Regeling voor de Commandant van de Brandweer en voor de havenmeester inzake de brandbestrijding aan boord van schepen

Geldend van 01-12-1979 t/m heden

Intitulé

Regeling voor de Commandant van de Brandweer en voor de havenmeester inzake de brandbestrijding aan boord van schepen

Burgemeester en Wethouders van Rotterdam

en de Commissie Regionale Brandweer Rozenburg,

Gelet op het bepaalde in artikel 2, lid 1, juncto artikel 10, lid 1, van de Verordening Gemeentelijke Brandweer 1972 (Gemeenteblad 1971, nr. 112, sedertdien gewijzigd) alsmede op het bepaalde in de artikelen 2 en 3 van de 'Gemeenschappelijke Regeling voor de Brandweer op het eiland Rozenburg + (Gemeenteblad 1969, nr. 94, sedertdien gewijzigd);

Besluiten:

vast te stellen de volgende

Regeling voor de Commandant van de Brandweer en voor de Havenmeester inzake de brandbestrijding aan boord van schepen.

Artikel 1. Definities

In deze regeling wordt verstaan onder

commandant:

de door burgemeester en wethouders en de door de Commissie Regionale Brandweer Rozenburg aangestelde commandant van de Brandweer of degene die hem vervangt;

havenmeester:

de door burgemeester en wethouders aangestelde havenmeester of degene die hem vervangt;

dienstdoend officier van de Havendienst:

de door de havenmeester aangewezen officier van de Havendienst of degene die hem vervangt, die in het bijzonder is belast met de leiding van het havendienstpersoneel dat is betrokken bij de repressieve brandbestrijding;

brand:

het chemisch proces, vergezeld van vuur, vlammen of andere bijverschijnselen, waarbij aanwezig brandbaar materiaal bij een bepaalde temperatuur zich met zuurstof verbindt en daarbij voldoende hitte ontwikkelt om de temperatuur boven het ontbrandingspunt te houden zonder hitte van buitenaf toe te voegen;

brandblussing:

het toepassen van middelen om brand zo goed mogelijk te beëindigen;

repressieve brandbestrijding:

de maatregelen welke ten behoeve van de bestrijding van een brand genomen worden;

preventieve brandbestrijding:

de maatregelen welke kunnen dienen om te bereiken dat de aanwezigheid van de voorwaarden, die een brand kunnen veroorzaken, worden voorkomen, beperkt of weggenomen;

vaartuigen:

vaartuigen in de zin van de Havenverordening Rotterdam en overige voor gebruik te water bestemde voorwerpen;

havens en andere bevaarbare wateren:

de havens en andere bevaarbare wateren binnen het territoir van de gemeente Rotterdam en het beheersgebied van de Regionale Brandweer Rozenburg, met inbegrip van scheepshellingen, dokken en onmiddellijk tot die wateren behorende kunstwerken;

haventerreinen:

in de onmiddellijke omgeving van havens en andere bevaarbare wateren gelegen woon- en industriegebieden;

brandblusmiddelen:

de apparatuur en stoffen welke dienen voor repressieve brandbestrijding;

blusvaartuigen:

vaartuigen van de Gemeentelijke Havendienst waarop brandblusmiddelen zijn geïnstalleerd of geplaatst;

gevaarszone:

het gebied waar door aanwezigheid van giftige of verstikkende gassen het verblijven slechts mogelijk is indien gebruik wordt gemaakt van onafhankelijk van de buitenlucht werkende adembeschermende middelen.

Artikel 2. Repressieve brandbestrijding

  • 1. De leiding van de repressieve brandbestrijding aan boord van vaartuigen in de havens en in andere bevaarbare wateren alsmede op de haventerreinen berust bij de commandant. Hij is verantwoordelijk voor de brandblussing. Hij wordt hierin bijgestaan door de havenmeester die hem ongevraagd en desgevraagd adviezen verstrekt, vooral met betrekking tot de nautische aspecten in de ruimste zin.

  • 2. Indien aan boord van een brandend vaartuig gevaarlijke stoffen aanwezig zijn of vermoedelijk aanwezig zijn, zal de commandant met de havenmeester overleggen over de optimale brandblussing. Hierbij wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van de door de havenmeester te verstrekken gegevens omtrent de aard van de gevaarlijke stoffen, de stuwage en het mogelijke gevaar voor de omgeving.

  • 3. Indien tijdens de repressieve brandbestrijding direct gevaar ontstaat voor het kapseizen, zinken of ongewenst aan de grond komen van het vaartuig waar de brand woedt, berust de verantwoordelijkheid met betrekking tot de hiervoor te nemen maatregelen bij de havenmeester. De commandant dient hem ongevraagd of desgevraagd van advies.

  • 4. Indien een blusvaartuig arriveert nabij de plaats van een vaartuig waar brand woedt voordat de commandant aanwezig is, vangt dit na overleg met de dienstdoende officier van de Havendienst en de dienstdoende controleur gevaarlijke stoffen met de brandblussing aan. Alsdan is de havenmeester verantwoordelijk voor de brandbestrijding. De commandant wordt zo spoedig mogelijk op de hoogte gesteld van de genomen maatregelen. Zodra de commandant ter plaatse is, neemt hij de leiding en daarmede de verantwoordelijkheid over.

Artikel 3. Preventieve brandbestrijding

  • 1. De verantwoordelijkheid voor de preventieve brandbestrijding aan boord van vaartuigen in de havens en andere bevaarbare wateren berust bij de havenmeester.

  • 2. Ten aanzien van de algemene beleidslijnen, betrekking hebbende op de preventieve brandbestrijding, pleegt de havenmeester overleg met de commandant.

Artikel 4 Organisatie bij brand

  • 1. In geval van brand aan boord van een vaartuig, zal de commandant de havenmeester zo spoedig mogelijk in kennis stellen van de benodigde bluscapaciteit. De havenmeester voldoet zo spoedig mogelijk aan dit verzoek door het onverwijld ter beschikking stellen van blusvaartuigen.

  • 2. Telkens wanneer de commandant een uitbreiding van het aantal ter beschikking gestelde blusvaartuigen noodzakelijk acht, zal hij de havenmeester hiervan in kennis te stellen. De havenmeester deelt de commandant zo spoedig mogelijk mee welke aanvullende capaciteit ter beschikking kan worden gesteld, mede gelet op de uitoefening van andere taken van de Gemeentelijke Havendienst.

  • 3. Verzoeken en aanwijzingen van de commandant t.a.v. het gebruik van brandblusmiddelen aan boord van blusvaartuigen die door de havenmeester zijn aangewezen ter bestrijding van een brand, worden gericht aan de havenmeester. Aan deze verzoeken en aanwijzingen van de commandant zal zo veel als mogelijk is onverwijld worden voldaan. Indien de havenmeester noch zijn vervanger aanwezig is, worden verzoeken en aanwijzingen direct gericht tot de bevelvoerende scheepvaartmeesters van de aangewezen en aanwezige blusvaartuigen.

  • 4. Wanneer de havenmeester danwel de bevelvoerende scheepvaartmeesters menen dat het aanwezige havendienstpersoneel of het materieel in ernstig gevaar kan komen, dienen zij de commandant hiervan terstond te verwittigen. In dergelijke omstandigheden kan de havenmeester aanwijzingen geven ter vermijding van het gevaar. Tevens zijn de bevelvoerende scheepvaartmeesters gerechtigd zo nodig te handelen naar eigen inzicht ten einde ernstig gevaar voor het personeel of ernstige schade aan het materieel te voorkomen.

  • 5. De commandant en de havenmeester dragen in gezamenlijk overleg zorg dat bij de inzet van blusvaartuigen bij een brand een betrouwbaar net van verbindingen aanwezig is tussen de commandant en de Brandweer enerzijds en de havenmeester en de Havendienst anderzijds.

  • 6. Onverminderd het bepaalde in lid 4 van dit artikel en het bepaalde in de volgende volzin zullen de ingezette blusvaartuigen ter plaatse van de brand blijven zolang de commandant deze meent nodig te hebben. Indien het noodzakelijk wordt geacht door de havenmeester om ingezette blusvaartuigen te vervangen, heeft de havenmeester daartoe de bevoegdheid mits hij de commandant tevoren met redenen omkleed van zijn voornemen in kennis stelt. Door vervanging van blusvaartuigen mogen de bluswerkzaamheden niet stagneren, zulks ter beoordeling van de commandant.

  • 7. De havenmeester is bevoegd, na overleg met de commandant, de bluswerkzaamheden te doen staken indien direct gevaar ontstaat voor het kapseizen, zinken of ongewenst aan de grond lopen van het vaartuig waar de brand woedt.

  • 8. De havenmeester verzorgt op verzoek van de commandant het transport over water van brandweerpersoneel en/of materieel met behulp van vaartuigen van zijn dienst. Bij het niet beschikbaar zijn van dergelijke vaartuigen zal hij naar vermogen andere vaartuigen inzetten.

Artikel 5 Personeel

  • 1. De havenmeester draagt zorg voor voldoende bemanning van de blusvaartuigen.

  • 2. De havenmeester draagt zorg dat de scheepsbemanning geoefend is in het gebruik van adembeschermende middelen en kennis bezit van de repressieve brandbestrijding en de daarmede samenhangende gevaren.

Artikel 6. Blusvaartuigen en brandblusmiddelen

  • 1. De havenmeester draagt zorg dat in de havens en bevaarbare wateren binnen het territoir van de gemeente Rotterdam voldoende blusvaartuigen aanwezig zijn daarbij rekening houdende met

    • a.

      een aanvaartijd van 10 minuten voor blusvaartuigen met een lichte brandbluscapaciteit (kleiner dan 10.000 liter per minuut) en 30 minuten voor blusvaartuigen met een zware brandbluscapaciteit (groter dan 10.000 liter per minuut);

    • b.

      het soort scheepvaart dat in het patrouillegebied van het betrokken blusvaartuig aanwezig is.

  • 2. Het beheer van het dagelijks toezicht op de aan boord van de blusvaartuigen aanwezige brandblusmiddelen is toevertrouwd aan de havenmeester.

  • 3. Indien vervanging of aanvulling van de per blusvaartuig vastgestelde hoeveelheid blusmiddelen zijns inziens noodzakelijk is, geeft de havenmeester onverwijld kennis aan de commandant die dan zorgt voor de gewenste vervanging of aanvulling.

Artikel 7. Training en oefening

  • 1. Eén- tot tweemaal per jaar wordt een gezamenlijke oefening gehouden door Brandweer en Havendienst.

  • 2. De commandant en de havenmeester dragen zorg voor een gezamenlijke training van het betrokken leidinggevende personeel.

Artikel 8

Deze regeling dient ter vervanging van de gelijknamige regeling van 31 augustus 1973/19 juli 1974, Gemeenteblad 1974, nr. 88, en treedt in werking op 1 december 1979.

Ondertekening

Rotterdam, 23 november 1979. Burgemeester en Wethouders voornoemd,

De Secretaris, De Burgemeester,

J.G. Bannink A.A. van der Louw

Rozenburg, 2 november 1979.

Commissie Regionale Brandweer Rozenburg voornoemd,

De Secretaris

G.D. Molenaar

De Voorzitter

H. Sloots