan geschiedt de opgave over die langere termijn en kan op de uitkering een voorlopige vermindering worden toegepast naar een geraamd bedrag van die inkomsten, onder voorbehoud van nadere verrekening aan het einde van evenbedoelde termijn.

  • 2. Indien de gewezen ambtenaar de verplichtingen, genoemd in het eerste lid, niet of niet volledig nakomt, kan worden bepaald, dat de uitkering, zolang zulks het geval is, niet of slechts gedeeltelijk wordt uitbetaald.

  • 3. De gewezen ambtenaar wordt geacht door het aanvaarden van de uitkering er in te bewilligen dat zij die daarvoor naar het oordeel van burgemeester en wethouders in aanmerking komen, de inlichtingen verstrekken welke voor de uitvoering van deze verordening noodzakelijk zijn.

Artikel 7

(Vervallen bij Gemeenteblad 1998 nr. 19)

Artikel 8

  • 1. De uitkering vervalt:

    • a.

      met ingang van de dag, volgende op die waarop de gewezen ambtenaar is overleden;

    • b.

      op de datum waarop de gewezen ambtenaar de leeftijd van 65 jaar bereikt.

  • 2. De uitkering kan geheel of ten dele vervallen worden verklaard, indien de gewezen ambtenaar zich naar het oordeel van burgemeester en wethouders zodanig gedraagt dat hij, was hij in dienst gebleven, zou zijn ontslagen.

Artikel 9

Ten aanzien van hem die aan deze verordening recht op uitkering ontleent en die na zijn ontslag uit hoofde van ziekte of ongeval nog aanspraken in verband met de dienstbetrekking waaruit hij is ontslagen heeft of verkrijgt, wordt de uitkering tot het einde van de periode, waarover die aanspraken bestaan, verminderd met het bedrag daarvan.

Artikel 10

  • 1. Zo spoedig mogelijk na het overlijden van de gewezen ambtenaar wordt aan de weduwe of weduwnaar, van wie de overledene niet duurzaam gescheiden leefde, een bedrag uitgekeerd gelijk aan de uitkering over een tijdvak van drie maanden.

    Als maatstaf voor de berekening van dit bedrag geldt de uitkering, die de gewezen ambtenaar op de dag van overlijden ontving, met dien verstande, dat de maatstaf wordt gesteld op het bedrag van de laatstelijk genoten bezoldiging, indien op de uitkering geen vermindering krachtens enige bepaling van deze verordening wordt toegepast.

  • 2. Indien de gewezen ambtenaar geen weduwe of weduwnaar nalaat, van wie de overledene niet duurzaam gescheiden leefde, geschiedt de uitkering ten behoeve van de minderjarige wettige, natuurlijke, stief- en pleegkinderen. Ontbreken ook zodanige kinderen dan geschiedt de uitkering, indien de overledene kostwinner was van ouders, meerderjarige kinderen, broeders of zusters, ten behoeve van deze betrekkingen.

  • 3. Indien de gewezen ambtenaar geen betrekkingen als bedoeld in de leden 1 en 2 nalaat, kan het daar bedoelde bedrag door burgemeester en wethouders geheel of ten dele worden uitgekeerd voor de betaling van de kosten van de laatste ziekte en van de lijkbezorging, indien de nalatenschap van de overledene voor de betaling van die kosten ontoereikend is.

  • 4. Op de uitkering als bedoeld in dit artikel wordt in mindering gebracht het bedrag van de uitkering waarop de nagelaten betrekkingen van de gewezen ambtenaar terzake van diens overlijden aanspraak kunnen maken uit hoofde van artikel 52d van het Ambtenarenreglement, de regeling FPU dan wel krachtens enige wettelijke voorgeschreven verzekering tegen ziekte, arbeidsongeschiktheid of onvrijwillige werkloosheid.

Artikel 11

[vervallen ]

Artikel 12

Indien een ambtenaar, die een betrekking vervult als in artikel 11 bedoeld, op het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening de leeftijdsgrens als bedoeld in dat artikel reeds heeft bereikt, wordt hem eervol ontslag verleend met ingang van de eerste dag van de maand volgende op die waarin deze verordening in werking treedt, tenzij overeenkomstige toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 2, eerste lid.

Artikel 13

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 1967 en kan worden aangehaald als 'Uitkeringsverordening functioneel leeftijdsontslag'.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 22 december 1966.

De Secretaris

, J.C. Knap

De Voorzitter,

W. Thomassen