Uitvoeringsregeling subsidies Bedrijvenregeling Rotterdam

Geldend van 01-06-2003 t/m heden

Intitulé

Uitvoeringsregeling subsidies Bedrijvenregeling Rotterdam

Burgemeester en Wethouders van Rotterdam,

Gelezen het voorstel van de directeur Stedelijke Ontwikkeling en Beheer (SOB) van de Bestuursdienst van 14 mei 2003;

gelet op de Algemene wet bestuursrecht;

gelet op artikel 12 van de Regeling financiële bepalingen bodemsanering 2002;

gelet op artikel 5 van de Verordening Algemene Subsidievoorwaarden 2001;

overwegende, dat het ter uitwerking van het op 11 juni 2001 in werking getreden Convenant Bodemsanering in gebruik zijnde en blijvende Bedrijfsterreinen wenselijk is door middel van interim-beleid uitvoering te geven aan de totstandkoming van een medefinancieringsregeling ten behoeve van de sanering van de bodem van in gebruik zijnde en blijvende bedrijfsterreinen, op basis van de hoofdlijnen die zijn neergelegd in de Notitie Bodemsanering Bedrijfsterreinen, welke Notitie als Bijlage 1 aan vorenbedoeld Convenant is gehecht, en nader toegelicht in de brieven die de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en de Directeur-Generaal Milieubeheer van zijn ministerie op respectievelijk 30 juli 2001 (met kenmerk LMV/2001065757) en 5 februari 2002 (met kenmerk LMV 2001137247) zonden aan de bevoegde gezagsorganen in de zin van de Wet bodembescherming, een en ander vooruitlopend op de vastlegging van deze medefinancieringsregeling in de Wet bodembescherming en/of op deze wet gebaseerde regelgeving;

Besluiten:

vast te stellen de hierna volgende Uitvoeringsregeling subsidies Bedrijvenregeling Rotterdam (hierna te noemen: Uitvoeringsregeling).

HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze Uitvoeringsregeling wordt verstaan onder:

  • a.

    de Awb: de Algemene wet bestuursrecht;

  • b.

    de Wbb: de Wet bodembescherming;

  • c.

    de subsidie: de subsidie op grond van deze regeling;

  • d.

    het Convenant: het op 11 juni 2001 in werking getreden Convenant Bodemsanering in gebruik zijnde en blijvende Bedrijfsterreinen;

  • e.

    de Notitie: de Notitie Bodemsanering Bedrijfsterreinen, die als Bijlage 1 aan het Convenant is gehecht;

  • f.

    de Circulaire Ouderdomsbepaling: de Circulaire ouderdomsbepaling bij bodemverontreiniging op in gebruik zijnde en blijvende bedrijfsterreinen, Staatscourant 2002, 86;

  • g.

    een onderneming: elke eenheid die een economische activiteit uitoefent, ongeacht haar rechtsvorm en de wijze waarop zij wordt gefinancierd, zoals bedoeld in het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van 23 april 1991, zaak C-41/90 (Höfner), Jurisprudentie 1991, blz. I-1979, met uitzondering van de onderneming die behoort tot de landbouwsector zoals bedoeld in de Communautaire richtsnoeren voor Staatssteun in de landbouwsector, Publicatieblad EG 2000, C 028 van 1 februari 2000, blz. 2;

  • h.

    een MKB-bedrijf: een kleine en/of middelgrote onderneming zoals bedoeld in Aanbeveling 96/280/EG van de Europese Commissie van 30 april 1996, Publicatieblad EG 1996, L 107 van 30 april 1996, blz. 4;

  • i.

    een bedrijfsterrein: het perceel waarop een onderneming al dan niet in hoofdzaak haar bedrijfsactiviteiten verricht;

  • j.

    de verwerving: de verkrijging van een bedrijfsterrein in de hoedanigheid van eigenaar overeenkomstig de artikelen 3:83, 3:84 en 3:89 van het Burgerlijk Wetboek, of in de hoedanigheid van erfpachter overeenkomstig artikel 3:98 juncto de artikelen 3:83, 3:84 en 3:89 van het Burgerlijk Wetboek;

  • k.

    de saneringskosten: de kosten

    • ·

      van voorbereiding van de sanering, voorzover na de verlening van de subsidie in de zin van afdeling 4.2.3 Awb gemaakt, zoals: opstellen saneringsbestek, besteksraming en -gunning, draaiboek, advisering en aanschaffen, niet-duurzame kapitaalgoederen of de reële huurprijs daarvan, aanbesteding, advies keuze adviesbureau en budgetbewaking;

    • ·

      van uitvoering van de sanering, zoals: boringen, monsterneming, analyses, landmeten, pompen, graafwerk, damwanden, opvullen met schone grond, laden/lossen, transport, sloop/herstel, en bemaling;

    • ·

      van toezicht, technisch overleg, (eind)rapportage en evaluatie;

    • ·

      van tijdelijke beveiligingsmaatregelen en nazorg;

    • ·

      van

      • -

        opslag en reiniging van de verontreinigde grond, en

      • -

        stort alleen indien het ServiceCentrum Grondreiniging een ‘niet-reinigbaarverklaring’ heeft afgegeven. Het oordeel van het ServiceCentrum Grondreiniging is niet vereist indien artikel 3 van de Regeling Beoordeling Reinigbaarheid Grond Bodemsanering (Staatscourant 2000, 121) van toepassing is;

    • ·

      die in verband met sanering verschuldigd zijn op grond van andere verplichtingen (zuiveringslasten, stortingsrechten, nutsbedrijven, verzekeringen, vergunningen/ontheffingen, leges, niet terugvorderbare BTW, kadastrale rechten);

  • l.

    de netto-saneringskosten: de saneringskosten verminderd met de omzetbelasting (BTW) indien en voorzover deze in vooraftrek kan worden genomen, alsmede verminderd met de kosten die samenhangen met andere werkzaamheden dan het onderzoek of de sanering (samenlopende kosten) die

    • ·

      in ander verband reeds waren voorgenomen of verplicht, zoals het bouwrijp maken, het graven van een bouwput, het slopen van opstallen, de taken voor waterleidingmaatschappijen voortvloeiende uit de Waterleidingwet,

    • ·

      met een ander oogmerk extra worden verricht, bijvoorbeeld het verbeteren van de infrastructuur na sanering,

    • ·

      in een ander kader uit praktische overwegingen gelijktijdig worden uitgevoerd, zoals het vernieuwen van de riolering, en voorts verminderd met het concrete bedrag dat bij de verwerving op de koopsom in mindering is gebracht met het oog op de aanwezigheid van een verontreiniging van het bedrijfsterrein, indien en voorzover de verwerving heeft plaatsgevonden op of ná 1 januari 1983 en de bedoelde vermindering met het concrete bedrag blijkt uit de schriftelijke stukken die aan de verwerving ten grondslag liggen;

  • m.

    het schriftelijk verslag van de uitvoering van de sanering: het verslag waarin voor wat betreft de sanering dan wel, in het geval van een gefaseerde sanering in de zin van artikel 38 lid 4 Wbb, voor wat betreft een fase of meerdere fasen van een sanering is opgenomen

    • ·

      een beschrijving van de getroffen saneringsmaatregelen;

    • ·

      een beschrijving van de kwaliteit van de bodem na het uitvoeren van (de fase(n) van) de sanering, waaronder mede begrepen een beschrijving van de aard en de omvang van de verontreiniging indien na de sanering verontreiniging in de bodem aanwezig is gebleven;

    • ·

      indien de verontreinigde grond is afgegraven of het verontreinigde grondwater aan de bodem is onttrokken, de hoeveelheid, de kwaliteit en de bestemming van die grond onderscheidenlijk dat grondwater;

    • ·

      indien ten behoeve van de sanering grond wordt aangevoerd de hoeveelheid, de kwaliteit en de herkomst van de aangevoerde grond;

    • ·

      een evaluatie van de mate waarin de effecten van de getroffen saneringsmaatregelen overeenstemmen met de beoogde effecten;

    • ·

      indien na de sanering nog verontreiniging in de bodem aanwezig is: een aanduiding dat de verontreiniging beperkingen in het gebruik met zich brengt, dan wel maatregelen noodzakelijk maakt;

    • ·

      de datum waarop de feitelijke saneringswerkzaamheden zijn afgerond.

Artikel 2 Doel van de regeling

Deze regeling heeft ten doel het verstrekken van de subsidie ten behoeve van de sanering van de bodem van een in gebruik zijnd en blijvend bedrijfsterrein.

HOOFDSTUK II DE AANVRAAG VAN DE SUBSIDIE

Artikel 3 Wijze van indienen van de aanvraag

De aanvrager vraagt de subsidie aan met behulp van een door het College vastgesteld en ter beschikking gesteld aanvraagformulier.

Artikel 4 De inhoud van de aanvraag

De aanvraag bevat in ieder geval:

  • a.

    de naam en het adres van de aanvrager, alsmede van de eigenaar of de erfpachter van het bedrijfsterrein indien dat niet dezelfde persoon is als de aanvrager;

  • b.

    de dagtekening;

  • c.

    een aanduiding van de beschikking die gevraagd wordt;

  • d.

    gegevens omtrent de ernst van de verontreiniging ter plaatse van het bedrijfsterrein in de zin van artikel 6.1, onder d., zoals blijkend uit de resultaten van een Nader Onderzoek in de zin van artikel 1 Wbb;

  • e.

    gegevens omtrent de urgentie van de sanering van de verontreiniging ter plaatse van het bedrijfsterrein, zoals bedoeld in artikel 6.1, onder f;

  • f.

    gegevens omtrent de voorgenomen sanering van de verontreiniging, zoals blijkend uit een saneringsplan waarmee overeenkomstig het bepaalde in artikel 39 lid 2 Wbb bij beschikking is ingestemd dan wel op de datum van dagtekening van de aanvraag zoals bedoeld onder b. nog dient te worden ingestemd;

  • g.

    een begroting van de met de sanering verbonden saneringskosten en netto-saneringskosten, op basis van het onder f. bedoelde saneringsplan, waarbij heeft te gelden dat deze begroting dient te worden opgemaakt volgens een goede werkomschrijving, waarvan de kosten worden opgesteld in de vorm van een voldoende gedetailleerde inschrijfstaat en waarin een duidelijk inzicht wordt geboden in de omvang en de eenheidsprijzen van werkzaamheden, en waarbij voorts heeft te gelden dat de kosten van de opdrachtgever (zoals met betrekking tot aanbesteding, directievoering en milieukundige begeleiding) in het geval de netto-saneringskosten meer dan € 50.000,- bedragen maximaal 10% van deze netto-saneringskosten mogen zijn, in het geval deze kosten gelijk zijn aan of minder dan € 50.000,- een bedrag ter grootte van maximaal 20% van de netto-saneringskosten;

  • h.

    gegevens omtrent de eigendom van en indien van toepassing de erfpachtsituatie ter plaatse van het bedrijfsterrein en de juridische relatie van de onder a. bedoelde aanvrager tot het bedrijfsterrein, zoals blijkend uit een kopie van de koopovereenkomst, een kopie van de akte van eigendomsoverdracht en, indien van toepassing, een kopie van de akte tot vestiging van het erfpachtsrecht en de akte tot overdracht van het erfpachtsrecht;

  • i.

    gegevens omtrent de onderneming;

  • j.

    gegevens omtrent de ouderdom van de verontreiniging zoals bedoeld in de invulformulieren die zijn gehecht aan de Circulaire Ouderdomsbepaling, zie Bijlage D.

Artikel 5 De ontvangst van de aanvraag

Het College bevestigt onverwijld de ontvangst van de aanvraag.

HOOFDSTUK III DE VERLENING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 6 De voorwaarden voor de subsidie

  • 6.1 De subsidie wordt, met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 9.2, 9.3, 9.4 en 9.5, verleend indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    • a.

      de subsidieaanvraag wordt ingediend door of namens de eigenaar of de erfpachter

    • b.

      van een in gebruik zijnd bedrijfsterrein

    • c.

      waarvan de verwerving door de onder a. bedoelde eigenaar of erfpachter vóór 1 januari 1995 heeft plaatsgevonden

    • d.

      welk bedrijfsterrein op het tijdstip van het indienen van een aanvraag om subsidie ernstig verontreinigd is in de zin van artikel 29 Wbb

    • e.

      welke ernstige verontreiniging voor wat betreft een percentage van 80% of meer vóór 1 januari 1975 is veroorzaakt, hetgeen wordt bepaald op basis van de Circulaire Ouderdomsbepaling,

    • f.

      van welk bedrijfsterrein de sanering van de verontreiniging

      • ·

        ofwel milieuhygiënisch urgent is in de zin van artikel 37 Wbb, en de in de beschikking ernst en urgentie in de zin van de artikelen 29 en 37 Wbb op grond van de Circulaire bepaling saneringstijdstip voor gevallen van ernstige verontreiniging waarvoor sanering urgent is, Staatscourant 1997, 47, dan wel de voor deze Circulaire in de plaats komende wet- en/of regelgeving, opgenomen urgentietermijn op de dagtekening van de aanvraag voor de subsidie, zoals bedoeld in artikel 4, onder b., wordt ingediend nog niet is verstreken;

      • ·

        ofwel verplicht is als gevolg van de activiteiten die ter plaatse van het bedrijfsterrein worden verricht,

    • g.

      van welk bedrijfsterrein de ernst van de verontreiniging zoals bedoeld onder d. en e. en (het ontbreken van) de urgentie van de sanering zoals bedoeld onder f. blijkt uit een beschikking van het College,

    • h.

      voor welk bedrijfsterrein de aanvraag voor de subsidie is ingediend vóórdat met de sanering van het bedrijfsterrein een aanvang is gemaakt overeenkomstig een saneringsplan waarmee ingevolge het bepaalde in artikel 39 lid 2 Wbb bij beschikking is ingestemd en deze beschikking in werking is getreden in de zin van het bepaalde in artikel 20.3 van de Wet milieubeheer,

    • i.

      terwijl het College kan instemmen met de begroting van de met de sanering van het bedrijfsterrein verbonden saneringskosten en netto-saneringskosten, zoals bedoeld in artikel 4 onder g.

  • 6.2 In afwijking van het bepaalde in artikel 6.1, onder c., wordt de subsidie, met inachtneming van het bepaalde in artikel 6.3 en de voorwaarden die zijn neergelegd in artikel 6.1, onder d. tot en met i., eveneens verleend aan de in artikel 6.1, onder a., bedoelde eigenaar of erfpachter van een in gebruik zijnd bedrijfsterrein waarvan de verwerving na de datum van inwerkingtreding van deze Uitvoeringsregeling in de zin van artikel 19 heeft plaatsgevonden, indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    • a.

      deze eigenaar of erfpachter overlegt als bijlage bij het in artikel 3 bedoelde aanvraagformulier aan het College een Verklaring overeenkomstig een door het College opgesteld model waaruit blijkt dat deze eigenaar of erfpachter zich op de datum van verwerving jegens het College heeft verplicht het bedrijfsterrein te (doen) saneren, terwijl

    • b.

      uit de onder a. bedoelde Verklaring tevens blijkt dat de eigenaar of erfpachter naar genoegen van het College financiële zekerheid heeft gesteld voor het bedrag ter grootte van de saneringskosten verminderd met de mogelijke aanspraak op de subsidie die zou hebben te gelden voor de eigenaar of erfpachter van wie hij het bedrijfsterrein heeft verworven.

    Indien de eigenaar of erfpachter van een in gebruik zijnd bedrijfsterrein aan de voorwaarden in de eerste volzin van deze bepaling voldoet, wordt hij bij de bepaling van de hoogte van de subsidie zoals bedoeld in artikel 7 gelijk gesteld met degene van wie hij rechtstreeks de eigendom of de erfpacht heeft verworven. Het in artikel 6.1, onder h., bedoelde saneringsplan heeft betrekking op het gehele geval van ernstige verontreiniging zoals bedoeld in artikel 1 Wbb.

  • 6.3 In afwijking van de vorige volzin mag in milieuhygiënisch urgente gevallen, waarbij de verontreiniging zich over meer percelen uitstrekt dan slechts het bedrijfsterrein, het saneringsplan betrekking hebben op uitsluitend de verontreiniging ter plaatse van het bedrijfsterrein en daarmee op een deelsanering indien aan de navolgende voorwaarden is voldaan:

    de bron van de verontreiniging bevindt zich niet op het bedrijfsterrein, en;

    • ·

      een gezamenlijke aanpak van de sanering van het gehele geval van de verontreiniging is naar het oordeel van het College niet mogelijk, en;

    • ·

      naar het oordeel van het College geen milieuhygiënische bezwaren tegen een deelsanering.

    De in de vorige alinea geformuleerde uitzondering geldt uitdrukkelijk niet in het geval de sanering van de verontreiniging van het bedrijfsterrein uitsluitend verplicht is als gevolg van de activiteiten die ter plaatse van het bedrijfsterrein worden verricht, zoals bedoeld in artikel 6.1, onder f., tweede aandachtsbolletje, tenzij het een dermate omvangrijk geval van diffuse verontreiniging betreft dat het eisen van de sanering van het gehele geval van verontreiniging naar het oordeel van het College kennelijk onredelijk zou zijn.

Artikel 7 De hoogte van de subsidie

  • 7.1 In het geval de eigenaar of erfpachter van het bedrijfsterrein waarvan de ernstige verontreiniging in de zin van artikel 29 Wbb voor 80% of meer vóór 1 januari 1975, zoals bepaald op basis van de Circulaire Ouderdomsbepaling, heeft plaatsgevonden, een directe of indirecte betrokkenheid heeft gehad bij de veroorzaking van die verontreiniging dan wel een duurzame rechtsbetrekking heeft gehad met de veroorzaker(s) bedraagt de subsidie 35% van de netto-saneringskosten.

  • 7.2 In het geval de eigenaar of erfpachter van het bedrijfsterrein waarvan de ernstige verontreiniging in de zin van artikel 29 Wbb voor 80% of meer vóór 1 januari 1975 is veroorzaakt, zoals bepaald op basis van de Circulaire Ouderdomsbepaling, niet zelf heeft veroorzaakt, en evenmin een directe of indirecte betrokkenheid heeft gehad bij de veroorzaking dan wel een duurzame rechtsbetrekking heeft gehad met de veroorzaker(s) bedraagt de subsidie:

    • a.

      bij verwerving vóór 1 januari 1975: 60% van de netto-saneringskosten;

    • b.

      bij verwerving op of ná 1 januari 1975 maar vóór 1 januari 1987: 35% van de netto-saneringskosten;

    • c.

      bij verwerving op of ná 1 januari 1987 maar vóór 1 januari 1995: 20% van de netto-saneringskosten.

  • 7.3 In afwijking van het bepaalde in de artikelen 7.1 en 7.2 bedraagt de subsidie in het geval het bedrijfsterrein ten dienste staat aan een MKB-bedrijf:

    • a.

      in het geval zoals bedoeld in artikel 7.1: 40% van de netto-saneringskosten;

    • b.

      bij verwerving vóór 1 januari 1975: 70% van de netto-saneringskosten;

    • c.

      bij verwerving op of ná 1 januari 1975 maar vóór 1 januari 1987: 40% van de netto-saneringskosten;

    • d.

      bij verwerving op of ná 1 januari 1987 maar vóór 1 januari 1995: 25% van de netto-saneringskosten.

  • 7.4 De subsidie bedraagt in het geval de in artikel 7.2 onder b. dan wel de in artikel 7.3 onder b. bedoelde verwerving heeft plaatsgevonden op of ná 1 januari 1975 maar vóór 1 januari 1983: de in artikel 7.2 onder a. respectievelijk de in artikel 7.3 onder b. bedoelde subsidie, tenzij het College op basis van de schriftelijke stukken die aan de verwerving ten grondslag liggen van oordeel is dat de aanvrager ten tijde van de verwerving op de hoogte was dan wel redelijkerwijs op de hoogte had kunnen zijn van de ernstige verontreiniging van het bedrijfsterrein.

  • 7.5 In geval de uitvoering van de sanering van het bedrijfsterrein overeenkomstig het bepaalde in artikel 38 lid 4 Wbb in fasen geschiedt, en de ontvanger van de subsidie, met inachtneming van het bepaalde in artikel 9.4, de mogelijkheid heeft een aanvraag tot vaststelling van de subsidie zoals bedoeld in artikel 10 in te dienen wanneer een of meer fasen van de sanering zijn voltooid, wordt de hoogte van de subsidie, met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 7.1 tot en met 7.4, berekend over de netto-saneringskosten die zijn gemoeid met de uitvoering van de voltooide fase(n) van de sanering.

  • 7.6 De subsidie wordt met betrekking tot de sanering van een geval van ernstige verontreiniging zoals bedoeld in artikel 1 Wbb dan wel de (deel)sanering van een bedrijfsterrein zoals bedoeld in artikel 6.3, tweede volzin, eenmalig verleend, vastgesteld en uitbetaald, met dien verstande dat wanneer zich de situatie als bedoeld in artikel 7.5 voordoet, heeft te gelden dat de subsidie, onverminderd de plicht tot voltooiing van de gehele sanering overeenkomstig het saneringsplan zoals bedoeld in artikel 6.1, onder h., eenmalig wordt verleend, vastgesteld en uitbetaald met betrekking tot de voltooide fase(n) van de sanering.

  • 7.7 De subsidie wordt niet verstrekt in het geval ten behoeve van de uitvoering van de sanering van de bodem van het bedrijfsterrein een andere financiële bijdrage van de overheid dan deze subsidie is, wordt dan wel kan of had kunnen worden verkregen. De subsidie wordt evenmin verstrekt indien de saneringsverplichting voortvloeit of samenhangt met maatregelen die hadden moeten worden getroffen op grond van het Besluit tankstations milieubeheer (besluit van 20 januari 1994, Stb. 53, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 18 oktober 2001, Stb. 487).

Artikel 8 De beslissing op de aanvraag tot verlening van de subsidie

  • 8.1 Het College beslist op de aanvraag tot verlening van de subsidie binnen een termijn van acht weken na de ontvangst van de aanvraag.

  • 8.2 Het College kan de in artikel 8.1 bedoelde termijn, met redenen omkleed, eenmalig met een termijn van twaalf weken verlengen. De aanvrager wordt van de verlenging terstond schriftelijk op de hoogte gesteld.

  • 8.3 In het geval onvoldoende gegevens zijn aangeleverd om de aanvraag te kunnen beoordelen wordt de in de artikelen 8.1 en 8.2 bedoelde beslistermijn opgeschort met ingang van de dag waarop het College de aanvrager uitnodigt de aanvraag aan te vullen tot de dag waarop de aanvraag is aangevuld of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.

Artikel 9 De inhoud van de beschikking tot verlening van de subsidie

  • 9.1 De beschikking tot verlening van de subsidie vermeldt in ieder geval

    • a.

      de hoogte van de subsidie in een percentage zoals bedoeld in artikel 7, en

    • b.

      de maximale hoogte van de subsidie in euro’s, op basis van het percentage zoals bedoeld onder a. van de begroting van de netto-saneringskosten zoals bedoeld in artikel 4, onder g., vermeerderd met een percentage van 15% over de netto-saneringskosten.

  • 9.2 De beschikking vermeldt voorts dat de subsidie wordt verleend onder de navolgende voorwaarden en verplichtingen:

    • a.

      in het geval wordt gesaneerd naar een meer gevoelig gebruik dan gebruik als bedrijfsterrein, dient het bedrijfsterrein gedurende een periode van vijf jaar na de datum waarop de feitelijke saneringswerkzaamheden zijn afgerond, zoals vermeld in het schriftelijk verslag van de uitvoering van de sanering, in gebruik te blijven als bedrijfsterrein;

    • b.

      binnen twaalf maanden nadat door het College ingevolge het bepaalde in artikel 39 lid 2 Wbb is ingestemd met het saneringsplan, zoals bedoeld in artikel 6.1, onder h., dient een daadwerkelijk begin te worden gemaakt met de uitvoering van de sanering;

    • c.

      de sanering van het bedrijfsterrein dient te worden afgerond en uitgevoerd overeenkomstig het saneringsplan waarmee ingevolge het bepaalde in artikel 39 lid 2 Wbb door het College is ingestemd, zoals bedoeld onder b.;

    • d.

      binnen acht weken na de datum waarop de feitelijke saneringswerkzaamheden zijn afgerond, dient overeenkomstig het bepaalde in artikel 10 een aanvraag tot vaststelling van de subsidie te worden ingediend, welke aanvraag vergezeld dient te gaan van een schriftelijk verslag van de uitvoering van de sanering waaruit volgt dat de sanering is uitgevoerd en afgerond overeenkomstig het saneringsplan zoals bedoeld in artikel 4, onder f.;

    • e.

      de aanvraag tot vaststelling van de subsidie, zoals hierboven bedoeld onder d. en in artikel 10, dient voorts vergezeld te gaan van een financieel verslag ter zake van de daadwerkelijk met de (fase(n) van de) sanering verbonden netto-saneringskosten op basis van het saneringsplan zoals bedoeld in artikel 4, onder f., welk financieel verslag vergezeld dient te gaan van een in opdracht en voor rekening van de aanvrager van de subsidie door een externe accountant, zoals bedoeld in artikel 2:393 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek, opgestelde verklaring omtrent de rechtmatigheid en de getrouwheid met betrekking tot het financieel verslag die wordt afgegeven na toetsing van de vorenbedoelde kosten aan artikel 7 van deze verordening;

    • f.

      in het geval de netto-saneringskosten op een tijdstip gelegen direct vóór de aanvang van de uitvoering van de (fase(n) van de) sanering in totaal worden geraamd op een bedrag dat gelijk is aan of minder dan € 50.000,- dient de aanvraag tot vaststelling van de subsidie, zoals hierboven bedoeld onder d. en in artikel 10, vergezeld te gaan van minimaal twee concurrerende offertes van aannemers, terwijl deze aanvraag in het geval de netto-saneringskosten op een tijdstip gelegen direct vóór de aanvang van de uitvoering van de (fase(n) van de) sanering in totaal worden geraamd op een bedrag hoger dan € 50.000,- vergezeld dient te gaan van minimaal drie concurrerende offertes van aannemers, waarbij steeds heeft te gelden dat een schriftelijke motivering zal moeten worden bijgevoegd indien niet wordt gekozen voor de goedkoopste offerte;

    • g.

      bij de aanvraag tot vaststelling van de subsidie, zoals hierboven bedoeld onder d. en in artikel 10, dient een verklaring van de milieukundige begeleider en de directievoerder inhoudende dat de netto-saneringskosten doelmatig zijn besteed, zijn gevoegd.

  • 9.3 Het College kan aan de beschikking tot verlening van de subsidie nadere voorschriften en verplichtingen verbinden.

  • 9.4 De in artikel 9.3 bedoelde voorschriften kunnen de ontvanger van de subsidie, in geval de uitvoering van de sanering van het bedrijfsterrein overeenkomstig het bepaalde in artikel 38 lid 4 Wbb in fasen geschiedt, de mogelijkheid bieden een aanvraag tot vaststelling van de subsidie zoals bedoeld in artikel 10 in te dienen wanneer een of meer fasen van de sanering zijn voltooid, met inachtneming van het bepaalde in artikel 7.5.

  • 9.5 De in artikel 9.3 bedoelde voorschriften kunnen, in aanvulling op het bepaalde in artikel 9.2, voorts verplichtingen bevatten met betrekking tot de verwezenlijking van de uitvoering van de sanering van de bodem van het bedrijfsterrein.

HOOFDSTUK IV DE VASTSTELLING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 10 De aanvraag tot vaststelling van de subsidie

  • 10.1 De ontvanger van de subsidie dient binnen acht weken na de datum waarop de feitelijke saneringswerkzaamheden zijn afgerond, zoals vermeld in het schriftelijk verslag van de uitvoering van de sanering, bij het College een aanvraag in tot vaststelling van de subsidie, met behulp van een door het College vastgesteld en ter beschikking gesteld aanvraagformulier.

  • 10.2 In geval de uitvoering van de sanering van het bedrijfsterrein overeenkomstig het bepaalde in artikel 38 lid 4 Wbb in fasen geschiedt, en de ontvanger van de subsidie overeenkomstig het bepaalde in artikel 9.4 de mogelijkheid is geboden een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in te dienen wanneer een of meer fasen van de sanering zijn voltooid maar niet de volledige sanering is voltooid, dient de ontvanger van de subsidie binnen acht weken na de datum waarop de feitelijke saneringswerkzaamheden met betrekking tot de fase van de sanering die in het kader van het bepaalde in artikel 7.5 bij de bepaling van de hoogte van de subsidie als laatste dient te worden meegerekend zijn afgerond, zoals vermeld in het schriftelijk verslag van de uitvoering van de sanering, bij het College een aanvraag in tot vaststelling van de subsidie, met behulp van een door het College vastgesteld en ter beschikking gesteld aanvraagformulier.

  • 10.3 De in de artikelen 10.1 en 10.2 bedoelde aanvraag tot vaststelling van de subsidie bevat in ieder geval:

    • a.

      de naam en het adres van de aanvrager;

    • b.

      de dagtekening;

    • c.

      een aanduiding van de beschikking die gevraagd wordt;

    • d.

      een schriftelijk verslag van de uitvoering van de (fase(n) van de) sanering in het geval waaruit blijkt dat de sanering is uitgevoerd en afgerond overeenkomstig het saneringsplan, zoals bedoeld in artikel 9.2, onder d.,

    • e.

      een financieel verslag ter zake van de daadwerkelijk met de (fase(n) van de) sanering verbonden netto-saneringskosten en een aan dit financieel verslag gehechte verklaring omtrent de rechtmatigheid en de getrouwheid, zoals bedoeld in artikel 9.2, onder e.,

    • f.

      minimaal twee concurrerende offertes van aannemers in het geval de netto-saneringskosten op een tijdstip gelegen direct vóór de aanvang van de uitvoering van de (fase(n) van de) sanering in totaal op een bedrag gelijk aan of minder dan € 50.000,- werden geraamd, dan wel minimaal drie concurrerende offertes van aannemers in het geval de netto-saneringskosten op bedoeld tijdstip in totaal op een bedrag hoger dan € 50.000,- werden geraamd, waarbij steeds heeft te gelden dat een schriftelijke motivering dient te worden bijgevoegd indien bij de uitvoering van de (fase(n) van de sanering van het bedrijfsterrein niet is gekozen voor de goedkoopste offerte, zoals bedoeld in artikel 9.2, onder f.,

    • g.

      een verklaring van de milieukundige begeleider en de directievoerder inhoudende dat de netto-saneringskosten doelmatig zijn besteed, zoals bedoeld in artikel 9.2, onder g.

Artikel 11 De ontvangst van de aanvraag tot vaststelling van de subsidie

Het College bevestigt onverwijld de ontvangst van de aanvraag tot vaststelling van de subsidie.

Artikel 12 De beslissing op de aanvraag tot vaststelling van de subsidie

  • 12.1 Het College beslist op de aanvraag tot vaststelling van de subsidie binnen een termijn van acht weken na de ontvangst van de aanvraag.

  • 12.2 Het College kan de in artikel 12.1 bedoelde termijn, met redenen omkleed, eenmalig met een termijn van twaalf weken verlengen. De aanvrager wordt van de verlenging terstond schriftelijk op de hoogte gesteld.

  • 12.3 In het geval onvoldoende gegevens zijn aangeleverd om de aanvraag te kunnen beoordelen wordt de in de artikelen 12.1 en 12.2 bedoelde beslistermijn opgeschort met ingang van de dag waarop het College de aanvrager uitnodigt de aanvraag aan te vullen tot de dag waarop de aanvraag is aangevuld of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.

Artikel 13 De inhoud van de beslissing tot vaststelling van de subsidie

De beschikking tot vaststelling van de subsidie vermeldt in ieder geval

  • a.

    of is voldaan aan de voorwaarden en verplichtingen voor de verlening van de subsidie zoals bedoeld in artikel 9, met uitzondering van het bepaalde in artikel 9.2, onder a., en,

  • b.

    in het geval aan de voorwaarden voor de verlening van de subsidie zoals bedoeld in artikel 9, met uitzondering van het bepaalde in artikel 9.2, onder a., is voldaan: de hoogte van de subsidie in euro’s, zoals bepaald op basis van de berekening waarin het percentage zoals bedoeld in artikel 9.1, onder a., juncto artikel 7 wordt gerelateerd aan de daadwerkelijk in het kader van de sanering gemaakte netto-saneringskosten, zoals bedoeld in artikel 10.3, onder e., alsmede

  • c.

    dat in het geval is gesaneerd naar een meer gevoelig gebruik dan gebruik als bedrijfsterrein, moet blijven worden voldaan aan de voorwaarde zoals bedoeld in artikel 9.2, onder a., op straffe van wijziging of intrekking van het besluit tot vaststelling van de subsidie zoals bedoeld in artikel 15.

HOOFDSTUK V DE UITBETALING, DE INTREKKING, DE WIJZIGING EN DE TERUGVORDERING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 14 De uitbetaling van de subsidie

  • 14.1 De subsidie wordt door het College uitbetaald als bijdrage ineens binnen acht weken na de beslissing als bedoeld in de artikelen 12 en 13.

  • 14.2 Op de subsidie wordt geen voorschot verleend.

Artikel 15 De intrekking, de wijziging en de terugvordering van de subsidie

  • 15.1 Met betrekking tot de intrekking en de wijziging van het besluit tot verlening en het besluit tot vaststelling van de subsidie zijn de artikelen 4:48 en 4:49 Awb onverkort van toepassing.

  • 15.2 Met betrekking tot de terugvordering van de subsidie is artikel 4:57 Awb onverkort van toepassing.

  • 15.3 Het besluit tot vaststelling van de subsidie kan in ieder geval worden ingetrokken dan wel gewijzigd zoals bedoeld in artikel 15.1, of teruggevorderd zoals bedoeld in artikel 15.2, in het geval het aan het College na de vaststelling van de subsidie is gebleken dat niet aan de in artikel 9.2 onder a. bedoelde voorwaarde is voldaan.

HOOFDSTUK VI OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 16 Toezicht op de naleving

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze Uitvoeringsregeling zijn belast de bij besluit van het College aangewezen dan wel aan te wijzen personen.

Artikel 17 Evaluatie doeltreffendheid en effecten subsidie in de praktijk

Het in artikel 4:24 Awb bedoelde verslag wordt voor het eerst drie jaar na de inwerkingtreding van deze verordening, zoals bedoeld in artikel 18, gepubliceerd.

Artikel 18 Inwerkingtreding en werkingsduur

  • 18.1 Deze Uitvoeringsregeling treedt in werking op 1 juni 2003.

  • 18.2 Deze Uitvoeringsregeling vervalt met ingang van de dag waarop de Wbb en/of de op die wet gebaseerde regelgeving in het onderwerp van deze verordening voorziet.

Artikel 19 Bekendmaking

De vaststelling van deze Uitvoeringsregeling wordt bekend gemaakt in het Gemeenteblad.

Artikel 20 Citeertitel

Deze Uitvoeringsregeling wordt aangehaald als “Uitvoeringsregeling subsidies Bedrijvenregeling Rotterdam”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van 27 mei 2003.
De Secretaris, N.van Eck
De Burgemeester, I.W. Opstelten
Dit gemeenteblad is uitgegeven op 18 juni 2003